Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie Vergadering van 22/01/2009
Vraag om uitleg van de heer Kris Van Dijck tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de organisatie van levensbeschouwelijke vakken
De voorzitter: De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik was al lang van plan om deze vraag te stellen. Ook naar aanleiding van het begin van dit schooljaar heb ik opgevangen dat er in een aantal scholengemeenschappen, ook bij ons, problemen waren met betrekking tot de organisatie van levensbeschouwelijke vakken.
We weten allemaal dat de levensbeschouwelijke vakken die onderricht moeten worden, zowel binnen de gemeenschaps- als de gesubsidieerde scholen om de vrije keuze tussen de erkende godsdiensten en de niet-confessionele zedenleer te garanderen, geregeld worden per omzendbrief.
Mijnheer de minister, er is blijkbaar een probleem. De ouders of degenen die het ouderlijk gezag uitoefenen (in samenspraak met de leerling als die ouder is dan twaalf jaar) kunnen hun keuze kenbaar maken tot acht dagen na 1 september. Als mensen wachten tot na 1 september met die keuze zijn de scholen al vaak georganiseerd. Voor de levensbeschouwelijke vakken die niet op een grote vraag kunnen bogen, zorgt de keuze van een leerling er vaak voor dat heel wat extra uren in een school terechtkomen, de school voor leermeesters moet zorgen en moet schuiven met de lessenroosters.
Mijnheer de minister, hebt u er vanuit het departement zicht op of er wel degelijk een probleem is? Indien ja, is het niet mogelijk om de keuze te laten maken voor 1 september?
Ik kan me moeilijk voorstellen dat men voor die keuze zoveel tijd nodig heeft. De keuze voor levensbeschouwelijke vakken - en ik ga daar niet licht overheen - is een dermate gefundeerde keuze, dat men niet moet wachten tot het schooljaar is gestart vooraleer men kan zeggen wat men kiest. Ik denk dat dat praktisch zou zijn voor het organiseren van de lessenroosters.
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer de voorzitter, vooraleer de vragen te beantwoorden, is het aangewezen de concrete reglementaire modaliteiten te schetsen die een school moeten toelaten om tijdig de levensbeschouwelijke vakken te organiseren.
De organisatie van de levensbeschouwelijke vakken is rechtstreeks verbonden met de globale schoolorganisatie. Concreet betekent dit dat voor het vaststellen van het aantal ambten dezelfde tellingsdatum wordt gehanteerd, namelijk 1 februari van het voorafgaande schooljaar, uitgezonderd de enkele gevallen waar die tellingsdatum tijdens het lopende schooljaar wordt geplaatst, bijvoorbeeld bij structuurwijziging van scholen.
Het vaststellen van het aantal ambten voor levensbeschouwelijke vakken hangt uiteraard ook af van de gemaakte keuzes. De regelgeving bepaalt uitdrukkelijk dat ouders of meerderjarige leerlingen hun keuze moeten maken binnen de acht kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag van inschrijving in de school of vanaf de eerste schooldag van september. Verder geldt ook dat de gemaakte keuze in beginsel behouden blijft voor de hele duur van de studies in de school. Op de eerste schooldag van september volgen de leerlingen de keuze van vorig schooljaar, tenzij ze hun keuze wijzigen.
Mijnheer Van Dijck, tegenover deze concrete voorschriften plaatst u de praktijk. U stelt dat deze voorschriften tot problemen leiden omwille van het laattijdig vaststellen van wijzigingen in het keuzegedrag en omwille van het relatief laat, acht kalenderdagen na de eerste schooldag, definitief kunnen afsluiten van de keuzeprocedure.
Het is mij bekend dat er problemen zijn met betrekking tot de organisatie van de levensbeschouwelijke vakken. Er zijn mij geen problemen bekend die te verklaren vallen door deze vooropgestelde timing. De meeste problemen die ons gesignaleerd worden, hebben veeleer te maken met het overschrijden van deze acht dagen. En de verklaring daarvoor is tweeërlei. In een toenemend aantal gevallen worden directies geconfronteerd met ouders die onderling niet tot overeenstemming komen. Het gaat dan quasi altijd over ouders die gescheiden zijn of die in een echtscheidingsprocedure verwikkeld zijn. Omwille van de onderlinge onenigheid leveren ze niet tijdig het keuzeformulier in, waardoor de directie er terecht van uitgaat dat de keuze van voorgaand schooljaar gehandhaafd blijft. Nadat de datum is verstreken, ontvangt de school dan wel een nieuw keuzevoorstel. Door onderling beraad en zeer veel goodwill van de betrokken leerkrachten en de betrokken levensbeschouwelijke inspectie is men er tot op heden altijd in geslaagd deze laattijdige keuzes toch te respecteren.
Een delicater probleem betreft het ontbreken van voldoende gekwalificeerd personeel voor de levensbeschouwelijke cursussen. Vooral met betrekking tot de islamitische godsdienst heeft dit probleem zich dit schooljaar voorgedaan. De Executieve van de Moslims van België werd toen onmiddellijk van het probleem op de hoogte gesteld. Een initiatief van deze executieve, namelijk bijkomende selectieproeven voor kandidaat-leerkrachten islamitische godsdienst, heeft er toen toe bijgedragen dat nog in de loop van de maand oktober aanvullende aanstellingen konden gebeuren. We kunnen niet loochenen dat dit organisatorische gevolgen had. Het alternatief, niet ingrijpen, was evenwel ook een organisatorisch knelpunt voor de school, aangezien ze met een aantal leerlingen geconfronteerd werd die zij diende op te vangen.
Uit mijn antwoord is gebleken dat de meeste keuzes bekend zijn voor de start van het schooljaar, en het is daardoor mogelijk om een realistische planning te maken. Voor zover de keuzes niet bekend zijn bij het begin van het schooljaar, kunnen de meeste organisatorische problemen niet verklaard worden door de limietdatum voor de keuze. Een aanpassing van deze limietdatum zal dan ook geen oplossing bieden voor de organisatieproblemen met betrekking tot de levensbeschouwelijke vakken.
De voorzitter: De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck: Ik dank de minister voor het antwoord.
De voorzitter: Het incident is gesloten.