Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie Vergadering van 18/11/2008
Interpellatie van de heer Kris Van Dijck tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de Vlaamse basisschool in Komen
De voorzitter: De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik stel opnieuw een vraag over dit dossier. Ik doe dat met een zekere plaatsvervangende schaamte. Het dossier sleept al meer dan 25 jaar aan. Er wordt al eens gezegd dat grote problemen aangepakt kunnen worden, terwijl kleine problemen blijven liggen of moeilijk aan te pakken zijn. Dat is een algemene vaststelling die ik maak als ik kijk naar dit dossier.
Mevrouw de voorzitter, ik zou willen beginnen met dit dossier in zijn context te plaatsen. Daarnet deden we nog wat lacherig over de nieuwe, de jongere generatie. Voor jonge mensen is dit een banaal probleem. Ze weten bij wijze van spreken niet eens of het er een is of waar Komen ligt. Mijnheer de minister, ik stel deze vraag vanuit het oogpunt van de legitimiteit. Ik ben van mening dat eenieder zijn verantwoordelijkheid moet opnemen.
Mevrouw de voorzitter, ik wil ook even in herinnering brengen dat artikel 6 van de wet van 30 juli 1963 houdende de taalregeling in het onderwijs dat stelt dat de taalgrensgemeenten verplicht zijn om kleuter- en/of lager onderwijs in te richten in de andere landstaal indien voldoende ouders - 16 ouders voor het kleuteronderwijs en 16 voor het lager onderwijs - daarom vragen. Omwille van de vrije keuze kunnen de ouders ook vrij confessioneel onderwijs aanvragen. Mijnheer de minister, in Vlaanderen geldt niet alleen de geest maar ook de letter van de wet. Als mijn cijfers kloppen, geven we bijna 3500 leerlingen de kans om in Vlaanderen Franstalig onderwijs te volgen.
In 1979 hadden genoeg Nederlandstaligen in Komen die vraag ingediend. De gemeente was dus verplicht om Nederlandstalig basisonderwijs in te richten. Dat gebeurde echter niet. Zoals we allemaal weten, heeft dat aanleiding gegeven tot een crisis in de toenmalige Belgische regering. Om uit de impasse te geraken, heeft de regering toen beslist in de plaats te treden van de lokale overheid. Ze heeft een rijksbasisschool opgericht. De toenmalige Nederlandstalige minister voor Nationale Opvoeding, de heer Callewaert, hield de school in stand. Op het vlak van de praktische modaliteiten deed hij dat op basis van het akkoord-Callewaert-Busquin van 1981. Een dergelijke constructie en dergelijke afspraken kon de toenmalige Belgische regering in de toenmalige unitaire Belgische context perfect maken. De financiering van de Nederlandstalige school in Komen was dus ook in 2002 niet onwettig. Ze vloeide immers voort uit het protocol, dat in 1981 werd afgesloten tussen beide Belgische ministers.
Het is duidelijk dat de Vlaamse basisschool in Komen een van de laatste communautaire onderwijsknelpunten blijft. Vlaanderen financiert deze school van het gemeenschaps-onderwijs, ondanks het feit dat het de Franse Gemeenschap is die deze taak op zich zou moeten nemen. Op 10 juli 2002 heeft het Vlaams Parlement een motie goedgekeurd, waarin aan de Franse Gemeenschap gevraagd wordt haar verantwoordelijkheid op te nemen. In de motie staat ?? de bestaande protocollen als nietig dienen te worden beschouwd en dient er in geen subsidie meer te worden voorzien voor het Franstalige onderwijs in de faciliteitengemeenten, indien zou blijken dat de Franstalige Gemeenschap niet tegemoet komt aan die vraag en haar verplichtingen niet nakomt.? Toenmalig minister-president Hasquin heeft trouwens tijdens de vorige legislatuur brieven aan zijn Vlaamse collega geschreven waarin staat dat hij geen principiële problemen heeft met de oprichting van een Nederlandstalige taalwetschool in Komen als aan de wettelijke voorwaarden wordt voldaan. De hele discussie gaat al jaren over de invulling van de term ´wettelijke voorwaarden´.
Toch kwam er medio 2007 duidelijkheid. In overeenstemming met het KB van 20 november 1979 moeten het wettelijk bepaald aantal rechthebbende ouders met Nederlandstalige kinderen die in een taalgrensgemeente van het Franstalige gebied wonen - 16 gezinshoofden voor zowel het kleuter- als het lager onderwijs -, voor de eerste december voorafgaand aan het schooljaar op een gestandaardiseerd formulier een aanvraag indienen bij de gemeente. Indien er al een dergelijke gemeenteschool bestaat, kunnen subsidiair een bepaald aantal rechthebbende ouders een Nederlandstalige vrijekeuzeschool, bijvoorbeeld een gesubsidieerde vrije taalwetschool, voor subsidiëring door de Franse Gemeenschap voordragen.
Mijnheer de voorzitter, aan deze voorwaarden werd ook voldaan. Zo werd vorig jaar voor 1 december een officiële aanvraag voor de oprichting van een taalwetschool te Komen ingediend. Die aanvraag was en is juridisch voor 100 percent sluitend. Eind november 2007 werd er dan ook een aangetekende brief verstuurd, zowel naar het kabinet van toenmalig minister-president van de Franse Gemeenschap én minister van Onderwijs Arena als naar het gemeentebestuur van Komen. We zijn ondertussen bijna een jaar verder en tot nog toe is er geen enkele reactie gekomen.
Nochtans is het huidige Vlaamse regeerakkoord heel erg duidelijk over dit punt. Het stelt dat de Franse Gemeenschap moet voldoen aan haar wettelijke verplichtingen tot financiering van de Vlaamse school in Komen: anders zullen er eenzijdige maatregelen worden genomen.
Iedereen weet dat de Vlaamse Regering, samen met dit parlement, probeert om de controle te verwerven met betrekking tot de verantwoordelijkheid van elke gemeenschap voor dat faciliteitenonderwijs. Deze problematiek is hier in het verleden ook al aan bod gekomen. Momenteel blijft dit voor problemen zorgen. De belangenconflicten volgen elkaar in snel tempo op.
Ik zou nog een aantal voorbeelden kunnen aanhalen. Onlangs had ik nog contact met de school. Het water staat hun al niet meer aan de lippen: het staat tot aan de neusgaten. Als we nog even wachten, zal het probleem vanzelf zijn opgelost. Dan kan er niet langer sprake zijn van een Nederlandstalige school in Komen. Voor wie zich afvraagt of die ?berhaupt wel nodig is, wil ik enkele cijfers geven. Jaarlijks steken meer dan 200 kinderen uit Komen de taalgrens over, om Nederlandstalig onderwijs te volgen in Ieper, Mesen, Wervik, Heuvelland of Menen. Daaruit blijkt dat er wel degelijk vraag naar is. Dat heeft ook te maken met de aanpak. We hebben hier vaak de mond vol van meertaligheid van jongeren. Mensen, ook in Komen, kiezen ervoor hun kinderen Nederlandstalig onderwijs te geven, met ook extra aandacht voor het Frans.
Ik wil verhalen die ik ter plaatse hoor, in herinnering brengen, waaruit we kunnen concluderen dat die school kapot moet. Bij zwemlessen wordt het zwembad zo ingedeeld dat de kinderen van de Vlaamse school van Komen de binnenbaantjes moeten gebruiken: niet aan de kant, alstublieft. In de straat waar de school gelegen is, houdt het voetpad op aan de perceelsgrens van de school. Aan de andere kant van het perceel gaat het voetpad door. Op stratenplannen van Komen staan alle schooltjes, maar het Vlaamse schooltje niet. Ik wil niet in de val trappen van enig kaakslagflamingantisme, maar hier wordt de wetgeving niet nageleefd.
Mijnheer de minister, Vlaanderen heeft zeer lang zijn verantwoordelijkheid genomen, zozeer zelfs dat dat in tegenspraak was met het decreet dat we in deze commissie hebben goedgekeurd. Dat decreet stelt dat elke gemeenschap verantwoordelijk is voor het onderwijs op haar grondgebied, niet alleen wat de financiering betreft, maar ook wat de inspectie en dies meer betreft.
Bent u op de hoogte van de evoluties in dit dossier? Er zouden wel degelijk handtekeningen zijn ingediend. Bent u bereid het dossier zo spoedig mogelijk op de agenda van het Overlegcomité te plaatsen? Op welke wijze denkt u maatregelen te moeten nemen om datgene wat zowel dit parlement als de regering in het regeerakkoord heeft vooropgesteld, eindelijk eens tot uitvoering te brengen?
De voorzitter: De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen: Mevrouw de voorzitter, dat het Vlaamse basisschooltje een van de laatste communautaire onderwijsknelpunten is, zoals de heer Van Dijck hier heeft gezegd, lijkt me eerlijk gezegd wat overdreven. Het dossier van het faciliteitenonderwijs in zijn geheel is helemaal nog niet van de baan, integendeel. Het belangenconflict over het interpretatieve decreet dat de heer Van Dijck mee heeft ingediend (zie Parl. St. Vl. Parl. 2006-07, nr. 1163/1), blijft maar aanslepen. U weet allicht ook dat de behandeling in de Senaat voor de zoveelste keer is uitgesteld, ditmaal omdat onze collega, gemeenschapssenator Van den Brande, die een voorstel tot advies zou formuleren, in het buitenland vertoefde. Dat was de week voordien trouwens ook het geval. Toen kon er ook al geen meerderheidsvoorstel worden geformuleerd. Op die wijze haalt de Senaat de termijn van 30 dagen die werd opgelegd voor het formuleren van een advies, natuurlijk nooit.
Terzijde gezegd, het is een beetje ironisch dat CD&V actief meewerkt aan de Franstalige vertragingsmanoeuvres, waarvan de bedoeling maar al te duidelijk is. Bij de bespreking van het interpretatieve decreet, nu al een hele tijd geleden, had ik mijn vrees geuit dat het niet goedgekeurd zou raken voor het einde van deze legislatuur. Ik vrees dat het er steeds meer naar uitziet dat we het einde van de legislatuur niet halen, zodat onze opvolgers, wie ze ook mogen zijn, volgend jaar alles van meet af aan zullen moeten herbeginnen.
Mijnheer de minister, dat betekent dat deze regering alvast dit onderdeel van het regeerakkoord niet heeft uitgevoerd. Er was op 1 januari 2006 geen oplossing tot stand gebracht voor de problematiek van de pedagogische en taalinspectie in het Franstalige faciliteitenonderwijs. De Franse Gemeenschap voldoet, zoals hier nog eens blijkt, nog altijd niet aan haar wettelijke verplichting tot financiering van de Vlaamse school in Komen. Dat waren de twee voorwaarden die waren vooropgesteld. Ik stel vandaag echter vast dat er geen eenzijdige maatregelen zijn genomen, zoals in het regeerakkoord was vooropgesteld, zodat deze Vlaamse Regering tegen het einde van deze legislatuur bijna 50 miljoen euro zal hebben besteed aan het Franstalig onderwijs in Vlaanderen. U hebt me onlangs meegedeeld dat er 1635 leerlingen uit Waalse faciliteitengemeenten school lopen in Vlaanderen, een aantal dat trouwens jaarlijks stijgt. Van die kinderen gaan er 1107 naar het kleuter- en lager onderwijs. Uit Vloesberg zijn er dat 80, uit Moeskroen 437, uit Komen-Waasten 273 en uit Edingen 317. Ik preciseer die getallen omdat die kinderen in feite aanspraak zouden kunnen maken op Nederlandstalige faciliteitenscholen. Het zou voor elk van die gemeenten volstaan dat 16 ouders dat aanvragen. Dat dat in de praktijk niet gebeurt, lijkt me veelbetekenend.
De gang van zaken in de Vlaamse school van Komen is kenschetsend. Tot dusver werden de werkingskosten ervan door de Vlaamse Gemeenschap betaald, zoals de heer Van Dijck al preciseerde. Aanvragen tot subsidies aan de Franse Gemeenschap blijven, zoals gezegd, onbeantwoord, en ik vrees dat ze dat in de toekomst ook zullen blijven.
De minister laat het nu aan de vzw Knokk, de eigenaar van de gebouwen, over om al dan niet naar de Raad van State te stappen om de Franse Gemeenschap tot het nemen van een beslissing te verplichten. Ik maak me, zelfs in het geval van een gunstige uitspraak, weinig illusies over de gevolgen.
Ondertussen verkleinen de toekomstkansen van de school. Ik vind dat heel erg. Ik had gehoopt dat deze Vlaamse Regering zich met betrekking tot dit dossier niet gedurende heel de legislatuur door de Franse Gemeenschap aan het lijntje zou laten houden. Dit is de vorige legislatuur en de legislaturen daarvoor al gebeurd. Spijtig genoeg kan ik vandaag enkel vaststellen dat de huidige Vlaamse Regering toetreedt tot het rijtje van al die vorige Vlaamse Regeringen tijdens al die vorige legislaturen. De minister heeft, spijtig genoeg, in dit verband gefaald.
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw de voorzitter, wat het dossier van de Nederlandstalige school in Komen betreft, hebben de Nederlandstalige ouders van 24 kleuters en 20 kinderen in de leeftijdsgroep die lager onderwijs volgt en de vzw Knokk de gemeente Komen op 30 november 2007 gevraagd om, in toepassing van de onderwijstaalwet, een Nederlandstalige school op te richten. Ze hebben tevens een brief naar de minister-president van de Franse Gemeenschapsregering gestuurd. In deze brief wordt deze regering gevraagd deze school in de betoelagingsregeling op te nemen. Verder is verduidelijkt dat deze ouders voor katholiek onderwijs kiezen.
De ouders en de vzw Knokk hebben de betrokkenen gevraagd voor 1 februari 2008 te antwoorden. Noch de gemeente, noch de minister-president van de Franse Gemeenschapsregering hebben geantwoord. Ik ben pas recent op de hoogte gebracht van het uitblijven van enige beslissing van de gemeente en van de Franse Gemeenschap.
De aanvraag is onder de vroegere voorzitter van de vzw gebeurd. De bestuurswissel binnen de vzw is me pas na de zomervakantie meegedeeld.
Het Overlegcomité heeft deze kwestie in december 2003 besproken. De Franse Gemeenschap heeft toen een duidelijk standpunt ingenomen. Indien voldoende ouders een aanvraag zouden indienen, zou de Franse Gemeenschap een Nederlandstalige basisschool in Komen erkennen. Ik zou uitgaan van de veronderstelling dat dit nog steeds het standpunt van de Franse Gemeenschapsregering is.
De Nederlandstalige ouders in Komen en de vzw Knokk zouden via de Raad van State een beslissing van de gemeente en van de Franse Gemeenschap kunnen afdwingen. Mijn diensten hebben dit trouwens aan de voorzitter van de vzw laten weten.
Ik moet in dit verband natuurlijk wijzen op het ruimere geschil over het interpretatief decreet. Het Overlegcomité zal dit binnenkort bespreken. Op 23 oktober 2008 heeft de Commissie voor Institutionele Aangelegenheden van de Senaat het tweede, door de Commission communautaire française (COCOF) ingeroepen, belangenconflict besproken. Na de afronding van de bespreking in de Senaat zal dit dossier opnieuw door het Overlegcomité worden geagendeerd. Ik ben bereid de basisschool te Komen in de marge van de discussie over het interpretatief decreet aan te kaarten.
Het Vlaams regeerakkoord stelt dat tegen 1 januari 2006 een oplossing voor twee dossiers moest worden gevonden. Het gaat hier om de problematiek van de pedagogische inspectie en de taalinspectie in het faciliteitenonderwijs en om het probleem dat de Franse Gemeenschap haar wettelijke verplichting tot financiering van de Vlaamse school te Komen moest naleven. Het Vlaams regeerakkoord vervolgt met deze zin: ?Anders zal de Vlaamse Gemeenschap eenzijdig maatregelen nemen.? Het interpretatief decreet is eigenlijk een eenzijdige, op een oplossing van het globale probleem gerichte stap. Wat dit dossier betreft, moeten de Nederlandstalige inwoners van de gemeente, het gemeentebestuur en de Franse Gemeenschap tot een afwikkeling komen.
Mijn kabinet pleegt overleg met de vzw Knokk en helpt de vzw Knokk bij het opstellen van een juridisch correct dossier. Dit heeft eind november 2007 geleid tot het indienen van een aanvraag bij de gemeente Komen en bij de minister van Onderwijs van de Franse Gemeenschap tot opname in de subsidieregeling van de Franse Gemeenschap. Aangezien tot op heden geen antwoord op deze vraag tot subsidiëring is gegeven, is recent nog overleg met de vzw Knokk gepleegd.
Ik zal deze zaak uiteraard verder blijven opvolgen. Ik heb in dit verband reeds een afspraak met de ondertussen vernieuwde raad van bestuur van de lokale vzw gemaakt. Ik zal in elk geval steeds op de hoogte worden gehouden.
De voorzitter: De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck: We hebben, onder meer met het interpretatief decreet, een aantal belangrijke stappen gezet. Ik vrees echter dat deze problematiek zichzelf zal oplossen. De minister heeft terecht gesteld dat de mensen die de handtekeningen hebben verzameld en ingediend, dit moeten afdwingen. Ze kunnen zich hiervoor tot de Raad van State richten. Hoelang dat zou duren, weet ik niet. Ik weet wel dat de impasse binnen de vzw ondertussen enorm groot is. Dit is niet verwonderlijk. Die mensen moeten al jaren tegen de bierkaai vechten.
Dit dossier is zeer illustratief. Wij doen wat van ons wordt gevraagd. Aan de andere kant van de taalgrens is het blijkbaar zeer moeilijk enige tolerantie aan de dag te leggen wanneer het om niet-Franstaligen of om de interpretatie en de uitvoering van de taalwetgeving gaat. De taalwetgeving is nochtans zeer belangrijk voor de evenwichten in dit land.
Ik zie eerlijk gezegd niet direct een mogelijkheid om een en ander hard te maken en ervoor te zorgen dat er wel degelijk een school in Komen komt. De cijfers zijn ook door de heer Van Nieuwenhuysen aangehaald: enorm veel kinderen steken de taalgrens over om in Vlaanderen school te lopen. Er is wel degelijk een behoefte aan Nederlandstalig onderwijs in die faciliteitengemeenten. We hebben het altijd over de grote groep Franstaligen in de rand, we vergeten dat er heel wat Nederlandstaligen aan de andere kant wonen. Het zijn hier wel degelijk de Franstaligen die de schotten oprichten. Wij zullen een motie indienen. Voor het schooltje in Komen zullen bijkomende inspanningen nodig zijn.
De voorzitter: De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb geen reden om op mijn besluit terug te komen - namelijk dat we geen stap dichter bij een oplossing staan dan bij de aanvang van deze legislatuur in 2004. U zegt dat het interpretatieve decreet neerkomt op die eenzijdige maatregel die in het regeerakkoord stond ingeschreven. Welnu, ik voorspel u dat dat niet tot een goed einde zal worden gebracht op het einde van deze legislatuur.
Tegen de vzw Knokk zegt u eigenlijk: we doen wat we doen en trek verder uw plan en ga maar naar de Raad van State. We weten intussen dat heel het project van de Vlaamse school in Komen op de klippen dreigt te - en waarschijnlijk ook zal - lopen. Tegen de volgende legislatuur zal er waarschijnlijk geen Vlaamse school meer zijn in Komen. Ik hoop dat ik het mis heb, maar daar ziet het wel naar uit. Dat is geen mooie eindbalans voor u als minister van Onderwijs in deze legislatuur.
De heer Kris Van Dijck: Mijnheer de minister, ik blijf geloven in een oplossing voor dit dossier. Kunt u het niet expliciet agenderen op het eerstvolgende Overlegcomité? We hebben het er vaak en lang genoeg over gehad. We zouden de redenering kunnen omdraaien en de financiering stopzetten en de anderen ook eens naar de Raad van State laten stappen. Ik pleit daar niet voor, maar ik begrijp de redenering van het gemeentebestuur van Komen en van uw collega van de Franse Gemeenschap echt helemaal niet.
Met redenen omklede moties
De voorzitter: Door de heer Van Dijck en door de heer Van Nieuwenhuysen werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.