Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Bestuurszaken, Institutionele en Bestuurlijke Hervorming en Decreetsevaluatie Vergadering van 08/07/2008
Vraag om uitleg van de heer Jan Peumans tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over het begrip ´bestuurder´ in de decreetgeving
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag sluit aan bij een schriftelijke vraag die beantwoord werd. Mijn vraag gaat uit van artikel 52 van het Provinciedecreet, dat stelt:?De deputatie wordt voorgezeten door de provinciegouverneur.? Dat staat er heel duidelijk in. Wij gaan er - ik veronderstel met heel de Vlaamse goegemeente - van uit dat de provinciegouverneur deel uitmaakt van de deputatie. Hij is er immers voorzitter van. Meer zelfs, sommige officiële websteks zeggen dit zelfs heel expliciet. Ik verwijs naar de webstek van de provincie Limburg. Daar staat:?De deputatie bestaat uit de gouverneur, de zes gedeputeerden en de provinciegriffier-secretaris.?
In sommige statuten, bijvoorbeeld ter oprichting van de stichting van openbaar nut ´Limburg Sterk Merk´ (LSM) als een provinciaal extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm, lezen we bij de samenstelling van de raad van bestuur:?alle leden van de deputatie van de provincie Limburg?. Hieruit leiden we af dat de provinciegouverneur deel uitmaakt van de raad van bestuur.
Niet dus, zo blijkt uit uw antwoord op onze schriftelijke vraag met nummer 175 van 22 mei betreffende ´provinciegouverneur/bestuursfunctie provinciaal agentschap´. U stelt in dat antwoord:?Uit de informatie die mij sindsdien bezorgd is, blijkt dat de provincieraad ter gelegenheid van de beslissing tot oprichting, ook de leden van de raad van bestuur van het agentschap heeft aangeduid. Ik kan enkel vaststellen dat de provinciegouverneur niet bij de aangeduide leden vermeld wordt.?
Mijnheer de minister, van twee zaken één. We hebben begrip voor uw antwoord dat de gouverneur geen deel uitmaakt van de deputatie, maar dan is op zijn minst de webstek van de provincie Limburg verkeerd, waarop expliciet de heer Stevaert vermeld staat als deel uitmakend van de deputatie. Ik heb voor u zelfs een fotootje van de webstek meegebracht om dit te staven.
Er is meer. De statuten van LSM stellen dat de gouverneur wel deel uitmaakt van het directiecomité en dat hij voorzitter is van het directiecomité. Geen probleem volgens uw antwoord op mijn schriftelijke vraag, want, ik citeer:?Verder lees ik wel dat de gouverneur van de provincie Limburg een van de vier leden is van het directiecomité, dat hij tevens voorzit. Ook hier zie ik formeel echter geen inbreuk op het geciteerde artikel 223. Enerzijds is de provinciegouverneur immers geen bestuurder. Anderzijds is hij ook geen ´vertegenwoordiger´, waarmee klassiek de afgevaardigden op de algemene vergadering, voor zover die bestaat, bedoeld worden.?
Dit lijkt ons de wereld op zijn kop. Ik resumeer even. De provinciegouverneur mag volgens het decreet geen bestuurder zijn van een provinciaal verzelfstandigd agentschap, daarover is iedereen het eens. Men maakt de persoon in kwestie voorzitter van het directiecomité, in de statuten van het betrokken agentschap ook wel het ´dagelijks bestuur´ genoemd, en van die voorzitter van het dagelijks bestuur zegt u dat hij geen bestuurder is. Begrijpe wie het kan.
Mijnheer de minister, ik heb twee vragen. Ik meen dat uw antwoord erg nuttig kan zijn voor de hele jurisprudentie die hierover ontwikkeld wordt.
Klopt het dat een provinciegouverneur geen deel uitmaakt van de deputatie? Klopt het dan ook dat wat op de webstek van www.limburg.be vermeld staat, onder ´deputatie´, foutief is?
Klopt het dat u de voorzitter van het directiecomité, in hun eigen statuten ook ´dagelijks bestuur´ genoemd, niet beschouwt als een bestuurder? Vindt u ook niet dat dit, ook al is het pro forma misschien correct, indruist tegen de geest van het Provinciedecreet? U spreekt in uw antwoord op onze schriftelijke vraag immers zelf over het feit dat u dit ´formeel´ niet beschouwt als een inbreuk tegen het Provinciedecreet.
De voorzitter: Minister Keulen heeft het woord.
Minister Marino Keulen: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Peumans, ik ken uw grote liefde voor het provinciebestuur van Limburg en ik weet dat u ter zake graag de puntjes op de i zet. Ik kan dat alleen maar toejuichen. We zijn wat dat betreft dus andermaal lot- en bondgenoten.
In uw vraagstelling vertrekt u van de vaststelling, bepaald in artikel 52 van het Provinciedecreet, dat de provinciegouverneur de voorzitter is van de deputatie en er dus ook lid van is. Artikel 44 van het Provinciedecreet stelt echter:?De deputatie van de provincieraad bestaat uit zes leden. Het voorzitterschap wordt geregeld conform artikel 52.? Artikel 45 van het Provinciedecreet bevat het basisprincipe dat?de gedeputeerden onder de provincieraadsleden worden verkozen?.
De provinciegouverneur is bijgevolg niet een van de zes leden van de deputatie, bedoeld in artikel 44. Krachtens artikel 59 van de Provinciewet is hij commissaris van de Vlaamse en van de federale regering. Hij wordt door de Vlaamse Regering benoemd op eensluidend advies van collega´s van de federale regering.
Het voorzitterschap van de deputatie is geregeld in artikel 52 van het Provinciedecreet. Het hangt niet samen met het lidmaatschap van de deputatie, zoals bedoeld in artikel 44. De provinciegouverneur heeft overigens geen stemrecht in de deputatie. Zijn bijzonder statuut is niet vergelijkbaar met dat van een burgemeester in de gemeenten.
De provinciegouverneur wordt ook niet in aanmerking genomen voor het bekomen van de meerderheid van de leden van de deputatie die bij toepassing van artikel 44 van het Provinciedecreet aanwezig moeten zijn om te kunnen beraadslagen en beslissen.
Uit de ontwerpstatuten van de stichting Limburg Sterk Merk, die bepalen dat alle leden van de deputatie er lid van zijn, kan bijgevolg ook niet afgeleid worden dat de provinciegouverneur lid zou zijn van de raad van bestuur. In de ontwerpstatuten wordt overigens ook vermeld dat bij de samenstelling van de raad van bestuur rekening moet worden gehouden met de onverenigbaarheden, en die worden opgesomd in artikel 223 van het Provinciedecreet. Artikel 223 bepaalt met name dat de gouverneur niet voorgedragen of aangewezen kan worden als vertegenwoordiger of bestuurder in een provinciaal verzelfstandigd agentschap.
De statuten staan er dus garant voor dat de provinciegouverneur geen lid is van de raad van bestuur van de stichting Limburg Sterk Merk. Indien dat in de praktijk wel het geval zou zijn, dan zou dat niet alleen in strijd zijn met het Provinciedecreet, maar ook met de eigen statuten van de provinciale EVA Limburg Sterk Merk.
Op de webstek van de provincie Limburg wordt inderdaad vermeld dat de deputatie bestaat uit de gouverneur, de gedeputeerden en de provinciegriffier-secretaris. Dat is geen juridische formulering. Onder de rubriek ´gouverneur´ staat wel correct dat de gouverneur de deputatie voorzit en geen stemrecht heeft.
Een provinciegouverneur kan geen lid zijn van de provincieraad en ook geen lid van de raad van bestuur of de algemene vergadering van een extern verzelfstandigd agentschap van de provincie. Dat staat in het Provinciedecreet, artikel 223. Artikel 230 van het decreet bepaalt dat de statuten de raad van bestuur kunnen toelaten om een directiecomité in te richten. Het volgende is heel belangrijk. De leden van dat directiecomité worden door de raad van bestuur benoemd. Wanneer de statuten erin voorzien, vormt het directiecomité bijgevolg een afzonderlijk orgaan ten opzichte van de raad van bestuur. Het kunnen dus andere mensen zijn dan de leden van de raad van bestuur. Hieruit volgt ook dat het Provinciedecreet een lid van het directiecomité niet beschouwt als een bestuurder. Waar er dus in het artikel 223 wordt verwezen naar de onverenigbaarheden voor bestuurders, gelden die niet voor leden van het directiecomité.
De bepalingen van de onverenigbaarheden zijn geïnspireerd op de bepalingen van artikel 48 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking. Ook daar gelden die enkel voor de bestuurders, maar bij die intergemeentelijke samenwerkingsverbanden is de situatie helemaal anders, omdat de leden van het directiecomité worden gekozen uit de leden van de raad van bestuur, wat niet noodzakelijk het geval is bij bijvoorbeeld de stichting of ook het autonoom bedrijf. Ik begrijp daarom wel enigszins uw verbazing omdat dit wel mogelijk is in een directiecomité van een extern verzelfstandigd agentschap. Anderzijds is het zo dat in een directiecomité geen beleidsbeslissingen worden genomen en dat de bevoegdheden van een directiecomité altijd beperkt blijven en kunnen worden gecontroleerd door de hogere organen.
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord, maar u zult wel begrijpen dat het mij niet overtuigt. Eigenlijk gaat het over wat ik ´truken van de foor´ noem: er wordt een omweg gebruikt om toch aan iemand tegemoet te komen. Ik zal uw antwoord nog eens heel grondig lezen. U haalt diverse artikelen aan. U weet net zo goed als ik dat de macht in dat provinciaal extern verzelfstandigd agentschap bij dat directiecomité ligt, en niet bij die raad van bestuur. U moet zich daar verder geen illusies over maken. Nu worden dergelijke trucs gebruikt om dat op te lossen. Het is altijd de bedoeling geweest dat er bij EVA´s een onverenigbaarheid van functies zou zijn, die ook moet worden doorgetrokken naar het directiecomité. U weet dat veel beter dan ik. U bent immers ook betrokken geweest bij de hele gang van zaken met betrekking tot Limburg Sterk Merk. Uiteindelijk wordt er een omweg gebruikt om een probleem op te lossen dat niet op een andere wijze kan worden opgelost. Dat directiecomité is eigenlijk het uitvoerende orgaan voor alles wat in dat provinciaal extern verzelfstandigd agentschap gebeurt.
Minister Marino Keulen: Mijnheer Peumans, ik moet me natuurlijk houden aan de tekst van het Provinciedecreet. Dat zijn eigenlijk de marges waarbinnen ik opereer. Ik heb verwezen naar wat het decreet daarover zegt.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de minister, dit wordt vervolgd.
De voorzitter: Het incident is gesloten.