Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 27/05/2008
Vraag om uitleg van mevrouw Joke Schauvliege tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de aanleg van duurzame en gebruiksvriendelijke trage wegen
De voorzitter: Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Joke Schauvliege: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, er doet zich een probleem voor met de aanleg van de trage wegen die door de zwakke weggebruikers en de recreanten gebruikt worden. Wandelaars, fietsers, joggers, maar ook ruiters maken graag gebruik van de trage wegen. Natuurlijk maken ook de landbouwers gebruik van die trage wegen, want zij hebben ze nodig om hun land te bereiken.
Er zijn enerzijds de trage wegen die een doorsteek hebben en aan de andere kant zijn er de wandelwegen in onze bossen en natuurgebieden. Tal van die weggetjes worden aangelegd door de VLM, andere door de lokale besturen.
Nu blijkt dat er zich een probleem voordoet met heel wat van die weggetjes, want ze worden aangelegd met steenpuin en afval van steen of bouwafval. Dit startte als proefproject, maar komt steeds vaker voor. Het probleem is dat de stenen loskomen en heel wat problemen veroorzaken voor fietsers en voor joggers, want het is heel onaangenaam om die paden te gebruiken. Het grootste probleem is dat via het steenpuin steeds meer afval op die weggetjes terechtkomt dat daar niet thuishoort.
Ik heb begrepen dat u onlangs een 'plaatsafstapping' hebt gedaan in de Uitkerkse Polders, waar een weggetje werd aangelegd met zulke stenen. Ik vernam dat wielertoeristen u op sleeptouw hebben genomen.
Ik wil ook verwijzen naar de paden in het Gentse natuurgebied Bourgoyen-Ossemeersen, want er blijkt asbest aanwezig te zijn in de paden. Dat is niet de enige plek: ook in het Sint-Baafskouterpark werd al ijzer, glas en smurrie op de weggetjes gevonden.
Ook is gebleken dat de attesten die worden afgeleverd voor het puin dat op die paden wordt gestort, niet altijd in orde zijn.
Er zijn dus twee problemen: het comfort van de weggebruiker en het, soms gevaarlijke, afval dat niet thuishoort in onze natuurgebieden en landbouwgebieden.
Mevrouw de minister, hebt u een idee van de hoeveelheid puin die jaarlijks op trage wegen of wandelwegen wordt gestort? Erkent u het probleem van het puin en de stenen die op lichtverharde trage wegen wordt gedumpt? Zijn er gebruiksvriendelijke alternatieven waardoor er geen bouwafval moet worden gestort op de wegen?
Kunt u richtlijnen geven aan de VLM, die heel veel van die natuurinrichtingsprojecten uitwerkt en die afhankelijk is van het Vlaamse Gewest? Kunt u richtlijnen geven zodat de trage wegen op een duurzame, milieuvriendelijke en gebruiksvriendelijke manier worden aangelegd? Soms leggen de lokale besturen die paden aan. Ik weet dat een aantal firma's die het steenafval kwijt willen, nogal wat reclame maken bij de lokale besturen en stellen dat ze die paden op een heel goede manier kunnen aanleggen, maar het resultaat is ernaar en er worden niet steeds voldoende kwaliteitseisen gesteld. Misschien kunt u een subsidie- of een samenwerkingsovereenkomst koppelen aan het duurzaam en correct aanleggen van de paden?
Wat is de stand van zaken van het onderzoek naar de aanwezigheid van asbest in de verharding aangebracht in een aantal Gentse natuurgebieden? Weet u hoe het asbestafval terechtkwam tussen het puin? Kunnen er conclusies uit worden getrokken om dit in de toekomst te vermijden?
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mijnheer de voorzitter, ik sluit me graag aan bij deze vraag. Het gaat volgens mij om een probleem van handhaving, want de afvalstoffenwetgeving stelt dat men enkel secundaire grondstoffen als niet-vormgegeven bouwstof mag aanwenden voor verharding van dergelijke paden, als ze over een gebruikscertificaat beschikken dat door de OVAM wordt afgeleverd. In principe moet dat certificaat garanderen dat de secundaire grondstoffen kwaliteitsvol zijn, dat er geen verontreinigingen in zitten, dat ze aan bepaalde uitloognormen voldoen en dergelijke meer. Als dat niet het geval is, is dit een manifeste overtreding van de afvalstoffenwetgeving en dan moet de OVAM de handhaving opvoeren, want dan is dit manifest in strijd met de regelgeving die we over secundaire grondstoffen hebben uitgeschreven.
Het zou een verkeerd signaal zijn, mevrouw de minister, om nu, wegens die foutieve aanpak en het illegaal gebruik maken van afvalstoffen als verhardingsmateriaal, secundaire grondstoffen in hun algemeenheid in een slecht daglicht te stellen. Het is immers wel degelijk van belang om secundaire grondstoffen, op voorwaarde dat ze beschikken over een gebruikscertificaat en geen verontreinigingen bevatten, te gebruiken als substituut, als vervangingsmateriaal, voor primaire grondstoffen zoals grind.
Er is immers ook een afbouw op het vlak van de grindwinning. We moeten dan ook alles in het werk stellen om zo veel mogelijk kwaliteitsvolle secundaire grondstoffen te gebruiken. Ik pleit in dat verband voor een verplichting van het selectief sloopbestek, wat de kwaliteit van die secundaire materialen in grote mate zou moeten bevorderen en wat een wettelijk aanvaarde toepassing van die secundaire grondstoffen kan vergemakkelijken en stimuleren.
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Ik dank mevrouw Schauvliege voor de vraag en de heer Martens voor de aansluitende beschouwing.
Mevrouw Schauvliege, er is tot op vandaag geen systematische inventarisatie van de hoeveelheid puin dat jaarlijks op de trage wegen wordt gestort.
Het is belangrijk om bij inrichting van trage wegen rekening te houden met verschillende aspecten: het functioneel gebruik van de wegen, de geografische bodemvariatie en de landschapsecologische en cultuurhistorische randvoorwaarden. In het kader van de inrichtingsprojecten die door de Vlaamse overheid gesubsidieerd worden, gebeurt de inrichting van de trage wegen op een zorgvuldige manier op basis van een grondige analyse van de bovenstaande criteria. Indien particulieren of andere overheden trage wegen inrichten, zijn ze gebonden door de vereiste vergunningen. Indien vergunningsvoorwaarden niet zijn gevolgd of geen vergunning werd aangevraagd, kan de overheid optreden.
U verwijst naar mijn bezoekje aan de Uitkerkse Polders. Het is wel grappig vast te stellen dat zoiets nog sneller geweten is als er geen pers bij is. Ik was daar niet omdat er geen vergunning zou zijn verleend, maar omdat er een probleem zou zijn op het vlak van de uitvoering van de werken. Ondertussen is daar een oplossing voor in de maak.
In het kader van de door Vlaanderen gesubsidieerde inrichtingsprojecten wordt, op basis van een analyse van het functioneel gebruik, de bodemvariatie en de landschapsecologische en cultuurhistorische randvoorwaarden van de trage wegen, een heel scala aan verhardingstypes toegepast. Men kan allerlei materialen gebruiken: beton, tweesporenbeton, kasseien, gestabiliseerde steenslag, steenslag, natuurlijk materiaal, zoals hakselmateriaal, zelfs onverhard. Naargelang het materiaal is het comfort voor de ene wat beter dan voor de andere. Zeker voor wandelpaden in een meer natuurlijke omgeving is het gebruik van natuurlijk materiaal een waardevolle optie.
De VLM is in het kader van de inrichtingsprojecten die door de Vlaamse overheid gesubsidieerd worden, steeds op zoek naar de meest gepaste inrichting van de trage wegen. Hierbij wordt actief gezocht naar de meest duurzame en gebruiksvriendelijke oplossingen, aangepast aan de omgeving. Hiervoor wordt, in het kader van Europese samenwerkingsprojecten, ook actief gezocht naar vernieuwingen op dat vlak in andere landen. Men gaat dus wel eens over de haag kijken.
Op dit ogenblik onderzoekt de VLM of ze samen met andere Europese partners de mogelijkheden van een Europees samenwerkingsproject specifiek rond de inrichting van wegen in de open ruimte kan uitwerken. In dat project zouden goede voorbeelden samengebracht worden. Dat zal ongetwijfeld inspirerend werken voor alle, ook lokale, overheden.
De VLM hanteert de toepasselijke bepalingen uit het door het agentschap Wegen en Verkeer opgestelde Standaardbestek 250. De laatste versie van dit standaardbestek dateert van vorig jaar en kan teruggevonden worden via www.wegen.vlaanderen.be.
Voorbeelden van goed ingerichte trage wegen kunnen inspirerend werken voor alle overheden. Goede inrichting uit zich zowel in het gebruik van duurzame materialen, een duurzame inrichting in relatie tot het beoogde gebruik van de weg en een duurzame inrichting in relatie tot de bodemvariatie en de landschapsecologische en cultuurhistorische randvoorwaarden van de weg. Net zoals er een vademecum bestaat voor fietspaden, zou het goed zijn te overwegen een gelijkaardig vademecum op te maken voor de trage wegen. Uiteraard zullen hier ook de resultaten van het Europese project dat op dit moment loopt, de basis vormen voor het Vlaamse vademecum, dat dan ter beschikking kan worden gesteld van de gemeentelijke overheden.
Mevrouw Schauvliege, er is een onderzoek gebeurd naar de concentratie van asbest in de wandelpaden. De resultaten tonen aan dat er geen urgente sanering noodzakelijk is. De stad Gent en de Vlaamse Landmaatschappij zetten wel juridische stappen om de aannemers die het steenpuin voor de wandelpaden hebben aangevoerd, in gebreke te stellen. De wegbedekking moet volledig worden verwijderd. Zolang dat niet is gebeurd, moeten een reeks maatregelen garanderen dat er geen gevaar is voor de volksgezondheid. Er zullen regelmatig luchtstalen worden genomen.
Mijnheer Martens, we moeten er inderdaad voor zorgen dat er geen herhaling mogelijk is. Een aangepast reglement voor het breken van puin in VLAREA is daarbij geen overbodige luxe. U stelt terecht dat het selectief sloopbestek een vereiste is. De zaak wordt opgenomen met mijn collega, minister Van Mechelen, die verantwoordelijk is voor de ruimtelijke ordening.
Mevrouw Schauvliege, hoe het asbestafval in het puin is terechtgekomen, is nog niet duidelijk. Dat wordt onderzocht.
De voorzitter: Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Joke Schauvliege: Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. U zegt dat u rekening houdt met het functioneel gebruik en dat wordt gekeken naar de duurzaamheid van het materiaal. Ik kan niet anders dan vaststellen dat steeds meer steenpuin gebruikt wordt om die wandel- en fietspaden en trage wegen aan te leggen. In het begin wordt dat verhard, maar later komen die stenen los. U bent zelf een loopster. U weet dan ook dat dit voor heel wat hinder zorgt bij het lopen.
Het is een goed idee een vademecum voor trage wegen op te stellen. Ik dank u daarvoor.
Ik kan u tal van voorbeelden geven van gevallen waarbij mensen komen aanzetten met allerlei zaken die ze gevonden hebben op die wegen. Ik pleit er dan ook voor om nog meer controle uit te oefenen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.