Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 22/05/2008
Vraag om uitleg van mevrouw Joke Schauvliege tot de heer Dirk Van Mechelen, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over sociale woningbouw in kasteeldomeinen
De voorzitter: Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Joke Schauvliege: Mijnheer de minister, ik heb u al een aantal keren vooral schriftelijke vragen gesteld over de herbestemming van een aantal beschermde monumenten, en kastelen in het bijzonder. U hebt verwezen naar de functiewijziging, de mogelijkheden om die beschermde kastelen en monumenten een nieuwe bescherming te geven. U hebt ook gezegd dat, onder andere, subsidies mogelijk zijn.
De kasteeldomeinen stellen volgens u niet echt acute problemen. De staat van de kastelen en domeinen is volgens uw bevindingen redelijk goed. U hebt ook gewezen op een globaal afwegingskader, de erfgoedlandschappen die via de ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP) ook verfijnd kunnen worden enzovoort.
Mijn ervaring is enigszins anders. Dikwijls gaat het om een heel complexe eigendomssituatie. Soms is er een gemengde eigendom, is ze voor een deel gemeentelijk, voor een deel publiek of privaat. Soms zijn er een heel pak erfgenamen, die samen eigenaar zijn. Dat leidt toch wel tot grote problemen om een herbestemming te geven aan die kasteeldomeinen.
Ik voel me gesterkt in mijn overtuiging door een van de conclusies van de op 12 april 2008 door de Vereniging van Vlaamse Provincies (VVP) gehouden studiedag ´De provincies maken Ruimte´. Er werd nagedacht over de verantwoordelijkheid van de provincies inzake ruimtelijke ordening. Een van de conclusies sluit perfect aan bij een aantal vragen die ik schriftelijk aan u heb gericht. Ze ging over kasteeldomeinen, die er volgens de VVP verwaarloosd bij liggen. Dat zou vooral te wijten zijn aan?de rigide regelgeving in de ruimtelijke ordening?. Ze stelt:?Kasteeldomeinen vinden geen nieuwe functie meer omdat ze in parkgebied liggen. Daardoor zijn ze vaak verwaarloosd.?
Een van de suggesties is om sociale huisvesting mogelijk te maken in die kasteeldomeinen. Ik vond dat een nogal opmerkelijk standpunt. Het is ook interessant in het licht van het nieuwe decreet. In uw schriftelijke antwoorden hebt u verwezen naar het nieuwe decreet op de ruimtelijke ordening. Daarin zouden een aantal nieuwe instrumenten worden opgenomen die het volgens u mogelijk zouden moeten maken om daar iets flexibeler en soepeler mee om te gaan, zonder uiteraard te raken aan de eigenheid en de beschermde waarde van domeinen.
Mijnheer de minister, klopt het volgens u dat de verwaarlozing van sommige kastelen en kasteeldomeinen het gevolg is van een te strenge, te strikte regelgeving van de ruimtelijke ordening? Zo ja, kan daar een oplossing voor geboden worden? Is het eventueel mogelijk om sociale huisvesting mogelijk te maken in een parkgebied, of moet men daar andere bestemmingen aan geven? Ik veronderstel dat u opnieuw zult verwijzen naar de erfgoedlandschappen, maar ik wacht natuurlijk uw antwoord af. Zijn er initiatieven om gemeenten en particulieren aan te moedigen de parkgebieden behorende bij kastelen een openbare functie te geven en aldus te behouden? Kunt u eventueel enkele voorbeelden geven?
De heer Patrick Lachaert: Collega´s, de heer Gatz heeft een interpellatie gehouden over het Bruegelproject. We hebben begrepen dat, om het cru te stellen, het Vlaamse Gewest te weinig geld heeft om dat te realiseren. De enige mogelijkheid is om de eigenaars van grote domeinen met bossen en weiden te motiveren om die gebieden toegankelijk te maken. Hier gaat het om het Bruegelproject. Dat idee kan echter van toepassing zijn voor heel Vlaanderen.
Het kan gaan om bepaalde wegen, binnen bepaalde periodes, zonder dat er in de bossen overlast ontstaat. Bij de afbakening van het grootstedelijk gebied Gent werd het parkbos de Giey in De Pinte ingericht en is er een dergelijk akkoord tot stand gekomen. De eigenaars willen wel meewerken als ze er iets voor in de plaats krijgen van de overheid. De overheid moet geen eigenaar zijn van al die bosgebieden. Belangrijk is dat ze toegankelijk zijn. Iemand die het gebied betreedt, stelt zich niet de vraag wie de eigenaar is.
De compensatie voor die eigenaars, in dit geval van het stadsbos Gent, was de meerbestemming van de gebouwen in dat gebied. Ik zou het iets breder zien en niet alleen kijken naar de sociale functie maar ook naar andere functies zoals horeca, kantoren, seniorie, diensten enzovoort. Dit voorbeeld toont toch aan dat het mogelijk is om een vrij groot gebied open te stellen zonder dat het iets kost aan de overheid. In dit geval worden zelfs de voetpaden onderhouden door de eigenaar als de Vlaamse overheid bereid is om aan het gebied een multifunctionele bestemming te geven.
Die gebouwen zijn inderdaad veel te groot voor één huishouden. Men kan die ook niet onderhouden. Men mag daar ook geen twee gezinnen of de kinderen in onderbrengen. Er moet een verschillend adres zijn. Anders gaat het om een meergezinswoning. Dat mag niet. Op dat vlak mag er in Vlaanderen veel niet. Dit mag zeker niet. Het einde van het verhaal is dat pa en ma samen in een erg groot kasteel zitten, dat de rest van de locaties in dat kasteel, of in die orangerie, of in die bijgebouwen geen enkele bestemming hebben. De meerderheid zal een voorstel van resolutie opstellen om daar iets aan te doen.
De voorzitter: De heer Bex heeft het woord.
De heer Jos Bex: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in onze gemeente wordt het probleem opgelost via een RUP voor merkwaardige gebouwen die kerngebonden zijn en merkwaardige gebouwen die niet kerngebonden zijn. Daarin zijn verscheidene functies opgenomen. Van eengezinswoningen worden meergezinswoningen gemaakt.
Mijnheer de minister, ik wil echter ook even van de gelegenheid gebruik maken om te verwijzen naar een u welbekend probleem. We hebben een prachtige vierkantshoeve. Het RUP voor de herbestemming is goedgekeurd. We mogen er kleinschalige bedrijven in vestigen. Er werd heel wat geld in gestoken om de zaak te restaureren. Eén schuur die op invallen staat, moet nog onder handen genomen worden. Niet de wetgeving op de ruimtelijke ordening, maar Monumenten en Landschappen is hier de oorzaak van het probleem.
De voorzitter: De heer Pieters heeft het woord.
De heer Leo Pieters: Mijnheer de minister, vergeef me als ik niet volledig op de hoogte blijk, maar er waren gesprekken met de diensten van de Vlaamse Bouwmeester om gezamenlijke projecten op te zetten. In welke mate is dat nog relevant? Gebeurt daar nog iets mee?
De voorzitter: Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen: Mijnheer de voorzitter, collega´s, het minste dat men kan zeggen, is dat de mogelijkheden voor het ontwikkelen van sociale woonprojecten in waardevol pratrimonium op dit ogenblik het parlement niet onberoerd laat. Zowel minister Keulen als ikzelf hebben hierover de afgelopen weken heel wat vragen gekregen. Het is dan ook niet slecht alles eerst op een rijtje te zetten.
Ik zou ook willen verwijzen naar de recente bespreking in de commissie met betrekking tot de vraag over de toekomst van het religieus erfgoed. Ik heb toen heel duidelijk gezegd dat het zeer moeilijk is om op het Vlaamse niveau een eenduidig, alomvattend standpunt in te nemen. Eigenlijk moet ieder dossier individueel op maat worden beoordeeld. Daarbij spelen uiteraard heel wat factoren een rol. Het gaat niet alleen om de types van gebouwen, maar ook over de ligging, de situering ten opzichte van dorpskernen. Bij de overweging moet dus gekeken worden naar een mix van elementen.
Uiteraard lenen bepaalde types van gebouwen zich beter tot een gebruik of herbestemming met een woonfunctie, maar zelfs binnen een bepaalde typologie is het onmogelijk om een algemeen standpunt te bepalen. Een kasteel met een rijk, authentiek interieur dat vrij gaaf bewaard is, is niet hetzelfde als een kasteel waar het interieur duidelijk van minder belang is. De situatie is in die gevallen duidelijk erg verschillend. In ieder geval is het in de praktijk weinig zinvol en zelfs bijna onmogelijk om voor elk afzonderlijk type van patrimonium een apart kader tot herbestemming naar sociale woonprojecten te creëren.
Gebruik, hergebruik en herbestemming dienen zich in heel verschillende contexten en omstandigheden aan. Ze kunnen verschillende vormen aannemen en onder verschillende condities gekwalificeerd worden. Telkens gaat het om een individuele beoordeling op maat. Ruimtelijke ordening is nog altijd geen moderne wiskunde. Het is erg belangrijk dat rekening wordt gehouden met de intrinsieke aanwezige erfgoedwaarden. We weten uit ervaring dat kastelen, kasteeldomeinen en landgoederen veelal grote entiteiten zijn, waarbij verschillende bevoegdheden, overheden en particulieren betrokken zijn. Bij de herbestemming van dit soort domeinen zou men bij wijze van spreken een multidisciplinaire taskforce moeten kunnen oprichten om het dossier op zijn merites te beoordelen.
Vanuit mijn domein Onroerend Erfgoed is het vanzelfsprekend wel belangrijk dat we de initiatiefnemers zoveel mogelijk ondersteunen in hun zoektocht naar een geschikte bestemming - lees herbestemming. We proberen dan ook zo veel mogelijk informatie gebaseerd op good practices ter beschikking te stellen. Het wiel is immers al uitgevonden.
In mijn opdracht werkt de administratie aan een globaal informatiepakket over de herbestemming en het hergebruik van waardevol patrimonium, ongeacht of dit nu kastelen of verlaten schoolgebouwen zijn. Deze ochtend was ik in Brasschaat. Daar ging de discussie over het hergebruik van de door de krijgsmacht verlaten Luitenant Coppenskazerne. We hebben daar ook mooie voorbeelden van: kazerne Blairon, kazerne Coppens, kazerne Bauwin. De bedoeling is om via good practices aan te geven hoe bepaalde gemeentes in de meeste gevallen erin geslaagd zijn dit waardevolle patrimonium te heroriënteren.
In uw vraag verwijst u naar parkgebieden. U stelt dat de verwaarlozing van sommige kastelen en de onmogelijkheid om er sociale woningen te creëren het gevolg is van de?rigide regelgeving inzake ruimtelijke ordening?. Mijnheer de voorzitter, ik denk dat het niet slecht is hier duidelijk te zeggen wat kan en wat niet kan. Wanneer men, zoals de heer Bex aangeeft, zorgt voor een aanpak via een doordacht planologisch proces, dan gaat men in een keer alle moeilijkheden uit de weg. Na een verantwoorde afweging kan een kader worden gecreëerd waarbinnen dit probleem vrij eenvoudig kan worden opgelost.
De vraag is natuurlijk of er telkenmale een planologisch proces moet worden opgestart, of dat we binnen het huidige vergunningenbeleid en decreet al aanzetten kunnen vinden. Als het over parkgebieden gaat, verwijs ik naar het koninklijk besluit (KB) van 28 december 1972, waarin een vrij summier verordenend voorschrift wordt gegeven voor parkgebieden:?De parkgebieden moeten in hun staat bewaard worden of zijn bestemd om zodanig ingericht te worden, dat ze, in de al dan niet verstedelijkte gebieden, hun sociale functie kunnen vervullen?. Daarmee moeten we het stellen.
Eén ding is duidelijk: bewoning is strijdig met dit voorschrift. Als men dit soort zaken wil oprichten in een parkgebied, dan botst men met de gewestplanbestemming en het koninklijk besluit. Men kan die regeling enkel overrulen door een nieuw planningsinitiatief. Een wet kan enkel gewijzigd worden via een andere wet.
De vraag is of er andere mogelijkheden zijn om de bestaande woonfunctie een nieuwe invulling te geven. Het spreekt voor zich dat in een bestaand kasteel de woonfunctie als vergund kan worden beschouwd. In de bestaande bewoningscontext zijn er dan wel een aantal mogelijkheden. Wat zijn nu die mogelijkheden voor deze kasteelsites en wat kunnen we ermee doen?
Vooreerst gelden daar de gewone mogelijkheden die in het decreet staan, maar die natuurlijk, omwille van hun omvang, in vele gevallen niet van toepassing zijn. Maar er zijn toch een aantal bepalingen die wel van toepassing zijn, met name het feit dat men kan verbouwen binnen het bestaande bouwvolume. U weet dat men volgens hetzelfde artikel mag herbouwen en uitbreiden tot 1000 kubieke meter, maar ik neem aan dat dit een theoretische beschouwing is, omdat kastelen normaal wel iets groter zijn. Uit dit artikel blijkt wel dat uiteindelijk het behoud van de woonfunctie en het aanpassen van het gebouw aan hedendaagse eisen zonder veel beperkingen kan.
Wat echter veel belangrijker is - en dat was een van de eerste decreetswijzigingen die ik als minister van Ruimtelijke Ordening in de vorige legislatuur heb doorgevoerd - was de omzetting van het verdrag van Granada, dat geleid heeft tot het inschrijven van artikel 195bis.
Artikel 195bis zegt:?De vergunningverlenende overheid en/of, met toepassing van artikel 193, paragraaf 2, de gemachtigde ambtenaar bij het verlenen van een gunstig advies, kunnen afwijken van de voorschriften van een plan van aanleg indien de aanvraag betrekking heeft op: het verbouwen, het herbouwen op dezelfde plaats binnen het bestaande bouwvolume, of het uitbreiden met maximaal 20 percent van het bestaande bouwvolume van een bestaand vergund gebouw dat definitief beschermd is als monument in het kader van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten; de wijziging van de functie van een bestaand vergund gebouw dat definitief beschermd is als monument in het kader van het voornoemde decreet van 3 maart 1976, voor zover de voortzetting van de vroegere functie onmogelijk blijkt of een duurzame leefbaarheid van het gebouw niet garandeert en de nieuwe functie de erfgoedwaarde ongeschonden laat of verhoogt.?
Dit artikel 195bis laat toe om binnen het bestaande volume, met een mogelijkheid tot uitbreiding met 20 percent, te komen tot de wijziging van de functie, in zoverre de nieuwe functie de erfgoedwaarde ongeschonden laat of verhoogt.
Bovendien stelt hetzelfde artikel:?Al de afwijkingen, vermeld in het eerste lid, kunnen slechts worden verleend op voorwaarde dat de goede ruimtelijke ordening niet wordt geschaad. Dit betekent onder meer dat de ruimtelijke draagkracht van het gebied niet wordt overschreden? - dit is dus een interpretatief artikel -?en dat de voorziene verweving van functies noch de aanwezige of te realiseren bestemmingen in de onmiddellijke omgeving, noch de gewenste ruimtelijke structuur in het gedrang brengt of verstoort.?
Deze afweging moet gemaakt worden naargelang het project. Verder staat er:? Het naleven van deze voorwaarden moet blijken uit de beslissing van de vergunningverlenende overheid of het advies van de gemachtigde ambtenaar.?
In artikel 195bis hebben we zeer concreet geregeld dat beschermde monumenten van functie kunnen wijzigen in zoverre de nieuwe functie de duurzaamheid verhoogt. Mijn lezing van dit artikel is heel duidelijk: een bestaand beschermd kasteel kan perfect de functie van sociale woningbouw krijgen, mocht dit ruimtelijk aangewezen zijn.
Misschien niet zo bekend is het besluit van de Vlaamse Regering van 28 november 2003 tot bepaling van de toelaatbare functiewijziging, waarbij we aan artikel 195bis een verlenging hebben gegeven. Artikel 10 stelt duidelijk:?Door toepassing van artikel 145bis? - dat zijn de zonevreemde woningen, ook kastelen -?van het decreet kan een vergunning worden verleend voor het geheel of gedeeltelijk wijzigen van het gebruik van een gebouw of gebouwencomplex, voor zover aan alle volgende voorwaarden is voldaan: het gebouw of gebouwencomplex is opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed? - in dit geval niet geklasseerd, maar gewoon opgenomen in de inventaris, en we zijn het erover eens dat alle kasteelsites zijn opgenomen en hieronder vallen -?, de voortzetting van de vroegere functie niet meer haalbaar blijft of garandeert de duurzame leefbaarheid van het gebouw of gebouwencomplex.?
Mijnheer de voorzitter, als mijnheer en mevrouw het te grote kasteel niet meer kunnen onderhouden - en de voorbeelden zijn legio - kan men op basis hiervan ook een afwijking verkrijgen.
In artikel 10 staat verder als voorwaarde dat de nieuwe functie de erfgoedwaarde ongeschonden moet laten of ze moet verhogen. Uiteindelijk is het de entiteit van het Agentschap Ruimtelijke Ordening-Onroerend Erfgoed (RO) die belast is met onroerend erfgoed die een gunstig advies moet uitbrengen over de aanvraag. Ook hier is het uiteindelijk de cel Onroerend Erfgoed binnen de agentschappen die beslist over het al dan niet gunstig adviseren. U weet dat er op dit ogenblik hierover een hele dialoog binnen de administratie woedt, om uiteindelijk te kijken welke herbestemmingen mogelijk zijn. Ook blijkt dat geen enkele functiewijziging bij voorbaat uitgesloten wordt, dus ook niet voor sociale woningen.
Mevrouw Schauvliege, ik denk dat de regelgeving op twee vlakken nogal wat mogelijkheden biedt. Er is een mogelijkheid op het vlak van vergunningenbeleid, op voorwaarde dat het ofwel geklasseerd is of geïnventariseerd en opgenomen in ons repertorium ´Bouwen door de eeuwen heen´, en er blijft nog altijd de mogelijkheid van een planningsinitiatief waarbij men maatwerk kan leveren.
Als het gaat over het herbestemmen van het kasteel, heb ik het antwoord gegeven. Als we het hebben over het parkgebied zelf, is dat vandaag, met het KB van 1972, niet mogelijk. Ik denk dat we tot die conclusie kunnen komen. Dus is er een planningsinitiatief nodig om dergelijke sociale woonfunctie tot stand te brengen.
Persoonlijk ben ik van mening dat toch nogal wat andere gebouwen de mogelijkheden en potenties hebben om verbouwd te worden tot sociale woongelegenheden. Ik denk daarbij aan leegstaande schoolgebouwen, oude gemeentehuizen, zelfs pastorieën of kloosters en gebouwen met een vroegere woonfunctie, die veel gemakkelijker aangepast kunnen worden aan de noden. In mijn gemeente hebben we een kasteeltje dat bewoond werd door de Broeders van Scheppers omgebouwd tot een woonfunctie, waarbij de bestaande indeling op maat gemaakt was en vrij snel, zonder veel kosten, omgevormd werd.
Wat planologie betreft, wil ik nog meegeven dat we, naar aanleiding van de discussie over de afbakening van de agrarische en natuurlijke structuren, bij wijze van proef in het meest recente RUP dat we hierover hebben opgesteld, werken met een nieuw typevoorschrift. Typevoorschrift CH staat voor een gemengd openruimtegebied met cultuurhistorische waarden. Dit typevoorschrift kan worden verfijnd, als maatwerk aangepast aan de bestemming die men uiteindelijk wil realiseren. Daaronder vallen parkgebieden, gemengde openruimtegebieden en gemengde openruimtegebieden met cultuurhistorische waarde, waar we telkens definities voor ontworpen hebben die dienstig kunnen zijn, ook voor provincies en gemeenten die ze willen hanteren.
Om initiatieven van gemeenten en particulieren aan te moedigen om parkgebieden en bijbehorende kastelen een openbare functie te geven, lijkt het me opnieuw relevant dat elk dossier ad hoc bekeken moet worden. In elk concreet dossier zal moeten worden afgewogen of een openbare functie mogelijk is en een meerwaarde heeft. Veel zal bijvoorbeeld afhangen van het feit of er in de nabijheid andere openbaar toegankelijke domeinen gelegen zijn, of het domein in het centrum van de gemeente gelegen is of eerder perifeer. Ik denk dat men er voor een domein in het centrum van een gemeente alles aan moet doen om te proberen, zoals het typevoorschrift van de gewestplannen zegt, het een sociale functie te geven en toegankelijkheid te creëren.
Ik wil nog meegeven dat we er ook decretaal aan sleutelen. Het nieuwe Onroerenderfgoeddecreet krijgt met de dag meer vorm, nu we door de ruimtelijke ordening zijn gesukkeld. Ook daar is het de bedoeling om de ontwikkeling van een langetermijnvisie te ondersteunen met beheersplannen, die we dan willen koppelen aan de financieringsstromen voor bijvoorbeeld onderhoud, restauratie en herstelwerkzaamheden.
Op dit ogenblik onderzoekt de administratie de mogelijkheid of we de financiering ook kunnen moduleren naar de mogelijkheid of de bereidheid tot openstelling, na renovatie en restauratie gesubsidieerd met openbare middelen. Vandaag zijn er al een aantal voorbeelden bij openmonumentenverenigingen, die een bijzondere premie krijgen als ze voldoen aan bepaalde voorwaarden inzake openstelling.
Wat de Vlaamse Bouwmeester betreft, is er inderdaad dialoog met onze administratie. Men test ook een aantal voorbeelden uit. Ik denk dat een vruchtbare dialoog tussen het Agentschap RO en de Vlaamse Bouwmeester in dit moeilijke dossier alleen maar een meerwaarde kan betekenen. Ik neem aan dat hij ook betrokken is, maar ik zal navraag doen, bij het handboek van good practices met betrekking tot het herbestemmen van waardevol patrimonium, kastelen, kloosters, kerken enzovoort.
De voorzitter: Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Joke Schauvliege: Mijnheer de minister, ik dank u voor het uitvoerige antwoord. Ik zou het inderdaad ook ruimer willen zien. Ik denk niet dat we het moeten beperken tot socialewoningbouw. Ik heb dat ook niet in die zin bedoeld in mijn vraag en heb in de inleiding ook duidelijk gesteld dat ook andere pistes mogelijk zijn voor socialewoningbouw.
Ik heb nog een aantal randbemerkingen bij uw suggesties om het op te lossen. Inzake de planologische aanpak kan ik u volgen, ware het niet dat de ervaring ons leert dat, als een lokaal bestuur een RUP moet opmaken, men vijf of zes jaar bezig is. Daar komt nu ook de MER-verplichting (milieu-effectenrapport) bij. Dat is allemaal niet zo evident. Men moet vanuit de provincie, van RWO (Ruimtelijke Ordening, Wonen en Onroerend Erfgoed), de mogelijkheid krijgen een aantal gebieden te herbestemmen, wat ook niet altijd evident is, zeker in landelijke gebieden. Het is mooi, het klinkt mooi, maar zo evident is dat zeker niet voor een lokaal bestuur.
Wat vergunningen betreft, verwijst u naar twee artikelen, artikel 195bis en artikel 10. Dat zijn inderdaad schitterende artikelen, waar heel wat mogelijkheden mee zijn. Ook daar hebben we lokaal wel wat ervaring mee, maar ik denk dat we niet mogen vergeten dat men een onderscheid moet maken. Als een gebouw is opgenomen in de inventaris, kunnen artikel 195bis en artikel 10 en de veel ruimere functiewijziging spelen. Als het een historisch gebouw is dat niet is opgenomen, valt het er volledig buiten en leert de ervaring dat men eigenlijk niets kan doen en men er geen enkele meergezinswoning of sociale woning in onder kan brengen of verschillende adressen kan creëren. Dan zit men volledig vast.
Ik denk dat er heel goede mogelijkheden zijn. Als het beschermd is, moet men natuurlijk een advies hebben. Als dat niet zo is, denk ik dat men echt vastzit. Daar zie ik op dit moment geen oplossing, enkel maar de planologische aanpak, maar het is niet zo simpel om dat op een redelijke termijn geregeld te krijgen als lokaal bestuur.
De voorzitter: Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen: Misschien nog meegeven dat de Vlaamse Regering vorige maand, na advies van de Raad van State, haar goedkeuring heeft gehecht - want het heeft heel wat voeten in de aarde gehad tussen het kabinet Leefmilieu en het kabinet Ruimtelijke Ordening met betrekking tot de Europese verplichting - aan de koppeling van een plan-MER aan een ruimtelijk uitvoeringsplan. Ik moet zeggen dat in dit geval de ministers gewonnen hebben tegen de kabinetschefs. De heer Deketelaere was van mening dat deze twee procedures los van elkaar gevoerd moesten worden om sustainable te zijn, terwijl minister Crevits en ikzelf van mening waren dat we moesten proberen ze in elkaar te schuiven. We hebben uiteindelijk dat laatste voorgelegd aan de Raad van State en hebben het gehaald. Het werd gunstig geadviseerd.
Op die manier moet het eigenlijk mogelijk zijn om dergelijk ruimtelijk uitvoeringsplan rond te krijgen op een termijn tussen vijftien en achttien maanden. Maar ik besef dat het al snel twee jaar is.
Artikel 195bis geldt voor geklasseerde gebouwen en artikel 10 van het besluit geldt voor geïnventariseerde gebouwen. Het zijn twee categorieën. Ik heb een aantal concrete gevallen waarin men vastzat doorverwezen naar het Agentschap RO, cel Onroerend Erfgoed, die het heeft bekeken en geïnventariseerd, waardoor het besluit van 2003 van toepassing is. Dat is een praktische tip.
De voorzitter: Het incident is gesloten.