Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 28/02/2008
Vraag om uitleg van mevrouw Tinne Rombouts tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over agroforestry
De voorzitter: Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega´s, in onze buurlanden is agroforestry opnieuw aan een opmars bezig. Heel wat landbouwers zien terug graten in het aanplanten van boomrijen op gras- of akkerland. Uit Nederlands praktijkonderzoek is gebleken dat dit niet alleen resulteert in een hoger rendement, maar ook een efficiëntere nutriëntencyclus op gang brengt. Kortom, door bomen en gewassen correct te combineren kunnen bedrijven een win-winsituatie realiseren.
In Frankrijk wordt agroforestry als agromilieumaatregel sinds 2001 gestimuleerd. De maatregel blijkt er zeer succesvol te zijn. In Vlaanderen is agroforestry nog vrij onbekend. Agroforestry is overigens niet opgenomen in het Programma voor Plattelandsontwikkeling, niettegenstaande de mogelijkheid bestaat dat een deelstaat subsidies geeft in het kader van het Europese plattelandsbeleid. De grootste drempel om met agroforestry van start te gaan, blijkt nog steeds de langetermijnstrategie te zijn die daartoe moet worden uitgewerkt.
Er zijn ook wettelijke beperkingen en onzekerheden. Zo is er momenteel een maximumgrens van vijftig bomen per hectare om nog recht op bedrijfstoeslag te hebben. Omdat agroforestry niet onder het Bosdecreet valt, mag het aanvragen van een kapvergunning geen problemen opleveren. Toch zorgt dit voor het nodige wantrouwen bij onze landbouwers.
Goed wetende dat er ook vragen zijn over het plattelandsbeleid, wat tot de bevoegdheden van de minister van Landbouw behoort, wil ik ook u enkele vragen voorleggen. Ziet de minister mogelijkheden om agroforestry als vorm van landbouwteelt de nodige ruimte en zekerheid te bieden? Op welke manier denkt de minister dit te realiseren? Moeten daartoe aanpassingen aan de bestaande regelgeving gebeuren? Zo ja, welke? Is de minister bereid om in extra middelen te voorzien voor landbouwers die de stap naar agroforestry willen zetten? Welke garanties kan de minister geven om ervoor te zorgen dat deze initiatieven niet stranden wegens een foute interpretatie van de huidige regelgeving? Is het bijvoorbeeld mogelijk om agroforestry vrij te stellen van de verplichting tot aanvraag van een kapvergunning?
De voorzitter: Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Joke Schauvliege: Mijnheer de voorzitter, ik ben zeer blij met de vraag van mevrouw Rombouts, maar ik zou er nog een bedenking aan willen toevoegen.
Als er natuurcompensaties moeten gebeuren, maken daar soms ook actieve landbouwgronden het voorwerp van uit, wat soms aanleiding geeft tot moeilijke discussies. Is het mogelijk, als er een inkleuring is als bos of natuur, dat er, eventueel via beheersovereenkomsten, ook aan agroforestry kan worden gedaan door de mensen die op die gronden nog actief zijn als landbouwer?
Er lopen een aantal concrete dossiers in die richting. Mevrouw de minister, het is interessant om te horen of u kunt meestappen in die richting.
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Mevrouw Rombouts, agroforestry kan in de gematigde streken op steeds meer belangstelling rekenen, ook vanuit het nieuwe Europese plattelandsbeleid van de Europese Unie. Bomen in combinatie met jaarlijkse teelten kunnen een grote landbouwproductiviteit hebben. De verhoogde ecologische efficiëntie van agroforestrysystemen vertaalt zich ook economisch in minder input en meer lokale houtproductie.
Op 19 oktober 2007 vond een studiedag plaats in het Vlaams Parlement, waarbij twee Franse experts van het Institut National pour la Recherche Agronomique, afgekort INRA, en het studiebureau Agroof de landbouwkundige, bosbouwkundige, technische en reglementaire aspecten uitgebreid hebben toegelicht. Nadien hebben de betrokken Vlaamse administraties een juridische stand van zaken gegeven. Ook het Agentschap voor Natuur en Bos heeft zijn inbreng gedaan, door de voorgestane agroforestrypraktijk in Vlaanderen te situeren binnen de context van het Bos- en het Natuurdecreet.
Het samengaan van teelten van merendeels eenjarige gewassen met bomen in wijd plantverband valt niet onder het Bosdecreet en de agroforestryopvatting zoals voorgestaan door de promotoren in het Vlaamse Gewest, is in se een landbouwactiviteit, waarvoor het beleidsdomein Landbouw en Visserij van minister-president Peeters, als Vlaams minister voor Landbouw en Visserij, bevoegd is.
De Vlaamse milieuadministratie heeft intussen wel een natuur- en milieueducatieproject goedgekeurd voor agroforestry. Het heet ´Natuur en landbouw die de handen in elkaar slaan: daar kan je op bouwen!´. Het project loopt van 5 oktober 2007 tot oktober 2009 en wordt gefinancierd door het departement Leefmilieu, Natuur en Energie. Als partners van WERVEL in het project zijn het Vlaams Instituut voor Bio-Ecologisch Bouwen en Wonen, afgekort VIBE, en de Jeugdbond voor Natuur en Milieu betrokken. De doelstelling van het educatieve project bestaat erin te sensibiliseren over de mogelijkheden van samengaan van landbouw en natuur, zonder verlies aan opbrengst en met een hogere efficiëntie.
Moeten er aanpassingen gebeuren aan de bestaande regelgeving? Wat mij betreft zijn er niet direct aanpassingen noodzakelijk aan de bestaande wetgeving om agroforestry mogelijk te maken. De beperking tot 50 bomen per hectare om agroforestry te combineren met het activeren van bedrijfstoeslagen is een Europese maatregel. Ik wil gerust het overleg opzetten, maar in feite is de minister van Landbouw hiervoor bevoegd.
De verplichting in het Vlaamse Gewest om een stedenbouwkundige vergunning aan te vragen voor het vellen van bomen met een omtrek van een meter en meer op een meter hoogte, is geen onoverkomelijke hinderpaal voor agroforestry en ruimtelijke ordening. We zitten hier dus echt wel op een breuklijn van een aantal bevoegdheden.
Voor zover het vellen van kleinere bomen strikt genomen ook in agrarisch gebied een natuurvergunning zou vereisen, kunnen wij het vellen van bomen in agroforestrypraktijk perfect aanzien als een normaal onderhoud waarvoor geen vergunning is vereist. Ook dat knelpunt kan uit de weg worden geruimd.
Dan zijn er de vragen naar extra middelen. Het voorzien in stimulansen voor agroforestry is in eerste instantie een zaak van het landbouwbeleid. Voor de bebossing van landbouwgronden is in het kader van mijn bevoegdheden wel een subsidiesysteem van toepassing, maar dan gaat het over bos en niet over landbouwteelten gecombineerd met een aantal bomen in wijd plantverband. Ook de aanleg van kleine landschapelementen zoals houtkanten met het oog op milieubescherming of natuurontwikkeling blijven in mijn bevoegdheidssfeer een mogelijkheid binnen het nieuwe Programma voor Plattelandsontwikkeling 2007-2013.
Ik zal een overleg plannen met de minister van Ruimtelijke Ordening, om te onderzoeken of het opportuun is om een vrijstelling te verlenen van stedenbouwkundige vergunningen voor het vellen van bomen binnen de agroforestrypraktijk.
De normale oogsttijd van aanplantingen in het kader van agroforestry is tussen vier en zes jaar na de aanplanting. Een kapvergunning is, buiten de ruimtelijk kwetsbare gebieden, slechts vereist vanaf acht jaar na de aanplanting, als de aanplanting stilaan het karakter van een bos aanneemt.
Mevrouw Schauvliege, u hebt een extra vraag gesteld. Ik zal u een stand van zaken laten bezorgen, want er zijn wat ontwikkelingen aan de gang op dit ogenblik.
De voorzitter: Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts: Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Wat betreft het project voor de voorlichting, stel ik voor dat er eventueel ook wordt samengewerkt met de administratie Landbouw. Als men voorlichting organiseert voor landbouwers, is het een belangrijk punt om hen te betrekken.
Agroforestry wordt enerzijds erkend als landbouw, heb ik begrepen. Maar als agroforestry het karakter van een bos krijgt, zijn er een aantal andere invalshoeken. Mevrouw de minister, als men morgen met agroforestry start, kan men dan vijf of tien jaar later zijn bos kappen en er opnieuw bieten of andere gewassen op telen? Is dat zeker, of krijgen de landbouwers te maken met een kapvergunning, waarvoor ze eventueel niet de toestemming krijgen, en moeten ze compensaties doen?
Minister Hilde Crevits: Ik denk vrij duidelijk te zijn geweest daarover. Men beschouwt het als landbouwactiviteit, maar dan moet het ook als dusdanig worden behandeld. Wat dat betreft, zouden er geen problemen mogen zijn.
Ik stel voor dat we proberen om het kader uit te tekenen en eventueel een verduidelijkend schrijven te sturen. Ten aanzien van kapvergunningen kan er een probleem zijn na een aantal jaren en ook ten aanzien van bouwvergunningen, afhankelijk van volume en grootte. We kunnen onderzoeken of er vrijstellingen kunnen worden verleend. Agroforestry is in principe sowieso geen bos. Wat mij betreft, gaat het om landbouwactiviteit.
Mevrouw Tinne Rombouts: Mij gaat het erover dat er duidelijke lijnen zijn. Als andere ministers er een andere interpretatie aan geven, dan lopen we vast. Een bos is er voor meerdere jaren. Als men interpreteert dat het over 5 of 10 jaar een bos is, en het Bosdecreet moet worden toegepast, zijn die mensen niet eerlijk behandeld.
De heer Jos Bex: Het zijn de kleine landschapselementen die voor verwarring zorgen.
Minister Hilde Crevits: Maar die zitten in een apart systeem en zijn gesubsidieerd. Dit is iets heel anders. Hier gaat het om een subsidie voor landbouwactiviteit, in het andere geval is het voor een natuurelement. Ik acteer in elk geval de vraag naar duidelijkheid en ik zal me inspannen om die duidelijkheid te helpen verschaffen, zonder dat ik ze vandaag al kan geven.
De voorzitter: Het incident is gesloten.