Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 13/12/2007
Interpellatie van de heer Ludo Sannen tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over het Natuurrapport 2007 en de toestand van natuur en bos in Vlaanderen
Interpellatie van mevrouw Marleen Van den Eynde tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de beleidsconclusies uit het Natuur?rapport (NARA) 2007
De voorzitter: De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijn vraag om uitleg is een interpellatie geworden, maar met een vraag zou ik al tevreden zijn geweest. Maar aangezien het Vlaams Belang een interpellatie heeft ingediend, is mijn vraag een interpellatie geworden.
Op maandag 26 november werd iedereen - ik denk de auteurs inbegrepen - verrast door voorpaginanieuws over het Natuurrapport 2007: een rapport dat pas een dag later plechtig aan de minister zou worden overhandigd. Uiteraard had ook de inhoud van het Natuurrapport 2007 pas dan wereldkundig gemaakt mogen worden.
Mevrouw de minister, deze onbedoelde primeur in sommige kranten was zonder meer vervelend voor u, voor uw kabinet en voor de medewerkers van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO), die het Natuurrapport 2007 met veel toewijding hebben samengesteld.
?Elk nadeel heb ze voordeel?, zei de onnavolgbare Oranjeheld Johan Cruijff. In dit geval is het niet anders. Eigenlijk, mevrouw de minister, kwam het u misschien wel goed uit dat de redacties van radio en televisie uitblonken door afwezigheid bij de eigenlijke voorstelling van het Natuurrapport.
De conclusies van het Natuurrapport 2007 zijn namelijk niet mals voor het beleid van uw voorganger. In zijn beleidsnota 2004-2009 sprak de voormalige minister zich meermaals uit tegen gold-plating binnen het Vlaamse natuur- en milieubeleid. Uit de evaluatie van zijn natuur- en bosbeleid, onder andere door het Natuurrapport 2007, blijkt dat hij woord heeft gehouden. Van gold-plating is er geen sprake meer, wel van zware roestvorming op de sporen die voorzichtig waren uitgezet naar een effectief natuurbeleid. Een beleid dat in de jaren negentig, mede door uw partij, mevrouw de minister, werd uitgetekend.
Het rapport is eigenlijk geen evaluatie van uw werk. U kunt er dus niet rechtstreeks op aangesproken worden. Dat excuus geldt evenwel niet voor uw toespraak tijdens de overhandiging van het Natuurrapport 2007. In uw commentaar op de ontluisterende conclusies ging u wel erg kort door de bocht, soms te kort, lijkt me.
Zo vond u het verstandig om uw toespraak op te hangen aan een uitspraak van die andere Nederlandse held, Willem van Oranje:?Het is niet nodig te hopen om te ondernemen, noch te slagen om te volharden.? Inderdaad, de perfecte samenvatting van het Natuurrapport 2007, mevrouw de minister, want de toestand van de Vlaamse natuur laat weinig reden tot hopen. Het beleid onderneemt te weinig en dreigt te volharden in een aanpak die weinig kans op slagen heeft.
Mevrouw de minister, ik zou opnieuw Johan Cruijff willen citeren:?als het niet goed gaat, dan gaat het niet goed? of?de waarheid is nooit precies zoals je denkt dat hij zou zijn?. Aan die waarheid gaf u in uw toespraak toch een rare draai. Neem nu uw hoeraverhaal dat u in 2007 zult zorgen voor een recordoppervlakte nieuw erkende natuurreservaten.
Het is inderdaad een publiek geheim dat uw voorganger, zacht gezegd, geen haast had met het ondertekenen van erkenningsdossiers. Het is een verdienste van u, mevrouw de minister, dat u de voorbije maanden benut hebt om eindelijk de kasten leeg te maken. Maar het is evenzeer een blaam voor uw voorganger. Zo stelt het Natuurrapport 2007 op pagina 156 ondubbelzinnig:?Tussen de aanvraag tot erkenning en de goedkeuring door de minister zit een aanzienlijk tijdsverschil. Het duurt gemiddeld 21 maanden vooraleer een erkenningsaanvraag door het Agentschap voor Natuur en Bos en het kabinet afgehandeld is.?
Verder vergeet u er wel bij te zeggen dat tussen de recordoppervlakte ook een recorddossier zit, namelijk de bossen van Averbode, van liefst 543 hectare. Een aankoop waarover uw voorganger niet altijd even lovend was.
Nog kwalijker is dat met een erkenning als natuurreservaat geen vierkante meter natuur extra wordt veiliggesteld. De erkenning is alleen een administratieve horde die genomen moet worden om met het beheer en het herstel van het natuurreservaat te kunnen starten.
De belangrijkste stap voor een effectief natuurbeleid is nog steeds het duurzaam verwerven van nieuwe terreinen. Hier legt het Natuurrapport 2007 de ware aard van het gevoerde beleid bloot. Uitgedrukt in constante prijzen vertoonden de subsidies voor aankoop de voorbije jaren een dalende trend. Maar niet alleen de natuurverenigingen krijgen minder aankoopruimte, ook de Vlaamse overheid zelf laat het afweten. In 2005 heeft de Vlaamse overheid zelf welgeteld twee hectare Vlaams natuurreservaat aangekocht, en slechts 122 hectare in 2006. Zo blijkt uit de natuurindicatoren van INBO. Ter vergelijking: in 2003 was dat nog 365 hectare.
Mevrouw de minister, natuurlijk zijn we blij met uw belofte om de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn volledig uit te voeren. Maar ook hier is een effectief beleid iets anders dan een papieren beleid. Zo klopt het inderdaad dat Vlaanderen internationaal gezien behoorlijk scoort met het aanduiden van 102.000 hectare Habitatrichtlijngebied.
Maar de biodiversiteit op het terrein schiet daar weinig mee op, zo blijkt uit het Natuurrapport. Hooguit een derde van deze oppervlakte kent enige vorm van natuurgericht beheer. Nauwelijks 12 percent van de Habitatrichtlijngebieden is intussen verworven door de Vlaamse overheid of door de terreinbeherende natuurverenigingen. 80 percent van de Vlaamse Habitatrichtlijngebieden, waaronder alle heideterreinen, lijden onder de voortdurende vermesting, door vooral stikstof en fosfaat. Op 15.000 hectare Habitatrichtlijngebieden verkiezen landbouwers om gewoon te blijven bemesten in plaats van gebruik te maken van een beheersovereenkomst. Die beheersovereenkomsten kosten handenvol geld en leveren weinig resultaat op.
In 2005 stelde het vorige Natuurrapport al vast dat er nauwelijks iets bekend is over de effectiviteit van deze beheersovereenkomsten. Nu twee jaar later moet het NARA 2007 vaststellen dat uw voorganger deze inconvenient truth niet onder ogen heeft durven zien.
Ook hier, mevrouw de minister, was een oranje verwijzing gepast. Twee derde van de Nederlandse Habitatrichtlijngebieden kent wel een natuurgericht beheer. De helft van de Nederlandse Habitatrichtlijngebieden is intussen wel aangekocht in het kader van de ecologische hoofdstructuur. Nederland beschikt over tal van rapporten die objectief aantonen dat agrarisch natuurbeheer geen afdoend antwoord vormt op het verlies aan biodiversiteit.
Het Natuurrapport 2007 toont aan dat voorkomen goedkoper is dan genezen. Een effectief natuurbeleid rust op twee pijlers: enerzijds het aanpakken van de milieuproblemen zoals verdrogen en vermesten aan de bron en anderzijds het aankopen en oordeelkundig beheren van natuur- en bosgebied.
Het NARA 2007 heeft het beleid van uw voorganger op de twee pijlers gebuisd. Het brongerichte beleid is immers ontoereikend en voor het effectgerichte beleid, dat moeilijker, intensiever en duurder is, wordt onvoldoende geld uitgetrokken. Het weinige goede nieuws uit het NARA is wel dat het gevoerde beheer door verenigingen zoals Natuurpunt, Limburgs Landschap en vzw Durme de gewenste resultaten oplevert, hoewel zij steeds harder moeten werken om niet verder achteruit te gaan. Daarom, mevrouw de minister, had u de inspiratie voor uw toespraak misschien beter gezocht bij de rode koningin uit Alice in Wonderland, die zegt dat je, om op dezelfde plek te blijven, zo hard moet rennen als je kan.
Onder uw voorganger stond het beleid stil en ging de natuur in Vlaanderen onmiskenbaar achteruit. Uw voorliefde voor rennen kennende, mogen we de komende jaren misschien hopen dat die achteruitgang stopt. De natuur in Vlaanderen, uw belangrijkste doelgroep, verdient meer dan een standstill. Het moet opnieuw vooruitgaan en een versnelling lijkt me dan ook noodzakelijk.
Mevrouw de minister, onderschrijft u de conclusies van het NARA 2007? Welke gevolgen zult u verbinden aan het niet halen van de biodiversiteitsdoelstellingen voor 2010? Hoe zal het beleidsdomein Landbouw daarbij betrokken worden? Hoe zult u de uitbreiding van de oppervlakte natuurreservaten en bossen in Vlaanderen versnellen om alsnog de eerder vastgelegde doelstellingen te halen?
De voorzitter: Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Mevrouw de minister, voor het eerst heeft het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek een natuurrapport voorgelegd. In dat rapport worden een aantal pijnpunten blootgelegd met als doel het beleid aan te sporen om nieuwe initiatieven te nemen.
Volgens de rapporteurs zou ongeveer 28 percent van onze planten en dieren bedreigd worden wanneer er geen bijkomende maatregelen genomen worden. Met andere woorden, zonder nieuwe initiatieven zal de biodiversiteit verder afnemen en zullen bedreigde diersoorten volledig verdwijnen.
In het rapport worden heel expliciet twee hoofdlijnen aangeduid die volgens de rapporteurs verantwoordelijk zijn voor de afname van de biodiversiteit, met name het verlies en de versnippering van leefgebieden, en de vermesting. Daarnaast wordt gewaarschuwd voor andere bedreigingen zoals klimaatverandering en de toename van invasieve uitheemse soorten.
Mevrouw de minister, heel wat collega´s herinneren zich wellicht dat er heel wat onrust was bij de gebruikers van de open ruimten toen de voormalige Vlaamse Regering haar plannen over de eerste fase van de afbakening van het Vlaams Ecologische Netwerk (VEN) bekendmaakte. Er werden zo´n 6000 bezwaren ingediend tegen het VEN. Ook in deze commissie liepen de discussies hoog op. Ook parlementsleden van de meerderheid stelden zich vragen over de afbakening van het VEN en het inkleuren van onder meer visputten in VEN-gebied waardoor het vissen daar aan banden zou worden gelegd.
Na heel wat discussie binnen de Vlaamse Regering werd op 17 oktober 2003 een regeerakkoord gevonden over een meer geïntegreerde manier van afbakenen van de natuurlijke en agrarische structuur. Een aantal pilootprojecten uit de vijftien geselecteerde regio´s zou aan de nieuwe aanpak getoetst worden.
Wij bekijken deze nieuwe visie met enige argwaan, want nu blijkt uit een concreet voorbeeld - met name het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) rond de Leievallei in de omgeving van Kortrijk - dat voor een aantal deelgebieden heel duidelijk afstand wordt genomen van de vooropgestelde principes en van de regeringsbeslissing van 17 december 2004 over de methode die gehanteerd wordt in het afbakeningsproces. Er was immers duidelijk gesteld dat er eerst een consensus of draagvlak moest zijn tussen de verschillende sectoren en partijen vooraleer herbestemmingen werden doorgevoerd. Er moest met andere woorden een consensus zijn over de visie op de ruimtelijke structuur.
Mevrouw de minister, onze argwaan bleek niet ongegrond, want uit de voorbeelden die ik zonet heb genoemd, blijkt duidelijk dat de gemaakte afspraken niet worden nageleefd. Mijnheer Sannen, u maakt een aantal scherpe opmerkingen aan het adres van deze regering. Uw partij maakte echter ook deel uit van de vorige regering. Ook de rapporteurs hebben vastgesteld dat ondanks inspanningen op het terrein, de vooruitgang niet altijd even merkbaar is. Ik denk dan ook niet dat u enkel deze regering kunt beschuldigen van een afname van de biodiversiteit.
Wanneer we vooruitgang willen boeken inzake natuur, dat zijn er nieuwe initiatieven nodig. De vraag is echter op welke manier we deze vooruitgang willen boeken.
Mevrouw de minister, denkt u dat, gelet op de negatieve resultaten inzake biodiversiteit, bijkomende concrete maatregelen noodzakelijk zijn? Welke maatregelen meent u te moeten nemen? Niet alle mogelijke initiatieven om afname van biodiversiteit te voorkomen, liggen bij u, mevrouw de minister, daarvan zijn we ons bewust. Bijvoorbeeld de problematiek van de verdere verstedelijking en het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) hebben er een aandeel in. Wordt er regelmatig overleg gepleegd met andere ministers om deze problematiek daadwerkelijk aan te pakken? Zo ja, op welke manier gebeurt dat? Heeft dat al tot concrete initiatieven geleid van andere ministers?
Mevrouw de minister, u zult uit mijn inleiding wel begrepen hebben dat ik vragen heb bij de manier van werken bij het afbakenen van het VEN. Ondanks de beslissing van de Vlaamse Regering van 17 december 2004 over de manier van werken bij de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en de agrarische structuur, gebeuren er via de gewestelijke groene RUP´s blijkbaar nog steeds voorafnames, zonder dat er een consensus of draagvlak bestaat tussen de verschillende sectoren en partijen. Een voorbeeld hiervan is aangegeven met het gewestelijk RUP Leievallei en de open ruimten in de omgeving van Kortrijk, waarvoor momenteel het openbaar onderzoek loopt. Wat is uw reactie hierop? Hoe gaat u daar verder mee om?
Niet alle initiatieven om de afname van biodiversiteit te voorkomen, liggen bij u. Hebt u bijvoorbeeld al met minister Van Mechelen gesproken om deze problematiek verder aan te pakken? Een belangrijke opmerking uit het Natuurrapport was dat uit een vergelijking met andere economische regio´s blijkt dat Vlaanderen niet zo slecht scoort. In rapporten van vorige jaren zijn de cijfers navenant. Toen was het ook niet altijd even rooskleurig. Er mag uiteraard wel een signaal komen van de onderzoekers, maar we moeten niet alles zo negatief zien. Zijn er initiatieven, door andere economische regio´s genomen, ook hier vertaalbaar? Werd hier al onderzoek naar verricht?
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de voorzitter de uiteenzetting van de heer Sannen had een hoger interpellatiegehalte dan die van de oppositie.
Ik heb over dit thema al uitgebreid het woord genomen naar aanleiding van de bespreking van de beleidsbrieven van Leefmilieu en van Ruimtelijke Ordening. Mevrouw de minister, ik heb toen al mijn teleurstelling getoond over uw matige ambitie in het natuurbeleid. Ik had van u meer verwacht, omdat ik weet dat u, in tegenstelling tot uw voorganger, een hart heeft voor natuur. Ik dacht dat u, uit voorliefde voor het rennen, in dezen de vlucht vooruit zou nemen en een nieuwe toon zou zetten rond het hele biodiversiteitsbeleid. Ik heb dat jammer genoeg niet gemerkt.
Ik ben al sinds 2004 aan het roepen in de woestijn, vooral voor het extra verwervingsbeleid, dus voor aankopen en een versnelling van de afbakening. Ik ben blij dat er andere partijen rechtstaan en zeggen dat het zo niet verder kan. We moeten een inhaalbeweging doen. Mijnheer Sannen, ik wil vragen dat ook binnen de regering te doen, door voldoende met de vuist op tafel te slaan als het erop aan komt.
Er is inderdaad een regeerakkoord. Dat wordt op sommige punten zeer consciëntieus nageleefd en op sommige punten zeer duidelijk niet. Er is wat dit betreft geen speld tussen te krijgen: deze regering zou de volgende fase van de afbakening realiseren. Er staat zeer expliciet dat we gaan naar 38.000 hectare extra winst voor natuur en 10.000 hectare extra winst voor bos. Ik ontwaar daar niets van. Ik heb daarover vooral met minister Van Mechelen gedebatteerd. Hij heeft me niet nadrukkelijk geantwoord.
Uw inspanningen voor de erkenning van natuurreservaten, vind ik zeer goed. Ik ben blij dat u de Merode hebt erkend en dies meer. Maar wat betreft de afbakening, had ik gehoopt dat deze regering op het einde van haar legislatuur met een flinke winst zou landen. Ik wil niet alleen de pijlen richten op minister Crevits, maar evenzeer op de hiërarchische verantwoordelijke, namelijk minister van Ruimtelijke Ordening Van Mechelen. Ik stel vast dat we in de afbakening van de dertien buitengebiedregio´s in 2009 in het beste geval zullen komen aan een herbevestiging van landbouw- en natuurgebieden, die in de feiten een extra winst zal opleveren van om en bij de 1000 hectare natuur. Misschien zal het 2000 hectare zijn, maar het zal in die orde van grootte liggen. Dat betekent dat deze regering ongeveer 1 tot 2 percent extra winst zal hebben geleverd. We zitten voor de afbakening op 70 percent. Dat wil zeggen dat er een serieuze doorschuifoperatie aan de gang is waarbij na 2009, en misschien wel 2010 of 2011, effectief de beslissingen moeten worden genomen over wat ik maar een derde fase van de afbakening van het VEN zal noemen, want de tweede fase is in de feiten een soort van herbevestigingsfase geweest.
Mevrouw de minister, ik sluit me aan bij de interpellatie van de heer Sannen. Ik zal dat straks proberen te vertalen in een korte motie, om gewoon een versnellingsoperatie op gang te zetten, door u geïnitieerd, richting minister Van Mechelen, en om te zeggen dat deze regering nog zichtbare resultaten moet leveren.
De voorzitter: Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Joke Schauvliege: Mijnheer de voorzitter, ik heb goed geluisterd naar de interpellanten. Zij focussen natuurlijk vooral op een aantal pijnpunten. Zo komen we weer bij de discussie of het glas halfleeg of halfvol is. Het rapport bevat immers ook een aantal kansen en het is een beetje goedkoop om te zeggen dat de voorbije twee jaar geen vooruitgang werd geboekt. Die uitleg is te goedkoop en doet de waarheid geweld aan. De huidige en de vorige minster van Leefmilieu hebben een groen hart en werken hard. Het is de verdienste van deze regering - en dat is wel een verschil met de vorige regeringen - dat echt geprobeerd wordt om een breed draagvlak te vinden. Ik ben ervan overtuigd dat het zoeken naar een breed draagvlak op termijn veel meer vruchten zal afwerpen dan een polarisering, dan het tegen elkaar opzetten van groepen. Het zoeken naar een breed draagvlak duurt misschien iets langer, maar het resultaat zal veel beter zijn, want iedereen zal overtuigd zijn van de noodzaak om er iets aan te doen. Eens de consensus en het draagvlak er zijn, kan veel sneller vooruitgang geboekt worden. Ik wil me dus niet focussen op de pijnpunten, maar wel op de kansen die het rapport biedt. Er wordt verwezen naar de achteruitgang van de biodiversiteit, maar ik wil graag aan de minister vragen welke kansen het rapport volgens haar biedt om op dat vlak een en ander bij te sturen en om naar verbetering te streven.
Een tweede punt betreft de uitvoering van het RSV. Die uitvoering verloopt inderdaad traag. Dat hebben we uitvoerig aangehaald bij de bespreking van de beleidsbrief van minister Van Mechelen. Het is goedkoop om te schieten op minister Crevits en om te beweren dat het allemaal haar schuld is. Het is de verantwoordelijkheid van de volledige Vlaamse Regering om een tandje bij te steken. Dat was ook de conclusie bij de bespreking van de beleidsbrief Ruimtelijke Ordening. Ik wil dus aan de minister vragen om dit voor te leggen aan de voltallige Vlaamse Regering, want die is gehouden tot samenwerking op basis van het Vlaams regeerakkoord.
De heer Patrick Lachaert: Het is inderdaad zo dat het te simpel is om te schieten op één minister, de huidige of een vorige, want het is de taak van de Vlaamse Regering om het regeerakkoord uit te voeren. De heer Daems weet op basis van zijn ervaringen ook dat het niet zo eenvoudig is en dat in fasen wordt gewerkt, waarbij eerst de gemakkelijkste fase wordt aangepakt. Die fase betreft de zuiver agrarische gebieden en de zuivere natuur. Daarna moet een afweging worden gemaakt om de geplande meeroppervlakte te realiseren. Men moet altijd beginnen bij het begin. Mevrouw Schauvliege heeft gelijk: in een consensussituatie kan veel meer bereikt worden dan in een situatie waarin afbakeningen worden opgelegd, want daarbij worden sowieso juridische middelen ingezet aan de ene kant en politieke middelen aan de andere kant. De praktijk heeft al aangetoond dat, wanneer belangengroepen worden samengebracht en iedereen aan zijn trekken kan komen, veel vlugger oplossingen worden gevonden.
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Sannen, de aanval is natuurlijk altijd de beste verdediging. Door luid te roepen en met scherp te schieten, kan men de ´tegenstanders´ misschien wel klein krijgen, maar dat is niet mijn aanpak en zal nooit mijn aanpak zijn. In uw aanhef stelt u dat het bericht te vroeg in de kranten heeft gestaan en dat mij dat goed uitkwam. Dat is een begoocheling. Aan de toespraak werd veel zorg besteed. Ik werd daarvoor trouwens ook door de mensen van het INBO gefeliciteerd. Als u ziet hoeveel zorg eraan besteed werd, dan weet u dat het Natuurrapport zorgvuldig bekeken werd en dat de bekommernissen uit het rapport met zorg worden meegenomen. De televisie- en de radiomensen waren inderdaad niet aanwezig, maar dat is natuurlijk hun goed recht, misschien vonden ze andere zaken op dat moment belangrijker. In elk geval waren er veel mensen aanwezig, ook parlementsleden. Er waren veel mensen aanwezig die de natuur en het Natuurrapport een warm hart toedragen. Dat zat alvast goed.
Het Natuurrapport 2007 werd inderdaad twee weken geleden overhandigd. Mevrouw Van den Eynde, het was helemaal niet de eerste keer dat een Natuurrapport werd voorgesteld, maar de vierde of vijfde keer. Het rapport heeft wel een andere naam gekregen. Het stuk kan dus gemakkelijk met de vorige edities worden vergeleken.
Ik zal de interpellaties samen beantwoorden. Het laatste stuk dat u aan uw interpellatie hebt toegevoegd, mevrouw Van den Eynde, richt zich sterk op het beleid van minister Van Mechelen. Misschien moet u hem een bijkomende vraag om uitleg stellen. Ik heb geprobeerd om de vragen die in de twee interpellaties werden gesteld, in elkaar te schuiven en in vier grote thema´s in te delen. Het eerste thema betreft de vraag naar mijn appreciatie van het NARA. Een tweede groep vragen betreft de mogelijke kansen en bijkomende, concrete maatregelen. De suggestie van mevrouw Schauvliege sluit daarbij aan. De derde groep vragen gaat over de integratie in relatie tot de landbouw en het landbouwbeleid. De laatste groep vragen heeft betrekking op de integratie inzake de ruimtelijke ordening en met name via de afbakening van het Vlaams Ecologisch Netwerk, of VEN. Ik zal de vier vragenclusters in die volgorde behandelen.
De conclusies van het jaarrapport steunen op een aantal vaststellingen die werden gedaan in het kader van de opmaak. Ze geven een zicht op de toestand van de natuur in de afgelopen jaren. Ik ben zeker geen struisvogel, dat zou wat pijnlijk zijn. Wat wordt voorgesteld, onderken ik. Elk onderzoek kan natuurlijk beter worden onderbouwd en verfijnd als er meer en betere gegevens ter beschikking staan. Dat zegt ook het INBO. Ik verwijs naar de problematiek van de objectieve evaluatie. Ik neem de conclusies ernstig. Dat blijkt uit het feit dat ik de eerste ben die dit Natuurrapport formeel heeft voorgelegd en overhandigd aan de Vlaamse Regering. Bij de voorgaande edities was dat niet gebeurd.
Niet het Natuurrapport op zich, maar een INBO-rapport heeft mij bij mijn aantreden geconfronteerd met de toestand. Dat rapport is bestemd voor de Europese Commissie en heeft betrekking op de uitvoering van de Europese natuurrichtlijnen. Daarin is vastgesteld dat maar 4 percent van de habitats uit de Habitatrichtlijn en maar 27 percent van de in Vlaanderen levende Habitatrichtlijnsoorten zich in een gunstige staat van instandhouding bevinden. Die vaststellingen zijn hernomen in het Natuurrapport.
Of we uit dat alles moeten afleiden dat er sprake is van een zware roestvorming op de sporen die voorzichtig waren uitgezet naar een effectief natuurbeleid, is een conclusie van u, mijnheer Sannen, en niet van dat Natuurrapport. Het is wel mooi gezegd. Ik verwijs naar de toespraak van de nieuwe administrateur-generaal van het INBO, die mij het Natuurrapport heeft overhandigd. Hij wees erop dat de feiten en cijfers van het rapport voor het overgrote deel voortvloeien uit ontwikkelingen die al decennia bezig zijn. Mijnheer Sannen, het is geen excuus, maar u gaat kort door de bocht als u zegt dat het de schuld is van de voorbije drie jaar.
Als we de vergelijking maken met andere topregio´s, scoren we gunstig op een aantal parameters. Op de relatieve hoeveelheid vastgestelde oppervlakte Habitatrichtlijngebied scoort Vlaanderen goed in vergelijking met de naburige economische topregio´s, aldus het NARA 2007.
In het Natuurrapport wordt evenwel vastgesteld dat slechts een derde van de 102.000 hectare financiële steun krijgt met het oog op natuurgericht beheer - bossen, beheerovereenkomsten en natuurreservaten. Het aanwijzen van deze gebieden is dus slechts een beginfase in de toepassing van de richtlijn. Daarna moeten er ook instandhoudingsmaatregelen worden uitgevoerd. Het is hier dat het vergelijkend onderzoek interessant wordt, zoals mevrouw Van den Eynde ook suggereert.
Het INBO geeft nu wel een aanzet voor meer diepgaand vergelijkend onderzoek tussen Vlaanderen en andere regio´s zoals Nederland en Nordrhein-Westfalen. Resultaten over deze vergelijking van maatregelen en instrumenten zijn momenteel nog niet voorhanden. Daar moet aan gewerkt worden.
Dit leidt onmiddellijk tot de tweede cluster vragen, betreffende de mogelijke extra maatregelen binnen het beleidsveld van natuur en bos. Mevrouw Schauvliege heeft terecht de nadruk gelegd op het vinden van een draagvlak om een goed natuur- en bosbeleid te voeren. Er is veel geschoten op mijn voorganger, maar wat niet kan worden gezegd, is dat hij niet heeft bijgedragen tot het realiseren van een pacificatie binnen de verschillende groepen die bezig zijn met natuur- en bosbeleid. U herinnert zich vast de betoging in 2003 tegen het natuurbeleid. Dat was een spijtige escalatie van een warm gevoel voor de natuur. Het is een omgekeerde beweging die ontstaat doordat men het te goed wil doen. Pacificatie en het vinden van een groter draagvlak voor het natuur- en milieubeleid is een bijzonder grote uitdaging voor de toekomst.
In de eerste plaats heb ik, bij de omzetting van het derde milieubeleidsplan, Mina 3, naar Mina 3+, de implementatie van de Habitatrichtlijngebieden en de Vogelrichtlijngebieden veel meer centraal gesteld in het natuurluik van dat plan. Voorheen was dat blijkbaar in mindere mate gebeurd. Ook in het Minaplan 4, waarvan de voorbereiding nu start, zal er nog veel meer accent worden gelegd op de uitvoering van de internationale en Europese verplichtingen.
In de tweede plaats heb ik de werkzaamheden voor een nieuw soortenbesluit doen versnellen. Hiermee beoog ik de volledige uitvoering van Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn op het gebied van soorten. Dat kan een antwoord bieden op de hoofdstukken in NARA 2007 over soortenbeleid en exotenbeleid. Dit voorontwerp - een onderneming die mijn voorgangers de afgelopen dertig jaar niet aangedurfd hebben - ligt nu voor advies voor bij de relevante adviesraden, en de meeste adviezen zijn inmiddels aangeleverd, zodat de verwerking ervan kan beginnen.
De werkzaamheden met betrekking tot het Instandhoudingsdoelstellingenbesluit zijn aangevat. Ik heb de zaak doen versnellen. Met dat besluit willen we de doelen in verband met de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn vaststellen, waardoor meer gerichte maatregelen kunnen worden genomen. Degenen die vertrouwd zijn met de materie, weten dat het opmaken van dit besluit een conceptueel zeer moeilijke oefening is. We hebben het inmiddels afgetoetst bij de Europese Commissie. De doelstellingen moeten het mogelijk maken om bijzondere biotopen in Vlaanderen aan te duiden en om de nodige maatregelen voor te stellen om ze duurzaam in stand te houden of, waar mogelijk, te verbeteren. Mijnheer Daems, mijnheer Sannen, dit zal ons helpen om te zorgen voor een gericht beleid en voor een beleid op maat.
Daarmee kan ook de link worden gelegd met de beheersovereenkomsten. Iemand heeft gezegd dat er daarmee geen spectaculaire resultaten werden geboekt op ecologisch vlak. Ik erken dat ook. Het Instandhoudingsdoelstellingenbesluit zal ons echter toelaten om ons meer te focussen op de ecologische resultaten die moeten worden geboekt.
Volgende vrijdag ben ik van plan om een nieuw besluit over de toegankelijkheid van bossen en natuurreservaten aan de Vlaamse Regering voor te leggen. Het is de bedoeling om hiermee duidelijkheid te scheppen over een situatie die al jaar en dag bestaat. Dat zal er ongetwijfeld toe leiden dat de betrokkenheid en het draagvlak voor het natuur- en bosbeleid verhoogd kunnen worden.
In de begroting zijn er bijkomende middelen ingeschreven voor de inrichting en de toegankelijkheid van de natuurgebieden en bossen. Het gaat toch om 2,5 miljoen euro extra voor bijkomende inrichtingswerken, die enerzijds voor een verbeterde toegankelijkheid van bossen en natuurreservaten, anderzijds voor bijvoorbeeld De Blankaart en het Averbodebos zullen worden ingezet.
Bij deze vijf extra maatregelen hoort ook de vraag van de heer Sannen betreffende de uitbreiding van de oppervlakte erkende natuurreservaten en bos in Vlaanderen. Mijnheer Sannen, u verwijst naar het doel om tegen 2007 minstens 50.000 hectare onder effectief natuurbeheer te hebben. Deze oppervlakte ´met effectief natuurbeheer´ omvat de volgende categorieën: Vlaamse natuurreservaten, erkende natuurreservaten, aangewezen en erkende bosreservaten, natuurgebieden beheerd door het Agentschap voor Natuur en Bos en militaire domeinen met natuurprotocol.
Ik heb een voorlopige tabel bij me van de evoluerende toestand en toename van de gebieden met effectief natuurbeheer. De tabel werd opgemaakt op 1 december 2007. Er ligt nog heel wat werk op de plank. We hebben de balans opgemaakt. Tegen het einde van het jaar halen of benaderen we 40.000 hectare. Voor de erkenning of definitieve aanwijzing van reservaten zullen we dit jaar alleszins een record breken. Men is geneigd te denken dat er niets gebeurt. In 2007 zullen we 2144 hectare erkend hebben. Beste mensen, als ik de cijfers bekijk sinds 1997, dan is dat het beste resultaat dat ooit werd geboekt. (Opmerkingen van de heer Ludo Sannen)
Blijkbaar mag dat niet gezegd worden. Het is wel een feit. Het tweede beste cijfer dateert van 2001. In dat jaar werd 1479 hectare extra erkend. Misschien hoort u dat niet graag. Het zijn echter wel de feiten.
Zoals hier ook werd opgemerkt, is er een verschil. Dossiers blijven soms liggen vooraleer ze effectief op het bureau van de bevoegde minister belanden. Dat heeft te maken met het feit dat voor elk dossier wordt gekeken naar het lokale draagvlak. We trachten in de mate van het mogelijke rekening te houden met dat draagvlak.
Naast het bereiken van de 50.000 hectare effectief natuurbeheer, waarvoor we blijven gaan, moet nog meer aandacht worden besteed aan het ontwikkelen van mogelijkheden, waarbij we met diverse partners - boseigenaars, landbouw, recreatie, landgoedbeheerders - zoeken om natuurdoelstellingen te realiseren. Door over een veel grotere oppervlakte minstens een goede basiskwaliteit te realiseren, worden de zeer waardevolle kernen en natuurreservaten beter gebufferd en kan de biodiversiteit ook daar nog toenemen. Zo krijgt de netwerkgedachte die achter Natura 2000 steekt, ook meer body.
Ik ben van mening dat het realiseren van de bosuitbreidingdoelstellingen niet alleen een opdracht is voor het Vlaamse Gewest maar ook voor zowel de verschillende overheden als de privésector. Ik wens dan ook het stimuleringsbeleid ten opzichte van lokale besturen en particulieren te versterken. Ik vraag een actievere en consequentere aankooppolitiek te realiseren van grond in de prioritaire bosuitbreidingsgebieden, en dan vooral de gebieden voor stadsrandbossen. De aankoop van grond kan hierbij vooroplopen op de effectieve bebossing om een sociaal aanvaardbare overgang voor de huidige gebruikers te garanderen, zonder het einddoel uit het oog te verliezen.
Mijnheer Sannen, in dat verband verwijs ik ook zeer graag naar een interessante gedachtewisseling van drie weken geleden met - onder anderen - mevrouw Dua. Als ik me goed herinner, ging het om vraag om uitleg van de heer Decaluwe over ontbossing en de compensatie ervan.
Ik hoop met deze en een aantal in voorontwerp zijnde maatregelen, op korte termijn vooruitgang te boeken voor enkele van de meest wezenlijke doelstellingen van het natuur- en bosbeleid.
Een derde cluster vragen betreft de relatie met de landbouw en het landbouwbeleid. Mevrouw Van den Eynde, mijnheer Sannen, de Vlaamse landbouw is op Europese schaal gekenmerkt door intensieve activiteiten op een relatief kleine oppervlakte. De oppervlakte die aan landbouw is toegewezen, is bepaald in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en bedraagt 750.000 hectare. Collega´s, de uitdaging bestaat erin om binnen de schaarse ruimte tot een duurzame landbouw te komen.
Ik moet hierbij opmerken dat het bijgestelde Milieubeleidsplan en de maatregelen die daarin vervat zijn, ook bindend zijn voor de andere beleidsdomeinen van de Vlaamse overheid, dus ook voor het beleidsdomein Landbouw. Het stimuleren van de integratie van het biodiversiteitsbehoud in de andere beleidsdomeinen moet daar een belangrijk doel van zijn en blijven.
Er is dit jaar een structureel overleg tussen het beleidsdomein Landbouw en Visserij en het beleidsdomein Leefmilieu, Natuur en Energie van start gegaan. Alle entiteiten van beide beleidsdomeinen zijn betrokken. Ook bestaat er een aanpak voor het doelgroepenbeleid landbouw vanuit mijn beleidsdomein met een actieprogramma dat ik in de beleidsraad opvolg. Hiermee heb ik meteen ook geantwoord op de deelvraag over de betrokkenheid van het beleidsdomein Landbouw.
Als minister bevoegd voor de landinrichting, draag ik ook bij tot de integratie van instrumenten die me ter beschikking staan, zoals landinrichting, ruilverkaveling, natuurinrichting en beheersovereenkomsten met de landbouwers. Elk van die instrumenten beoogt trouwens de brug te slaan tussen duurzame landbouwactiviteiten en instandhouding van de biodiversiteit.
In het kader van de inrichtingsprojecten, dat kan ruilverkaveling of natuurinrichting zijn, wordt er gewerkt aan oplossingen die zowel de natuur als de landbouw ten goede komen. Bij natuurinrichting bijvoorbeeld worden getroffen landbouwers uitgeruild naar agrarische gebieden in de omgeving, zodat ze hun bedrijfsvoering kunnen voortzetten in beter geschikte gebieden. Minder zwaar getroffen landbouwers worden vergoed voor de inkomstenderving via een specifiek vergoedingensysteem, dat het afgelopen jaar nog bijgesteld werd. Tevens wordt, waar mogelijk, gebruik gemaakt van zogenaamde gebruiksovereenkomsten met landbouwers. Door middel van deze overeenkomsten werken ze mee aan natuurbeheer, zodat een win-winsituatie ontstaat. We nemen met die aanpak de negatieve invloed van bepaalde landbouwpraktijken weg in natuurgebieden en we proberen kansen te geven om bedrijfsvoering van de landbouwers te diversifiëren.
Tot slot is er een cluster vragen die de grenzen van het beleidsveld Natuur en Bos overschrijdt, vooral betreffende Ruimtelijke Ordening, maar ook naar andere beleidsdomeinen. Het zijn zeer legitieme vragen, aangezien de problemen die aangehaald worden in het Natuurrapport ook voortkomen uit een aantal factoren die niet in de eerste plaats bij het natuurbeleid liggen.
In het Natuurrapport wordt onder meer melding gemaakt van de problematiek van klimaatwijziging, het veranderend landgebruik, de invasieve soorten, de overexploitatie en verontreiniging als belangrijke oorzaken voor de afname van de biodiversiteit. Als we kijken naar maatregelen, moeten we een veelomvattend veld bestrijken.
Wat landbouw en plattelandsontwikkeling betreft, wordt samen met de minister-president, binnen het kader van het Programma voor Plattelandsontwikkeling 2007-2013, het instrument van de beheersovereenkomsten met landbouwers ingezet om de biodiversiteit in het agrarische gebied te verhogen.
Naast een aantal andere integratie-inspanningen moet specifiek worden ingegaan, zoals men hier nadrukkelijk vraagt, op de ruimtelijke ordening. Die valt onder de bevoegdheid van minister Van Mechelen.
Mevrouw Van den Eynde, in hoofdstuk 10 van het NARA wordt uitvoerig toelichting gegeven bij de stand van zaken van de afbakening van het Vlaams Ecologisch Netwerk. Ook de verschillende beslissingen van de Vlaamse Regering die betrekking hebben op methodiek en timing van het afbakeningsproces worden erin toegelicht.
De afbakening moet nu verlopen via een geïntegreerde benadering, waarbij landbouw, natuur en bos gelijktijdig ten opzichte van elkaar worden afgewogen. In overleg met gemeenten, provincies en belangengroepen proberen we een ruimtelijke visie op te stellen die op hoofdlijnen aangeeft wat de belangrijke structuren zijn en die de krachtlijnen vastlegt voor de opmaak van de ruimtelijke uitvoeringsplannen die de bestemmingen op perceelsniveau vastleggen. De regering heeft daarvoor ook een operationeel uitvoeringsprogramma vastgesteld. In elk geval blijven de taakstellingen onverkort gehandhaafd wat betreft de bijkomende afbakeningen voor landbouw, natuur en bos. Dat betekent dus 750.000 hectare landbouw, 38.000 hectare natuur extra en 10.000 hectare bos extra.
Bijstellingen betreffende timing, zoals voorgesteld in het ontwerp voor Mina 3+, zijn vooral ingegeven door de zorg om in deze planningsprocessen voldoende tijd en ruimte te maken voor een gedegen visie- en planvorming. Er moet bij dit alles ook gezorgd worden voor een participatie en inbreng van lokale besturen en het middenveld. De concrete afspraken en de planning met betrekking tot de opbouw van de ruimtelijke visies en de uitvoering van een operationeel uitvoeringsprogramma voor de verschillende regio´s van het buitengebied, zijn dan ook opgenomen in de beleidsbrieven van de ministers bevoegd voor de landbouw, de natuur en de ruimtelijke ordening.
Als slotbeschouwing wil ik ingaan op de vraag over wat ik uit dit alles afleid met betrekking tot het al of niet behalen van de Rio +10-doelstelling om de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen tegen 2010. Ik heb in mijn toespraak naar aanleiding van het Natuurrapport verwezen naar Willem van Oranje. Mijnheer Sannen, ik ben er wel van overtuigd dat we met een krachtenbundeling van alle sectoren en door het hanteren van een gerichte en goed afgestemde mix van instrumenten, we het doel moeten halen om de biodiversiteit niet verloren te laten gaan. We willen dat op basis van duidelijke doelen, ondersteund door wetenschappelijk inzicht en met een geoptimaliseerde instrumentenmix.
Het zal geen eenvoudige oefening zijn om op korte termijn onmiddellijke resultaten te halen, maar het zal ook geen eenvoudige oefening zijn voor de mensen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek.
De voorzitter: De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen: Mijnheer de voorzitter, ik wil me eerst even tot u richten. Ik ben het met u eens dat men zich in een meerderheid moet houden aan het regeerakkoord. Maar ik zou dan ook graag hebben dat het regeerakkoord integraal uitgevoerd wordt. Wat dat betreft, hoeven we niet verder te gaan dan wat in het regeerakkoord staat, maar ik vind wel dat een volksvertegenwoordiger van de meerderheid het recht en zelfs de plicht heeft om de regering voortdurend vragen te stellen als bepaalde elementen van het regeerakkoord dreigen niet gehaald te worden.
Mevrouw de minister, ik wil u bedanken voor het uitgebreide antwoord en ook wat geruststellen. De enige kritiek waar ik wat op voortgeborduurd heb, is uw toespraak. De rest betrof het beleid van de voorbije jaren. Ik wil niet stellen dat er geen beleid gevoerd is. Maar een beleid van stilstand of continuïteit is een achteruitgang. Het rapport is een weergave van de evoluties die zich gedurende jaren manifesteren. De biodiversiteit gaat achteruit en dat is niet alleen een probleem van de voorbije twee of drie jaar, maar een constant probleem. Maar om daar een antwoord op te formuleren, moeten we sneller lopen dan op dit moment wordt gestapt. Dat is de bedoeling. Het rapport toont de urgentie aan. Ik denk dat we de voorbije legislatuur, ook al willen sommigen dat ontkennen, bepaalde aanzetten hebben gegeven om een stuk sneller te gaan, maar er is veeleer een standstill gecreëerd en men is niet op hetzelfde ritme voortgegaan.
Mevrouw Schauvliege, u zegt dat het draagvlak ontzettend belangrijk is. Ik ben het daarmee eens. De vorige regering heeft daar echter niet te weinig aan gewerkt. Uit een aantal vragen van collega´s van uw partij tijdens het laatste jaar van de legislatuur, toen ik zelf minister van Leefmilieu was, blijkt duidelijk dat er op dat moment heel serieus aan een draagvlak werd gewerkt.
Men mag zich echter niet verschuilen achter een draagvlak bij gebrek aan politieke moed. Een minister moet de politieke moed hebben om noodwendige beslissingen te nemen. Wanneer die beslissingen worden genomen, moet er actief worden gewerkt aan een draagvlak. Met andere woorden, de beslissingen moeten worden aanvaard en geapprecieerd door de partners. Het hangt ervan af hoe de term draagvlak wordt ingevuld.
Mevrouw de minister, u geeft een hele reeks nieuwe en goed afgestemde instrumenten aan waarmee u verder wilt werken. U hebt het ook gehad over het soortenbesluit. Maar als ik het goed heb begrepen, is het advies van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (Minaraad) negatief. Als ik goed ben ingelicht, wordt het soortenbesluit unaniem gekraakt in het advies.
Mevrouw de minister, ik heb de indruk dat u beseft dat er een versnelling nodig is om de doelstellingen uit het Vlaamse regeerakkoord te halen.
De voorzitter: Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt een aantal nieuwe maatregelen aangekondigd. Dat bewijst dat zo´n rapport het beleid kan aanmoedigen.
Nieuwe maatregelen betekenen niet per se dat het warm water opnieuw wordt uitgevonden. Daarom vraag ik u om contact op te nemen met de andere economische regio´s. Het kan belangrijk zijn om na te gaan wat de andere vergelijkbare economische regio´s ondernemen.
De maatregelen die vandaag worden aangekondigd, zullen volgend jaar nog niet voelbaar zijn. Misschien krijgen we volgend jaar opnieuw een rapport voorgelegd waar we niet gelukkig mee zullen zijn. U neemt een aantal initiatieven, en dat is het belangrijkste.
Wanneer de Vlaamse Regering meent dat de verdere afbakening van het VEN noodzakelijk is, dan is het belangrijk dat daarbij het stappenplan verder wordt gevolgd. Het is niet aangewezen om nu, door het niet uitvoeren van het stappenplan, de bevolking opnieuw te mobiliseren en op te zetten tegen bepaalde milieudoelstellingen. Vandaar ook mijn vraag om rekening te houden met die opmerking over het stappenplan van het VEN.
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mevrouw de minister, ik wil even stilstaan bij wat u hebt gezegd over die afbakeningsdiscussie. U verwijst naar Mina 3+. Ik wil u heel uitdrukkelijk vragen of mijn analyse klopt dat de methodiek en de timing in de tijd worden opgeschoven zodat de effectieve winst die we deze legislatuur zouden moeten boeken, wordt opgeschoven naar de volgende legislatuur.
Ik vind het positief dat u een versnelling zult doorvoeren bij het werk op het terrein voor wat de instandhoudingsdoelstellingen betreft. Dat is een titanenwerk. Beschikt het INBO over voldoende mankracht om de invulling van de instandhoudingsdoelstellingen die essentieel zijn, te realiseren?
Tot slot wil ik ook een beschouwing geven bij de discussie over het draagvlak. We moeten vermijden dat de term draagvlak een containerbegrip wordt zoals goed bestuur. Dat mag natuurlijk geen reden zijn om weinig of niets te doen. Soms moet men keuzes durven maken, uiteraard liefst met draagvlak. De natuur vraagt dat we keuzes maken om die stilstand of achteruitgang in de biodiversiteit eindelijk stop te zetten.
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mevrouw de minister, ik wil ook inpikken op de discussie over het draagvlak. Professor Pieter Leroy heeft ooit gezegd dat een draagvlak geen zitvlees mag worden. We moeten dus actief werken aan een draagvlak om de doelstellingen uit het regeerakkoord te bereiken. Ik kijk reikhalzend uit naar de verdere afbakening van de natuurlijke structuur. Dat is ook een bevoegdheid van de minister van Ruimtelijke Ordening.
Verder kijk ik ook uit naar het instrumentarium dat u zult inzetten om die natuurdoelstellingen te kunnen realiseren. Ik kan echter moeilijk aanvaarden dat u de objectieve evaluatie van de verschillende instrumenten die in het natuurbeleid worden ingezet, over de grens van deze legislatuur tilt. In uw beleidsbrief staat dat dat zal gebeuren in het NARA 2009. Op basis van een pilootonderzoek zal een deel van die oefening worden afgerond. Dat is toch niet wat in het regeerakkoord is afgesproken. We hebben voldoende tijd gehad om die objectieve evaluatie van de instrumenten te maken. We moeten een tandje bij steken in het realiseren van de milieudoelstellingen en het behouden van onze biodiversiteit.
Ik ben verheugd dat u werk zult maken van de instandhoudingsdoelstellingen. We moeten er echter voor zorgen dat die doelstellingen kunnen doorwerken naar het terrein. Uit de weinige instandhoudingsdoelstellingen die nu al zijn opgemaakt, blijkt dat de bemestingsnormen uit het Mestdecreet absoluut ontoereikend zijn om het natuurdoeltype in die gebieden te kunnen handhaven. Mijn vraag is dan hoe u ervoor zult zorgen dat de instandhoudingsdoelstellingen zullen doorwerken op het terrein. In zie niet in hoe dat met het huidige instrumentarium kan gebeuren.
De voorzitter: De heer Callens heeft het woord.
De heer Karlos Callens: Mijnheer Martens, uw reactie is nogal geweldig wanneer het over het Mestdecreet gaat. Gisteren stond in de krant dat de mestverwerking in een jaar tijd is gestegen met bijna 200 percent. We zijn nog maar een jaar geleden gestart. We moeten afwachten tot we de juiste resultaten kennen van het nieuwe Mestdecreet. U moet niet overdrijven.
De heer Bart Martens: Dat is goed nieuws voor het realiseren van de basismilieukwaliteit. Ik merk alleen op dat voor het bereiken van bepaalde natuurwaarden, soortenrijke graslanden en dergelijke meer, de basismilieukwaliteit niet volstaat en dat men veel verder zal moeten gaan om effectief de natuurdoeltypen te kunnen waarmaken.
De voorzitter: Mevrouw de minister, ik neem aan dat de tabel waarvan sprake aan de commissie kan worden bezorgd eenmaal die op 31 december kan worden afgesloten.
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Laat hier geen twijfel over bestaan: ik heb niet gezegd dat de regering geen extra duwtje heeft gegeven. Mijnheer Sannen, u bent vriendelijk voor mij geweest, ik ben zeer vriendelijk voor u.
Wat het soortenbesluit betreft, bent u nu wel heer raar bezig, mijnheer Sannen. In 10 jaar tijd heeft niemand de knuppel durven opnemen. Nu maken we een try-out. Ik ben op bezoek geweest bij de Minaraad en ik heb gezegd dat de raad gerust adviezen mag geven, nog voor een eerste versie aan de regering wordt voorgelegd. We krijgen nu kritische adviezen. Ik had niets anders verwacht van de Minaraad. We hebben die try-out trouwens nog aan een aantal andere mensen doorgestuurd. Dat geeft ons de kans om er samen met die anderen verder aan te werken en het te herwerken. U hebt terecht gezegd dat we op een bepaalde dag moeten beslissen. Wat ook niet goed is, en wat vaak een van de kritieken van de Minaraad is, is dat men het eerst helemaal afwerkt en dan vlug-vlug, op een week tijd, advies vraagt. Dan is er ongenoegen. Nu werken we omgekeerd, precies omdat het zo´n moeilijk geval is. We maken een try-out en gaan praten met verschillende organisaties. U verwijt me nu dat ze het niet goed vinden. Deze manier van werken maakt mij kwetsbaar, want ik kom met dingen naar buiten en doe een brede consultatie. Ik krijg een hoop kritiek en dan moet ik opnieuw beslissen. Het is wel mijn overtuiging dat het de beste manier is om tot een gedragen beslissing te komen, die nooit voor 100 percent goed zal zijn voor iedereen, maar die ons wel vooruit zal helpen. Daarom een korte nuancering wat betreft het advies van de Minaraad over het soortenbesluit.
Mijnheer Daems, wat betreft de afbakening zal ik herhalen wat ik heb gezegd. Het voornaamste probleem is dat hoe meer tegenstellingen we creëren, hoe minder we vooruitgaan. Men mag doelen bepalen zoveel men wil, mijn enige doel is dat we vooruit geraken. Ik denk dat dat ook uw doel is. Er wordt hier terecht veel gesproken over het draagvlak. We moeten het wantrouwen en de tegenstellingen zo veel mogelijk wegwerken. Die stappen proberen we te zetten.
Mijnheer Martens, wat de objectieve evaluatie betreft, verwijs ik naar bladzijde 127 van het Natuurrapport, waar heel nadrukkelijk gezegd wordt:?De monitoring voor de diverse instrumenten van gebiedsgericht natuur- en bosbeheer, is onvoldoende gestroomlijnd om de ecologische effectiviteit ervan te kunnen vergelijken. Van bijna de helft van de beheerde oppervlakte zijn momenteel geen gestandaardiseerde gegevens over de ecologische toestand beschikbaar.? Men zegt dat men de gegevens niet ter beschikking heeft om die objectieve evaluatie fatsoenlijk uit te voeren. U merkt terecht op dat ik daar geen jaren mee mag wachten. Natuurlijk niet! In de komende maanden moeten we ervoor zorgen dat we het kader krijgen waardoor de gegevens er wel geraken. Daar moeten we mee starten vooraleer we het kunnen evalueren.
Er is gevraagd of er genoeg menskracht aanwezig is bij het INBO. We zijn nu volop bezig met na te gaan hoe we de nieuwe beheersovereenkomst kunnen invullen. Ik denk dat daar de sleutels liggen om het INBO zo efficiënt en beleidsondersteunend mogelijk te kunnen laten werken de komende jaren.
Mevrouw Van den Eynde, ik neem uw opmerkingen mee en zal ze bij mijn collega´s aankaarten.
De voorzitter: De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen: Mevrouw de minister, mocht de vaststelling over het unaniem negatieve advies van de Minaraad als een verwijt zijn aangekomen, dan wil ik me verontschuldigen. Het siert u immers dat u zich kwetsbaar opstelt. Als u nu de bereidheid hebt om het soortenbesluit aan te passen, dan bent u op de goede weg. Als u eenmaal een besluit zult nemen, zal het nooit voor 100 percent door iedereen worden gesteund. Maar dat is nu eenmaal de verantwoordelijkheid van een minister.
Men verwijst zo gemakkelijk naar de regering. Het hele natuurbeleid is uiteraard een collectieve verantwoordelijkheid, en de ruimtelijke ordening speelt daarin een belangrijke rol. U als minister hebt ook heel wat individuele verantwoordelijkheid. Ik denk aan de erkenning van natuurreservaten. Het siert u dat u zo een belangrijke inhaalbeweging hebt gemaakt. U mag van mijn part die cijfers rondbazuinen, maar als er jaren dingen in de kast zijn blijven liggen en u kunt ze dan plots naar voren brengen, moet dat bekeken worden over de hele legislatuur. Ik wil ook nog even de relativering van Averbode meenemen in dezen.
Met redenen omklede motie
De voorzitter: Door de heer Daems werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.