Commissie voor Algemeen Beleid, Financi?n en Begroting Vergadering van 18/10/2007
Vraag om uitleg van de heer Felix Strackx tot de heer Dirk Van Mechelen, viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Orde?ning, over de lange wachttijd bij de terugbetaling van registratie?rechten
Vraag om uitleg van de heer Eric Van Rompuy tot de heer Dirk Van Mechelen, viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Orde?ning, over de achterstand bij de terugbetaling van registratierechten
Vraag om uitleg van de heer Jan Peumans tot de heer Dirk Van Mechelen, viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Orde?ning, over de problemen bij de terugbetaling van de registratierechten
De voorzitter: De heer Strackx heeft het woord.
De heer Felix Strackx: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, wie na de aankoop of verkoop van een woning registratierechten moet terugkrijgen, kijkt tegen wachttijden tot twee jaar aan. Dat schept voor veel mensen financiële problemen. Het gaat in vele gevallen immers over veel geld en heel wat bouwers of verbouwers hebben de terugbetaling van de registratierechten ingecalculeerd in hun budget. Wanneer ze daar twee jaar moeten op wachten, krijgen ze het financieel soms moeilijk. Steeds meer mensen zien zich genoodzaakt om een gerechtsdeurwaarder in te schakelen, om zo te proberen de registratierechten alsnog te innen.
De woordvoerster van de federale minister van Financiën raadt de mensen zelfs aan om na zes maanden een aangetekende brief te sturen, omdat men vanaf dat moment verwijlinteresten kan vragen op de terug te betalen registratierechten. Een bijkomend gevolg daarvan is dat wie dat niet doet, de kans loopt om nog langer te moeten wachten, door de administratieve rompslomp die met die aangetekende brieven gepaard gaat.
De oorzaken van de lange wachttijd zijn personeelstekort, een groot personeelsverloop, onaangepaste computerprogramma´s en dergelijke meer. Niets nieuws onder de zon dus bij de Federale Overheidsdienst (FOD) Financiën. Het probleem is echter dat die hele kwestie afstraalt op het imago van Vlaanderen en de Vlaamse overheid. Veel mensen weten immers dat registratierechten een Vlaamse bevoegdheid zijn, en ze begrijpen niet dat de federale overheid de registratierechten int en terugbetaalt. De dienst Registratie van de federale administratie doet daar nog een schepje bovenop door de zwartepiet door te schuiven naar Vlaanderen. Men zegt daar dat sinds de invoering van het principe van de meeneembaarheid van de registratierechten het aantal mensen dat om een terugbetaling vraagt, enorm is toegenomen. Er is sprake van een verviervoudiging van de dossiers op tien jaar tijd. Daar zijn echter nooit extra personeel en aangepaste computersystemen tegenover gezet, waardoor de achterstand alleen maar groter is geworden.
Dergelijke feiten getuigen allesbehalve van goed bestuur en stralen in negatieve zin af op de Vlaamse overheid, die nochtans graag uitpakt met het succes van de meeneembaarheid van de registratierechten, zeker bij de begrotingsbesprekingen.
Mijnheer de minister, welke stappen hebt u al ondernomen om de lange wachttijd bij de terugbetaling van registratierechten te verminderen? Vallen de verwijlinteresten ten laste van Vlaanderen, ook wanneer het de federale administratie is die in gebreke blijft? Welke mogelijkheden ziet u om in de toekomst een vlottere afhandeling en terugbetaling mogelijk te maken? Ik refereer daarbij aan uw plannen om een aantal belastingen zelf te innen, zoals de verkeersbelasting, de registratierechten, de successierechten en zo meer. Hoever staat het met de eigen inning van die belastingen?
De voorzitter: De heer Van Rompuy heeft het woord.
De heer Eric Van Rompuy: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, uit de cijfers van de FOD Financiën blijkt dat er een forse vertraging is bij de terugbetaling van registratierechten. De meeneembaarheid van de registratierechten is een succes geworden. Tussen 2002 en mei 2004 hebben bijna 18.000 burgers van die meeneembaarheid genoten: 11.000 genoten van de meeneembaarheid door verrekening, 6.000 van een teruggave. Het is een succes, maar dat moet dan ook uitgevoerd kunnen worden. De wachttijden zijn nu opgelopen tot 2 jaar, door - zo wordt gezegd - personeelstekort bij de FOD Financiën.
Voor de mensen is het niet duidelijk hoe het precies in elkaar zit en dat heeft te maken met bevoegdheidsproblemen. De opbrengst en de tariefbepaling zijn gewestelijke bevoegdheid maar de inning van registratierechten is federaal. Die problemen kunnen opgelost worden door de overheveling van de inning van de registratierechten naar Vlaanderen. Dat zou in het federale formatieberaad kunnen ingebracht worden, waar men de lat hoger zou kunnen leggen. Maar voorlopig zit dat er niet in.
Heeft de minister dit dossier al aanhangig gemaakt bij het Overlegcomité met de federale regering? Het probleem is in de krant uitgelekt, maar eigenlijk had het al veel vroeger moeten gedetecteerd zijn door de Vlaamse Regering want het is natuurlijk gemakkelijk om de schuld bij de federale regering te leggen. Bestaat er een follow-up van hoe dit probleem in andere belastingdiensten wordt aangepakt? Daar zijn soms ook vertragingen in doorstortingen, bijvoorbeeld bij de gemeenten. Die zeggen dan soms ook dat het komt door de slechte werking van de FOD Financiën.
Uiteindelijk zijn we verantwoordelijk voor een aantal dingen. De bevolking percipieert dat anders. Ik vind dus dat er een meer actieve rol moet weggelegd zijn voor de Vlaamse Regering en de Vlaamse administratie, die vaak te passief ondergaat. Ik heb in La Libre Belgique gelezen dat we de volgende vier jaar dezelfde minister van Financiën zullen hebben. Er zal dus niet veel veranderen.
Minister Dirk Van Mechelen: Het is dus een nieuwe, krachtige meerderheid.
De heer Eric Van Rompuy: We gaan niet aan nationale politiek doen maar we zullen concreet bij de werking in Vlaanderen blijven en goed en krachtig besturen.
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de minister, geachte collega´s, ik ben de derde in de rij die over dit probleem een vraag stelt. Dat betekent dus dat er iets aan de hand is.
Ik werp geen enkele steen naar u, mijnheer de minister, maar ik denk dat er bij de FOD Financiën structureel iets fout zit. Ik denk bijvoorbeeld aan mijn ervaringen op lokaal vlak met onteigeningen voor de aanleg van fietspaden. Hetzelfde geldt voor de aanvullende personenbelasting. Het ene jaar krijgt men teruggestort, dan moet men weer bijbetalen: het gaat als een jojo op en neer.
Voor deze vraag heb ik me gebaseerd op uw beleidsnota. Na drie jaar wordt die nog eens gelezen. U zegt dat de invordering van registratie- en successierechten gebeurt door de Administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen. In uw beleidsnota bent u lovend en duidelijk over deze federale belastingdienst. U zegt:?Een overname van de invordering van registratie- en successierechten is, gelet op de complexe technische en juridische problemen alvast op korte termijn niet haalbaar. Vooral de belastingplichtige zou hiervan het slachtoffer kunnen worden door de creatie van meerdere?loketten?. Naar een verder toekomstperspectief moeten evenwel de elementen en argumenten worden geboden om een onderbouwde beslissing te kunnen nemen inzake een autonome inning door het Vlaamse Gewest.?
In uw beleidsnota gaf u ook enkele interessante cijfers. Tussen de periode januari 2002 en mei 2004 genoten al 17.458 burgers van de meeneembaarheid van de registratierechten. 11.600 van hen genoten van de meeneembaarheid door verrekening, 5.858 zelfs van een teruggave. Maar, stelde u:?Dit zijn uiteraard zeer onvolledige cijfers, omdat het afhandelen van de aanvragen om teruggaven steeds een zekere tijd in beslag neemt.?
De relatief nieuwe maatregelen missen dus hun effect allerminst. We moeten ons daarvoor baseren op een aantal krantenartikels, wat we eigenlijk niet graag doen. Vandaag lezen we dat er veel vertraging zit op die terugbetaling. Het aantal dossiers is verviervoudigd. Dat wijst erop dat het een maatregel is die door de bevolking gewaardeerd wordt. Een anonieme federale ambtenaar doet zijn beklag over het nijpend personeelstekort, over computersystemen die opgedrongen zijn maar eigenlijk niet voldoen, over het groot personeelsverloop, over de energie die moet gaan naar opleiding van nieuw personeel.
Een werkgroep die zich over deze problemen moest buigen, is blijkbaar nog niet eens samengekomen. Dit alles leidt ertoe dat sommige dossiers tot 2 jaar kunnen aanslepen en dat er zelfs gerechtsdeurwaarders worden ingeschakeld. In een reactie laat de verantwoordelijke federale belastingdienst, volgens een Belgabericht, weten dat ze instructies gaan geven aan de registratiekantoren dat de redelijke behandelingstermijn wordt vastgesteld op 6 maanden. Dat soort instructies kennen we ook van de aankoopcomités. Er wordt dan aangedrongen dat er sneller moet worden gehandeld. Maar ik blijf erbij dat er structureel iets fout zit bij dat departement, maar nogmaals, dat is niet uw verantwoordelijkheid.
Zijn er afspraken tussen de Vlaamse Regering en de federale belastingdienst met betrekking tot de teruggave van de registratierechten? Natuurlijk zijn die er. Het zou nogal stom zijn als die er niet zouden zijn. Maar de vraag is of er ook kwaliteitsvereisten ingeschreven zijn, bijvoorbeeld over de termijn van terugbetaling.
Hebt u er zicht op hoeveel dossiers er tot op heden zijn afgerond? We halen de cijfers uit uw beleidsnota, maar er zijn ongetwijfeld recentere cijfers. Wat was de gemiddelde wachttijd bij de teruggave in het kader van de meeneembaarheid van registratierechten? Hoeveel dossiers zijn er hangende bij de betrokken belastingdienst?
Is de minister op de hoogte van de problemen bij de bevoegde administratie van de FOD Financiën? Ik denk dat het antwoord wel ja zal zijn. Maar wat levert de analyse op en hoe kan men vanuit Vlaanderen daarop inspelen?
Is de Vlaamse Regering betrokken bij de werkzaamheden van de bevoegde werkgroep die oplossingen moet formuleren voor de aangekaarte problemen? Zo ja, graag meer uitleg. Zo neen, is het niet wenselijk dat de Vlaamse overheid daarbij betrokken is? Acht u het voldoende dat de federale belastingdienst instructies geeft om de behandelingstermijn in te korten om de problemen van de baan te krijgen, of zijn er structurele maatregelen nodig, zodat het succes van deze Vlaamse maatregelen geen schade ondervindt? Beschikt u met al het voorgaande nu over voldoende elementen om een open oordeel te kunnen vellen over de volgende zin uit uw eigen beleidsnota? Ik citeer:?Naar een verder toekomstperspectief moeten evenwel de elementen en argumenten worden geboden om een onderbouwde beslissing te kunnen nemen inzake een autonome inning door het Vlaamse Gewest.? We zijn benieuwd naar uw antwoord ter zake.
De voorzitter: De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel: Mijnheer de voorzitter, ik sluit me natuurlijk graag aan bij alle door de overige leden geuite opmerkingen. Ik heb nog twee bijkomende vragen. Heeft die vertraging budgettaire gevolgen? Is daar al rekening mee gehouden? Hoe moet ik dat interpreteren als het gaat over de ontvangsten van de voorbije jaren? Heeft dat daar een invloed op?
Vorig jaar rond deze tijd hebben we vragen gesteld over de meeneembaarheid van de registratierechten, meer bepaald over de houding van Europa ten opzichte daarvan. Begin dit jaar hebben we het nieuws gekregen dat de Europese Commissie daar vragen bij blijft hebben, en dat dit is doorverwezen naar het Europees Hof van Justitie in Luxemburg. Wat is de stand van zaken? Ligt dat nog steeds bij die instantie? Toen werd gezegd dat dit een klein jaar ging duren. Het is nu bijna zover.
De heer Erik Matthijs: Mijnheer de minister, ik wil me eveneens aansluiten bij die vragen. Mijn vraag is veeleer technisch. Is het niet mogelijk dat er bij de aankoop van de tweede of derde woning meteen een soort verrekening zou gebeuren met de reeds bestaande registratierechten? Ik weet niet of dat technisch mogelijk is.
De voorzitter: Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen: Mijnheer de voorzitter, geachte leden, het spreekt voor zich dat de media-aandacht voor dit probleem de aanleiding is voor deze vragen. Met betrekking tot onze eigen gewestbelasting streven we inderdaad maximaal naar klantvriendelijkheid. We proberen daar niet alleen over te praten en te toeteren, we trachten het ook in de praktijk om te zetten. Bij de belasting die we zelf innen, de onroerende voorheffing, verlopen de zaken vandaag correct en snel, en met automatische vrijstellingen. We stellen een grote mate van tevredenheid vast.
De vraag rijst waar het probleem zit bij de terugbetaling van die registratierechten. Hebben we dat inderdaad onderkend, zoals de heer Van Rompuy vroeg, of zitten we daarnaar te kijken als konijnen naar een lichtbak? Of treedt de Vlaamse Regering iets alerter op en wordt dit nauwgezet gevolgd? U weet dat mevrouw Dua hierover vorig jaar een schriftelijke vraag heeft gesteld. Het spreekt echter vanzelf dat, wanneer er iets mis begint te lopen met belastingen, ik word bestookt met mails en brieven met vragen, opmerkingen en commentaren.
In het begin van 2006 zijn we op de hoogte geraakt van dit probleem. Mijn kabinet en administratie hebben rechtstreeks contact opgenomen met de Administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen, afgekort AKRED. Op 12 mei 2006 heb ik hierover ook een formele brief gestuurd naar federaal minister Reynders, om hem om uitleg te vragen. Voor alle duidelijkheid wil ik stellen dat het Vlaamse Gewest bevoegd is om de tarieven, de heffingsgrondslag en de vrijstelling van het registratierecht op de verkoop van onroerende goederen te wijzigen, maar dat zowel de inning als de inningsprocedure behoort tot de exclusieve verantwoordelijkheid van de FOD Financiën, meer bepaald de AKRED. Deze belastingdienst houdt zich bezig met zowel de invordering als de toepassing van de regelgeving, en dus ook vanzelfsprekend met de afhandeling van de teruggave.
Ik heb moeten vaststellen dat niet alleen de teruggavedossiers laattijdig worden afgehandeld bij Financiën: ook het antwoord op een uitdrukkelijke vraag van een gewestelijke collega kwam laattijdig. Ik heb een antwoord mogen ontvangen op 6 november 2006, dus bijna 6 maanden later. Ik citeer uit dat antwoord van minister Reynders:?Bij elke aanvraag tot teruggave is het steeds de betrachting van de administratie de dienstverlening aan het publiek zo goed mogelijk in overeenstemming te brengen met de belangen van de schatkist. Navraag bij de bevoegde dienst leert dat men normaal moet rekenen op een termijn van drie tot zes maanden tussen de datum van de correct gemotiveerde aanvraag en de effectieve terugbetaling. Een langere termijn is veeleer de uitzondering dan de regel. Het valt niet uit te sluiten dat in een beperkt aantal gevallen een langere terugbetalingstermijn voorkomt.?
Minister Reynders gaat er dus van uit dat er duidelijk minder aanleiding is om gealarmeerd te zijn en dat het allemaal niet zo´n vaart zal lopen. Toch erkent hij dat laattijdigheid uitzonderlijk al eens kan voorkomen. Hij vervolgt:?Indien er toch tekenen van achterstand zijn, dient de verklaring hiervoor wellicht grotendeels te worden gezocht bij het stijgende werkvolume op de registratiekantoren, omwille van de verhoogde mogelijkheid die de wetgever, zeker vanaf 2002 in het Vlaamse Gewest, in tegenstelling tot het verleden biedt tot het bekomen van een teruggave. De behandeling van teruggavedossiers is hierdoor ook complexer en tijdrovender geworden.?
Minister Reynders bevestigt dus eerst dat er geen noemenswaardige problemen zijn. Indien daartoe toch aanwijzingen zouden zijn, dan is dat te wijten aan de Vlaamse regelgeving, dixit minister Reynders. Ik neem daar akte van.
Toen daarover werd bericht in de kranten, heeft minister Reynders onmiddellijk een persmededeling verspreid. Dat gebeurde op 4 oktober 2007. Daarin staat dat de meeneembaarheid van de registratierechten het werkvolume van de registratiekantoren heeft doen stijgen bij het instellen van deze regelgeving, wat trouwens is gebeurd met het volle akkoord van de bevoegde minister.
Ik citeer de oplossing die minister Reynders aan het probleem zou geven:?De administratie is zich bewust van deze situatie en probeert binnen het kader van het stijgende werkvolume en de complexiteit van de wetgeving, haar effectiviteit bij de behandeling te verhogen door enerzijds de interne werkstromen te versnellen en door anderzijds de opvolging op een gestructureerde manier te doen verlopen. Aldus zal er aan de huidige applicatie-RESPO een module worden toegevoegd voor de behandeling van de aanvragen tot teruggaven. RESPO is een webbased beheerssysteem dat voor registratiekantoren werd ontwikkeld en waarmee dossiers elektronisch worden samengesteld en opgevolgd. Aangezien deze materie alsmaar complexer wordt, zal het dossier bovendien eerlang niet meer door de registratiekantoren worden behandeld, maar door gespecialiseerde cellen op het niveau van elke gewestelijke directie van de registratie. Deze specialisatie moet tot een hoger rendement leiden en vermits de gewestelijk directeur terzake ook ordonnateur van de uitgaven is, wordt de procedure die hier moet worden gevolgd, meteen een stuk ingekort. Ten slotte zal de opvolging van de evolutie van de dossiers en hun doorlooptijd gebeuren aan de hand van een speciaal daartoe ontwikkelde boordtabel in het kader van het?just in time´- beheer. De input naar die boordtabel zal gebeuren vanuit de applicatie-RESPO en zal dus geheel elektronisch gebeuren. Hierdoor zal de opvolging geregeld en accuraat worden uitgevoerd met als gevolg dat indien nodig, tijdig doelgerichte acties kunnen worden genomen om de situatie bij te sturen.?
In zijn persmededeling zegt minister Reynders dus dat er problemen zijn en dat hij daartoe een aangepast softwarepakket heeft ge?nstalleerd. De behandeling van de dossiers is weggehaald bij de lokale registratiekantoren en is doorgeschoven naar gespecialiseerde cellen op het niveau van de gewestelijke directie. Als ik dit antwoord van minister Reynders mag geloven en zijn persbericht juist inschat, dan wordt het probleem morgen opgelost.
Ik wil ook even nagaan wat we zelf kunnen doen om het probleem op te lossen. Wat de complexiteit van de regelgeving, en in het bijzonder de meeneembaarheid betreft, moeten we erkennen dat de meeneembaarheid het dossier van de registratierechten heeft verzwaard. Dat is een keuze die dit Vlaams Parlement zeer bewust heeft gemaakt.
Deze decreetgeving is tot stand gekomen in zeer nauw overleg met de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat. Op suggestie van het notariaat zijn nogal wat amendementen ingediend om de regelgeving te verbeteren en performanter te maken en om een aantal praktische modaliteiten van het systeem te verfijnen.
Samen met het notariaat en de federale administratie, hebben we een aantal bijsturingen besproken. Mijn medewerkers en de administratie hebben samen met de FOD Financiën de omzendbrieven voorbereid. Dat is in overleg gebeurd met de federale overheid en het Vlaamse Gewest. We hebben daarbij onze verantwoordelijkheid genomen om een aantal zaken te vereenvoudigen. Via het programmadecreet hebben we een aantal belangrijke wijzigingen doorgevoerd die sinds 1 januari 2005 van kracht zijn. Ik verwijs dan naar de problematiek van de bijrechten. Deze maatregel heeft ervoor gezorgd dat we heel complex opzoekingswerk naar verrichtingen uit het verleden kunnen voorkomen.
Wat een eigen regionale inning van de registratierechten betreft, is het duidelijk dat ik er een absolute voorstander van ben dat Vlaanderen zijn eigen belastingen zou innen. Zo´n overnametraject moet echter grondig worden voorbereid. Een van de grootste nachtmerries die ik heb mogen erven, was de inning van de onroerende voorheffing. Die staat vandaag wel op punt.
Ik heb een chronologie van dat overnametraject vooropgesteld. We zouden starten met een overname van de verkeersbelastingen. In een latere fase zouden we overgaan tot de overname van de registratie- en successierechten. Ik hoop uit de grond van mijn hart dat daar tijdens de federale regeringsonderhandelingen rekening mee wordt gehouden. Ik heb dat aan de onderhandelaars laten weten.
U weet dat de registratie- en successierechten een belangrijke budgettaire weerslag hebben op onze ontvangsten. Problemen van welke aard dan ook kunnen we dan ook missen als kiespijn. U weet dat het om een complex geheel gaat qua procedure en inning. Het spreekt voor zich dat we vandaag de geautomatiseerde heffing op de onroerende voorheffing, die zowel geautomatiseerd als gecentraliseerd verloopt, niet kunnen implementeren op de registratie- en successierechten. Dat is ook de reden dat we, via de uitbouw van ons Vlaams fiscaal platform, alle mogelijke instrumenten trachten te ontwikkelen om ons daar op termijn op voor te bereiden.
U weet ook dat we intensieve onderhandelingen aan het voeren waren met de federale regering en de FOD Financiën over de overname van de verkeersbelasting. Diverse vergaderingen hebben plaatsgevonden met de top van mijn administratie en medewerkers van het kabinet om zo zwaarder te kunnen wegen. De zaak is ook op het Overlegcomité geweest. We hebben al de nodige stappen gezet. Tot op vandaag zijn de afspraken over de overname van de belasting, die in het Lambermontakkoord zijn opgenomen, echter nog altijd niet uitgevoerd. Er is nog altijd geen Koninklijk Besluit om de overname van het personeel te regelen. We zijn dan maar gaan onderhandelen met de heer Jean-Claude Laes, voorzitter van het Directiecomité van de FOD Financiën, die, als ik goed ben ingelicht, helaas is vertrokken.
Er is nog altijd geen oplossing. In juli 2007 stonden we voor de keuze om de regeling al dan niet op te zeggen. Als we ze zouden opzeggen, zouden we geen enkel zicht hebben op het hele personeelsdossier, op de meer dan 200 ambtenaren, van wie we niet eens de leeftijdscurve of de plaats waar ze zetelen, kennen, of op de totale kostprijs die daaraan gekoppeld is. Eerstdaags zal ik aan de Vlaamse Regering voorstellen de knoop definitief door te hakken: ofwel nemen we de verkeersbelasting over zonder de overname van het personeel van Financiën, ofwel proberen we nog een laatste keer een oplossing te vinden met de nieuwe federale regering en de nieuwe federale minister. In het eerste geval moeten we zelf overgaan tot de selectie van medewerkers. In het tweede geval vrees ik dat de heer Van Rompuy gelijk heeft als hij zegt dat we dan bij dezelfde persoon te biechten moeten gaan. Ik zal aan de regering voorstellen de belasting niet in 2009 maar in 2010 over te nemen. Tot vandaag heb ik van de federale regering immers nul op het rekest gekregen.
Een ander probleem, dat al twee keer is besproken in de regering, gaat over de mogelijke actualisering van het tarief voor beroepspersonen. De meeneembaarheid is een belangrijke factor bij de regeling voor de teruggave. Maar er zijn natuurlijk ook andere teruggavendossiers. Bij een snelle wederverkoop van een onroerend goed - binnen een tijdsspanne van twee jaar -heeft de verkoper recht op een teruggave van drie vijfde van de rechten die hij bij de aankoop van datzelfde goed heeft betaald. Dat principe bestond vroeger ook al. Aan de hervorming die we hebben doorgevoerd, zit echter wel een pervers kantje. Door de verlaging van het tarief van 12,5 naar 10 percent kan de verkoper bij een snelle wederverkoop drie vijfde daarvan, of 6 percent, terugkrijgen. In dat geval wordt dus 4 percent betaald.
Nu voorziet het wetboek ook in een bijzonder tarief voor zogenaamde beroepsverkopers. Dat zijn mensen die geregeld onroerende goederen aan- en verkopen, voor wie aankopen en verkopen een beroepsactiviteit vormt, met name de vastgoedmakelaars. Onder strenge voorwaarden - borgstelling enzovoort - kunnen zij bij aankoop een beroep doen op een specifiek tarief van 5 percent. Dat tarief bestond ook al v??r de hervorming van 2002, en bleef na de hervorming ongewijzigd.
In de periode v??r 2002 was dit tarief van 5 percent voordelig. Het werd onmiddellijk bij de aankoop betaald. Maar door de verlaging van het tarief van 12,5 percent tot 10 percent, is dit niet meer zo voordelig. Als een makelaar een pand zelf aankoopt en, net zoals een gewone particulier, de registratierechten van 10 percent betaalt, en het binnen de twee jaar verkoopt, dan krijgt hij 6 percent terug. Bij de eindafrekening heeft hij dan maar 4 percent betaald. Nogal wat vastgoedmakelaars kiezen voor het teruggavensysteem, waardoor ze 4 percent betalen, in plaats van het beroepstarief, waarbij ze aan de bron 5 percent betalen. Dat maakt natuurlijk een substantiële verhoging uit van een aantal teruggavendossiers. Ik had aan de regering voorgesteld om, binnen het programmadecreet, het tarief van de beroepsverkopers op 4 percent te brengen, zodat de lat weer gelijk ligt. Het spreekt voor zich dat dit, zeker in het begin, een lichte weerslag kan hebben op het budget. Tot nu toe is er binnen de regering nog geen overeenstemming bereikt. Het zou echter logisch zijn deze tarieven gelijk te schakelen om deze anomalie de wereld uit te helpen en, vooral, het aantal teruggavendossiers te verminderen. Het zijn immers de beroepspersonen die de meeste dossiers creëren.
Het dossier is voorgelegd aan het Overlegcomité. Daar is al verschillende malen gesproken over de overname van de belastingen. Over deze achterstand heb ik het Overlegcomité echter niet gevat, maar ik heb wel gewerkt met een briefwisseling met federaal minister Reynders. In de periode tussen zijn antwoord, 6 november 2006, en vandaag was het politieke klimaat echter niet van dien aard dat ik in het Overlegcomité veel succes had kunnen boeken. Er is nu een perscommuniqué verspreid met het hele verhaal over het nieuwe computersysteem.
Ik neem mij voor om dat verder te monitoren. U moet echter ook weten dat wij met de Vlaamse administratie maandelijks de inning van de gewestbelastingen screenen en kijken of er anomalieën zijn. Als dat het geval is, nemen wij onmiddellijk contact op met de bevoegde administratie om te kijken waar de problemen zich voordoen. Wij hebben dat in het verleden onder meer gedaan met de verkeersbelasting. We kregen toen te horen dat de problemen te maken hadden met de verhuis van de Financietoren naar North Galaxy, waardoor men twee maanden achterstand had opgelopen.
Wat is de huidige stand van zaken? We zitten tot en met juni 2007 op een totaal van 20.461 afgewerkte dossiers met betrekking tot teruggaven. Het decreet pleit natuurlijk voor de onmiddellijke verrekening: wanneer je een goed verkoopt en meteen een nieuw goed aankoopt, kun je dat onmiddellijk verrekenen; wanneer je een goed verkoopt en pas enkele maanden later een nieuw koopt, moet je werken met een teruggave op de registratierechten van het verkochte goed. Op dit ogenblik zijn er 35.534 dossiers afgewerkt waarbij de onmiddellijke verrekening doorgevoerd is. Alles samen zijn dus zo´n 56.000 dossiers afgewerkt.
Wat is de achterstand in dit soort dossiers? Eind 2004 stond de teller op 7.557 teruggavendossiers in voorraad, eind 2005 was dat 8.762, eind 2006 was de achterstand opgelopen tot 9.963. Het is nu vanzelfsprekend afwachten of de software-ingreep en de centralisatie op de gewestelijke kantoren soelaas kunnen brengen.
Wij zijn niet betrokken bij de werkzaamheden van de werkgroep, maar vooraleer ik hier een decreet met betrekking tot fiscaliteit kan goedkeuren, zijn wij sowieso onderworpen aan een vrij strakke regelgeving. Die houdt onder meer een raadpleging van de federale minister in. Ook de Raad van State kijkt alles grondig na alvorens een advies te geven. We blijven dus in permanent overleg. Ik ben vanzelfsprekend beschikbaar om in werkgroepen te gaan zitten, maar dan moet dat wel iets opleveren. Men moet gewoon ingrijpen.
Wij moeten zowel de verwijlinteresten dragen als de opbrengst van de nalatigheidsinteresten ontvangen. Meestal houden die twee elkaar in evenwicht. Voor 2007 staat de balans op dit ogenblik op 13.217 euro in ons nadeel. 13.217 euro op een bedrag van circa 1,7 miljard euro is nu niet meteen een reden om moord en brand te schreeuwen.
Wat betreft de inning zijn we volop bezig met de uitbouw van een Vlaams fiscaal platform, wat heel zware investeringen vergt op het vlak van ICT. De regering heeft in bijkomende middelen voorzien om dat te kunnen financieren.
Ik kan u tot slot meedelen dat we nog geen dagvaarding ontvangen hebben van het Europees Hof. De termijn van de procedure is dus nog niet beginnen te lopen. Voor mijn part moeten ze zich daar niet mee haasten.
De heer Felix Strackx: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
De voorzitter: De heer Verougstraete heeft het woord.
De heer Christian Verougstraete: Mijnheer de minister, ik heb veel ervaring in het notariaat, en ik kan u zeggen dat de lange wachttijden bij de terugbetaling niet nieuw zijn. Twintig jaar geleden had men al precies hetzelfde probleem. De enige mogelijke oplossing is dat men via de wet een termijn bepaalt. Zo krijg je een situatie waarin op zijn minst rechten gecreëerd worden voor de begunstigden.
Minister Dirk Van Mechelen: Dat is een goede suggestie.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb nog één vraag. Betaalt u aan de federale overheidsdienst werkingskosten? Voor de inning van de personenbelasting wordt één percent afgehouden, en dat wordt afgedragen aan de FOD Financiën. Gebeurt dat in dit geval ook?
Minister Dirk Van Mechelen: Neen, de inning is volledig ten laste van de FOD Financiën. Ik moet daar niets voor betalen, en dat maakt de discussie in de Vlaamse Regering net zo complex. Als we die belasting morgen zelf innen, is het toch logisch dat wij de lonen van de ambtenaren en de kosten van de verwerking van de dossiers meenemen.
In onze discussies met de heer Laes stelden wij twee zaken vast. Eén: de ambtenaren zijn op dit ogenblik van een vrij laag opleidingsniveau. Mogelijk zit daar ook een verklaring voor de achterstand. Het zijn immers vrij complexe dossiers, en mogelijk ontbreekt de nodige competentie om die te behandelen. Twee: de kost voor de verwerking die zij willen aanrekenen en doorstorten naar Vlaanderen is minder dan de helft van de reële kost die wij in Vlaanderen gaan betalen in een moderne ICT-omgeving. Dat betekent dus dat, wanneer we de inning zouden overnemen, er een vrij zware budgettaire inspanning van de Vlaamse Regering tegenover zou staan. Anderzijds stelt zich natuurlijk de vraag of we het niet beter en correcter zouden doen en meer controle zouden kunnen doorvoeren, waardoor voor een deel een terugverdieneffect ontstaat.
In de nota die door de administratie wordt voorbereid staat het voorstel om de inning op federaal niveau definitief op te zeggen op 1 januari 2010, onafgezien van het feit of er al dan niet een akkoord is over de overname van personeel en werkingskosten.
De voorzitter: Het incident is gesloten.