Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme Vergadering van 17/04/2007
Vraag om uitleg van mevrouw Linda Vissers tot mevrouw Fientje Moerman, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, over de houding van Vlaamse exporterende bedrijven tegenover de dienstverlening van Flanders Investment and Trade (FIT)
De voorzitter: Mevrouw Vissers heeft het woord.
Mevrouw Linda Vissers: Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, uit een onlangs door een werkgeversorganisatie gehouden enquête blijkt dat zes op de tien Vlaamse ondernemingen die reeds internationaal actief zijn, overwegen om nog meer te investeren in het buitenland. De resultaten van de enquêtes staan in Vokatribune, het nieuwe maandblad voor de leden van Voka.
Opvallend is dat 80 percent van de Vlaamse ondernemingen op export gericht is. De bedrijven zijn vaak zelf actief in het buitenland, hetzij met een eigen vestiging of via een partnership. Zes op de tien van deze internationaal actieve bedrijven willen in de nabije toekomst nog meer investeren in het buitenland. Hinderpalen blijken onder andere het vinden van betrouwbare partners, de onbekende buitenlandse wetgeving en het gebrek aan kennis van buitenlandse markten. Opmerkelijk is tevens dat vier op de tien van de Vlaamse bedrijven zonder enige hulp hun administratieve weg in het buitenland trachten te vinden.
Mevrouw de minister, hebt u een verklaring voor het feit dat vier op tien Vlaamse bedrijven, zonder hulp te vragen of te krijgen van de bevoegde Vlaamse overheidsdienst, Flanders Investment and Trade, FIT, zelf moeten instaan voor een buitenlands investeringsavontuur? Welke redenen kunnen worden aangehaald voor het niet vragen van assistentie van FIT, in overweging nemend dat toch 79 percent van de bedrijven het bestaan en de werking van FIT kennen? Hoeveel aanvragen voor hulp werden door FIT tijdens de jaren 2005 en 2006 geweigerd en welke redenen hebben tot deze beslissing geleid?
Opmerkelijk is dat de Vlaamse bedrijven de FIT-dienstverlening niet levensnoodzakelijk vinden om een buitenlandse investering te doen. Welke aanvullende initiatieven wilt u nemen om meer bekendheid te geven aan de dienstverlening van FIT?
De voorzitter: Minister Moerman heeft het woord.
Minister Fientje Moerman: Mevrouw Vissers, in Vokatribune van maart 2007 zijn de resultaten verschenen van een Voka-enquête over de dienstverlening van Flanders Investment and Trade of het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen. Een klantenbevraging is ongetwijfeld een nuttig instrument om performantie te meten. Ik kan mij in deze echter moeilijk uitspreken over de enquête in kwestie, omdat ik er niet bij betrokken was. Het was een enquête van Voka. Ik weet niet hoe ze gevoerd werd, welke bedrijven geconsulteerd zijn en zo verder. Rekening houdend met die beperkingen, zal ik toch een zo volledig mogelijk antwoord proberen te geven.
FIT heeft overigens, in het kader van de beheersovereenkomst met de overheid, zelf een klantenbevraging laten uitvoeren door een extern bureau. De resultaten daarvan worden momenteel verwerkt. Ik vermoed dat die binnen afzienbare tijd beschikbaar zullen zijn.
Het is de taak van FIT om de internationale expansie van Vlaamse bedrijven op duurzame wijze te ondersteunen. Het agentschap is ook belast met het aantrekken naar en verankeren in Vlaanderen van buitenlandse investeringen. Sinds zijn ontstaan uit de fusie van de Dienst Investeren in Vlaanderen en Export Vlaanderen op 1 juli 2005, doet FIT dus meer dan alleen het aantrekken van potentiële buitenlandse investeerders en het ondersteunen van Vlaamse exporteurs.
Ondanks de verschillende communicatie-initiatieven die FIT daaromtrent heeft gevoerd, kennen de meeste bedrijven FIT nog altijd van zijn oorspronkelijke, veel beperktere opdrachten. Dat kan een eerste verklaring zijn waarom vier op de tien bedrijven geen beroep doen op FIT als ze de internationale markt betreden.
Uit uw vraagstelling blijkt dat dezelfde verwarring ook in de commissie heerst. Men zou uit uw vraag kunnen afleiden dat het louter om buitenlandse investeringen gaat. Het gaat hier om het veel bredere en actuelere concept van internationaal ondernemen: exporteren, uitwisselen van technologie, licentieovereenkomsten, vestiging van een buitenlands verkoopskantoor en zo verder.
U moet de cijfers ook eens omdraaien. Als 60 percent van de bedrijven die zaken doen in het buitenland wél een beroep doet op FIT, is dat geen slecht resultaat. Er is weinig duidelijkheid over het profiel van de geconsulteerde bedrijven in de enquête, maar ik kan mij voorstellen dat grotere bedrijven die al jaren actief zijn op de internationale markt, zonder de hulp van FIT kunnen starten met een lokale investering. Anderen hebben misschien beslist om een beroep te doen op een externe consultant, een kamer van koophandel of een federatie, en die kunnen op hun beurt weer gebruik maken van FIT.
De enquête heeft bovendien aangegeven dat slechts 4,9 percent van de bedrijven niet tevreden is over de dienstverlening van FIT. Aan de hand van de door Voka uitgevoerde enquête is het moeilijk in te schatten waarom ze niet tevreden zijn. Misschien krijgen we vanuit onze eigen klantenenquête, die FIT heeft laten uitvoeren, een beter inzicht. Ik kan wel zeggen dat het, in het kader van de beheersovereenkomst, de vierde strategische doelstelling van FIT is dat het agentschap een uitmuntende dienstverlening moet aanbieden aan zijn klanten. Als volgens de Voka-enquête maar 4,9 percent niet tevreden is, dan is dat geen slecht resultaat.
U vraagt hoeveel hulpaanvragen FIT in 2005-2006 heeft geweigerd en om welke redenen. In principe weigert FIT nooit hulp aan een Vlaams bedrijf tenzij het gaat om een delokalisatie. Wel zal FIT de dienstverlening aanpassen naargelang van de activiteiten van de onderneming. De dienstverlening aan een Vlaamse handelaar in buitenlandse producten zal niet dezelfde zijn als deze aan een Vlaamse fabrikant die een belangrijke meerwaarde creëert in de Vlaamse economie, bijvoorbeeld in de vorm van tewerkstelling in Vlaanderen.
U zegt dat het opmerkelijk is dat de Vlaamse bedrijven FIT niet levensnoodzakelijk vinden om buitenlandse investeringen te doen. U vraagt naar aanvullende initiatieven om meer bekendheid te verlenen aan de dienstverlening van FIT. Volgens de Vokastudie stelt slechts 15,3 percent van de ondervraagde bedrijven dat zij de FIT-dienstverlening als "helemaal niet nodig" beschouwt om internationaal te ondernemen. Zoals ik al zei: er zijn tal van Vlaamse bedrijven die in de afgelopen jaren een breed internationaal netwerk hebben opgebouwd of die al jaren internationaal actief zijn of die met externe consultancy werken of zich met een kamer of federatie hebben geëngageerd. Ik zal FIT blijven aansporen om de dienstverlening op een zo hoog mogelijk niveau te houden en bij een zo groot mogelijk aantal Vlaamse bedrijven bekend te maken. Zoals al gestipuleerd in de beheersovereenkomst, zal FIT voor de bekendmaking van zijn diensten een marketingplan opstellen als onderdeel van het operationele plan van de instelling. Met dit marketingplan wordt van FIT ook een effectieve bijdrage verwacht om het imago van Vlaanderen als regio voor internationaal ondernemen in binnen- en buitenland te versterken.
Voorts moeten wij het dienstenaanbod van FIT samen met de noden van de bedrijven laten evalueren. Daarom heb ik recent de volgende maatregelen genomen: één, de Vlaamse bedrijven via buitenlandse, door FIT erkende dienstencentra introduceren op groeimarkten; twee, FIT middelen ter beschikking stellen om vijf technologische attachés aan te trekken om de Vlaamse bedrijven die hoogtechnologische producten exporteren beter te ondersteunen.
Zoals u weet heeft nog een andere organisatie, Agoria, de exportcijfers bestudeerd. Die studie maakte duidelijk dat het aandeel hoogtechnologische producten te klein is. Vandaar die inhaalbeweging. Wat de buitenlandse investeringen betreft - maar daar gaat het eerder om het aantrekken van buitenlandse investeerders naar Vlaanderen - is er een taskforce buitenlands investeren actief. Het secretariaat daarvan wordt door FIT waargenomen. Ook andere agentschappen en diensten kunnen erbij betrokken zijn en nog andere overheden kunnen erop worden uitgenodigd.
De voorzitter: Mevrouw Vissers heeft het woord.
Mevrouw Linda Vissers: Ik dank u, mevrouw de minister, voor uw antwoord. De antwoorden zijn voldoende duidelijk, en ik zal dan ook niet meer van uw kostbare tijd afnemen want er zijn, denk ik, nu belangrijkere zaken te regelen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.