Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme Vergadering van 27/06/2006
Vraag om uitleg van de heer John Vrancken tot de heer Geert Bourgeois, Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, over noodhulp aan de noodlijdende vluchte?lin?gen van Darfour
De voorzitter: De heer Vrancken heeft het woord.
De heer John Vrancken: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega´s, op 15 juni 2006 ontvingen wij de zoveelste alarmerende berichten over de verslechterende toestand in Darfour. De vroeger aangehaalde inbreuken op de elementaire mensenrechten door onder meer de Janjaweed, met de steun van de Soedanese overheid, zijn nu zelfs bewezen als we het rapport van procureur Moreno Ocampo mogen geloven.
Vorig jaar was er nog sprake van 800.000 vluchtelingen die in erbarmelijke omstandigheden in niet-beveiligde vluchtelingenkampen leven. Inmiddels is dat aantal opgelopen tot 2,5 miljoen mensen. De media meldden op 15 juni het volgende: ´Massaslachtingen in Darfour zijn bewezen. In Darfour, in het westen van Soedan, zijn verschillende massaslachtingen geweest en honderden verkrachtingen. Dat heeft het onderzoeksteam van het Internationaal Strafhof na twee maanden onderzoek vastgesteld. Procureur Moreno Ocampo heeft de VN-Veiligheidsraad voor het eerst gebrieft over het onderzoek. Volgens het rapport zijn bijna tweeduizend dorpen vernield of leeggeplunderd. Bij de burgeroorlog zijn ook duizenden burgers omgebracht, er werden ook honderden vrouwen verkracht. Het onderzoek is nog niet afgesloten. Het Strafhof probeert de hoofdverantwoordelijken voor de misdaden te vinden, maar dat blijft moeilijk want Soedan werkt niet mee aan het onderzoek. De burgeroorlog in Darfour heeft al het leven geëist van 180.000 tot 300.000 mensen. Bijna 2,5 miljoen mensen zijn op de vlucht.´
In mijn schriftelijke vraag van 24 maart 2006 heb ik het gehad over de oorlog in de grensstreek tussen Soedan en Tsjaad. Beide landen maken aanspraak op noodhulp. Toen heb ik de bereikbaarheid van de door Vlaanderen geschonken noodhulp in vraag gesteld. De berichten zijn nu dus bevestigd.
Deze oorlog moet als een vorm van genocide worden beschouwd. Het christelijke en animistische zuiden wordt geterroriseerd door het islamitische noorden: de strijd van de ´Arabische´ Janjaweed is er vooral op gericht om de zuidelijke bevolking te destabiliseren. Het doden van de mannen op gevechtsleeftijd en de systematische verkrachting van de zwarte vrouwen hebben tot doel een etnische zuivering in de hand te werken. Volgens de milities hebben de groepsverkrachtingen als enig doel het verwekken van Arabische kinderen bij de zwarte bevolking. Zij roepen daarbij zelfs in dat het land aan hen en aan de door hen verwekte kinderen toebehoort. De meest wrede praktijken zijn daarbij gangbaar. Meisjes worden in hutten samengedreven, hun botten worden gebroken om hen te beletten te vluchten, waarna ze dagenlang groepsverkrachtingen ondergaan.
Het is geen geheim dat de strijd in feite wordt gevoerd omwille van de olierijkdom van het zuiden, dat zich daarom van het noorden wil afscheiden. Alle pogingen om tot een vreedzame oplossing te komen voor het conflict stuiten steeds weer op de onwil van de Soedanese overheid. De Soedanese president Omar al-Bashir heeft gezworen dat hij nooit toestemming zal geven voor een VN-vredesmacht in Darfour.
We mogen dus niet voorbijgaan aan de schrijnende toestand van de weerloze en onschuldige burgers, die dus al meer dan twintig jaar - en de laatste twee jaar gaat het van kwaad naar erger - het slachtoffer zijn van de oorlog. Intussen heeft de minister ons verzekerd dat de noodhulp, ondanks de oorlogssituatie, toch zijn weg naar de noodlijdende bevolking vindt. Hij verklaarde in februari 2005 dat hij het Rode Kruis Vlaanderen met een bedrag van 149.996 euro steunde, teneinde essentiële noden als onderdak en hulpgoederen voor 300.000 mensen en water en sanitaire noden voor 500.000 mensen te lenigen. Hij zei ook dat hij een project van Artsen Zonder Grenzen voor een bedrag van 150.000 euro steunt. Met dat project wordt de ontheemde bevolking van de regio van Darfour, die hun dorpen zijn ontvlucht, geholpen. Het ging toen om anderhalf miljoen mensen, waarvan 65.000 in Kebkabiya, 25.000 in Serif Umra en 40.000 in Komra. Dat aantal is inmiddels opgelopen tot 2,5 miljoen vluchtelingen.
Naar aanleiding van deze recentste alarmerende berichten wil ik de minister de volgende vragen voorleggen. Een: voorziet de minister in bijkomende noodhulp voor het getroffen gebied, en zo ja, over welke som gaat het dan en welke projecten worden er gefinancierd? Wanneer wordt dat geconcretiseerd, gezien de hoogdringendheid van de humanitaire hulp? Zo niet, waarom is niet langer in noodhulp voorzien? Twee: welke stappen wil de minister met de Vlaamse Regering ondernemen, gezien zijn standpunt dat ´Vlaanderen ook inzake vredesbevordering en conflictbeheersing zich moet inspannen om een steentje te kunnen bijdragen´?
De voorzitter: Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois: Mevrouw de voorzitter, geachte collega´s, onze hulp aan het getroffen gebied toont aan dat we zeer bekommerd zijn over wat er gebeurt. Humanitaire hulp is er meer dan nodig. In 2004 en 2005 hebben we drie keer voor noodhulpverlening voor de ontheemde bevolking in Darfour gezorgd, via het Rode Kruis Vlaanderen, Artsen zonder Grenzen en vzw Memisa.
In een vorige vraag hebt u, geïnspireerd door een tv-reportage, vraagtekens geplaatst bij de efficiëntie van de hulpverlening. Ik heb toen geantwoord dat de hulp van Rode Kruis Vlaanderen zeker bij de ontheemde bevolking terechtkomt, in de vorm van voedsel en onderdak. Onze noodhulp wordt altijd via gespecialiseerde organisaties verleend: humanitaire ngo´s en internationale organisaties. De afgelopen maanden hebben deze ngo´s en organisaties geen verzoeken of dossiers ingeleid bij de Vlaamse overheid om extra noodhulpmiddelen voor Darfour te bekomen. Als dat alsnog zou gebeuren, dan zal ik die vraag aan de administratie voorleggen met het verzoek het dossier snel af te handelen.
De toestand is in Soedan, zeker in het zuiden en het westen, bijzonder moeilijk geworden. Ook ngo´s en andere organisaties krijgen het er zwaar te verduren. Het wordt hun moeilijk gemaakt om hun onmisbare opdrachten uit te voeren. In een aantal vluchtelingenkampen is de toestand zelfs gevaarlijk, waardoor de voedselvoorziening, de gezondheidszorg, de water- en sanitaire voorzieningen zwaar in het gedrang komen. De aard en de omvang van de problemen vereisen een globale aanpak. De VN moet daarin een belangrijke rol spelen.
De omvang van het conflict in Darfour vereist een interventie van de VN en de Afrikaanse Unie. Vlaanderen heeft noch de bevoegdheden, noch de middelen om in zulke conflicten een rol van betekenis te spelen. Vlaanderen kan enkel humanitaire hulp verlenen als er ngo´s en internationale organisaties beschikbaar zijn die weten hoe die hulp bij de getroffen bevolking te krijgen.
Wat vredesbevorderende initiatieven betreft, moet ik erop wijzen dat de op de begroting ingeschreven middelen moeten dienen voor ´post-conflict´ activiteiten, dus voor processen van maatschappelijke verzoening en wederopbouw die op gang worden getrokken nadat de oorlog is beëindigd. Wegens de bescheiden omvang van onze middelen worden ze geconcentreerd op processen in de Balkan (met name in Kosovo) en het inmiddels weer op de helling staande vredesproces in Israël/Palestina. We hebben niet de middelen, noch de ambitie om vredesbevorderende initiatieven te nemen in andere regio´s van de wereld.
De voorzitter: Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn: Ik bedank de minister voor zijn antwoord. De schrijnende toestand in Darfour sleept al jaren aan. Het is frustrerend om vanuit Vlaanderen en met onze beperkte middelen daaraan weinig te kunnen doen. Ik heb nog twee aanvullende bedenkingen bij het antwoord van de minister.
Ten eerste zegt hij dat er geen nieuwe aanvragen van organisaties of ngo´s voor steun voor noodhulp zijn ingediend. Moeten we het noodhulpbeleid van Vlaanderen niet eens grondig onderzoeken? Ik vraag me bijvoorbeeld af of we in bepaalde situaties niet zelf een initiatief moeten nemen. In zo´n geval zouden we - veeleer dan zoals nu het geval is, louter passief af te wachten - zelf de organisaties kunnen vragen om samen met ons te onderzoeken wat er kan gebeuren. Noodhulp is natuurlijk geen eenvoudige zaak. Toch meen ik dat we daarover eens beleidsmatig zouden moeten nadenken. Ik hoop alleszins dat in het kaderdecreet over ontwikkelingssamenwerking een link kan worden gemaakt met het noodhulpbeleid.
Ten tweede vind ik het goed dat we in een beperkt aantal ons bekende regio´s waar een conflict is beëindigd, ook vredesbevorderende middelen inzetten. Daarnaast is het ook zo dat er zich aan onze universiteiten nogal wat expertise inzake conflictpreventie en early-warningsystemen bevindt. Dat moet op Belgisch en Europees niveau worden opgevolgd. Vlaanderen is daarvoor ten gronde misschien niet echt de meest bevoegde entiteit, maar we kunnen op dat vlak toch steun verlenen aan Vlaamse instellingen die daarover denkwerk verrichten. Een indirecte rol ter bevordering van conflictpreventie is belangrijk.
De voorzitter: Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois: Mevrouw de voorzitter, geachte collega´s, de grondslag voor ons beleid is eenvoudig: we besteden de noodhulp waar de nood het grootst is. Het is dan ook moeilijk om vooraf te zeggen op welke regio we ons zullen concentreren. Als er zich een noodsituatie voordoet, zoals na de tsunami, reageren we en gaan we in op de vraag van de VN om dat te doen. De VN heeft overigens nog maar zeer recent gevraagd om ook in Oost-Timor hulp te verlenen. Ik was bereid daar effectief op in te gaan, maar toen we met de VN-instanties daarover contact opnamen, zei men ons dat het niet meer nodig was omdat er ondertussen voldoende geld beschikbaar is. Zowel mijn kabinet als de administratie volgen de toestand op de voet en reageren alert. We voeren dus wel degelijk een noodhulpbeleid. We hebben erg goede contacten met organisaties zoals het Rode Kruis en Artsen zonder Grenzen, die er altijd snel bij zijn.
Darfour heeft drie keer een beroep kunnen doen om onze noodhulp. Vandaag krijg ik dienaangaande geen vragen. De betrokken hulpverlenende organisaties werken er in zeer moeilijke omstandigheden. Zodra die organisaties ons laten weten dat ze een mogelijkheid zien om hulp te verlenen en daarvoor een financiële tussenkomst vragen, zullen we op hun vraag ingaan. Alles moet evenwel in perspectief worden geplaatst. Ik breng jonge mensen uit conflictgebieden zoals Ierland, Palestina, Rusland, Tsjetsjenië, Congo en Rwanda samen in Mesen. Dat is iets wat Vlaanderen kan doen. Op onze manier doen we zo aan vredespolitiek. We mogen evenwel niet naast onze schoenen lopen en denken dat we in conflicten zoals in Soedan een rol van betekenis kunnen spelen. Het lijkt me zinvol dat we ons op dat vlak inschakelen in wat internationale actoren ondernemen. De VN en ook Europa moeten terzake optreden. In elk geval sta ik open voor nieuwe suggesties, weliswaar met de belangrijke kanttekening dat we geen overdreven verwachtingen mogen creëren.
De voorzitter: Het incident is gesloten.