Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme Vergadering van 21/03/2006
Vraag om uitleg van mevrouw Sabine Poleyn tot de heer Geert Bourgeois, Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, over noodhulp voor Oost-Afrika
De voorzitter: Mevrouw Poleyn heeft het woord.
- De heer Jan Loones treedt als waarnemend voorzitter op.
Mevrouw Sabine Poleyn: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, ik heb deze vraag al een tijd geleden ingediend, de actualiteitswaarde is al enigszins gedaald. Sinds eind februari horen we steeds meer berichten over de rampzalige situatie in Oost-Afrika. Er heerst een grote droogte die spijtig genoeg hand in hand gaat met hongersnood.
Volgens sommige bronnen dreigt vooral in Burundi, Kenia, Tanzania, Somalië en Zambia een humanitaire catastrofe. Zonder onmiddellijke hulp zouden elf miljoen mensen het slachtoffer worden van hongersnood. Ik las ook dat twee derde van de veestapel in Kenia v??r april - het begin van de regentijd - zou sterven. Het zijn allemaal alarmerende berichten.
In uw beleidsbrief Ontwikkelingssamenwerking stelde u als criterium voor het succesvol verlenen van noodhulp dat humanitaire acties bij voorkeur uitgevoerd worden door ngo´s die ervaring op dit domein kunnen aantonen. U stelt ook kwaliteitseisen op drie domeinen: garanties van non-discriminatie, gelijkheid en onbezoldigde hulp; garanties over de doelmatigheid en de efficiëntie van de hulp en garanties over de duurzaamheid van de hulp.
In 2004-2005 voorzag u onder meer in noodhulp voor Tsjaad, Darfur, Nyankunde, Congo, Malawi, Zimbabwe, West-Afrika en Mali.
Misschien is mijn eerste vraag al gedateerd, maar dat hoor ik dan wel van u. Bent u van plan om in 2006 voor Oost-Afrika een budget uit te trekken om de strijd tegen de hongersnood aan te gaan, via uw eigen begroting of via internationale organisaties?
Hebt u hierover reeds overleg gepleegd met de bevoegde federale minister? Ik heb gelezen dat minister De Decker 15 miljoen euro geschonken heeft via het Wereldvoedselprogramma en de FAO. Welke partners zou u eventueel aanspreken om ervoor te zorgen dat deze hulp voldoet aan de vooropgestelde criteria?
De voorzitter: De heer Vrancken heeft het woord.
De heer John Vrancken: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, in verband met de vraag voor noodhulp voor de getroffen gebieden heb ik enerzijds een opmerking en anderzijds een bijkomende vraag.
In de eerste plaats worden we nu geconfronteerd met een uitdeinende oorlog tussen Soedan en Tsjaad, twee landen die aanspraak maken op noodhulp. Ik citeer hierbij een krantenartikel van gisteren 20 maart:?In de luwte van de media-aandacht gaat de situatie er voor de bevolking met de dag op achteruit. Volgens de International Crisis Group (ICG) is de toegang tot humanitaire hulp de afgelopen twee jaar nooit zo slecht geweest als nu. Vooral het zuiden en het westen van Darfur wordt geplaagd door complete wetteloosheid. Hoewel ook de rebellen zich niet houden aan het staakt-het-vuren, dat alleen op papier bestaat, is de belangrijkste aanstoker van de ellende volgens de ICG de Soedanese regering. Khartoem doet geen moeite om de situatie te stabiliseren en om de milities in te tomen. Integendeel, het regime ondersteunt de Janjaweedmilities die dorpen aanvallen.´
We mogen niet voorbijgaan aan de schrijnende toestand van de weerloze en onschuldige burger die al meer dan twee jaar het slachtoffer is van deze oorlog, maar ik stel me toch vragen over de bereikbaarheid van deze mensen voor onze hulp. Zowat een jaar geleden, op 22 februari 2005, stelde ik u al een vraag over de noodhulp aan de Soedanese vluchtelingen.
Ik citeer uit uw antwoord:?Op het einde van 2004 heb ik steun verleend aan twee noodhulpprojecten voor Darfur. Het eerste is een project van het Rode Kruis Vlaanderen Internationaal voor een bedrag van ongeveer 150.000 euro. Het gaat hierbij om noodhulp voor de ondersteuning van de ontheemden en de kwetsbare gemeenschappen in de gastdorpen. Het programma voorziet in het lenigen van de meest essentiële noden zoals onderdak en hulpgoederen voor 300.000 mensen en water en sanitaire noden voor 500.000 mensen.
Een tweede project was van Artsen Zonder Grenzen en bedroeg 150.000 euro. Daar is de doelgroep de ontheemde bevolking van de regio van Darfur die de dorpen is ontvlucht. Hun totale aantal wordt geschat op 1,2 miljoen waarvan 65.000 in Kebkabyia, 25.000 in Serif Umra en 40.000 in Komra.
Noodhulpprojecten worden aangerekend op een subsidieallocatie. Dit betekent dat het niet om een schenking gaat, maar om een project dat na afloop moet worden verantwoord. Bij de ondertekening van het besluit wordt 90 percent van de subsidie uitbetaald. Het saldo van 10 percent wordt pas uitbetaald nadat de organisatie onder andere een narratief verslag indient over het verloop van de actie en een factuurlijst met kopieën van de facturen die de uitgaven staven.
Bovendien moet het Rekenhof zijn goedkeuring geven over de controle uitgevoerd door de administratie. Er is dus een dubbele controle.
De co?rdinatie van de hulpverlening in Darfur wordt georganiseerd via de plaatselijke vertegenwoordigers van OCHA (Office for the Coordination of Humanitarian Affairs) die regelmatig overleg plegen met de andere aanwezige ngo´s.
Wat de voedselhulp betreft, is er nauw overleg met het wereldvoedselprogramma van de VN. De verdeling van de maandrantsoenen in de getroffen gemeenschappen gebeurt zonder voorafgaande registratie en in overleg met de dorpsoversten. De hulporganisaties zien er uiteraard op toe dat de voedselhulp terechtkomt bij die mensen die het echt nodig hebben.´
Aangezien de ICG stelt dat?de toegang tot humanitaire hulp de afgelopen twee jaar nooit zo slecht geweest is als nu en dat vooral het zuiden en het westen van Darfur wordt geplaagd door complete wetteloosheid´, heb ik toch wel enige bijkomende vragen.
Aangezien noodhulpprojecten worden aangerekend op de subsidieallocatie en erover door de verkrijgende hulporganisaties de nodige verantwoording dient te worden afgelegd, zou ik graag vernemen of dit inmiddels gebeurde voor de in 2004 en 2005 aan Rode Kruis-Vlaanderen Internationaal en Artsen Zonder Grenzen toegekende sommen? Welke zijn de resultaten hiervan?
Door de aanhoudende oorlogssituatie tussen Soedan en Tsjaad en het feit dat in de hulpbehoevende streek een volkomen wetteloosheid heerst, vraag ik mij af hoe u de bevolking met uw noodhulp zult bereiken en welke garanties u kunt inbouwen dat deze hulp niet in verkeerde handen zal terechtkomen?
Bent u van plan om aan de ambassadeurs van Soedan en Tsjaad een brief te schrijven om uitleg te vragen over de situatie en desgevallend aan te dringen op hun tussenkomst bij hun respectieve overheden om de nodige garanties te krijgen opdat uw hulp op de juiste plaatsen terechtkomt?
De voorzitter: Collega´s, ik wil er op wijzen dat volgens het Reglement aansluitende vraagstellers slechts 2 minuten spreektijd hebben. Bovendien moeten bijkomende vragen hetzelfde onderwerp betreffen.
Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Poleyn, volgens de World Hunger Map van het Wereldvoedselprogramma wordt op dit ogenblik niet alleen oostelijk Afrika geconfronteerd met heel zware problemen ten gevolge van een grote droogte.
In het oosten van Afrika gaat het om Eritrea, Ethiopië, Somalië, Rwanda, Burundi, Tanzania, Kenia en Soedan. Die landen tellen meer dan 20 percent hongerigen onder de bevolking. Dat is ook het geval in Centraal-Afrika, meer bepaald in de Centraal-Afrikaanse Republiek, de Democratische Republiek Congo, de Republiek Congo, Kameroen en Tsjaad. In Zuidelijk Afrika gaat het om Angola, Mozambique, Zimbabwe, Botswana, Madagaskar, Zambia, Namibië en Malawi. In West-Afrika gaat het om Sierra Leone, Liberia, Mali, Niger, Guinee, Senegal, Gambia en Togo. In andere werelddelen, kampen ook landen als Afghanistan, Jemen, Korea en Ha?ti met extreme voedseltekorten.
Uiteraard kunnen wij met onze heel beperkte Vlaamse begroting onmogelijk ingaan op elke - terechte - vraag naar voedselhulp voor al deze getroffen gebieden. We werken aan de hand van criteria. In principe moet het ook gaan om een verergering van de toestand. We maken het onderscheid tussen structurele situaties - waarvoor we ontwikkelingssamenwerking hebben - en acute verergeringen die aanleiding kunnen geven tot noodhulp. In heel veel landen is er sprake van een acute verergering, vaak ten gevolge van externe factoren. Aan de hand van de criteria beslist de regering om al dan niet een humanitaire hulpactie op te starten.
We werken samen met een aantal ngo´s. De lijst werd samen met DGOS samengesteld. De ngo´s moeten beantwoorden aan een aantal criteria en moeten waarborgen bieden. Het is een niet-limitatieve lijst. Op de lijst staan Rode Kruis-Vlaanderen Internationaal, Oxfam-Solidariteit, Caritas Internationaal Hulpbetoon, Artsen Zonder Grenzen, Memisa, Socialistische Solidariteit, Fonds Voor Ontwikkelingssamenwerking en Unicef. Vaak zijn het dezelfde organisaties die projecten indienen: Rode Kruis-Vlaanderen, AZG, Oxfam, Memisa. Natuurlijk kunnen we naargelang de regio afwijken van de lijst.
We hebben ook al gewerkt met het Wereldvoedselprogramma van de VN. Die organisatie is in deze een goede partner omdat ze co?rdinerend op kan treden, andere ondersteunende maatregelen kan nemen en een beroep kan doen op andere middelen. Heel vaak worden we immers geconfronteerd met gebieden waar niet alleen honger heerst, maar waar er ook conflicten, een burgeroorlog of allerhande moeilijkheden zijn die de toestand erger maken.
In principe nemen we zelf het initiatief. Ngo´s kunnen ook een voorstel indienen en een vraag tot ons richten. Ik heb tot nog toe geen concrete vraag gekregen met betrekking tot de situatie in Oostelijk Afrika. Wel heb ik de noodkreet gehoord vanwege het Wereldvoedselprogramma.
Ik heb beslist om 150.000 euro uit te trekken en om samen te werken met de Wereldvoedselorganisatie zodat zij co?rdineert. De omvang van de dreigende ramp noopt immers tot doorgedreven internationale co?rdinatie. Hierover verschenen ook krantenartikelen en kaarten waarop Afrika in beeld wordt gebracht. Op bepaalde kaarten wordt bijna heel Afrika als potentieel hongergebied ingekleurd. De toestand is werkelijk heel schrijnend. Ik heb aan mijn kabinet gevraagd om een dossier voor te bereiden en om met het Wereldvoedselprogramma te werken.
Ik heb dit nog niet eerder bekendgemaakt omdat u hierover een vraag had ingediend. De situatie is schrijnend en u hebt gelijk om er de aandacht op te vestigen. We zullen met onze bescheiden middelen een bijdrage leveren. Dit is reeds het derde of het vierde project dat we dit jaar steunen. We hebben Memisa in Congo gesteund en hulp geboden aan de Zambiaanse vluchtelingenkampen. We maken er werk van. Onze vorige ervaring met het Wereldvoedselhulpprogramma was positief.
Mijnheer Vrancken, het is niet omdat het in het Reglement staat, maar zelfs als ik zou willen antwoorden op uw vragen, zou ik dat niet kunnen. Ik stel voor dat u uw vragen schriftelijk indient, want het zijn heel concrete vragen. Er is wel een verband met noodhulp, maar ik kan niet paraat antwoorden op dergelijke gedetailleerde vragen over de controle op en afrekening van noodhulpprogramma´s voor bepaalde gebieden door bepaalde organisaties.
De voorzitter: Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dank u voor het antwoord. Ik ben blij te vernemen dat u zicht op een situatie tracht te krijgen wanneer u door de media wordt gealarmeerd. U zoekt uit welke vragen er zijn en wat er eventueel kan gebeuren. Natuurlijk zijn de middelen van het kleine Vlaanderen heel beperkt.
Het is goed dat er wordt samengewerkt met een VN-organisatie en dat we onze beperkte middelen zo internationaal mogelijk geco?rdineerd ter beschikking stellen. Deze voormiddag hebben we in het Federaal Adviescomité voor Europese Aangelegenheden een vergadering kunnen bijwonen met Europees Commissaris Louis Michel. Hij vertelde dat hij juist terug is van een congres in Nairobi. In de kantlijn vermeldde hij dat vanuit de Europese Commissie heel hard wordt gewerkt aan structurele voedselzekerheid. Zo wordt geprobeerd om op allerlei manieren de voedselzekerheid in heel Afrika te ondersteunen. Dat is belangrijk en het is een goede zaak dat er op Europees niveau overleg wordt gepleegd om hongersnood te vermijden.
Ik verwijs even naar de aandacht voor het Zuiden in de media. We worden door de media over bepaalde conflicten gealarmeerd - zoals dat nu het geval is -, maar wellicht zijn er nog veel conflicten waar we amper iets over weten. De beslissing wat er op onze agenda komt, is altijd arbitrair. We richten ons op wat door de filter van de media komt, al is het op zich natuurlijk goed dat de media ons informeert.
Inzake droogte en veranderingen in het klimaat kunnen wij invloed uitoefenen. We moeten niet alleen hulp bieden bij het lenigen van de ergste noden bij een hongerprobleem, maar we moeten ook iets doen om grote klimatologische veranderingen die tot hongersnoden leiden, te vermijden. Ik verwijs naar het belang van een goede verstandhouding tussen u als minister van Ontwikkelingssamenwerking en de ministers die verantwoordelijk zijn voor het milieubeleid en het internationale aspect ervan. Ook het Vlaamse aspect van het milieubeleid is van belang. De wereld is immers één ecologisch systeem. Alles is met alles verbonden. Ons gedrag in Europa heeft invloed op de rest van de wereld. Ik pleit voor een goede?coherentietoets´ of een of andere praktische manier om met uw collega´s te overleggen zodat het beleid in dezelfde richting gaat. Volgens de nota Duurzame Ontwikkeling is het de bedoeling om eens te bekijken of een toets, een criterium of een beleidsmaatregel kadert in het concept van duurzame ontwikkeling. Dat komt wellicht een beetje op hetzelfde neer.
Ik denk ook aan het nieuwe instituut dat we hebben opgericht: het Vlaams Vredesinstituut. Het betreft immers heel vaak landen waar ook conflicten zijn. Het is heel moeilijk om in te grijpen in landen met weinig infrastructuur, met een burgeroorlog of met massa´s vluchtelingen die zich over de landsgrenzen heen verplaatsen. We moeten werken aan conflictpreventie en aan het stimuleren van de vrede.
Mijnheer de minister, ik houd het hierbij. Ik verwacht geen concrete antwoorden of oplossingen, want dit waren slechts een aantal bedenkingen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.