Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 19/01/2006
Vraag om uitleg van mevrouw Joke Schauvliege tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over de aanwerving van een stedenbouwkundige ambtenaar
De voorzitter: Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Joke Schauvliege: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag gaat inderdaad over de aanwerving van de stedenbouwkundig ambtenaar. Dit is een van de vijf ontvoogdingsvoorwaarden waardoor gemeenten een autonoom vergunningen- en handhavingsbeleid kunnen voeren. Het is dan ook belangrijk dat gemeenten daaraan kunnen voldoen.
Het besluit van de Vlaamse Regering van 19 mei 2000 legt de voorwaarden vast waaraan personen moeten voldoen om als ambtenaar van ruimtelijke ordening te kunnen worden aangesteld. Voor een gemeente met minder dan 20.000 inwoners bepaalt dit besluit onder artikel 16 een aantal aanwervingsvoorwaarden. Ten eerste moeten ze houder zijn van een diploma dat toegang geeft tot niveau A of B en van een diploma van een opleiding ruimtelijke ordening.
Het besluit bepaalt onder artikel 18 volgende aanwervingsvoorwaarden gedurende een periode van vijf jaar na de inwerkingtreding van het besluit: houder zijn van een diploma dat toegang geeft tot niveau A of B, maar niet het vereiste diploma van een opleiding ruimtelijke ordening hebben, noch minstens 6 jaar werkzaam zijn geweest bij een administratie en daarbij relevante ervaring hebben opgedaan als stedenbouwkundig ambtenaar. De aangestelde ambtenaren moeten dan wel binnen 6 jaar na hun aanstelling een diploma hebben behaald zoals bedoeld in artikel 16.
Concreet betekent dit dat gemeentebesturen met minder dan 20.000 inwoners tot 1 mei 2005 nog onder die voorwaarden een stedenbouwkundig ambtenaar konden aanstellen. In de praktijk blijken echter heel wat gemeenten het moeilijk te hebben om personeel te vinden dat aan de voorwaarden voldoet. De VVSG heeft een overzicht gemaakt en stelt vast dat er een groot tekort is aan stedenbouwkundige ambtenaren.
Het tekort aan stedenbouwkundige ambtenaren is onderschat. Aanvankelijk dacht men dat door de verkorte aanvullende opleiding en door de instroom via de reguliere opleiding, er na verloop van tijd voldoende gekwalificeerde stedenbouwkundigen zouden zijn die in de steden en gemeenten aan de slag zouden kunnen. Het tekort aan goed opgeleid personeel blijkt echter structureel te zijn. Een mogelijke oplossing is het uitwerken van een overgangsregeling om de termijn te verlengen waardoor ondertussen toch het vereiste diploma kan worden behaald.
De heer Erik Matthijs treedt als voorzitter op.Mijnheer de minister, hoeveel gemeenten beschikken er niet over een stedenbouwkundig ambtenaar die voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 16 van het decreet Ruimtelijke Ordening? Erkent u dat er een probleem is voor de kleinere gemeenten om een stedenbouwkundig ambtenaar te vinden? Voor grotere gemeenten blijkt dit minder een probleem te zijn. Kunt u, rekening houdende met de problemen die kleinere gemeenten ervaren, de overgangsperiode van vijf jaar voor de aanwerving van een stedenbouwkundig ambtenaar verlengen met 2 jaar zodat mensen met een onvoldoende diploma kunnen worden aangesteld, mits ze binnen een bepaalde periode alsnog het diploma behalen? Acht u het wenselijk om het bijhorende besluit van de Vlaamse Regering in die zin aan te passen?
De voorzitter: Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen: Mijnheer de voorzitter, collega's, ik ken deze problematiek uiteraard en ze staat ook in de beleidsbrief. Ik wil de zaak wel in het juiste daglicht plaatsen en een beetje nuanceren. Op vandaag hebben bij benadering 250 van de 308 Vlaamse gemeenten officieel één of meer stedenbouwkundige ambtenaren effectief aangesteld. Kortom, méér dan 80 percent van de Vlaamse gemeenten heeft inmiddels voldaan aan deze vereiste. Het kunnen er in de praktijk zelfs meer zijn omdat er geen verplichting bestaat om ons de aanstelling van stedenbouwkundige ambtenaren te melden. We doen zelf wel geregeld bevragingen.
Het beschikken over een stedenbouwkundig ambtenaar is heden zonder enige twijfel de best scorende ontvoogdingsvoorwaarde. Niettemin voldoet vandaag één op zes Vlaamse gemeenten nog niet aan deze voorwaarde. Dit is en blijft veel, maar ik verwijs eveneens naar de lijst die we met de beleidsbrief hebben meegegeven. Daaruit blijkt dat steden als Antwerpen en Gent officieel niet over een stedenbouwkundig ambtenaar beschikken. Bij mijn weten zijn er in Gent echter minstens zes die voldoen aan de voorwaarden, maar die als dusdanig nog niet werden aangemeld omdat ze, gelet op de niet-ontvoogding van de stad, nog aan het proefdraaien zijn. We moeten alles dus in de juiste context zien.
Wat u over kleine gemeenten zegt, klopt. Ik heb zelf in Kapellen drie keer een examenronde moeten doen om iemand te vinden. Ik heb dan uiteindelijk iemand aangeworven van het provinciale bestuur.
Dan was er nog een vraag over de subsidievoorwaarden. De opleiding van een nieuw personeelslid, in dienst genomen om op termijn inderdaad aangesteld te kunnen worden als gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar, kan niet worden gesubsidieerd omdat een effectieve aanstelling als subsidievoorwaarde geldt. Iemand moet dus eerst worden aangesteld om daarna de opleiding te kunnen volgen, en niet andersom.
Hoe lossen we dit op? Er zit niets anders op dan twee besluiten aan te passen. U stelt voor een en ander te aligneren op het wijzigingsdecreet van 22 april 2005, waarbij we 2 jaar uitstel hebben gegeven.
Vooreerst kan ik u melden dat de administratie op dit ogenblik reeds de teksten heeft klaargestoomd met betrekking tot de aanpassing van de ministeriële besluiten die bepalen welke diploma's ruimtelijke ordening voldoen voor de registratie als ruimtelijk planner of de aanstelling als stedenbouwkundig ambtenaar.
Vervolgens is het mijns inziens goed dat we die overgangsperiode verlengen tot 1 mei 2007. Dat wil zeggen dat de administratie opnieuw een aanpassing van de besluiten voorbereidt, wat niet veel extra werk zal meebrengen, en dat die door de regering moeten worden goedgekeurd. Dan start de klassieke procedure van adviesvraag aan de Raad van State, definitieve goedkeuring en publicatie in het Belgisch Staatsblad. Dat moet ons toelaten om de overgangsmaatregelen nog een jaar te laten gelden en de aanpassing van het subsidiebesluit te realiseren. Op die manier kunnen we opnieuw een signaal geven aan de kleinere gemeenten om vooralsnog aan de voorwaarden te voldoen.
In overleg met de administratie hebben we beslist om zeer actief te gaan monitoren op het terrein wie aan welke voorwaarden voldoet, wie niet aan welke voorwaarden voldoet en waarom. Ten aanzien van vergunningenregisters en gemeentelijke structuurplannen zullen we nagaan hoever men staat in de procedure en waar een tandje bij kan worden gestoken. We zullen proberen de meeste gemeentebesturen te motiveren en te sensibiliseren om te mikken op 1 mei 2007 om te voldoen aan de vijf ontvoogdingsvoorwaarden. Daar bewijzen we onszelf een uitermate grote dienst mee.
De voorzitter: Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Joke Schauvliege: Mijnheer de minister, ik ben verheugd dat u ingaat op de suggestie voor een verlenging tot 1 mei 2007, waarvoor dank. Voor kleine gemeenten zou dit een goede oplossing zijn. Het is ook goed dat u actief op het terrein nagaat waarom gemeenten nog niet bezig zijn met die vijf ontvoogdingsvoorwaarden, daar is een grote nood aan. Het was al een tijdje geleden aangekondigd. Ik meen dat er ondertussen al een inventarisatie zal zijn opgemaakt. Ik meen dat er vorig jaar ook een schrijven van u is vertrokken naar de gemeenten over de problemen. We zullen deze zaak verder blijven opvolgen vanuit het parlement.
De voorzitter: Het incident is gesloten.