Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Bestuurszaken, Institutionele en Bestuurlijke Hervorming en Decreetsevaluatie Vergadering van 13/12/2005
Vraag om uitleg van mevrouw Joke Schauvliege tot de heer Geert Bourgeois, Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, over geïntegreerd e-government
De voorzitter: Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Joke Schauvliege: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de Vlaamse Regering heeft op 2 december 2005 een ontwerp van samenwerkingsakkoord goedgekeurd tussen de federale staat, de Vlaamse, Franse en Duitstalige Gemeenschap, het Vlaamse, Waalse en Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende de principes van een geïntegreerd e-government en de ontwikkeling van de nodige diensten daartoe. Het project is gestart in 2001 toen de eerste samenwerkingsovereenkomst werd afgesloten waarbij werd uitgegaan van de uitbouw van een gemeenschappelijk e-platform. Het akkoord gold voor vier jaar en daar is nu een vervolg aan gebreid.
Ik verwijs even naar de beleidsnota Bestuurszaken, waarin ik lees: 'Om de kerndoelstelling van e-government, een geïntegreerde elektronische dienstverlening voor de burgers en de bedrijven, mogelijk te maken, moet een verregaande graad van samenwerking tussen de verschillende overheidsniveaus worden bereikt.' Ik veronderstel dat het samenwerkingakkoord van 2 december als bedoeling heeft om in de praktijk werk te maken van die samenwerking. De VVSG heeft zich echter nogal kritisch uitgelaten over de samenwerkingsovereenkomst omdat de lokale besturen op geen enkel moment zijn geraadpleegd. Nochtans zou in het samenwerkingsakkoord een duidelijke link met de lokale besturen worden gemaakt. Het zijn ook zij die het in de praktijk zullen moeten toepassen. Het is dan ook jammer dat ze er niet bij betrokken werden.
Mijnheer de minister, wat is de juiste inhoud en wat zijn de doelstellingen van het ontwerp van samenwerkingsakkoord? Hoe zal de praktische uitwerking van deze doelstellingen worden verzekerd en opgevolgd? Wie verzekert er de coördinatie van het geheel? Op welke manier worden de lokale besturen hierbij betrokken? Zijn ze inderdaad niet gehoord bij de totstandkoming van het samenwerkingsakkoord? Zullen de lokale besturen ondersteund worden als ze inspanningen leveren op het vlak van e-government? Ik bedoel dan zowel materiële als financiële ondersteuning. De lokale besturen vormen het eerste aanspreekpunt van de burger en zijn dan ook een belangrijke eerste schakel in e-government. Hoe zal de link met de hogere overheden worden verzekerd?
De voorzitter: Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois: Mevrouw Schauvliege, het klopt dat er tussen alle overheden die u hebt opgesomd, een samenwerkingsakkoord is gesloten. Hierdoor zullen burgers en bedrijven gebruik kunnen maken van elektronische dienstverlening zonder zich op voorhand te moeten afvragen wie waarvoor bevoegd is. Er wordt zo veel mogelijk geïntegreerd samengewerkt.
De principes voor de bouw, het gebruik en beheer van ontwikkelingen en diensten voor een geïntegreerd e-government staan vervat in een ontwerp van intergouvernementeel samenwerkingsakkoord dat gedurende vier jaar zal lopen. Op 2 december 2005 keurde de Vlaamse Regering dit ontwerp van samenwerkingsakkoord goed. Zoals u zei, was er in maart 2001 een eerste intergouvernementeel samenwerkingsakkoord afgesloten tussen de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten betreffende de bouw en exploitatie van een gemeenschappelijk technologisch platform voor e-government. Dit akkoord legde de hoekstenen vast voor geïntegreerd e-government. Omdat dit samenwerkingsakkoord een looptijd had van vier jaar, moest er nu gekozen worden voor ofwel een nieuw samenwerkingsakkoord, ofwel voor het ophouden hiermee. Het is echter in het belang van iedereen dat er wel degelijk zo veel als mogelijk geïntegreerd wordt gewerkt.
Het nieuwe samenwerkingsakkoord erkent uitdrukkelijk het belang van een optimale samenwerking met de lokale besturen. De partijen streven naar een permanente dialoog, een structureel overleg en een effectieve samenwerking met de lokale besturen. Het principe van een geïntegreerd e-government is ook een kerndoelstelling van het Vlaamse e-government. Zowel vanuit het standpunt van de burgers en de bedrijven, als vanuit het standpunt van de overheid, draagt een geïntegreerd e-government immers bij tot de verhoging van de kwaliteit, de effectiviteit en de efficiëntie van de openbaredienstverlening.
Om tot een volwaardig geïntegreerd e-government te komen, is de samenwerking tussen de verschillende bevoegdheden een kritieke succesfactor. Uiteraard maken we horizontaal net zo zeer werk van een samenwerking en een integratie tussen alle delen van de Vlaamse overheid. Dat is onze belangrijkste opdracht. Daarom heb ik op 8 april 2005 de coördinatiecel Vlaams e-government opnieuw opgericht. Die bestond immers niet meer.
CORVE zal voor de coördinatie zorgen en deze zaken volgen. De cel zal een actieve rol spelen in de diverse werkgroepen die zullen worden opgericht ten gevolge van het sluiten van het samenwerkingsakkoord. De cel zal de horizontale samenwerking binnen de Vlaamse overheid verzekeren en systematisch rapporteren over de uitvoering van het akkoord.
Het is uiteraard onmogelijk om de 308 Vlaamse gemeenten te betrekken bij dit samenwerkingsakkoord. Als ik me niet vergis, wordt dat ook niet bepaald in onze constitutionele afspraken. Wel benadrukt het samenwerkingsakkoord het belang van een optimale samenwerking. Concreter stelt het samenwerkingsakkoord dat minstens tweemaal per jaar een vergadering moet worden georganiseerd met de vertegenwoordigers van de lokale besturen. De lokale besturen zullen in elk geval dus een stem hebben binnen dit intergouvernementele overleg. Toch zie ik de samenwerking met de lokale besturen vooral als een opdracht van en een kans voor de Vlaamse overheid. De band tussen de gemeenten en de Vlaamse overheid is immers erg sterk en belangrijk.
Dit is een belangrijke nieuwe beleidslijn die ik wil ontwikkelen en benadrukken: naast de horizontale integratie, met allerlei integratieprojecten binnen de Vlaamse overheid, wil ik een verticale lijn tot stand brengen tussen de gemeenten en de overheid. In het buitenland ben ik getuige geweest van dienstverlening waarbij personen en bedrijven elektronisch dossiers kunnen indienen, zelfs inzake Ruimtelijke Ordening, Leefmilieu en dergelijke, die dan worden doorgegeven aan de overheid. Ik laat in het midden of dit hier dan moet via de provincie. Dat hangt af van de bepalingen terzake. In mijn beleidsbrief Wetsmatiging en E-government heb ik dit ontwikkeld. Ik werk dus aan een horizontale en een verticale integratie. Met verticaal bedoel ik dan alle niveaus, van gemeenten en provincies, de federale en de Vlaamse overheid, tot de Europese overheid. Als we werk willen maken van administratieve vereenvoudiging en e-government, dan moeten we die twee processen op elkaar afstemmen. Bij e-government moeten de processen opnieuw worden bekeken. Ook de verticale lijnen moeten worden getrokken om tot een optimale situatie te komen. We beginnen dus met voor eigen deur te vegen en zo veel mogelijk horizontaal te integreren. Daarnaast maken we werk van verticale integratie.
Ik heb voorgesteld aan minister Keulen om werk te maken van een kaderdecreet voor de interbestuurlijke samenwerking. Dat zou er niet alleen zijn met betrekking tot e-government. Het zou ook de mogelijkheid moeten geven dat er verticaal wordt samengewerkt met steden en gemeenten in bepaalde verbanden. Dan gaat het ook over gestructureerde verbanden. Ik zie een aantal mogelijkheden terzake. Het lijkt me niet dat er specifiek een decreet moet komen met betrekking tot samenwerking inzake e-government. Met een kaderdecreet dat toelaat die verticale verbanden te ontwikkelen, zouden we een heel grote stap voorwaarts zetten. Ik wil daar werk van maken, in overleg met de minister bevoegd voor de lokale besturen.
Ik deel uw bezorgdheid over het feit dat e-government een belangrijke inspanning vergt van de lokale besturen. Ik heb veeleer beperkte budgettaire middelen voor e-government. Die zullen in 2006 vooral worden gebruikt voor het Vlaams Integratie Platform en het opzetten van authentieke databanken. Mijn beleidslijn komt hierop neer: vraag niet wat je al weet. Ik wil dat de gegevens waarover om het even welke administratie van de Vlaamse overheid beschikt, niet nog een tweede maal moeten worden opgevraagd. Daartoe is een horizontale integratie nodig. Nu is het zo dat burgers soms voor de zoveelste maal een bepaalde bedrijfsoppervlakte moeten doorgeven, moeten meedelen met hoeveel mensen ze werken, bepaalde gebruikte toestellen of machines moeten opgeven. Dat zorgt terecht voor heel wat ongenoegen. De informatie die we hebben, moeten we dus horizontaal delen, met de andere Vlaamse entiteiten. Dat is een eerste prioriteit.
Die cel bestaat uit zes mensen. Dat is niet voldoende om nu een structurele ondersteuning te geven aan de gemeentebesturen. Wel wil ik werk maken van het uitbreiden van die cel, maar het is vooral belangrijk dat we met betrekking tot concrete initiatieven gaan samenwerken met de gemeenten. Een eerste project waarvan we nu werk maken, is dat van een gemeenschappelijke productencatalogus voor lokale besturen. Wanneer mensen of bedrijven een vraag stellen aan een gemeentelijke overheid, of die vraag nu betrekking heeft op het aankopen van een woning, een verhuis, het opstarten of uitbreiden van een bedrijf, een leefmilieuvergunning enzovoort, moeten ze een eenduidig en volledig antwoord kunnen krijgen. We moeten vermijden dat ze zich daarvoor tot vijf verschillende diensten zouden moeten wenden. Daarom gaan we werk maken van die productencatalogus. Die moet een antwoord bieden, ongeacht aan wie die vraag werd gesteld en langs welke weg - elektronisch, telefonisch, schriftelijk of mondeling - ze werd gesteld. Met deze dienstverlening zouden we een grote stap voorwaarts zetten.
In Groot-Brittannië en Nederland wordt deze problematiek aangepakt met de methodiek van de zogenaamde 'productencatalogus'. Ik wil die catalogus ook invoeren. Een productencatalogus is in de eerste plaats een gestructureerde inventaris van diensten die een overheid aanbiedt. Op de website www.productencatalogus.be vindt u hierover alle informatie. De Coördinatiecel Vlaams e-government werkt hierbij nauw samen met de Vlaamse Infolijn, de VVSG, de VVP en de betrokken gemeenten en provincies. De VVSG heeft via een persbericht alvast positief gereageerd. Ze koestert op dat gebied hoge verwachtingen.
Veel belangrijker nog dan structuren is mijns inziens de grote bereidheid tot samenwerking, zowel binnen de Vlaamse overheid tussen de diverse ministeries en de openbare instellingen als bij de lokale besturen.
− Mevrouw Marleen Vanderpoorten, ondervoorzitter, treedt als waarnemend voorzitter op.
De voorzitter: Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Joke Schauvliege: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw grondig antwoord. Ik ben het met u eens dat we pas van e-government kunnen spreken als ook de achterliggende structuren zijn aangepast. Het heeft geen zin initiatieven te starten als de hele structuur die erachter zit, er niet op is afgestemd.
Naar aanleiding van een vraag die ik vorig jaar heb gesteld, was het me al duidelijk dat u de Vlaamse coördinatiecel opnieuw hebt bemand. Voordien was die volledig ontmanteld, ze bestond enkel op papier. Ik ben blij dat u daar werk van hebt gemaakt.
Nu wordt het samenwerkingsakkoord inderdaad vernieuwd. Het is echter jammer dat de lokale besturen, en zeker de VVSG, niet van in het begin bij de zaak worden betrokken. Bij de lokale besturen zijn twee aspecten belangrijk. De gemeente, het OCMW en de politiezone zijn zelf ook klant. Ze moeten in contact treden met het Vlaamse Gewest om allerhande informatie te verkrijgen. Het is belangrijk om ze als klant te erkennen.
Mijnheer de minister, u hebt er echter ook de nadruk op gelegd dat ze een belangrijk aanspreekpunt zijn voor de burger zelf die op zoek is naar dienstverlening. Dikwijls komt hij terecht op de website van de gemeente. De uitdaging is ervoor te zorgen dat de burger via de lokale besturen terecht kan komen bij het e-goverment met al zijn vragen, ook als het over een federale dienst of diensten van het Vlaamse Gewest gaat.
Het verheugt me dat u al een aantal stappen hebt gezet en dat u de lokale besturen als volwaardige gesprekspartners beschouwt. Er zal worden gezorgd voor ondersteuning. Op dat vlak koesteren we grote verwachtingen over de dienstverlening aan de burger. Hij zal zich niet meer moeten bezighouden met de achterliggende structuren omdat er één aanspreekpunt is om al zijn vragen te beantwoorden.
De voorzitter: Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois: Mevrouw Schauvliege, ik begrijp uw zorg. Het intergouvernementele overleg in dit land is echter al ingewikkeld genoeg. We kunnen natuurlijk de gemeenten niet inschakelen als partner bij een intergouvernementeel samenwerkingsakkoord.
Het is wel de bedoeling om de gemeenten en de lokale overheden maximaal bij het akkoord te betrekken. Er staat ook letterlijk dat de 'partijen streven naar een permanente dialoog, een structureel overleg en een effectieve samenwerking met de lokale besturen.' We zullen ook minstens tweemaal per jaar een vergadering organiseren met de vertegenwoordigers van de lokale besturen. Op die manier hebben ze een stem in het intergouvernementeel overleg. Ik verwijs naar artikel 5 van het samenwerkingsakkoord, dat u ook op de website kunt terugvinden.
De voorzitter: Het incident is gesloten.