Commissie voor Algemeen Beleid, Financi?n en Begroting Vergadering van 10/01/2006
Vraag om uitleg van mevrouw Joke Schauvliege tot de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, over de berekening van successierechten op percelen in woonuitbreidingsgebieden
De voorzitter: Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Joke Schauvliege: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik wil even stilstaan bij de link tussen fiscaliteit en ruimtelijke ordening.
Als een perceel grond deel uitmaakt van een nalatenschap, worden bij de berekening van de successierechten hoge bedragen aangerekend. De successierechten worden berekend op basis van de venale waarde. Die waarde ligt hoger, omdat men ervan uitgaat dat percelen in woonuitbreidingsgebied bouwrijp zijn, maar niets is minder waar.
Mijnheer de minister, als minister van Ruimtelijke Ordening weet u beter dan ik dat een woonuitbreidingsgebied geen enkel recht doet ontstaan om te mogen bouwen. Bij de voorstelling van de atlas van de woonuitbreidingsgebieden hebben we gezien dat een aantal gebieden niet voor bebouwing in aanmerking komen of zelfs worden geschrapt. Tot daar de logica dat de venale waarde bepalend is voor de successierechten, waardoor een hogere waarde wordt aangerekend voor de percelen in woonuitbreidingsgebied.
Binnen het domein ruimtelijke ordening bestaat een systeem van planschade. Als een stuk grond als bouwrijp wordt beschouwd binnen een ruimtelijk uitvoeringsplan, maar een ander ruimtelijk uitvoeringsplan wijzigt de bestemming van het perceel, heeft de eigenaar recht op planschade. Als we deze redenering logisch doortrekken, geeft een perceel in woonuitbreidingsgebied geen recht op planschade, want er is geen bouwrecht aan verbonden. Er zijn een beperkt aantal uitzonderingen, meer bepaald als het perceel aan een goed uitgeruste weg ligt of als de 50-meterregel wordt toegepast. Alle andere woonuitbreidingsgebieden kunnen van vandaag op morgen worden geschrapt door een ruimtelijk uitvoeringsplan, zonder dat een recht op planschade ontstaat.
In de praktijk wordt dit door veel mensen als onrechtvaardig ervaren. Ze betalen een heel hoog bedrag aan successierechten, want er wordt van uitgegaan dat die gronden aan hogere bedragen zullen worden verkocht, omdat men veronderstelt dat er een recht aan verbonden is om er - in de toekomst - op te bouwen. Als het woonuitbreidingsgebied wordt geschrapt door een ruimtelijk uitvoeringsplan, heeft men geen enkel recht op planschade. Dat wordt als heel onrechtvaardig ervaren.
Mijnheer de minister, welke criteria worden in de praktijk gehanteerd bij de berekening van de successierechten voor woonuitbreidingsgebieden? Bent u van oordeel dat de gebruikte criteria voor de schatting van de waarde van een eigendom in woonuitbreidingsgebieden billijk zijn en overeenstemmen met de reële waarde van de percelen in woonuitbreidingsgebieden?
Erkent u dat er een grote discrepantie is tussen, aan de ene kant, de planschaderegeling en de mogelijkheid om een vergunning te verkrijgen en, aan de andere kant, de berekening van de successierechten? Zijn er volgens u nog andere bestemmingen die op die manier worden beoordeeld en die zogezegd worden aanzien als bouwrijp, maar geen aanleiding geven tot planschade? Hebt u instrumenten om eventueel een andere berekening van de successierechten mogelijk te maken?
De voorzitter: Minister Van Mechelen heeft het woord.
Minister Dirk Van Mechelen: Mevrouw Schauvliege, het antwoord op uw vraag zou bijzonder kort kunnen zijn. Ik zou u immers kunnen doorverwijzen naar federaal minister Reynders. Het Vlaamse Gewest is bevoegd voor de tarieven, de heffingsgrondslag en de vrijstelling. De invordering van de successierechten en ook de concrete toepassing van de regelgeving behoren immers tot de bevoegdheden van de FOD Financiën en gebeuren dus onder de voogdij van de federale minister van Financiën. Ik zal u echter een uitgebreider antwoord geven. Het Vlaamse Gewest kan immers de uitgangspunten bepalen en misschien is uw vraag de aanleiding om die al dan niet te wijzigen.
Ik zal trachten de verschillende stappen van de procedure even op een rijtje te zetten. Het gaat in de context van uw vraag over goederen die voor de heffing van het successierecht tot het belastbaar actief van de nalatenschap behoren. Hun verkoopwaarde moet door de aangevers worden geschat op de dag van het overlijden. Dat is niet onbelangrijk.
Onder de verkoopwaarde van een goed wordt verstaan: de prijs die bij aanbieding voor verkoop op de voor het goed meest geschikte wijze, dus na de beste voorbereiding, door de meestbiedende gegadigde zou worden betaald op de dag dat het goed moet worden geraamd. Dat is de theorie.
Er moet dus abstractie worden gemaakt van een mogelijke gelegenheids- of genegenheidswaarde die het goed zou hebben voor de ene of de andere koper. Bovendien moeten de goederen die tot de nalatenschap behoren, worden gewaardeerd zoals ze zich in het vermogen van de overledene bevinden op de dag van het overlijden. Ook dat is niet onbelangrijk.
Deze principes gelden voor alle gronden, ongeacht of het nu gaat om landbouwgronden, bouwgronden, natuurgebieden, bossen of woonuitbreidingsgebieden. Het is dus met andere woorden de lokale ontvanger, belast met de controle van de aangifte van de nalatenschap, die moet nagaan of de door de erfgenaam aangegeven waarde overeenstemt met de normale verkoopwaarde op de dag van het overlijden. Dat is de procedure.
In de praktijk baseren de ontvangers zich op de eerste plaats op vergelijkingspunten. Dat betekent dat verkopen van gelijkwaardige of vergelijkbare goederen in de buurt een belangrijke indicatie vormen voor de normale verkoopwaarde, al moeten bij de beoordeling ook alle andere nuttige en relevante gegevens worden bekeken. Ik denk dat de nieuwe atlas van woonuitbreidingsgebieden een van die nuttige en relevante gegevens is. De nieuwe atlas tracht voor het eerst voor heel Vlaanderen een aantal zaken duidelijk te stellen.
We moeten vanzelfsprekend dus ook oog hebben voor de aard en de configuratie van percelen. Ligt een perceel al dan niet aan een uitgeruste weg? Is het een groot of een klein perceel? Is de stedenbouwkundige bestemming woongebied of woonuitbreidingsgebied? Is het perceel al dan niet bebouwbaar op korte of lange termijn? Dat zijn allemaal zaken die moeten worden ingeschat.
Het lijkt me vanzelfsprekend dat percelen die in woonuitbreidingsgebied liggen, niet dezelfde verkoopswaarde hebben als bouwrijpe percelen. Dat is de algemene regel.
De federale ambtenaar zal trachten de werkelijke verkoopwaarde te benaderen aan de hand van bijvoorbeeld recente verkopen van gronden die eveneens in een woonuitbreidingsgebied liggen. Ik begrijp dat dat niet altijd kan.
Ik denk niet dat er een bruikbare mathematische formule bestaat om de waarde van gronden in woonuitbreidingsgebieden te bepalen. In de atlas van de woonuitbreidingsgebieden wordt nu aangegeven welke woonuitbreidingsgebieden niet zullen kunnen worden ontwikkeld omwille van bijvoorbeeld de overstromingsproblematiek.
Op basis van de gegevens uit de atlas kan aan de ontvanger worden meegedeeld dat bijvoorbeeld een woonuitbreidingsgebied in een landbouwzone of aan het water eigenlijk niet in aanmerking komt voor bebouwing. Dat is slecht nieuws voor de eigenaar, maar de vaststelling van de successierechten moet nu eenmaal gebeuren op basis van de reële waarde van de grond. Met de nieuwe atlas hebben we dus voor het eerst een goed instrument op basis waarvan de ontvangers een en ander kunnen inschatten.
Ik ben bereid om in overleg te treden met de FOD Financiën om te wijzen op de mogelijkheden van de nieuwe atlas voor woonuitbreidingsgebieden, die trouwens bij de burger nog onvoldoende bekend is. Ik denk dat het belangrijk is dat de FOD Financiën weet dat de schatting kan gebeuren op basis van zeer gedetailleerde informatie die beschikbaar is op een website.
De lokale ontvanger moet de potentiële verkoopswaarde bepalen. De lokale ontvanger is een federaal ambtenaar. U weet dat ik er voorstander van ben om deze belasting te innen op Vlaams niveau. Ik heb daar in de commissie en in mijn beleidsnota een duidelijk kader voor geschetst. We willen eerst leren kruipen, dan leren stappen en vervolgens leren lopen, om niet met dezelfde chaos te worden geconfronteerd als 7 tot 8 jaar geleden in verband met de onroerende voorheffing.
Zoals u weet, hebben we binnen de Vlaamse belastingsadministratie een transitieambtenaar aangesteld die heel dat proces begeleidt en voorbereidt. We willen eerst bereiken dat we de onroerende voorheffing volledig kunnen innen. Daarna willen we ook werk maken van alles wat te maken heeft met verkeersbelastingen. De laatste stap zal zijn dat we AKRED (Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen) inlijven in de Vlaamse administratie.
De Vlaamse overheid is theoretisch en praktisch bevoegd om een andere heffingsgrondslag te definiëren dan de verkoopwaarde op het ogenblik van overlijden. We zouden bijvoorbeeld kunnen werken met een mathematische formule waarbij bijvoorbeeld woonuitbreidingsgebied wordt gewaardeerd op een fractie van de waarde van bouwgrond. Dat zou betekenen dat woonuitbreidingsgebied voor x percent wordt getaxeerd op de waarde van bouwgrond. We zouden hetzelfde kunnen doen voor landbouwgrond of voor bosgrond.
Dat klinkt misschien verleidelijk, maar in het licht van de gegevens in de atlas van de woonuitbreidingsgebieden ben ik daar geen voorstander van. In heel wat gevallen zou dat systeem immers pervers kunnen werken.
In het decreet op de ruimtelijke ordening hebben we ook geprobeerd om met mathematische formules te werken in verband met de planbaten. We zijn er echter nog altijd niet uit hoe een en ander in de praktijk moet worden vertaald. Er wordt ondertussen trouwens opnieuw over gediscussieerd.
Er is nog een andere mogelijkheid, die al aan bod kwam in een antwoord dat ik gaf op een vraag van de heer Sauwens. We zouden de verkoopwaarde kunnen vervangen door de nadien gerealiseerde verkoopprijs. Dat lijkt ideaal, maar ik vrees dat ook die mogelijkheid geen optie is, omdat we dan rekening houden met een aantal subjectieve elementen zoals het verkooptalent of de ambitie van de verkoper. Er zijn bovendien allerhande ontwijkingsconstructies mogelijk. Dat zou een zeer moeilijke situatie creëren waarbij met heel wat factoren rekening moet worden gehouden. Bovendien is het mogelijk dat er een bijzondere gelegenheidswaarde wordt gecreëerd voor de potentiële koper. Alles is dan weer mogelijk, waarbij de waarde zeer hoog is en de successie zeer hoog. Het is een mes dat langs twee kanten snijdt. Dit gebeurt in eer en geweten en de betwistingen zijn veeleer uitzondering dan regel.
In welke mate is de burger nu beschermd? Moet die aanvaarden wat hem wordt meegedeeld? Het is goed de spelregels even toe te lichten. Mathematische formules werken met een nadien gerealiseerde verkoopprijs, maar het goed moet dan nog verkocht worden. Ik zie ons deze theoretische grondslag niet veranderen. De verkoopwaarde is mijns inziens op dit ogenblik de enige objectieve en legitieme heffingsgrondslag. Dan komt het erop aan de verkoopwaarde zo reëel en correct mogelijk in te schatten. Ik wijs er ten slotte op dat de ontvangers wijze mensen zijn, maar ze zijn niet almachtig.
Indien de erfgenamen het werkelijk niet eens zijn met de door de ontvanger weerhouden waarde, zal de ontvanger de zogenaamde controleschatting betekenen. Het wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten voorziet erin dat de ontvanger en de betrokkenen in gemeen overleg een schatter of een college van schatters kunnen aanstellen die finaal de verkoopwaarde van de te schatten goederen zal bepalen. Als je dus in betwisting geraakt met de ontvanger over de ingebrachte of de gecorrigeerde schatting van de grond, kan in overleg een nieuwe schatting plaatshebben. Laat ons de waarheid geen geweld aandoen: het overleg is nogal eenzijdig. De ontvanger vraagt een expert om een controleschatting te doen, op basis waarvan geen betwisting meer mogelijk is. Op dat moment wordt dat bedrag weerhouden in de berekening van de successierechten.
Indien de erfgenamen zelf bij het indienen van de aangifte twijfels hebben over de door hen te schatten verkoopwaarde - je weet zelf immers of daar een mogelijkheid is tot realisatie van een woonuitbreidingsgebied - dan bestaat ook de mogelijkheid van de voorafgaande schatting. Dit gebeurt in overleg met de administratie. Voorafgaandelijk aan het indienen van de successieaangifte, wordt een schatting gemaakt. Deze schatting en de daarin vastgestelde waarde, wordt niet meer in betwisting gesteld nadat de totale successie is berekend.
Er zijn dus twee systemen om uw rechten af te dwingen: de weg van de voorafgaande schatting en de controleschatting.
Met betrekking tot uw vraag over de schaderegeling, blijkt uit navraag bij de administratie dat slechts vijf dossiers bekend zijn waarin een procedure werd opgestart voor het bekomen van een planschadevergoeding. Telkens werd de bestemming woonuitbreidingsgebied omgezet naar agrarisch gebied. In geen enkel van deze dossiers is er al een definitieve uitspraak gekomen. In vier dossiers bevindt de procedure zich nog in eerste aanleg. In een ander dossier is er een tussenvonnis, maar moet de beslissing over de omvang van planschadevergoeding nog worden uitgesproken in eerste aanleg.
Een fiscale regeling verhoudt zich principieel neutraal ten aanzien van de regelgeving ruimtelijke ordening. Er is enerzijds de fiscaliteit en anderzijds de ruimtelijke ordening. Ik verheel u niet, met onze kennis op de beide terreinen, dat dit een zeer delicaat dossier is. Ik hoop dat met de informatie die nu wordt verstrekt, een grotere rechtszekerheid geboden kan worden bij het indienen van de aangifte.
Ik begrijp waar het probleem zit. De vraag is: moeten we een nieuw systeem zoeken om de heffingsgrondslag te bepalen? Ik vrees dat we daar meer onheil mee zouden veroorzaken dan we problemen zouden oplossen. Het huidige systeem geeft de grootste rechtszekerheid. Ik meen wel dat de atlas zeker niet te vroeg komt. Het is een goed idee om, naar aanleiding van deze vraag, via een rondzendbrief of een ander instrument de administratie er formeel op te wijzen wat de ruimtelijke beperkingen zijn die opgelegd zijn via die atlas en waardoor veel beter kan worden ingeschat of een grond al of niet reëel in aanmerking komt voor bebouwing. Op dat moment zal de waarde moeten worden bepaald aan de hand van vergelijkbare woonuitbreidingsgebieden, en die zal tussen de waarde van landbouw- en woongebied liggen.
De voorzitter: Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Joke Schauvliege: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Mijn vraag was ingegeven door voorbeelden uit de praktijk. Er wordt vaak over verzuring gesproken, maar in dergelijke gevallen treedt die effectief op. Iemand krijgt een grote nalatenschap, betaalt hoge successierechten en een jaar later komt er een afbakening van het grootstedelijk gebied Gent en worden de woonuitbreidingsgebieden in één pennentrek geschrapt. Dat leeft bij de mensen, het zit heel diep. U zoekt, samen met mij, graag naar oplossingen binnen de bevoegdheidsmogelijkheden.
Ik dank u ook voor het duidelijke overzicht van alle mogelijkheden. Ik ben ervan overtuigd dat als er een oplossing komt, heel wat planningsprocessen beter aanvaard zouden worden. De burgers zouden inzien dat bepaalde delen agrarisch gebied worden en andere natuurgebied, terwijl ze dat nu niet altijd inzien. Ze vragen zich nu af: waarom gebeurt dat met mijn stuk grond waar mijn ouders voor hebben gewroet, waarom moet ik er het slachtoffer van worden, waarom heb ik geen recht op planschade? U kunt zich wel inbeelden waar het probleem zit.
Ik dank u dat u een overleg zult vastleggen met de ontvangers om ervoor te zorgen dat ze ook op de hoogte zijn van de informatie die in de atlas van de woonuitbreidingsgebieden staat. Dat zou zeer nuttig zijn. Het belang van de atlas en de informatie die daarin aanwezig is, moet nog meer aan de bevolking duidelijk worden gemaakt zodat de mensen daar onder meer bij een aangifte rekening mee kunnen houden. Er bestaan in de praktijk nog heel wat misverstanden over wat woonuitbreidingsgebieden precies zijn.
U hebt een mooi overzicht gegeven van de heffingsgrondslag, en u bent voorzichtig tot de conclusie gekomen dat we het beter houden op wat er nu bestaat. Het lijkt u het veiligst. Ik kan daar deels in meegaan, maar is er geen mogelijkheid om naderhand een herschatting te kunnen vragen? Stel dat iemand die successierechten heeft betaald en dat binnen de 5 jaar het woonuitbreidingsgebied wordt geschrapt, kan men dan niet een mogelijkheid creëren om opnieuw naar Financiën te gaan om aan te tonen dat de situatie gewijzigd is, dat er een andere bestemming is gekomen en de te veel betaalde successierechten kunnen worden teruggevorderd? Als we consequent zijn, moeten we dat in twee richtingen doen. Misschien zitten er mogelijkheden in dat denkspoor.
De voorzitter: Het incident is gesloten.