Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Bestuurszaken, Institutionele en Bestuurlijke Hervorming en Decreetsevaluatie Vergadering van 18/10/2005
Vraag om uitleg van de heer Mark Demesmaeker tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over de aanduiding van een expert voor het onderzoek ter vernederlandsing van het straatbeeld in de Vlaamse Rand
Vraag om uitleg van de heer Luk Van Nieuwenhuysen tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over het onderzoek naar een taalbeleid in de faciliteitengemeenten
De voorzitter: De heer Demesmaeker heeft het woord.
De heer Mark Demesmaeker: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het tweede punt uit de aanvullende regeerverklaring gaat over het vernederlandsen van het straatbeeld. Er wordt gesteld dat de voorrangsstatus van het Nederlands in de Rand en de faciliteitengemeenten moet worden gerespecteerd, dat de regering de wettelijke mogelijkheden zal onderzoeken tot het verwezenlijken van die doelstelling in het straatbeeld en daarvoor een expert zal aanduiden.
U bent daar in mei al over ondervraagd in de commissie. Die gedachtewisseling zal ik niet herhalen. Toen discussieerden we naar aanleiding van de studie van professor Boes. Ik wil wel het belang ondersteunen van dit item, zoals het ook tot uiting is gekomen tijdens een hoorzitting in de Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand met de conferentie van Vlaamse mandatarissen in de Rand. Daaruit bleek het belang van de vernederlandsing van het straatbeeld in de Rand.
Een van de schepenen had gesteld dat het psychologisch heel belangrijk is om de grens met Brussel duidelijk te stellen. In de praktijk is die helemaal niet duidelijk. Heel veel mensen leggen de grens tussen Brussel en Vlaanderen verkeerd omdat het straatbeeld in de faciliteitengemeenten volledig verbrusseld is en tweetalig is geworden.
Indien het straatbeeld in de faciliteitengemeenten duidelijk Nederlands zou zijn, zou de grens voor anderstaligen en inwijkelingen duidelijker zijn.
We beschikken over het rapport van professor Boes. Ik wil hier nogmaals herhalen dat wij de conclusies van professor Boes blijven onderschrijven. Volgens ons haalt hij accurate juridische argumenten aan. Ik weet dat hierover discussie is.
In mei 2005 heeft de minister verklaard dat het onderzoek objectief zou worden aangepakt, dat hij een expert zou aanstellen en dat hij de administratie de opdracht had gegeven om de procedure conform de wet op de overheidsopdrachten in gang te zetten. Volgens hem zou hij de opdracht in de loop van juni 2005 aan een expert kunnen geven. Mijnheer de minister, wat is de stand van zaken? In welke middelen is hiervoor voorzien? Op welke begrotingspost zijn die middelen ingeschreven?
De voorzitter: De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen: Mijnheer de voorzitter, ik blijf het uiteraard jammer vinden dat het onderzoek nog eens moet worden onderzocht. De Vlaamse Regering heeft sedert haar aantreden al verschillende malen verklaard dat de voorrangsstatus van het Nederlands in de Vlaamse Rand en in de faciliteitengemeenten moet worden gerespecteerd.
Ik heb hier al meermaals gehoord dat een van de regeringspartijen, met name het kartel CD&V-N-VA, achter de stellingen en de aanbevelingen van professor Boes staat. Als het erop aankomt hiervan op het terrein werk te maken, deinst de Vlaamse Regering echter terug en verschuilt zich achter de mening van meester Staelens om de aanbevelingen niet op het terrein toe te passen. Mijns inziens is dit een kwestie van politieke wil. Het getuigt niet van politieke moed om de wettelijke mogelijkheden tot een vernederlandsing van het straatbeeld nog maar eens te laten bestuderen.
Op 30 mei 2005 heeft de minister meegedeeld dat hij de administratie de opdracht had gegeven om de procedure conform de wet op de overheidsopdrachten in gang te zetten. Hij vermoedde de opdracht tegen eind juni 2005 te kunnen toewijzen. Ik vraag me af of deze timing is gerespecteerd, wie in dat geval tot expert is aangesteld en wanneer we ons aan een rapport van die expert mogen verwachten.
De voorzitter: Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Joke Schauvliege: Mijnheer de voorzitter, ik wil me aansluiten bij de vraag om uitleg van de heer Demesmaeker. CD&V blijft achter de studie van professor Boes staan. Dat neemt niet weg dat bepaalde zaken nog nader kunnen worden onderzocht. Wat is de stand van zaken?
De voorzitter: Minister Keulen heeft het woord.
Minister Marino Keulen: Mijnheer de voorzitter, het probleem met de studie van professor Boes is de vrij unieke positie die ze inneemt. De Vaste Commissie voor Taaltoezicht, een orgaan dat specifiek voor dergelijke aangelegenheden is opgericht, neemt, op professor Boes na, unaniem afstand van de conclusies van de studie. Meester Staelens, die de omzendbrief- Peeters namens de Vlaamse overheid voor de Raad van State heeft verdedigd, maakt hier groot voorbehoud bij. De Vlaamse administratie maakt hier, louter op juridische basis, eveneens groot voorbehoud bij. Dit heeft niets met politieke of met andere gevoeligheden te maken, de bezwaren zijn louter op juridische argumenten gebaseerd. Vooral de Vaste Commissie voor Taaltoezicht plaatst vraagtekens bij de studie van professor Boes.
De aanstellingsprocedure voor de expert is nog niet afgerond. De aanstelling moet uiteraard in overeenstemming met de regelgeving inzake de overheidsopdrachten gebeuren. Ik heb de oproep niet in juni 2005 gelanceerd. Het leek me niet aangewezen om tijdens de vakantie- en de examenperiode kandidaten te zoeken. Gezien de aard van de opdracht wil ik een beroep doen op deskundigen uit de academische wereld. Tijdens de zomermaanden zijn die mensen met vakantie of moeten ze examens afnemen. Om die reden heb ik de oproep tot kandidaatstelling pas bij de aanvang van het nieuwe academiejaar aan de Vlaamse universiteiten verstuurd.
De kandidaturen worden tegen uiterlijk 30 oktober 2005 verwacht. De oproep tot kandidaatstelling is verstuurd en de kandidaturen zouden me tegen het einde van volgende week moeten bereiken. Daarna zal ik snel tot een gunning kunnen overgaan. Aangezien het een ruime opdracht betreft, hebben we hiervoor 20 weken uitgetrokken. Ik verwacht een rapport van de expert in het voorjaar van 2006.
De financiering van de studieopdracht is ingeschreven in het programma 53.1, meer bepaald in de basisallocatie 12.20 'Studiekosten'. Daar ik momenteel nog niet in het bezit ben van de kandidaturen, kan ik me nog niet uitspreken over het bedrag dat voor deze opdracht zal moeten worden gereserveerd. We kunnen dergelijke kosten echter betalen op die post. Het is dus geen probleem om dat gefinancierd te krijgen.
De voorzitter: De heer Demesmaeker heeft het woord.
De heer Mark Demesmaeker: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Blijkbaar heeft dit alles toch wat langer geduurd dan oorspronkelijk gepland. Een en ander werd verstuurd bij het begin van het academiejaar. Volgende week zijn er de kandidaturen.
Als ik het goed begrijp, mogen we het definitieve rapport verwachten tegen het voorjaar van 2006. We zullen uiteraard met argusogen kijken naar dat rapport, maar we blijven achter de conclusies van de studie staan. U zegt dat professor Boes alleen staat.
Minister Marino Keulen: Hij staat inderdaad alleen wat de juridische kant van de zaak betreft. Dat voorbehoud van de administratie, van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht en van de heer Staelens is louter juridisch en niet politiek. Zij hebben ook geen andere overwegingen te maken. Het politieke oordeel komt toe aan ons, aan dit parlement. Iedereen is daar uiteraard soeverein in.
De heer Mark Demesmaeker: Er zullen nog wel juristen zijn die zich kunnen aansluiten bij de conclusie van professor Boes.
De voorzitter: De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen: Mijnheer de minister, net als vorige keer hebt u benadrukt dat professor Boes geïsoleerd staat met zijn aanbevelingen en standpunten. Als de Vlaamse Regering destijds minister Peeters niet had gesteund met zijn omzendbrief, dan had die waarschijnlijk ook geïsoleerd gestaan. Ook toen stelden eminente juristen, en zelfs een auditeur, dat de omzendbrief niet wettelijk was. Het is dus een kwestie van politieke wil. Als u die aanbevelingen van professor Boes wilt uitvoeren, dan kunt u dat doen, en dan ziet u wel verder. Eigenlijk is daar geen studie voor nodig.
U hebt nu een kleine vertraging aangekondigd ten opzichte van wat u in mei had gezegd. Ik hoop en vertrouw erop dat het niet de bedoeling is deze aangelegenheid op de lange baan te schuiven.
Minister Marino Keulen: Dat is inderdaad niet de bedoeling, en ik verontschuldig me daar ook voor. Ik had inderdaad een andere timing vooropgesteld. Ik heb ook de context terzake geschetst.
Dit proces loopt nu. Het is kort dag: het is 18 oktober en de kandidaturen worden ingewacht tegen het einde van de maand. Dan kunnen die mensen hun onderzoek doen. Het gaat over meer dan louter straatnaamborden, er is sprake van een iets ruimere context die moet worden onderzocht. Er is voorzien in de nodige kredieten in de begroting. Dat is een duidelijke aanwijzing dat het niet de bedoeling is om me er gemakkelijk vanaf te maken.
De heer Mark Demesmaeker: U had het over 'die mensen'. Moet ik daaruit afleiden dat u verschillende mensen gaat selecteren?
Minister Marino Keulen: Neen. De offertes moeten nog binnenlopen. Ik weet ook niet wie hierop zal reageren en wil meedingen naar deze opdracht. Academici kunnen een offerte doen, en we zullen dan wel zien. Zo moet u dat interpreteren.
De voorzitter: Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Joke Schauvliege: Mijnheer de minister, volgens mijn informatie zou de Vaste Commissie van Taaltoezicht zich niet unaniem tegen die studie verzetten. Er zouden ook andere standpunten zijn.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen: Er waren drie stemmen tegen.
Minister Marino Keulen: Ik heb altijd horen zeggen dat er één stem tegen was.
Mevrouw Joke Schauvliege: Momenteel zit professor Boes niet meer in die commissie. Er zijn nog andere personen die zich daarbij aansluiten. Ik wou dat gewoon rechtzetten.
Minister Marino Keulen: Ik zal zoiets niet zeggen om er mij vanaf te maken. Ik heb altijd begrepen dat er één stem tegen was en dat voor het overige de vaste commissie op één lijn zat.
Mevrouw Joke Schauvliege: Ik heb graag dat de zaak correct wordt genotuleerd.
De voorzitter: Het incident is gesloten.