Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme Vergadering van 14/06/2005
Vraag om uitleg van mevrouw Miet Smet tot de heer Geert Bourgeois, Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, over de oprichting van het agentschap Internationale Samenwerking en de relatie van dit agentschap met de Vlaamse Vereniging voor Ontwikkelingssamenwerking en Technische Bijstand (VVOB)
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Smet tot de heer Bourgeois, Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, over de oprichting van het agentschap Internationale Samenwerking en de relatie van dit agentschap met de Vlaamse Vereniging voor Ontwikkelingssamenwerking en Technische Bijstand (VVOB).
Mevrouw Smet heeft het woord.
Mevrouw Miet Smet: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, de vzw Vlaamse Vereniging voor Ontwikkelingssamenwerking en Technische Bijstand werd in 1982 opgericht door Vlaams minister van Onderwijs Coens, de verschillende fracties van de toenmalige Vlaamse Raad en vertegenwoordigers van de Stichting Vlamingen in de Wereld. In 1994 werd de VVOB door middel van een decreet erkend door het Vlaams Parlement.
De raad van bestuur en de algemene vergadering bestaan grotendeels uit vertegenwoordigers van de Vlaamse overheid en het Vlaams Parlement. De voorzitter van de VVOB is een Vlaams minister, op dit ogenblik is dat de minister van Buitenlands Beleid.
De VVOB biedt technische bijstand in projecten en programma's die in ontwikkelingsgebieden in Afrika, Azië en Latijns-Amerika in medebeheer worden uitgevoerd, en krijgt hiervoor fondsen van de federale en van de Vlaamse overheid.
Het personeel van de VVOB bestaat uit 16 mensen voor het secretariaat in Brussel, 81 coöperanten en 76 lokale medewerkers. De VVOB heeft sedert 1982 een uitstekende expertise opgebouwd op het vlak van ontwikkelingssamenwerking.
Uit de informatie waarover ik beschik, blijkt dat de VVOB 8,3 miljoen euro van de federale overheid ontvangt en ongeveer 21 miljoen euro voor Vlaamse projecten, naast de 973.000 euro van de Vlaamse overheid voor de werking van het secretariaat. De Vlaamse bijdrage vertoont de jongste twee jaar een dalende lijn.
De VVOB-programma's die worden betaald met federaal overheidsgeld leggen de klemtoon op opleiding en vorming. Met het Vlaamse geld worden programma's voor opleiding en vorming, landbouw, milieu, welzijn en onderwijs gefinancierd in ontwikkelingslanden. Net als bij de Vlaamse Regering lag de klemtoon van de VVOB de afgelopen jaren op projecten in Zuid-Afrika, Mozambique en Marokko.
In het kader van het beter bestuurlijk beleid en de hervorming van de Vlaamse administratie zijn er plannen om een verzelfstandigd agentschap Internationale Samenwerking op te richten. Het zou gaan om een soort administratie voor ontwikkelingssamenwerking. Volgens diezelfde plannen zou dit nieuwe agentschap de uitvoerende instantie moeten worden van de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking. Het idee om een zelfstandig agentschap op te richten waar de Vlaamse expertise wordt samengebracht, lijkt me een goede optie. In het Vlaams regeerakkoord wordt immers expliciet verwezen naar het gebruikmaken van reeds bestaande operationele ervaring, zoals bij de VVOB.
Mijnheer de minister, is er reeds een formele beslissing genomen over de oprichting van het agentschap Internationale Samenwerking? Zo ja, wanneer wordt dit agentschap operationeel? In welke mate werd of wordt de VVOB geconsulteerd bij deze beslissing?
Hoe kan de Vlaamse expertise van de publieke sector worden samengebracht in dit agentschap? Zal het Vlaamse personeel van de VVOB in dit agentschap worden opgenomen en er een rechtmatige plaats krijgen? Hoe zal dat gebeuren, automatisch of via een examen? Hoeveel mensen zullen deel uitmaken van dit agentschap?
Wat zal er gebeuren met het federale deel van de VVOB? Het gaat om vijfjarenprojecten die lopen tot 2007 en dus best verder zouden lopen.
Mijnheer de minister, wilt u mee een structuur zoeken waarin deze federale gelden en projecten verder onder Vlaams beheer kunnen worden ontwikkeld, zeker in het vooruitzicht van een regionalisering van de ontwikkelingssamenwerking? Welke structuur is daarbij mogelijk?
De voorzitter: De heer Loones heeft het woord.
De heer Jan Loones: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, ik sluit me aan bij de vragen van mevrouw Smet. Er doen zich ontwikkelingen voor, hoewel we er officieel niet van op de hoogte zijn. We weten dat de administratie Buitenlands Beleid de opdracht heeft zich te richten naar de beslissingen uit een voorgaande periode. De beslissingen werden genomen tijdens de discussies over het beter bestuurlijk beleid (BBB).
Ook ik ben bezorgd over de goede behandeling van de VVOB, want ze is het al lang bestaande paradepaard van de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking. Nog voor ik me bezighield met de sector, werd al erkend dat de VVOB over een grote expertise beschikte. We moeten respect en waardering hebben voor wat ze heeft gepresteerd.
Ik ben het ermee eens dat de structuren moeten worden aangepast. Er zijn spanningsvelden tussen de gezichtspunten van de administratie en die van de VVOB. Wel zijn er zaken die voorop moeten blijven staan, zoals de samenwerking met federale organen. Het zou spijtig zijn dat de uitvoerende instantie van het Vlaamse ontwikkelingsbeleid niet meer zou kunnen delen in de middelen die moeten komen vanuit gedefederaliseerde bevoegdheden, zoals Onderwijs, en nu worden gedragen door de federale dienst voor Ontwikkelingssamenwerking.
Een volgende bekommernis gaat over de opgebouwde expertise en het respect daarvoor. Mevrouw Smet heeft er ook naar verwezen. Verscheidene Vlaamse parlementsleden worden vanuit de fracties gedelegeerd naar de raad van bestuur van de VVOB. Mijnheer de minister, u bent daar trouwens voorzitter van. Het is eigenlijk een zeer eigenaardig orgaan.
Los daarvan zijn we er sterk bij betrokken. We hebben zopas een uitnodiging ontvangen voor de eindsessie in verband met de eindevaluatie van de vormingscycli. Periodiek worden alle ontwikkelingshelpers naar Brussel geroepen om een evaluatieronde te doorlopen. Dit jaar vindt ze plaats in juni. Ook dat wijst op het bestaan van die expertise.
Mijnheer de minister, bij iedere hervorming moet rekening worden gehouden met de middelen enerzijds en de expertise anderzijds. Ik kijk met belangstelling uit naar uw antwoord.
De voorzitter: Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, als lid van de raad van bestuur voel ook ik me persoonlijk aangesproken door deze materie. Ik wens me dan ook aan te sluiten bij de vraag van mevrouw Smet.
De vraag om duidelijkheid te scheppen is terecht. In afwachting van de communautarisering van de ontwikkelingssamenwerking was de overheid van oordeel dat ze de beslissing over de VVOB nog even kon uitstellen. Ik pleit ervoor dat niet te doen, maar wel om op een zo goed mogelijke manier het beslissingsproces te voeren en de verhouding met het Vlaams Agentschap voor Internationale Samenwerking zo duidelijk mogelijk te definiëren.
Belangrijk daarbij is dat die hervorming een verbetering moet zijn. Er is al uitvoerig verwezen naar de expertise. Die expertise zit vooral in de hoofden van de mensen. Ze heeft ook te maken met hoe de mensen met elkaar werken en met bijvoorbeeld de netwerking met de onderwijsactoren. Het gaat dus om meer dan de capaciteiten van individuele personeelsleden.
Mijnheer de minister, ik hoop dat de hervorming een verbetering zal betekenen voor zowel de werking van het Vlaams beleid voor ontwikkelingssamenwerking als voor de partners en de projecten in het zuiden. Daarnaast pleiten we voor een snelle beslissing. Dat is vooral van belang voor de personeelsleden. Ze zijn bekommerd om hun toekomst.
Mijnheer de minister, hebt u enig idee van de timing? De beslissing moet op een relatief korte termijn worden genomen. Ik ben zelf bekommerd om de effecten van de hervorming op het financiële vlak en voor de gevolgen ervan op het Zuiden. Kunt u daar al enige duidelijkheid over geven? Ik vraag u om dat ten gronde te bekijken vooraleer een definitieve beslissing te nemen.
De voorzitter: De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, ik kan kort zijn. De meeste vragen zijn immers al gesteld. Het ligt voor de hand dat er zo snel mogelijk duidelijkheid wordt geschapen met betrekking tot de termijn en de manier waarop het verzelfstandigd agentschap voor Internationale Samenwerking zou worden opgericht en de gevolgen ervan voor de VVOB.
Mijnheer de minister, het spreekt vanzelf dat de expertise zal worden ingepast in het agentschap. Hoe zal dat gebeuren? Het is geen goede zaak om de mensen in het ongewisse te laten.
Ik ben zeer geïnteresseerd in uw antwoord op de vraag van mevrouw Smet over de structuur waarin de federale middelen en projecten onder Vlaams beheer kunnen voortbestaan. Ik ben benieuwd naar het vooruitzicht op de regionalisering van Ontwikkelingssamenwerking. Het is nogal stil geworden rond dat thema. Het enige dat ik nog heb vernomen, is dat het NCOS daar tegen gekant blijft.
Ik wil graag weten of er nog enige vordering is gemaakt. Hoe zal dat verder verlopen? Gaat het Forum voor Institutionele Hervorming in deze legislatuur nog dossiers behandelen? Wat is de stand van zaken?
De voorzitter: Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois: Mevrouw de voorzitter, collega's, ik heb hier recent al eens een summier antwoord op gegeven. Mijn antwoord van vandaag ligt helemaal in die lijn.
De VVOB werd opgericht in 1982 op initiatief van toenmalig minister Coens, lang voor er sprake was van Vlaamse ontwikkelingssamenwerking. Het betreft een particuliere vzw die samenwerkt met de overheid, met Vlamingen in de Wereld en met mensen uit de sector. De werkingsmiddelen komen voor 75 percent van de federale overheid, en slechts voor 25 percent van Vlaanderen. De Vlaamse middelen gaan hoofdzakelijk naar het secretariaat hier in Brussel. Wij werken niet zoals de federale overheid met projecten en coöperanten, maar via de overheid, sectoraal en gericht op doelgroepen.
Op 3 juni heeft de Vlaamse Regering een beslissing van het ministerieel comité BBB formeel goedgekeurd. Het gaat om een besluit dat de toekomstige organisatiestructuur van de Vlaamse administratie juridisch vastlegt. Daarin wordt bepaald welke instellingen als agentschap worden toegewezen aan een bepaald beleidsdomein.
Het Vlaams Agentschap voor Internationale Samenwerking, het VAIS, werd in dat organisatiebesluit opgenomen als een beleidsuitvoerend agentschap voor het beleidsveld Internationale Samenwerking binnen het domein Buitenlandse Betrekkingen, Buitenlandse Handel, Internationale Samenwerking en Toerisme, BBIST. Datzelfde interministeriële comité heeft zijn goedkeuring gegeven aan het ontwerp van oprichtingsbesluit voor het VAIS. Dat zou een IVA worden zonder rechtspersoonlijkheid. Dat zal worden opgenomen in het globale pakket. We starten met BBB op 1 januari 2006. Beleidsondersteuning zit bij de administratie, beleidsuitvoering zit bij een zeventigtal zelfstandige agentschappen. De oprichting van het VAIS wordt goed onthaald. Het is van belang dat het onder onze eigen administratie valt. We hechten veel belang aan de internationale samenwerking binnen het huidige beleid, maar we streven naar een structuur, kennis en expertise om beleidsuitvoerend te kunnen werken inzake internationale samenwerking zoals dat nu op federaal vlak gebeurt.
De VVOB is een particuliere vzw en werd dus niet bij decreet opgericht. Op 23 maart 1994 werd een decreet goedgekeurd houdende regularisatie van de toetreding van de Vlaamse Regering tot vzw's. Daarmee wou het parlement de toetreding van de regering tot een aantal vzw's regelen met terugwerkende kracht, onder meer tot de VVOB. Het blijft in principe een privé-vzw, zij het dat de Vlaamse overheid een machtiging heeft gekregen van het parlement om toe te treden. Er is dan ook herhaaldelijk voorafgaand overleg geweest tussen mijn kabinet en de VVOB. De vereniging werd op de hoogte gebracht van onze intenties. Er is geen formeel advies gevraagd aangezien de vzw geen adviesverlenende instantie is inzake BBB en geen formeel advies moet verlenen. We hebben dus geen echte onderhandelingen gevoerd. Dat zou niet kunnen, dat zou niet gepast zijn. Bij de uitbouw van het overheidsapparaat moeten wij de goedgekeurde decreten volgen.
In de huidige organisatiestructuur is zowel de beleidsondersteuning als de beleidsuitvoering van de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking ondergebracht in de administratie Buitenlands Beleid. Een deel van dat takenpakket wordt nu door de administratie uitbesteed aan de VVOB. Conform de principes van het kaderdecreet beter bestuurlijk beleid wordt binnen de nieuwe structuur de beleidsondersteuning en -uitvoering aan afzonderlijke entiteiten toegewezen. Het departement zal instaan voor de beleidsondersteuning, het agentschap voor de beleidsuitvoering. Dat betekent dat het agentschap een aantal taken krijgt die voorheen werden uitbesteed aan de VVOB. We zullen daarvoor meer personeel en expertise nodig hebben.
Volgens de principes van het BBB moeten de ambtenaren hun zelfde taak en functie kunnen blijven uitoefenen. Daar kan alleen van worden afgeweken bij beslissing van de regering. De ambtenaren zullen ofwel in het agentschap, ofwel in de administratie terechtkomen. Dit zal voor Internationale Samenwerking niet anders zijn, alleen gaat het om heel weinig mensen, namelijk zeven. Het zal zeker een klein agentschap worden, ik schat dat er zo'n twintig mensen bij betrokken zullen zijn.
Er zijn bijkomende krachten nodig. We kunnen werknemers van de VVOB niet zomaar tot ambtenaar benoemen. Daar zijn regels voor. Er zal een examen komen. Door hun expertise zullen de mensen van de VVOB daar wellicht in slagen. Ze hebben alle troeven om de selectieproeven te doorstaan en te worden aangeworven. Het personeelsbestand zal bestaan uit ambtenaren van de eigen administratie die migreren en uit nieuwe kandidaten die slagen in het examen.
Het oprichtingsbesluit moet er nog komen. De definitieve taakstelling moet er nog komen. Ik verwacht dat we zullen starten met een personeelsbestand van een twintigtal mensen. In de mate dat er een defederalisering en overheveling komt, zal het agentschap uitbreiden. De VVOB heeft voornamelijk coöperanten in dienst.
Volgens u, mevrouw Smet, zou het federale deel van de VVOB het best worden voortgezet tot de lopende projecten zijn afgerond. Het gaat om projecten van 5 jaar. De federale overheid is natuurlijk heer en meester over haar programma. We gaan ervan uit dat de projecten worden voortgezet. De Franstalige tegenhanger van de VVOB wordt belast met dezelfde opdrachten, fondsen en personeel. De oprichting van een Vlaams agentschap staat daar los van. We hebben de beslissing over de projecten niet in handen, maar ik ga ervan uit dat er geen verandering komt. De VVOB krijgt van de federale overheid een overheadkost van 10 percent op de programma's. De VVOB zal alle federale projecten met federale middelen kunnen blijven uitvoeren binnen de huidige structuren. Dit zal onder de verantwoordelijkheid van de federale minister van Ontwikkelingssamenwerking gebeuren.
We zullen nagaan of we niet moeten overgaan naar andere structuren, een andere samenstelling van de vzw en een andere uitvoering van de geregionaliseerde opdrachten. Dat is niet dringend. Er zijn alleszins redenen om de statuten van VVOB te wijzigen.
Ik heb me nooit goed gevoeld bij het dubbele petje. Ik was enerzijds minister en anderzijds voorzitter van de VVOB, een vereniging die subsidies krijgt van de minister, die adviezen geeft en opmerkingen formuleert. Dat is voor mij een tegennatuurlijke situatie. Dit heeft blijkbaar nooit tot problemen geleid, maar toch moeten we de situatie opnieuw bekijken.
In de zaak van de defederalisering van Ontwikkelingssamenwerking, mijnheer Van Nieuwenhuysen, is er - behalve de publieke verklaringen van enkele NGO's en andere betrokkenen - niets te melden. Ik had hier aangekondigd dat ik de federale minister zou vragen de interministeriële werkgroep bijeen te roepen. Dat heb ik intussen gedaan. De werkgroep is opgericht op de interministeriële conferentie Buitenlands Beleid. Minister De Gucht heeft daar tot nu toe geen enkel initiatief voor genomen.
De voorzitter: Mevrouw Smet heeft het woord.
Mevrouw Miet Smet: Dat wou ik u vragen. Is er al een bespreking geweest tussen de Vlaamse en de federale overheid? Ik hoor dat dit niet het geval is. Het comité is nog nooit samengekomen omdat federaal minister De Gucht geen tijd heeft.
Minister Geert Bourgeois: Ik heb dit punt geagendeerd op de - tot nu toe enige - interministeriële conferentie. Er is toen beslist dat er een interministeriële werkgroep zou worden opgericht. Die is nog niet bijeengeroepen. Ik heb minister De Gucht gevraagd om de uitnodigingen snel te versturen.
Mevrouw Miet Smet: Ik ben voorstander van een aparte Vlaamse administratie, want daarzonder kunnen we geen Vlaams ontwikkelingsbeleid op poten zetten. Met zeven mensen kunt u echter niets aanvangen. Natuurlijk moeten we tegemoetkomen aan de ongerustheid bij de VVOB, maar dat mag geen belemmering zijn voor de oprichting van een eigen administratie.
De federale overheid werkt wel met coöperanten. Wij besteden het werk uit. Op lange termijn zullen we ons moeten bezinnen over de weg die we willen volgen als de defederalisering er komt.
De voorzitter: De heer Bossuyt heeft het woord.
De heer Gilbert Bossuyt: We moeten ook niet teveel naar de situatie van de coöperant kijken. Ik vind dat we geleidelijk aan andere paden mogen beginnen bewandelen. Het zou wel al te erg zijn als we in het departement Ontwikkelingssamenwerking geconfronteerd werden met tewerkstellingsproblemen van eigen coöperanten. Dit is misschien een gelegenheid om dit allemaal ernstig en grondig te bestuderen.
De voorzitter: Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois: Mevrouw Smet, daarover zal inderdaad moeten worden gediscussieerd op het moment van de defederalisering. We willen immers zorgen voor continuïteit.
Mijnheer Bossuyt, ik heb in deze commissie al toelichting gegeven bij de nieuwe samenwerking met Mozambique die nog verder gaat dan die met Zuid-Afrika. Daarbij werken we structureel samen met de overheid van Mozambique die zelf haar meerjarenprogramma opstelt. Samen met Denemarken, Ierland, Nederland enzovoort brengen we de fondsen nu al voor de helft in in een internationaal fonds. Er wordt niets uitbesteed en de overheadkosten worden tot een minimum beperkt. Vermoedelijk zal Denemarken instaan voor de monitoring op het terrein, in naam van het consortium.
Bij een dergelijke samenwerking volstaat het dat wij zes- of viermaandelijks een controle uitvoeren. Dat leidt tot zeer directe investeringen waarbij de overhead- en administratieve kosten tot een minimum worden beperkt. Bij een defederalisering komen we in een andere situatie terecht. We zullen dan ook een uitgebreid debat moeten voeren over een overgangsregeling. Zelfs als op termijn de klemtoon wordt verlegd, kan dat niet abrupt gebeuren.
De voorzitter: Het incident is gesloten.