Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme Vergadering van 08/03/2005
Vraag om uitleg van de heer Stefaan Sintobin tot de heer Geert Bourgeois, Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, over het SERV advies over toeristische groeimarkten
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Sintobin tot de heer Bourgeois, Vlaams minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, over het SERV advies over toeristische groeimarkten.
De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collegas, op het eerste Flanders Travel Forum, een soort van vakantiesalon voor de buitenlandse reisindustrie, kreeg minister Bourgeois het advies van de SERV inzake Buitenlands beleid toerisme. In 2003 boekten 3,3 miljoen buitenlanders een vakantieverblijf in Vlaanderen, of iets meer dan de helft van het totale aantal boekingen in Vlaamse toeristische accommodaties. Bijna 73 percent van de buitenlandse bezoekers komt uit de vier buurlanden, nog eens 15 percent zijn Europeanen, en slechts 10 percent komt van verder weg.
Volgens voorzitter Glorieux van het sectorcomit Toerisme van de SERV is het vooral die laatste groep die wat meer moet worden aangespoord om naar Vlaanderen te trekken. Hij pleit ervoor dat Vlaanderen eindelijk inspanningen doet om toeristen uit het voormalige Oostblok, China, India, enzovoort, te lokken. De groeimarkten zitten vooral in het Oosten, zo staat het in het SERV-advies. Het is een kwestie van er op tijd bij te zijn zodra die markten zich ontwikkelen. Volgens de heer Glorieux zijn onze historische steden grote troeven voor het Vlaamse toerisme, maar blijft Brussel de grootste trekpleister. Het ogenblik zou aangebroken zijn om Brussel en de Vlaamse historische steden naar hetzelfde niveau te tillen als de Italiaanse kunststeden. Verder stipte hij ook design, gastronomie en mode aan als andere troeven van het Vlaamse toerisme.
De toeristische industrie smeekt dat Vlaanderen inspanningen zou doen om nieuwe buitenlandse toeristen te lokken. De SERV dringt er dan ook op aan om in het buitenland kantoren voor het agentschap Toerisme Vlaanderen op te richten. Zo kan de markt in de eerder genoemde regios verder worden aangeboord. Bovendien moet het Vlaamse toerisme, als het zichzelf als exportproduct wil profileren, beter samenwerken met instellingen zoals Export Vlaanderen, aldus de SERV.
Hoe evalueert de minister de analyse en het advies van de SERV? Welke conclusies trekt hij uit dit advies? Welke concrete stappen hebt u naar aanleiding van dit advies al genomen?
De voorzitter: Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois: Mijnheer de voorzitter, geachte collegas, de heer Sintobin heeft het gehad over het SERV-advies of het advies van zijn sectorale commissie Toerisme. Ik heb van bij het begin van de legislatuur gezegd dat ik met die commissie een bijzonder contact wil onderhouden. In die lijn heb ik begin november de commissie gevraagd om een advies over de synergie tussen het Vlaamse buitenlandse beleid en het toerismebeleid voor te leggen. De heer Luc Glorieux, de voorzitter van de commissie, heeft dat advies op 21 februari overhandigd. Het advies is kritisch, maar constructief. Het moet worden opgevat als het beantwoorden van een uitgestoken hand om samen werk te maken van onze opdracht.
Ik wil een onderscheid maken tussen punten waarover ik de mening van de SERV volledig deel, punten waarover ik de mening van de SERV wens te nuanceren en aandachtspunten die verder moeten worden onderzocht. Onze analyse is dezelfde. We delen wellicht allemaal de mening dat toerisme een hefboom is voor de sociaal-economische ontwikkeling. Het is goed dat de SERV dat ook nog eens benadrukt. De hele bevolking moet ervan worden overtuigd dat we hier met een groeisector te maken hebben.
Ik deel ook de analyse over de bestuurlijke onderbouw. Volgens de SERV is het een goede zaak dat het buitenlands beleid, de buitenlandse handel, de internationale samenwerking en het toerisme onder n dak zijn samengebracht. Als het buitenland moet zorgen voor de groei van het toerisme, dan is dat inderdaad een goede zaak. De SERV pleit er ook voor om inzake Toerisme Vlaanderen het beter bestuurlijk beleid zo snel mogelijk vorm te geven.
Dit is uiteraard een terechte bekommernis. De decretaal opgerichte IVA Toerisme Vlaanderen speelt een pioniersrol. Er is geen raad van bestuur of strategische adviesraad meer. Vroeger was de sector heel nauw bij het toeristische beleid betrokken. Nu zijn er nauwelijks nog bindingen. Er is zelfs geen beheersovereenkomst. We moeten zo snel mogelijk voor een beleidscel binnen de administratie en voor de nodige ondersteuning van Toerisme Vlaanderen zorgen.
De SERV vindt dat we meer middelen voor de buitenlandpromotie moeten vrijmaken. Ik ben het eens met dit gedeelte van hun analyse. Ik heb dat hier overigens al herhaaldelijk verklaard. Op dit ogenblik zijn die middelen er evenwel niet. Na uitgebreide gesprekken ben ik er wel van overtuigd dat we een stevige basis moeten leggen en grondige onderzoeken moeten verrichten alvorens ons op een nieuwe markt te begeven. In dit verband zijn met Toerisme Vlaanderen afspraken over een reeks innovaties gevoerd. Ik zal hierop straks nog even terugkomen.
Indien we fysiek tot in een verre markt willen doorstoten, zal dit ons geld kosten. De synergie met Export Vlaanderen is dan ook een zeer goede zaak. Deze synergie laat ons toe om gezamenlijk stappen op verre markten te zetten en de kosten te delen. We mogen ons overigens niet tot verre markten beperken. We moeten net zo goed de dichterbij gelegen markten in ogenschouw nemen. Ik denk in dit verband bijvoorbeeld aan de nieuwe lidstaten van de EU. We moeten het hele veld en alle mogelijkheden verkennen.
We moeten met de andere departementen samenwerken en onze buitenlandse acties op elkaar afstemmen. Ook op dit vlak ben ik het eens met het advies van de SERV. Toerisme Vlaanderen, FIT en de andere Vlaamse vertegenwoordigers in het buitenland moeten zich samen sterk opstellen.
Ik onderschrijf tevens het belang van het cultuur- en het jeugdtoerisme. Zoals de vraagsteller daarnet heeft gezegd, zijn onze kunststeden ons visitekaartje bij uitstek. Onze troeven beperken zich evenwel niet tot het cultuurhistorisch patrimonium. Onze kunststeden zijn steeds meer bruisende bronnen van leven geworden. Ook op domeinen als cultuur, mode en kunst beginnen we stilaan een zekere faam te krijgen.
Dit laatste punt geldt zeker voor steden als Antwerpen en Gent. Bij de voorstelling van de brochure La Flandre des Irrguliers in Parijs heb ik vastgesteld dat Antwerpen een sterke aantrekkingskracht op buitenlandse toeristen uitoefent. We moeten dan ook het nodige belang hechten aan de maatregelen die ik reeds heb genomen en die ik nog zal nemen.
Een van die maatregelen betreft het opzetten van een structureel overleg tussen Toerisme Vlaanderen en de Vlaamse kunststeden. Dit overleg, dat tot op heden nog niet heeft plaatsgevonden, is trouwens naar aanleiding van een vraag om uitleg van de heer Verstreken al eens in deze commissie ter sprake gekomen. Het lijkt me zeer belangrijk op dit vlak synergien te ontwikkelen.
Tijdens mijn recent bezoek aan New York heb ik gemerkt dat Antwerpen belangrijke inspanningen levert. Onze grote steden investeren veel geld en mensen in toeristische initiatieven in het buitenland. In Antwerpen werken 52 mensen voor de dienst Toerisme. Aangezien deze mensen een enorm potentieel vertegenwoordigen, moeten we tot een vorm van samenwerking komen.
In het advies van de SERV wordt uitvoerig op het belang van het internationale jeugdtoerisme gewezen. Ik ga hiermee volledig akkoord. We moeten de rugzaktoeristen naar Vlaanderen krijgen. Hun aanwezigheid maakt het toerisme levendig en houdt de aantrekkingskracht van Vlaanderen in leven.
De SERV erkent de centrale rol die onze buitenlandkantoren vervullen. Deze kantoren zijn onze antennes bij uitstek. De SERV stelt een op een kritische bevraging gebaseerde evaluatie van de buitenlandkantoren voor. Ik onderschrijf de vraag om de efficintie en de effectiviteit van onze kantoren op te volgen, te monitoren en, indien nodig, bij te sturen.
In globo is mijn oordeel over onze buitenlandse activiteiten positief. Alles kan natuurlijk steeds beter. Ondanks de bescheiden middelen waarover we beschikken, hebben we al een grote impact in het buitenland.
Ik zou het advies van de SERV tevens op een aantal vlakken willen nuanceren. De SERV pleit voor een sterkere dialoog met de actoren. Zoals ik daarnet al heb aangehaald, bevindt Toerisme Vlaanderen zich momenteel in een dubbel veranderingsproces. Dit proces omvat de implementatie van het Beter Bestuurlijk Beleid en de pioniersrol die de IVA is toebedeeld. Aangezien de onderbouw nog niet tot stand is gebracht, zweeft Toerisme Vlaanderen momenteel een beetje in het ijle. De SERV vreest dat op deze manier een eiland zal ontstaan. Ik heb reeds verklaard dat ik dit niet zal laten gebeuren. Ik wil heel de sector bij het ontwikkelen van adviezen betrekken. Ik wil het beleid in samenwerking met de sector uitwerken.
Ik zou tevens het standpunt van de SERV over het strategisch plan voor de buitenlandse promotie willen nuanceren. Ik ga uiteraard volledig akkoord met de doelstellingen. Deze promotie is nuttig, nodig en zelfs noodzakelijk. Op dit vlak zijn evenwel reeds initiatieven genomen. Er is een algemeen strategisch plan voor Toerisme Vlaanderen opgemaakt. Het Beter Bestuurlijk Beleid biedt ons bepaalde mogelijkheden inzake marketing en een gezamenlijke buitenlandse strategie. Het evaluatiesysteem voor de buitenlandkantoren en het nieuwe beurzenbeleid zijn reeds in voege getreden. Dit laatste punt omvat een betere voorbereiding van de deelnemers en een betere onderlinge afstemming. Verder is de communicatie, ook met de priv-sector, geoptimaliseerd.
Ik ben van plan om in de toekomst op een aantal punten nader in te gaan. Zo legt de SERV zwaar de nadruk op het groepstoerisme. Vooral voor de buitenlandse markten is dit van groot belang. De Chinese markt zal ongetwijfeld vooral voor groepstoerisme zorgen. Ik meen niet dat veel Chinezen op individuele basis naar Vlaanderen zullen komen. Ze zullen in groep naar Europa komen en het is onze taak ze naar Vlaanderen te halen. Ik ben het eens met de stelling dat Brussel op dit vlak ons aanknopingspunt vormt. We moeten evenwel ook de groepen die op de luchthavens van Parijs of van Schiphol landen, zien te bereiken. Deze groepen zullen hoogstwaarschijnlijk door eigen gidsen worden begeleid. Deze gidsen zullen meertalig zijn. We mogen immers niet vergeten dat China geen eentalige markt is. Om deze bijzonder moeilijke markt te benaderen, zullen we nog heel wat studiewerk moeten verrichten.
Meten is weten. De SERV maakt een aantal terechte opmerkingen over het tekort aan cijfer- en studiemateriaal. Het is niet steeds mogelijk de effecten van promotie en marketing te meten. Tijdens de bespreking van de beleidsnota heb ik het gebrek aan cijfermateriaal al aangehaald. We zijn op dit vlak afhankelijk van het NIS. Dit instituut speelt in Europa evenwel reeds lang absoluut geen voorbeeldrol meer. We zouden graag mee up-to-date cijfers over de ons aanbelangende sectoren krijgen, maar we blijven vaak op onze honger zitten. De mogelijkheid om de resultaten van onze inspanningen in de toeristische sector te meten, lijkt me nochtans absoluut noodzakelijk. We moeten kunnen zien welke effect we op de aangroei van de toeristische sector hebben. Marktonderzoek moet ons helpen om nieuwe opportuniteiten te ontdekken.
Toerisme Vlaanderen heeft de afgelopen jaren reeds een aantal innovaties ingebracht en is volop aan de voorbereidingen van een aantal bijkomende innovaties bezig. Toerisme Vlaanderen heeft een kwalitatief onderzoek in onze buurlanden verricht. Hierbij is de kennis over onze drie macroproducten, de Vlaamse kunststeden, de Vlaamse kust en de groene regios, up-to-date gebracht. De marktrapporten met betrekking tot de landen waar Toerisme Vlaanderen over een kantoor beschikt, zijn gepubliceerd. Door het opzetten van een gestructureerd overleg tussen de kunststeden kan meer synergie worden bereikt.
Ik ervaar het advies van de SERV als een uiting van een sterke betrokkenheid bij het beleid. De SERV engageert zich om samen met de andere actoren te handelen. Ik zal hiermee rekening houden. Om onze concurrentiepositie scherp te houden, moeten we de mensen van de SERV permanent als toetssteen beschouwen. In mijn ogen gaat het hier alvast om een permanente uitdaging.
Naar aanleiding van het advies van de SERV heb ik reeds een aantal concrete stappen gezet. Vooral met betrekking tot de aandacht voor nieuwe of verre markten heb ik met Toerisme Vlaanderen een aantal afspraken gemaakt. Een ervaren kracht zal worden vrijgemaakt om een systematiek inzake de verkenning van markten en het inschatten van potentieel op te zetten. Deze systematiek zal concreet op actuele vragen over China, Oost-Europa en Rusland kunnen worden toegepast. Het is evenwel de bedoeling dat het geheel in de toekomst op generieke wijze op nieuwe opties toepasbaar blijft. Later dit jaar zal een rondetafelconferentie met de priv-sector worden gehouden. Tijdens die conferentie zullen alle opties worden besproken.
In verband met dit laatste punt, wil ik nog een paar zaken verduidelijken. Het advies van de SERV gaat in op de relatie tussen alle toeristische actoren. Halverwege 2005 zullen de Vlaamse Regering en de IVA Toerisme Vlaanderen een beheersovereenkomst ondertekenen. In dit belangrijke document zullen de wederzijdse plichten en rechten worden opgelegd en gewaarborgd. Nu het VOI-statuut is verdwenen, beschikt Toerisme Vlaanderen niet langer over een raad van bestuur. Bij het ondertekenen van de beheersovereenkomst zal een raadgevend comit worden opgericht. De samenstelling van dit comit wordt momenteel volop voorbereid.
De voorzitter: De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin: Ik dank de minister voor zijn uitgebreid antwoord. Wat de promotie en de doorgroeimogelijkheden in toeristische groeimarkten betreft, zitten we ongeveer op dezelfde golflengte. Ik veronderstel dat we het antwoord van de minister in de toekomst aan zijn beleid zullen kunnen toetsen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.