Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 15/05/2003
Vraag om uitleg van de heer Kris Van Dijck tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de afbouw van de CODO's in het buitengewoon onderwijs en de werking van de 'auti-klassen'
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Van Dijck tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de afbouw van de CODO's in het buitengewoon onderwijs en de werking van de 'auti-klassen'.
De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, vorige week hebben we deze problematiek al zijdelings aangeraakt. Er werd toen reeds verwezen naar deze vraag.
In het Gemeenschapsonderwijs zijn er in het verleden CODO's, toen nog gesco's, toegewezen aan projecten, zowel in het buitengewoon basisonderwijs als in het buitengewoon secundair onderwijs. In veel van die scholen is die kans aangegrepen om heel verdienstelijk werk te verrichten.
Zo zijn er in veel scholen ook zogenaamde auti-klassen ingericht, waar jonge autistische scholieren worden opgevangen in groepen op maat, met vijf tot zes leerlingen. Ondanks dat lage aantal is het belangrijk dat er behalve een leerkracht nog een extra kracht is om het project te ondersteunen. De kinderen hebben die extra steun nodig. De scholen die dat hebben gedaan, hebben zich in de problematiek gespecialiseerd en weten van heinde en ver autistische kinderen aan te trekken voor een gepaste opvang.
Naar ik heb vernomen, zou de steun voor deze CODO's worden afgebouwd. De vrees is dan ook ontstaan dat de werking van de auti-klassen erg zal worden bemoeilijkt, en dat de toekomst ervan zwaar zal worden gehypothekeerd. Wordt die steun inderdaad afgebouwd? Kunnen de scholen in kwestie hun opgebouwde kennis en knowhow op een andere manier verzilveren?
In hoeveel scholen in Vlaanderen wordt expliciet met auti-klassen gewerkt? Is de werking van die klassen ooit door een inspectie of door andere instanties geëvalueerd? Zo ja, wat waren daarvan de resultaten? Klopt het dat u de steun aan de CODO's intrekt, zodat de werking van de auti-klassen zwaar wordt gehypothekeerd? Op welke manier kunnen scholen alsnog de meerwaarde van de auti-klassen blijven aanbieden?
De voorzitter : Mevrouw Claes heeft het woord.
Mevrouw Hilde Claes : Mijnheer de voorzitter,mevrouw de minister, ik wil me aansluiten bij de vragen van de heer Van Dijck. Zoals u weet ben ik erg begaan met de problematiek van autisme.
Bovendien ben ik via een VZW zelf nauw betrokken bij een onderwijsproject waarbij specifiek aangepast onderwijs wordt aangeboden voor autistische kinderen. Dit project kwam tot stand na de ondertekening van een convenant tussen deze VZW en De Bloesem, buitengewoon basisonderwijs van het gemeenschapsonderwijs.
In dat project is ook een CODO werkzaam. Neem die CODO daar weg, en het project stuikt in elkaar : dat kan ik vandaag beamen. Dit project levert zeer goede resultaten op. Het is bovendien uniek in Vlaanderen, maar het zou toch nog moeten worden uitgebreid. Sommige weken zijn er immers twee aanmeldingen, zodat er vandaag al een hele wachtlijst bestaat.
Mevrouw de minister, in het verleden heb ik hier al vragen gesteld over autisme. Op dat ogenblik ben ik wat uitgebreider ingegaan op de vraag wat autisme precies is, en ook over de noodzaak van aangepast onderwijs. Ik zal dat vandaag niet meer doen, want dan zou ik onnodig in herhaling vallen. Bovendien hebt u in uw vorige antwoorden duidelijk laten blijken dat u kennis heeft van wat autisme precies inhoudt.
Vandaag deel ik enigszins de bezorgdheid van de heer Van Dijck. Binnen het onderwijs zijn er inderdaad heel wat CODO's werkzaam. Die situeren zich voor het grootste deel in het buitengewoon onderwijs. De praktijk leert dat ze zich voornamelijk concentreren op het probleem van autisme. Indien ik het correct heb begrepen, zou het de bedoeling zijn die CODO's te regulariseren door ze onder te brengen in de totale pot van de zorg. Het zou aan de inrichtende macht toekomen om te beslissen wat daar dan mee gaat gebeuren.
Dat betekent in de praktijk dat men van het gewone onderwijs solidariteit gaat vragen met het buitengewoon onderwijs. Op korte termijn zal het gewone onderwijs die solidariteit nog wel opbrengen, maar ik vrees dat het die solidariteit vroeg of laat zal opgeven, aangezien ook het gewone onderwijs steeds meer onder druk komt. Het resultaat zou zijn dat die CODO's, die vandaag werkzaam zijn in het buitengewoon onderwijs en daar bepaalde projecten dragen, zullen worden weggenomen. Dan kunnen we een kruis maken over die projecten, die vandaag zeer goede resultaten kunnen voorleggen, maar dat zou onaanvaardbaar zijn.
Daarom sluit ik me aan bij deze vragen. Kan er geen oplossing worden gevonden voor dit probleem, waarbij er toch enige garantie zou bestaan dat de CODO's die vandaag werkzaam zijn in het buitengewoon onderwijs daar behouden kunnen blijven, zodat de vandaag bestaande projecten en de expertise die daar werd opgebouwd bestendigdkunnen blijven?
De voorzitter : De heer Martens heeft het woord.
De heer Luc Martens : Mevrouw de minister, ik treed de bezorgdheid van mijn collega's bij. Het dossier ligt heel gevoelig. De heer Van Dijck vraagt in hoeveel Vlaamse scholen met auti-klassen wordt gewerkt. Ik zou graag weten hoeveel CODO's er zijn in Vlaanderen en hoe ze zijn verdeeld over de scholen en netten. Ik wil de zaak graag in kaart brengen en weten wat de voorgeschiedenis ervan is. Hoe is de verhouding in de tijd ontstaan? De verspreiding is immers niet gelijk en de verhouding is scheefgetrokken.
De voorzitter :Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijnheer de voorzitter, dames en heren, het is inderdaad zo dat tal van scholen voor buitengewoon onderwijs de jongste jaren zijn gestart met een specifieke auti-werking.
Het departement Onderwijs kan hiervan echter geen lijsten bijhouden, omdat leerlingen met autismespectrumstoornissen niet als een aparte groep worden gecatalogeerd. Ofwel lopen deze kinderen school in het gewoon onderwijs, al dan niet met GON-ondersteuning, ofwel volgen ze onderwijs in het buitengewoon onderwijs. Ook in dat laatste geval zijn deze leerlingen niet traceerbaar, want voor de overheid bestaan er alleen scholen die types en opleidingsvormen aanbieden.
Over deelwerkingen of gespecialiseerde werkingen bestaat er geen communicatie tussen scholen en overheid. We kennen natuurlijk wel een aantal concrete gevallen, maar van een opvolging aan de hand van lijsten is geen sprake. Dit verklaart ook waarom er evenmin lijsten bestaan van leerlingen met ADHD, met dyslexie of met dyscalculie, noch van de scholen waar deze leerlingen terecht zouden kunnen. Wel worden aan een aantal scholen afwijkingsuren voor auti-werking toegekend. Die scholen zijn natuurlijk wel gekend.
De inspectie heeft geen specifieke algemene auti-doorlichting gedaan. Wel wordt uiteraard de auti-werking van de scholen mee opgenomen in elke schooldoorlichting. De beoordeling van de auti-werking is even genuanceerd als die van de totale werking van de scholen voor buitengewoon onderwijs. Aan de verslagen merken we dat er heel goede en minder goede voorbeelden van auti-werking zijn. De beoordeling hangt samen met de algemene doorlichting. In de Onderwijsspiegel 1999- 2000 stelt de onderwijsinspectie dat de omkadering van scholen voor type 6 en 7 voldoende is, behalve voor de specifieke groepen zoals doofblinde kinderen en kinderen met een andere meervoudige zware handicap. Spijtig genoeg zijn er zo nogal wat. Het is niet helemaal duidelijk of de onderwijsinspectie onder deze laatste groepen ook de auti-werking verstaat.
Binnen het basis- en het secundair onderwijs werken er niet-administratieve CODO's. Een aantal ervan werken rond autisme. Deze projecten zijn in feite projecten van zorgcoördinatie. In het kader van transparantie en vereenvoudiging wordt de loonkost voor deze CODO's integraal geheroriënteerd naar zorgcoördinatie. Het gaat om een totaal bedrag van 3,098 miljoen euro. Om de werking van dergelijke projecten te blijven behouden is er in de nieuwe regelgeving omtrent het onderwijslandschap basisonderwijs voorzien dat : '… een scholengemeenschap het initiatief kan nemen om aan de schoolbesturen de overdracht van punten naar andere scholengemeenschappen voor te leggen teneinde speciale projecten in verband met zorg mogelijk te maken. Deze overdrachten zijn enkel mogelijk naar scholengemeenschappen die binnen dezelfde zone/zones of aangrenzende zone/zones liggen'.
In de omzendbrief wordt als voorbeeld van een dergelijk project autisme uitdrukkelijk vermeld. Dat is de huidige stand van zaken. Het probleem met auti-werking is breder en vraagt volgens mij een meer structurele en fundamentele oplossing. We werken daaraan. Een aantal mogelijkheden worden uitgeschreven, los van het huidige decreet basisonderwijs. Ik zal u daar in de nabije toekomst graag meer over vertellen.
Gegevens over de verdeling van het aantal personeelsleden over de verschillende netten zal ik laten ronddelen.
De voorzitter : De heer Martens heeft het woord.
De heer Luc Martens : Ik ken niet alle cijfers van buiten, maar ik dacht dat er 64 of 68 CODO's zijn voor het gemeenschapsonderwijs. Uw kabinetschef weet dat maar al te goed, maar het is misschien minder opportuun om de cijfers hier te noemen. Er zijn er een 8-tal in het vrij onderwijs en evenveel in het gemeentelijk of gesubsidieerd onderwijs. Misschien kan uw kabinetschef ook eens de ontstaansgeschiedenis van de CODO's schetsen..
Minister Marleen Vanderpoorten : Er zijn twee soorten CODO's. De verhouding die u noemt, klopt voor de ene groep, bij de andere groep is de verhouding omgekeerd. Als u het er dan toch over wilt hebben, laat er ons dan alle cijfers bij nemen.
Ik zie aan uw non-verbale reactie dat u er niet veel van gelooft.
De heer Luc Martens :Toch wel, ik geloof u altijd.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mevrouw de minister, ik wil nog even terugkomen tot de essentie van de vraag. Ik heb vernomen dat u bekommerd bent om het behoud van de opgebouwde kennis, want u erkent dat er nood aan is. Dienaangaande had ik bedenkingen over de timing. U zegt aandacht te blijven hebben en initiatieven te zullen nemen. Ik wil er sterk op aandringen dat dit overlappend gebeurt met het afbouwen van het andere.
We zitten vaak in een spanningsveld tussen de autonomie die we geven aan de scholen en het dirigisme vanuit Brussel. In dezen moeten we op onze hoede zijn opdat de groep van de allerzwaksten, en in dit geval de allerkleinste groep in die grote scholengemeenschappen, goed wordt opgevangen, terwijl er ook andere noden zijn. Het zou wel eens kunnen dat men kiest voor de massa en niet voor het detail. Hier moeten we aandacht voor blijven hebben.
Minister Marleen Vanderpoorten : Ik ben het daar helemaal mee eens. U hebt zelf aangegeven hoe moeilijk het is om een goed evenwicht te vinden tussen het uittekenen van een kader door de overheid en dat ter plaatse invullen. Het probleem van de auti-werking los je niet ten gronde op door alles te laten bestaan zoals het is. We zullen in de komende weken proberen te zoeken naar een oplossing ten gronde van dit probleem.
De heer Kris Van Dijck : U spreekt toch over weken, mag ik aannemen?
Minister Marleen Vanderpoorten : Ja, ik zit daar met mijn diensten over rond de tafel.
De voorzitter : Ik wil eraan toevoegen dat dit gevoelig ligt in het buitengewoon onderwijs omdat we daar altijd hebben gewerkt met gekleurd geld en we bleven af van bepaalde projecten, subsidies, enzovoort. Dat gaat in tegen de cultuur zoals we die gewoon zijn. Daarom slaat men een beetje in paniek.
Minister Marleen Vanderpoorten : Als men dat op het terrein zo belangrijk vindt, kan men nog heel veel doen, maar dan komen we weer bij de spanning tussen regelgeving en autonomie. (Opmerkingen van de heer Kris Van Dijck)
De voorzitter : De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen : De overheid moet vooral stimulerend optreden. Een regelgeving voor die problematiek, die je lineair en uniform kan toepassen, is onmogelijk. Men moet een beleidslijn voor autisme uitwerken en dat beleid moet worden gevoerd in het gewoon en buitengewoon onderwijs, het basisonderwijs en het secundair onderwijs, waar de problemen soms zeer schrijnend zijn. Er zijn vaak individueel verschillende benaderingen nodig. Daarom moet men een beleidslijn uittekenen waar stimuli in zitten opdat scholen verantwoordelijkheden kunnen opnemen op maat van die beperkte groep waarmee ze te maken krijgen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.