Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen Vergadering van 10/10/2002
Vraag om uitleg van de heer Herman De Loor tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking, over tewerkstelling van personen met een handicap door lokale besturen
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer De Loor tot mevrouw Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking, over tewerkstelling van personen met een handicap door lokale besturen.
De heer De Loor heeft het woord.
De heer Herman De Loor : Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik wil vooraf stellen dat het de fundamentele sociale plicht is van de samenleving om maatregelen te nemen die leiden tot een optimale integratie van personen met een handicap in het maatschappelijk leven met inbegrip van een volwaardige integratie in het arbeidscircuit. In deze tijd van economische recessie en stijgende werkloosheid is dat uiteraard geen gemakkelijke opdracht.
Het koninklijk besluit van 23 december 1977 bepaalt dat de overheidsdiensten, de provincies, de gemeenten, de OCMW's, de verenigingen van gemeenten en agglomeraties van gemeenten minstens één mindervalide moeten tewerkstellen per groep van 55 voltijdse betrekkingen. Ik hoop dat we er mogen van uitgaan dat de meeste steden en gemeenten in Vlaanderen hieraan voldoen. Ik ben er van overtuigd dat veel gemeenten zelfs bereid zijn een hogere inspanning te leveren dan het voorziene quotum indien er een incentive zou komen vanwege de Vlaamse overheid. Ik weet dat dit geen sinecure is. De centen liggen bij de Vlaamse overheid ook niet zomaar voor het rapen. Toch durf ik daar even naar te verwijzen.
De steden en gemeenten staan voor een dilemma. Enerzijds willen ze hun sociale rol zo goed mogelijk vervullen en zoveel mogelijk personen met een handicap tewerkstellen. Anderzijds moeten ze rekening houden met een efficiënte werking van hun diensten en met de betaalbaarheid van de operatie. De bevolking verwacht terecht dat de lokale besturen hun taken naar behoren uitvoeren. Met een hoog aantal personen met een handicap is dit niet zo gemakkelijk realiseerbaar.
Daarom vraag ik een financiële tegemoetkoming in overeenstemming met wat in de privé-sector gebeurt. Het Vlaams Fonds voorziet aldaar in een omschakelingspremie, een rendementssubsidie en een tegemoetkoming in de kosten voor de aanpassing van de arbeidspost. In sommige gevallen verleent de subregionale tewerkstellingsdienst een financiële tegemoetkoming. Bovendien kent de federale overheid een tijdelijke vermindering van sociale zekerheidsbijdragen toe aan de privé-sector.
Mevrouw de minister, kunt u me zeggen of alle gemeenten in Vlaanderen aan de verplichtingen inzake tewerkstelling van personen met een handicap voldoen? Indien dit niet het geval is, welke maatregelen hebt u tot nu toe getroffen om deze gemeenten te verplichten dat wel te doen? Kan de Vlaamse regering een financiële tegemoetkoming verstrekken bij het tewerkstellen van een hoger aantal personen met een handicap dan het wettelijk voorziene quotum? Tegenwoordig worden vele mindervaliden tewerkgesteld in beschutte werkplaatsen maar ook hier speelt natuurlijk de harde wet van de economische concurrentie. Daarom ben ik ervan overtuigd dat vele gemeenten hun quotum zouden opdrijven mocht er vanwege de overheid ook een aansporing gebeuren.
Mevrouw Ria Van Den Heuvel : Mevrouw de Martelaer volgt dit dossier op. Ze heeft hieromtrent aan minister Van Grembergen gevraagd hoe het staat met de tewerkstelling van personen met een handicap in de gemeenten. De minister heeft daarop geantwoord dat hij daar momenteel geen zicht op heeft. Daarom heeft hij een enquête voorgelegd aan de verschillende gemeenten. Deze enquête wordt momenteel verwerkt.
Men moet eerst zicht hebben op de huidige stand van zaken vooraleer er eventueel initiatieven worden genomen door de minister van Welzijn of door het Vlaams Fonds.
De voorzitter : Mevrouw Van Cleuvenbergen heeft het woord.
Mevrouw Riet Van Cleuvenbergen : We gaan ervan uit dat mensen die bij de overheid of bij de gemeente werken door het Vlaams Fonds erkend zijn als personen met een handicap. Volgens mijn informatie is deze erkenning niet noodzakelijk bij de gemeenten. Ik stel vast dat in heel wat gemeenten mensen die ouder zijn en bijvoorbeeld rugklachten krijgen, opgenomen worden in een contingent dat verplicht is. Hierdoor blijven mensen met een echte handicap weer eens buiten schot.
Indien veel zaken die te maken hebben met tewerkstelling van personen met een handicap overgaan naar de ministers van Werkgelegenheid, kan dit tot een bijkomend probleem leiden voor de personen die erkend zijn door het Vlaams Fonds. Ik noem heel specifiek arbeidsgehandicapten. Dit nieuwe begrip maakt nu opgang en wordt ook in Europa gehanteerd. Het is echter veel ruimer dan wat wij klassiek mensen met een handicap noemen en wat meestal overeenkomt met personen die erkend zijn door het Vlaams Fonds. Arbeidsgehandicapten zijn mensen met een niet al te hoog diploma, die meer dan een bepaalde periode werkloos zijn voor al deze projecten. Ik bemerk een verdringing van de echte doelgroep, die ook door mevrouw Van Den Heuvel beoogd wordt vermits ze de faciliteiten opsomt die kunnen gegeven worden door het Vlaams Fonds.
De sterkte van mensen met een handicap erkend door het Vlaams Fonds is dat ze erg gemotiveerd zijn om te werken. De arbeidsattitudes en de motivatie van arbeidsgehandicapten ligt vaak lager ten gevolge van frustraties. Bijgevolg geven ze een slechte indruk aan werkgevers en overheden. Ze vormen dus een nieuw probleem. Mevrouw de minister, ik vraag u er heel goed over te waken dat de echte doelgroep, die aanvankelijk beoogd werd, niet verdrukt wordt door het uitbreiden van de doelgroep naar arbeidsgehandicapten.
De voorzitter : Minister Vogels heeft het woord.
Minister Mieke Vogels : Mevrouw de voorzitter, de vraag is gebaseerd op het koninklijk besluit van 23 december 1977. Dit maakt onmiddellijk duidelijk dat het niet alleen personen met een handicap betreft die door het Vlaams Fonds zijn erkend. Het gaat om de veel ruimere groep, die door de zwarte Onze-Lieve-Vrouwstraat erkend wordt. De arbeidsgehandicapten zijn momenteel niet in dit besluit opgenomen. We willen dit wel mee bewaken maar de beoogde doelgroep is dus wel ruimer dan diegenen die erkend zijn door het Vlaams Fonds.
In het koninklijk besluit staat dat per eenheid van 55 betrekkingen volledige arbeidsprestaties één persoon met een handicap moet worden tewerkgesteld. Ik wist niet dat Minister Van Grembergen bezig was met een enquête. Dat is goed nieuws. Ik hoop alleen dat hij meer succes heeft dan mijn voorganger. In 1997 organiseerde minister Martens ook een bevraging naar de stand van zaken bij de gemeenten. Dit gebeurde onder meer op vraag van een resolutie van een aantal leden van het Vlaams Parlement. Van de 308 Vlaamse gemeenten antwoordden er slechts 129. De vraag van de minister van Binnenlandse Aangelegenheden zal waarschijnlijk met meer autoriteit ervaren worden door de lokale besturen dan een vraag van de minister van Welzijn. Ik hoop echt dat er meer gemeenten antwoorden. Toen werkten 42 percent van de gemeenten mee aan de enquête. In 114 gevallen daarvan, dit is 88 percent, bleek de personeelsformatie conform met de bepalingen van het koninklijk besluit.
We kunnen veronderstellen dat de gemeenten die niet hebben geantwoord, niet in orde waren. Ik vrees dat de heer De Loor dus een beetje te optimistisch is als hij stelt dat de meeste gemeenten wel in orde zullen zijn.
In 1997 was er sprake van een duidelijk stijgende tendens van de tewerkstelling van personen met een handicap in de privé-sector. Die kan mee worden toegeschreven aan de inschakeling van nieuwe regionale diensten voor arbeidstrajectbegeleiding of ATB-diensten. Ter bevordering van de tewerkstelling van personen met een handicap gebruiken de ATB-diensten CAO 26, goedgekeurd in een besluit van de Vlaamse regering van 1995, en de recentere Vlaamse inschakelingspremie of VIP.
Uiteraard is een quotasysteem voor de tewerkstelling van personen met een handicap belangrijk. Dat is zeker in de openbare besturen zo. Dat blijft belangrijk, want openbare besturen hebben een voorbeeldfunctie. We moeten de gemeenten daaraan voortdurend herinneren. Toen ik nog schepen bevoegd voor Stadsreiniging was, heb ik ook meegemaakt hoe onder druk van sommige intercommunales vergelijkende studies werden afgeleverd over de verschillen tussen mensen die als stadsambtenaar voor de stadsreiniging werken, en zij die dat doen voor rekening van een intercommunale. Bij de eerste categorie zijn er veel die van een vorm van sociale tewerkstelling genieten. Vastbenoemde mensen met rugklachten worden niet ontslagen. Mensen met hetzelfde probleem in de privé-sector worden wel ontslagen. Op lokaal niveau bestaat de druk om het rendement te verhogen en om mensen met een of andere vorm van handicap af te stoten.
Zolang het KB van 1977 geldig blijft, moeten we er blijven voor zorgen dat de lokale en ook de Vlaamse overheid hun verantwoordelijkheid nemen. Kunnen we de gemeenten verplichten? Dat is vandaag een beetje uit den boze geworden. Vandaag voelen gemeenten zich overbevraagd door de hogere overheden. Dat heeft te maken met de politiehervorming, en met nog veel andere zaken. Als men vandaag aan de gemeenten iets vraagt, dan wil men boter bij de vis.
Dat was eigenlijk ook al aan de orde in een resolutie van het Vlaams Parlement die in het zittingsjaar 1995-1996 is ingediend door de heren Cardoen, De Roo en Vandendriessche. Dit voorstel van resolutie ging over 'het optimaal inschakelen van mindervaliden in het arbeidsproces'. Ook toen werd de gedachte gehuldigd om het bestaande loonkostensubsidiestelsel -toen nog enkel CAO 26 -ook van toepassing te verklaren op onder andere de gemeenten. Het rendementsverlies ten gevolge van de handicap van een werknemer zou worden vergoed door de overheid. Een simulatieoefening van de administratie leerde mijn voorganger evenwel dat de budgettaire impact van dergelijke ingreep niet haalbaar bleek.
Ik heb zelf in de loop van het begrotingsjaar 2002 berekend of we dat toch niet zouden kunnen invoeren. In dat geval zouden we dat niet doen op basis van CAO 26, maar wel op basis van de VIP. Omwille van budgettaire redenen moest ik deze gedachte terug opbergen. Ik ben van mening dat aan de eventuele overweging van de invoering van dergelijke maatregel opnieuw een volledige bevraging van de gemeenten zou moeten voorafgaan. Op basis daarvan kunnen we dan de meerkosten afwegen ten opzichte van de bijkomende tewerkstellingsbaten.
Ik vat samen. Ik hoop dat minister Van Grembergen een goed inzicht krijgt in de tewerkstellingsaspecten. Daarna kunnen we berekenen wat de eventuele meerkost zou zijn voor de gemeenten. Op basis van realistische cijfers kunnen we dan tijdens de begrotingsopmaak onderzoeken wat de toepassing van CAO 26 of de VIP's op de gemeentelijke tewerkstelling zou kosten.
De voorzitter : De heer De Loor heeft het woord.
De heer Herman De Loor : Ik kan begrijpen dat dit in budgettair opzicht geen gemakkelijke klus is. We mogen echter niet vergeten dat aan politiek doen, betekent dat we keuzen moeten maken. Vinden we dat we een grotere sociale rol moeten vervullen, of vinden we dat dit niet het geval is? Ik ben van oordeel dat het verantwoord is om geld te besteden aan de integratie van personen met een handicap in het arbeidscircuit. Werk is voor hen een belangrijke hefboom tot sociale emancipatie.
Veel mensen met een handicap hebben mobiliteitsproblemen. Ze kunnen gemakkelijker in hun eigen gemeente werken dan te moeten pendelen naar de grootsteden. Er zullen altijd gemeentebesturen zijn die achterophinken. Misschien ben ik wel wat te optimistisch als ik zeg dat ze allemaal beseffen dat ze een sociale rol te vervullen hebben. Ik ben anderzijds er wel zeker van dat een aantal gemeentebesturen bereid zijn om een nog grotere inspanning te leveren. Ze zijn bereid om nog grotere quota te aanvaarden, op voorwaarde dat het rendementsverlies dat daarmee gepaard zou gaan, wordt gecompenseerd door de overheid. Het is allemaal niet eenvoudig. We kunnen een euro maar één keer uitgeven. Toch denk ik dat de minister, die hiervan overtuigd is, haar collega's ervan moet overtuigen dat er meer geld moet worden vrijgemaakt voor gemeentebesturen die het quotum overstijgen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.