Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 20/06/2002
Vraag om uitleg van de heer Kris Van Dijck tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de preventieve verwijdering van zwangere werkneemsters uit het schadelijk arbeidsmilieu
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Van Dijck tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de preventieve verwijdering van zwangere werkneemsters uit het schadelijk arbeidsmilieu.
De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik heb de titel van mijn vraag zeker niet uit mijn duim gezogen. Deze titel komt uit een brochure van het Fonds voor Beroepsziekten, waarbij men zwangere werkneemsters 'uit het schadelijk arbeidsmilieu onttrekt'. Dit geldt zowel voor de medische sector als voor MPI's, en dat verraste mij. Men onttrekt zwangere werkneemsters uit het arbeidsmilieu wanneer dit arbeidsmilieu een schadelijke invloed kan hebben op de zwangerschap.
Ik durf het bijna niet zeggen, maar het is toch zo dat deze kwestie mij werd gemeld door iemand die hier rechtstreeks bij betrokken is. Het is in ieder geval zo dat zwangere werkneemsters een moederschapsbescherming krijgen uitbetaald door het ziekenfonds. Dat ziekenfonds komt tussen voor 60 percent van de wedde die het personeelslid normalerwijze heeft. Wanneer de betreffende werknemers zich verzekeren bij het Fonds voor Beroepsziekten, krijgt men van dat fonds bovenop die 60 percent nog eens 30 percent van de wedde uitbetaald. Op die manier blijft men thuis met behoud van 90 percent van de wedde.
Deze bepaling van preventieve verwijdering geldt blijkbaar ook voor alle personeelsleden van de MPI's, dus voor opvoedsters, logopedisten, kinesisten, onderwijzeressen en kleuteronderwijzeressen. Deze preventieve verwijdering, die een lange tijdspanne kan overbruggen, is echter nefast voor niet-vastbenoemd personeel, aangezien de preventieve verwijdering de periode van hun contract vaak overstijgt.
Stel dat iemand in april zwanger wordt. Ze wordt dan in preventieve verwijdering gesteld vanaf het moment dat ze de werkgever daarvan in kennis stelt. Stel dat haar contract afloopt op het einde van het schooljaar. Het is niet evident om dan in september opnieuw te worden aangeworven. Het probleem schijnt vooral te zijn dat het ministerie van Onderwijs -en misschien zult u dit ontkennen -niet verzekerd schijnt te zijn bij het Fonds voor de Beroepsziekten, waardoor een zwangere vrouw de hierboven genoemde 30 percent derft. Vrouwen tewerkgesteld in een MPI die melden dat ze zwanger zijn, worden onmiddellijk verplicht thuis te blijven aan 60 percent van de wedde. Het is geen geheim dat jongedames die zwanger zijn, er eerst eens over nadenken of ze dit wel zouden melden aangezien ze met een weddevermindering worden geconfronteerd. Ze omzeilen de preventieve maatregel van de verwijdering uit het schadelijk arbeidsmilieu soms door te zwijgen over hun zwangerschap.
Mevrouw de minister, klopt bovenstaande schets aangaande het heikel punt van de 30 percent? Sinds wanneer geldt deze maatregel ook in het onderwijs? Vanaf welke zwangerschapsmaand gaat dit in? Zijn de onderwijsinstellingen en de personeelsleden hier voldoende van op de hoogte? Ik heb stellig de indruk dat de onderwijsinstellingen niet voldoende op de hoogte zijn en de maatregel nog niet zo lang geldt. Klopt het dat door het niet-verzekerd zijn bij het Fonds voor de Beroepsziekten de werkneemsters in de MPI's 30 percent aan inkomsten derven?
Ik heb nog een retorische vraag. Dreigen jonge vrouwen niet ofwel te zeggen dat ze geen kinderen meer zullen kopen ofwel hun zwangerschap te verzwijgen, wat niet de bedoeling van de maatregel kan zijn?
De voorzitter : Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Het Fonds voor de Beroepsziekten is inderdaad niet bevoegd voor personeelsleden uit onderwijsinstellingen die betaald worden door het departement Onderwijs. De Administratieve Gezondheidsdienst, de AGD, is bevoegd. De AGD heeft nog maar onlangs bevestigd dat artikel 3bis van de wet van 3 juli 1967 over de verwijdering van zwangere vrouwen omdat zij bedreigd zijn door een beroepsziekte, kan worden toegepast in het onderwijs.
In CAO IV werd er afgesproken om de artikelen 42 en 43 van de Arbeidswet en het koninklijk besluit inzake moederschapsbescherming van 2 mei 1995 vanaf 1 september 1999 toe te passen voor de personeelsleden uit het onderwijs.
Aangezien de AGD lange tijd weigerde om de criteria te bepalen in verband met ´edreigd door een beroepsziekte´in een onderwijsinstelling, kon deze bepaling van de CAO niet uitgevoerd worden. Momenteel zijn de criteria door de AGD vastgelegd en kan er gestart worden met de uitvoering. Het is mijn bedoeling om zo snel mogelijk het ontwerp van besluit van de Vlaamse regering betreffende verlof wegens moederschapsbescherming voor personeelsleden uit het onderwijs voor te leggen aan de Vlaamse regering en de scholen nog dit schooljaar op de hoogte te stellen via een omzendbrief.
In het stelsel ´edreigd door een beroepsziekte´wordt voor de vastbenoemden de wedde doorbetaald, zonder vermindering van ziektedagen volgens het stelsel beroepsziekten. Voor tijdelijken wordt ook de wedde doorbetaald, maar de voorwaarde is dat er een aanstelling dient te zijn. Tijdelijken die na het beëindigen van hun aanstelling in september geen recht hebben op een nieuwe aanstelling zijn niet meer bedreigd door een risico op een beroepsziekte en hebben bijgevolg geen recht op een 'vergoeding bedreigd door een beroepsziekte'.
De vastbenoemde personeelsleden die verwijderd worden wegens moederschapsbescherming en die niet bedreigd worden door een beroepsziekte, krijgen hun wedde doorbetaald, in het stelsel van het ziekteverlof, zonder vermindering van ziektedagen. Voor tijdelijke en contractuele personeelsleden, die onder de RSZ-regeling vallen, is er een andere betalingsmodaliteit geregeld. Als ze verwijderd worden en geen arbeid meer kunnen verrichten, vallen ze onder de toepassing van artikel 219bis en 219ter van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wat betaling door het ziekenfonds betekent aan 60 percent van de wedde.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mevrouw de minister, het is nodig dat daarover duidelijke informatie wordt verstrekt. Tot voor een paar weken bestond hierover op het terrein grote onduidelijkheid.
Ik blijf zitten met het wrang gevoel : welk MPI zal in september een zwangere vrouw aannemen, en ze dan ook onmiddellijk thuis laten? Ik begrijp wel dat u dat niet zo maar kunt oplossen. De persoon in kwestie zit dan niet meer in een schadelijk milieu en krijgt dan ook geen vergoeding. Dit is een reëel probleem voor de niet-vastbenoemden.
Minister Marleen Vanderpoorten : Of men nu zwanger is of niet, de voorrangsregeling blijft wel gelden voor tijdelijke personeelsleden, wat toch een bescherming biedt.
De heer Kris Van Dijck : In bepaalde gevallen is dat inderdaad zo. Ik vraag alleen dat de verduidelijking op het terrein effectief doorgang zou vinden.
De voorzitter : Het incident is gesloten.