Commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid Vergadering van 17/02/2000
Vraag om uitleg van de heer Kris Van Dijck tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de telling van leerplichtige leerlingen in het basisonderwijs en de notie onwettig - wettig afwezig
De voorzitter : Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Van Dijck tot mevrouw Vanderpoorten, Vlaams minister van Onderwijs en Vorming, over de telling van leerplichtige leerlingen in het basisonderwijs en de notie onwettig - wettig afwezig.
De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, de reden voor deze vraag om uitleg is enerzijds dat het wettig of onwettig afwezig zijn decretaal is vastgelegd en anderzijds dat er dienaangaande in het verleden rondzendbrieven over zijn geweest. Er worden me een aantal situaties gemeld waarbij de vraag rijst naar de opportuniteit van een aantal van deze regels. Hierover wil ik enkele vragen naar voren brengen met de bedenking of het niet nodig is enkele zaken te wijzigen.
De notie wettig of onwettig afwezig dient gelieerd te worden aan de bestaande leerplicht in Vlaanderen zodat de meeste kinderen dan ook in de school moeten aanwezig zijn. Het gaat niet om schoolplicht, maar wel degelijk om leerplicht. Desalniettemin stipuleert het decreet basisonderwijs, waartoe ik me beperk, dat een briefje van de dokter moet worden ingediend om wettig afwezig te zijn. Op bepaalde momenten in de loop van een schooljaar zijn tellingen van leerlingen belangrijk voor de werking van de school. Er zijn bepaalde tellingsdata die gelinkt worden aan lestijden die aan een school worden toegekend. 1 september is een cruciaal moment.
Nu zijn er, mevrouw de minister, voorbeelden van scholen waar directies kinderen niet zien opdagen, niettegenstaande die kinderen waren ingeschreven, omdat ze door allerlei onvoorziene omstandigheden niet tijdig in de school zijn, en derhalve als onwettig afwezig genoteerd staan. Hoewel ze van tevoren zijn ingeschreven en nadien gewoon als leerplichtige leerlingen de lessen volgen, worden ze toch niet meegeteld en derft de school in kwestie lestijden en -uren om personeel ter beschikking te hebben.
Bepaalde directies zorgen er gewoon voor dat ze een dokter kennen die in dergelijke gevallen een briefje aflevert, en de zaak is dan opgelost. Ik meen niet dat het de intentie was van de decreetgever om regels te schrijven die al dan niet frauduleus zouden kunnen worden omzeild, al doet men dit ten behoeve van de school.
Ik vraag me derhalve af of een afwezigheid van vijf dagen enkel maar gewettigd kan zijn met een medisch attest, en hoe het kan worden opgevangen wanneer een kind door een of andere omstandigheid in het buitenland verblijft? Is een dergelijke regelgeving niet fraudegevoelig? Dit is misschien wel een retorische vraag. Met het oog op de in uitvoering zijnde Sint-Elooisakkoorden vraag ik me af of zulke leerlingen wel of niet worden meegeteld.
Op welke manier wordt er omgegaan met de onwettige afwezigheden op andere dan deze vaste teldagen? Sommige verificateurs zouden zeggen dat wanneer een kind op een ander moment van het schooljaar, bijvoorbeeld midden november, veertien dagen onwettig afwezig is, dat in mindering kan worden gebracht van het aantal wettige aanwezigheden in de school. Mijns inziens worden op die manier niet het kind of de ouders op de vingers getikt, maar wordt wel de school gestraft. Houdt u rekening met die problemen in de wetgeving? Ik meen dat de verificateurs de wetgeving op dit moment strikt toepassen. Hen valt niks te verwijten, ze doen wat hen wordt opgelegd. Denkt u niet dat het noodzakelijk is de wet enigszins aan te passen, waarbij er een zekere notie van onvoorziene omstandigheden kan worden ingebracht naast de strikt medische oorzaken?
De voorzitter : Minister Vanderpoorten heeft het woord.
Minister Marleen Vanderpoorten : Mijnheer de voorzitter, geachte leden, in de vraagstelling van de heer Van Dijck hoor ik meteen al enkele suggesties voor een oplossing. Hij heeft er goed aan gedaan om te zeggen dat het enkel gaat om het basisonderwijs, want voor het secundair onderwijs bestaat er een andere regeling. Dit is in de pers gekomen naar aanleiding van een spijbelaffaire. Het geeft aan in welke richting we in de toekomst willen gaan.
De rondzendbrief inzake schoolafwezigheden en medische attesten van 12 februari 1992 bepaalt voor het lager onderwijs dat afwezigheden van méér dan vijf opeenvolgende schooldagen moeten worden gewettigd door middel van een medisch attest. Voor andere kortere afwezigheden volstaat een verklaring ondertekend door de ouders of de personen die de leerling wettelijk of feitelijk onder hun hoede hebben.
De huidige regelgeving omtrent afwezigheden in het basisonderwijs legt misschien nogal sterk de nadruk op een medisch attest omdat ervan wordt uitgegaan dat een afwezigheid die langer dan een week duurt wellicht aan ziekte zal te wijten zijn. Een medisch attest vormt op zichzelf dan geen probleem. De regelgeving voor het basisonderwijs is streng, zowel ten aanzien van de leerling als ten aanzien van de school. Een leerplichtige die onwettig afwezig is, verliest zijn statuut van regelmatige leerling. Gebeurt dat in het zesde leerjaar, dan kan het zijn dat de betrokken leerling zijn getuigschrift basisonderwijs niet krijgt. De school waar de leerling is ingeschreven, kan de betrokken leerling niet laten meetellen voor de financiering of subsidiëring, personeelsformatie en werkingsbudget. In het licht van deze strenge regelgeving gebeurt het toch niet veelvuldig dat verificateurs leerlingen niet in aanmerking nemen.
De meeste afwezigheden in het lager onderwijs zijn gewettigd. Een probleem vormen de leerlingen die voor meer dan vijf schooldagen afwezig zijn en geen medisch attest kunnen voorleggen omdat de afwezigheid niet aan ziekte te wijten was. Ik denk hierbij aan de gevallen van verblijf in het land van herkomst of aan de vakanties buiten de schoolvakanties, wat ook veel voorkomt. Daarnaast komt het voor dat leerlingen af en toe enkele dagen afwezig zijn maar dat de ouders geen wettiging kunnen of willen afleveren. Dit gebeurt soms zelfs om principiële redenen.
De leerlingen die onwettig afwezig zijn op de teldagen, worden wel meegeteld voor de telling voor de financieringswet. Voor deze telling komen alle regelmatig ingeschreven leerlingen in aanmerking. Dit zijn de leerlingen die op 1 februari 2000 ingeschreven zijn en die voldoen aan de toelatingsvoorwaarden. Regelmatige aanwezigheid is hier geen criterium.
De verificateurs van het basisonderwijs passen vanzelfsprekend de huidige regelgeving toe die vervat zit in bovenvermelde rondzendbrief. Wanneer geen medisch attest voorhanden is voor bepaalde leerlingen bij een afwezigheid van meer dan vijf dagen, dan zijn deze leerlingen onwettig afwezig en worden zij niet meegeteld als regelmatige leerlingen.
Mijn administratie is bezig met de opmaak van een ontwerp van besluit inzake gewettigde afwezigheden in het basisonderwijs en zal daarbij oog hebben voor specifiek maatschappelijke problemen. Mijn kabinetsmedewerkers overleggen met de betrokken administratie omtrent eventuele maatregelen die niet enkel controlerend en repressief van aard zijn, maar tevens, naar analogie met de rondzendbrief voor het secundair onderwijs, preventieve en remediërende maatregelen op het oog hebben.
U zult echter begrijpen dat ik de leerplicht en het regelmatig schoolbezoek zeer belangrijk vind en dat die nieuwe regelgeving ook niet mag leiden tot situaties waarbij alles toegelaten is. In die zin is het begrip 'onvoorziene omstandigheden' misschien erg ruim. Ik zal in elk geval zoeken naar een evenwicht tussen de belangen van alle betrokkenen die trouwens erg verschillend kunnen zijn. Denk maar aan mijn eerder aangehaald voorbeeld van land van herkomst.
Het is ook mijn bedoeling om rond deze problematiek enkele directies samen te brengen zodat ook zij, vanuit hun dagelijkse ervaring, hun inbreng kunnen hebben in het zoeken naar een oplossing.
Uw vraag is bijzonder actueel en bij de opmaak van het betreffende ontwerpbesluit zal rekening worden gehouden met de suggesties die u hebt aangereikt.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Uit de contacten die ik ter voorbereiding van deze vraag met het departement heb gehad, blijkt duidelijk dat het probleem gekend is. De mazen moeten klein blijven, maar we moeten er ook voor zorgen dat zij die er door omstandigheden toch nog doorglippen, niet voor de school verloren gaan.
Zal bij de rondzendbrief ook rekening worden gehouden met de situatie op 1 september 1999 of is dit toekomstmuziek?
Minister Marleen Vanderpoorten : Bedoelt u met terugwerkende kracht?
De heer Kris Van Dijck : Hoewel ik daar in principe tegen gekant ben, is dat wel de bedoeling van mijn vraag.
Minister Marleen Vanderpoorten : Normaliter is dit niet de bedoeling. We zullen dit moeten bekijken wanneer het zich voordoet.
Het is in elk geval de bedoeling onze rondzendbrief te koppelen aan een informatiecampagne ten behoeve van de scholen zelf, dit om communicatiemisverstanden zoals vorig jaar te vermijden.
De voorzitter : Het incident is gesloten.