Plenaire Vergadering van 24/04/1996
Actuele interpellatie van de heer Paul Van Grembergen tot de heer Luc Van den Bossche, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, en de heer Luc Martens, Vlaams minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, over de invoering van de nieuwe spelling
De voorzitter : Dames en heren, aan de orde is de actuele interpellatie van de heer Van Grembergen tot de heer Van den Bossche, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, en de heer Martens, Vlaams minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, over de invoering van de nieuwe spelling.
De heer Van Grembergen heeft het woord.
De heer Paul Van Grembergen (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, heren ministers, geachte collega´s, na de verwarring over de spelling zelf, heerst er nu onzekerheid over de datum waarop die spelling zal worden ingevoerd. Persoonlijk schaam ik me een beetje omdat ik nog niet goed weet hoe ik de spelling zal moeten hanteren. We zullen met zijn allen inspanningen moeten leveren om opnieuw correct te leren schrijven. Ik meen dat de Nederlandse regering heeft beslist om de nieuwe spelling in te voeren voor haar eigen diensten en het onderwijs, vanaf 1 augustus 1996. Men voorziet wel in enige pedagogische ruimte voor wat de examens betreft. De Taalunie zelf stelde als datum van invoering 1 september 1997 voorop.
Nu er duidelijkheid bestaat omtrent de spelling zelf, pleiten velen voor de korte pijn. Dat betekent dat men de schemerzone, waarin men zich op twee spellingen moet concentreren, tot een minimum zou beperken. Nochtans meen ik dat er, met name in onderwijskringen, nogal wat bedenkingen worden gemaakt. Men vindt dat men zelf over de mogelijkheden moet beschikken om zich de nieuwe spelling eigen te maken. Bijgevolg pleit men voor een wat ruimere overgangsperiode.
Volgens mij is het wenselijk om met Nederland een gezamenlijke beslissing uit te werken. Binnen de realiteit van één taal is het noodzakelijk dat het op één bepaald moment gebeurt. Vervolgens pleit ik ervoor dat die invulling zo snel mogelijk zou gebeuren.
Hoe pakt men het aan buiten het onderwijs? Het is immers niet voldoende dat de nieuwe spelling in het onderwijs wordt ingevoerd en dat de leerkrachten zich erop voorbereiden. Niet enkel het intellectuele Vlaanderen en het intellectuele Nederland en degenen die belangstelling hebben voor taal moeten de taal correct beheersen. Het is een plicht van elke Nederlandstalige.
Welke maatregelen overweegt de regering om in het brede veld iedereen te betrekken bij het correct leren schrijven van de eigen taal? Dit is immers fundamenteel bij het ontwikkelen van de eigen persoonlijkheid.
De voorzitter : De heer Vanleenhove heeft het woord.
De heer Gilbert Vanleenhove (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, in het voorjaar van 1995 heeft het Vlaams Parlement een decreet goedgekeurd dat het decreet moest wijzigen tot vaststelling van de officiële schrijfwijze van de Nederlandse taal. Met dit decreet heeft het parlement aan de Vlaamse regering de bevoegdheid gegeven om zonder bekrachtiging van het Vlaams Parlement de besluiten van het Comité van Ministers van de Taalunie met betrekking tot de officiële spelling en de spraakkunst van het Nederlands uit te voeren. Aan Nederlandse kant werd deze aangelegenheid niet bij decreet geregeld, maar wel met een algemene maatregel van bestuur, dus met een besluit van de Nederlandse regering.
Eind vorig jaar had het Comité van Ministers van de Taalunie 1 september 1997 vooropgesteld als officiële invoeringsdatum voor de nieuwe spelling. We constateren nu dat het Nederlandse kabinet op 11 april 1996 besliste de nieuwe spelling zowel in het onderwijs als bij de overheid vanaf 1 augustus 1996 in te voeren. In de kranten lazen wij dat minister Van den Bossche na de Paasvakantie verklaard had dat de Vlaamse schooldirecties de nieuwe spelling eveneens al vanaf 1 september 1996 zouden mogen toepassen.
Ik heb enkele vragen met betrekking tot de procedure en de inhoud. Wat de procedure betreft, had ik graag vernomen of er binnen de Taalunie overleg werd gepleegd tussen de Nederlandse en de Vlaamse ministers. Dit zou logisch zijn, anders kan er van een unie eigenlijk geen sprake zijn. De verandering van de invoeringsdatum betekent immers een wijziging van de vroegere beslissing van het Comité van Ministers. Het is logisch dat het Comité van Ministers overleg pleegt alvorens deze datum opnieuw te wijzigen.
Werd er overleg gepleegd binnen de Vlaamse regering? Het decreet dat door het Vlaams Parlement werd goedgekeurd, bepaalt dat de regering de beslissingen van het Comité van Ministers uitvoert. Overleg op dit vlak zou dus zeker niet onlogisch zijn.
Ik wijs erop dat ik principieel niet de minste moeite heb met een mogelijke vervroegde invoering van de spelling in het onderwijs. Ik ken een aantal scholen waar dynamische leerkrachten nu al bezig zijn met het aanleren van de nieuwe spelling aan hun leerlingen. Dit is een lovenswaardige houding. Er kunnen echter wel bijkomende pedagogische problemen ontstaan wanneer slechts een gedeelte van de leerkrachten hieraan meewerkt.
In dit verband vind ik de stelling van kanunnik De Wolf, directeur-generaal van het VSKO, eigenlijk niet zo onverstandig. Hij zegt dat de leerlingen van het eerste jaar basisonderwijs en die van het eerste jaar secundair onderwijs het best vanaf september 1996 beginnen met de nieuwe spelling. Anders leren zij een systeem dat na een jaar al wordt veranderd. U moet toegeven dat momenteel de grootste verwarring heerst over de officiële startdatum.
Ik heb een paar vragen, gelijklopend met die van de heer Van Grembergen. Zal er enige coördinatie zijn tussen de scholen over de startdatum of kan ieder net of zelfs iedere school daar afzonderlijk over beslissen? Als dat laatste het geval is, wordt het bijzonder moeilijk voor leerlingen die om een of andere reden in de loop van het schooljaar van school veranderen.
Een tweede vraag : zal de nieuwe spelling binnen één school gelijktijdig worden ingevoerd per cyclus? Of denkt u aan een vervroegde invoering voor de eerste jaren van het basis- en secundair onderwijs? Persoonlijk ben ik voor de korte pijn.
- De heer Luk Van Nieuwenhuysen, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Een derde vraag : zullen de leerkrachten, in de veronderstelling dat we de nieuwe spelling in september 1996 invoeren, nog tijdig en grondig kunnen worden voorbereid? Ik spreek over alle leerkrachten en niet alleen de taalleerkrachten.
Ten slotte, zal de nieuwe spelling gelijktijdig worden ingevoerd in onderwijs en administratie? In welke mate wordt de Vlaamse administratie voorbereid? Ik had nog een aantal andere vragen over de jongste ontwikkelingen in het spellingdossier maar die zijn eerder voor de Interparlementaire Commissie van de Nederlandse Taalunie. (Applaus bij de CVP)
De voorzitter : De heer Demeulenaere heeft het woord.
De heer Julien Demeulenaere (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, de Nederlandse regering besloot onlangs de nieuwe spelling in te voeren per 1 augustus 1996, een jaar vroeger dan verwacht. Zoals vorige sprekers al zeiden, passen sommige kranten nu al de nieuwe spelling toe en voeren sommige scholen ze per 1 september 1996 in. Improvisatie is hierbij doorslaggevend. Uit een enquête in de Roeselaarse scholen blijkt dat de chaos compleet is : de ene school is er al mee bezig, de andere begint per 1 september, nog een andere weet het nog niet. Dit doet me denken aan de geleidelijke invoering van verkeersregels. Eerst rijden de vrachtwagens links, dan de wagens en dan pas de fietsers. Dat kan toch niet?
We vernemen via de pers dat de minister van Onderwijs weldra een omzendbrief naar alle Vlaamse scholen zal sturen. Hierin stelt de minister dat, indien een school beslist de nieuwe spelling volgend schooljaar in te voeren, dit dient te gebeuren voor alle leerlingen en leerkrachten van die school. Dit vinden wij trouwens heel normaal. De woordvoerder van de minister voegt daaraan toe dat de invoering van de nieuwe spelling enkel verantwoord is indien ze in teamverband gebeurt. Het heeft geen nut dat enkel de leraar Nederlands de nieuwe regels hanteert, terwijl de leraar wiskunde afwacht tot 1 september 1997. Met uw omzendbrief blijft de mogelijkheid van een ware spellingchaos bestaan. Denk maar aan leerkrachten die in meerdere scholen lesgeven, aan leerlingen die van school veranderen, aan ouders die kinderen in diverse scholen hebben.
We vernemen dat het onderwijsblad Klasse zal uitpakken met uitneembare bijlagen. Bent u bereid, mijnheer de minister, deze publicaties te bespoedigen? Voorziet u nog voor september 1997 een bijkomende opleiding voor leraars? De basis van onze onderwijswereld wenst een gelijktijdige, algemene invoering van de nieuwe spelling. Ouders, leerlingen en leraars verwachten een duidelijk en ondubbelzinnig standpunt. Hoe zal u daarop inspelen? Of men het nu eens is of niet met de spellingwijziging, we kunnen niet ontkennen dat er van u, heren ministers, ernstige oplossingen aangaande het tijdstip van de invoering worden verwacht. (Applaus bij de VLD)
De voorzitter : De heer Van Wallendael heeft het woord.
- De heer Marc Olivier, eerste ondervoorzitter, treedt opnieuw als voorzitter op.
De heer Tuur Van Wallendael (Op de tribune) : Heer voorzitter, heer minister, geachte dames en heren, ik denk dat dit parlement verantwoordelijk is voor de moeilijkheden die wij ons vandaag op de hals halen. Ik heb het moeilijk met de manier waarop dit parlement omgaat met iets aangenaams en levendigs als taal en spelling. Het belang dat we daaraan hechten, is buiten alle proporties. Om een slogan die de heer Van Grembergen nauw aan het hart ligt te gebruiken, lijkt het wel dat niet de taal maar wel de spelling gans het volk is. Ik denk ook aan de bevlogen toespraak die de heer Sannen hield naar aanleiding van de nieuwe spelling. Het was alsof we de wereld gingen hervormen.
Spellen is slechts een minimaal onderdeel van schrijven. Schrijven is iets volkomen anders, daar heeft men ideeën voor nodig. Spellen kan aan de hand van een woordenboek, dat kan men opzoeken. Men moet daar niet meer belang aan hechten dan het waard is. Ik wil hieromtrent twee bedenkingen maken.
Een eerste bedenking is dat we moeten breken met die toch wel eigenaardige hulde die ook uw partij brengt, mijnheer Van Grembergen, aan een vorm van jacobinisme, waar u anders toch zo tegen gekant bent. Als er iets centraal wordt geregeld, krijgt u het al moeilijk. Voor die spelling echter moet alles centraal worden geregeld.
We hebben een Taalunie. Die doet een beroep op deskundigen. Er staan ook twee parlementen achter en twee ministerraden. Die geven daar allemaal uitleg over. Het wordt zó centraal geregeld. De kinderen op school krijgen dit zomaar op hun boterham en moeten daar allemaal rekening mee houden. Dat lijkt me toch een beetje overdreven.
Er zijn toch ook nog andere mogelijkheden? Er is de tweede moedertaal van de heer Taylor en van mij, die de meest succesvolle taal is op dit moment op deze aarde : het Engels. Daar is er geen centraal orgaan ; er is geen Engelse Academie. Er is niemand in de Angelsaksische wereld - en zeker geen parlement - die het in zijn hoofd zou halen om in de taal in te grijpen.
De voorzitter : De heer Vanleenhove heeft het woord.
De heer Gilbert Vanleenhove : Mijnheer Van Wallendael, ik ben het volledig met u eens wanneer u zegt dat spelling niet hetzelfde is als taal. Ik heb die stelling ook al veel verdedigd, zowel in de Taalunie als in dit parlement. Ik ben het echter niet met u eens waar u bijna de anarchie predikt wat de schrijfwijze betreft. U zegt dat deze niet centraal mag worden geregeld. U verwijst daarbij naar het Engels. Ik kan me toch moeilijk inbeelden dat alle Engelstaligen elk op hun eigen manier gaan schrijven. Ook zij zijn gebonden aan bepaalde regels. Ook zij volgen een bepaald woordenboek. Dat is dus niet de complete anarchie. Ik heb de indruk dat u zomaar een zekere nonchalance aan het prediken bent en daar ben ik het absoluut niet mee eens.
Minister Luc Van den Bossche : Mijnheer Vanleenhove, in de Griekse mythologie werd schoonheid geboren uit chaos.
De heer Gilbert Vanleenhove : Uiteindelijk werd het schoonheid, mijnheer de minister, en die is niet vanzelf gekomen.
Minister Luc Van den Bossche : Dan moet men de schoonheid maken.
De voorzitter : Mijnheer Vanleenhove, ik veronderstel dat u hiermee uw repliek hebt gegeven.
De heer Van Wallendael heeft het woord.
De heer Tuur Van Wallendael : Mijnheer Vanleenhove, ik pleit wel voor een zekere nonchalance : ik ben daar zelfs een groot voorstander van. Ik pleit evenwel niet voor anarchie, en die is er ook niet. Natuurlijk schrijven de Engelsen niet allemaal verschillend, maar er zijn wel degelijk verschillen. Dat kan ook, want de taal is zoals de markt : zelfregulerend. Dat is zo´n levend en zo´n gezond organisme dat het zichzelf regelt. Ik denk dat we daar een beetje afstand moeten nemen, dat het toch wel een gezondere situatie zou zijn dan degene die we tot nu toe hebben gehad, vooral als we kijken naar het succes van een taal zoals het Engels, waar dat een beetje losser gebeurt dan in het Nederlands, zonder dat dit automatisch tot anarchie leidt.
Aan de andere kant moet ik u wel zeggen dat we ons soms troosten met te zeggen dat er uniformiteit is in de Nederlandse spelling. U moet het woordenboek er maar eens op naslaan en kijken hoe wij ´s-Hertogenbosch schrijven en hoe de Nederlanders dat doen. U zult dan wel zien dat er nog altijd geen volkomen eensgezindheid is. Ik denk ook dat het leuker is zo.
Ten tweede - ik heb het daarnet ook al gezegd - moet ik zeggen dat ik niet begrijp dat dit onder de bevoegdheid van een politieke overheid ressorteert. Ik begrijp niet dat een politieke overheid zich daarmee bezighoudt ; dat komt mij als bijna waanzinnig voor. (Opmerking van de heer Paul Van Grembergen)
Ten slotte, ik wil u zeggen dat spellinghervormingen in mijn ogen een goede zaak zijn. We dreigen anders te vervallen in het grote nadeel - zoals dat nu zeker voor het Engels geldt - dat de breuk tussen de gesproken en de geschreven taal zo groot wordt dat het wel eens andere talen lijken. Dat is natuurlijk een gevaar dat het Nederlands niet bedreigt, omdat we onze spelling geregeld aanpassen.
Mijnheer de minister, ik denk dat we nog niet aan het einde zijn. Op dit ogenblik is de basisregel van onze spelling die van de analogie. Dit is een gezonde en gemakkelijke regel. Dit is zeer goed, maar ik denk toch dat de spanning die bestaat tussen die gezonde regel enerzijds, en anderzijds de regels die nu zijn ontworpen voor de tussenklanken - en dan meer bepaald voor de tussen-n onhoudbaar is. We zijn dus naar mijn mening op weg naar een nieuwe spelling waar andere regels voor de tussenklanken zullen bestaan, en terecht.
U hebt het waarschijnlijk ook gelezen in het persuittreksel dat we krijgen van de Taalunie. U sprak zonet over een correct taalgebruik.
De voorzitter : Mijnheer Van Wallendael, zou u willen afronden?
De heer Tuur Van Wallendael : Het woord holenduif werd vroeger met tussenletter-n geschreven, daarna zonder, en nu opnieuw met. Dat kan dus niet. Als ik holeduif schrijf of apenootje - of apennootje - en u leest dat, dan zult u natuurlijk wel weten wat ik bedoel. Er is geen twijfel mogelijk, dus ik denk dat we dan in orde zijn. Ik denk dat rust en efficiëntie heel belangrijk zijn.
Ik zal nu een pleidooi tegen de anarchie houden. Ik was ook uitgenodigd op de opening van Flanders Technology Disneyland, of hoe het ook moge heten. (Gelach)
Minister Luc Van den Bossche : Het is Technoland.
De heer Tuur Van Wallendael : Voor dat gebouw, dat een echte hulde is aan ondermaatse architectuur, stond een lichtkrant waarop de buitenlandse gasten konden worden verwelkomd. Tijdens de toespraak van de heer Geens zouden vooral Duitsers worden verwelkomd en op de lichtkrant stond te lezen : Wilcommen, met een spelfout. Eigenaardig genoeg met een c in plaats van een k. Het redactiewerk werd wellicht aan een mens opgedragen omdat daarvoor nog geen robot was ontworpen.
Spelling moet efficiënt zijn en aangepast aan de omstandigheden en niet zo gebonden aan data of donderpreken. (Applaus)
De voorzitter : De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, heren ministers, collega´s, ik ben zeer blij met de toespraak van de heer Van Wallendael. Ik wil onmiddellijk tekenen voor de chaos. Ik meen dat de spelling niet aan dergelijke strikte regelgeving moet voldoen. Dat zou mijn pleidooi van enkele maanden geleden in een heel ander daglicht hebben geplaatst. Toen heb ik verdedigd dat spelling voor sommige mensen een rem is op hun communicatie wegens het grote maatschappelijke gewicht dat een correcte spelling heeft gekregen. Aan het beheersen van een correcte spelling wordt een streng waardeoordeel verbonden en daardoor wensen of durven sommige mensen hun taal niet langer schriftelijk te gebruiken. Vandaar mijn emotioneel pleidooi voor een brede maatschappelijke campagne bij de invoering van deze nieuwe spelling.
Ik deel de onrust van de vorige sprekers over de gelijktijdigheid en het juiste moment van de invoering in de scholen helemaal niet. Ik breek een lans voor een overgangsperiode van één tot twee jaar, zodat de nieuwe spelling ten laatste op 1 september 1997 in de goede plooien zal zijn gevallen. Ik maak mij eerder druk over het uitblijven van ieder teken van regeringszijde over de brede informatiecampagne en het educatief plan, die destijds werden beloofd om de brede massa te betrekken bij het invoeren van de nieuwe spelling.
Daarover maak ik me wel zorgen ; niet omdat de spelling zo belangrijk is voor mij, maar wel omdat de correcte spelling zo belangrijk is in onze maatschappij. Ik vind het dan ook belangrijk dat iedereen de gelegenheid krijgt de correcte spelling te leren. Van minister Martens wil ik vernemen hoe ver het staat met deze campagne. Bij het begin van dit jaar verklaarde de minister dat een interparlementaire commissie zich intens bezighield met de voorbereiding ervan. Ik heb geen zicht op de huidige stand van zaken en ik ben echt benieuwd naar de planning voor dit groots educatief project. Hoe wordt dat project uitgetekend en welke middelen worden ervoor vrij gemaakt? Dit staat los van wat Nederland doet. Of Nederland nu opteert voor de invoering op 1 augustus, 7 september of 8 november raakt mijn koude kleren niet.
Wel moet iedereen in onze samenleving de kans krijgen om deze spelling te leren. Het gaat niet alleen om de scholen, maar ook om de leerlingen. Ik geloof in de soepelheid van leerlingen, ook als ze in de loop van een jaar moeten overschakelen. Daar wil ik geen drama rond maken.
Als iedereen de kans krijgt om de spelling te leren, dan blijft het emancipatorische karakter van de schriftelijke taal gevrijwaard. Ik kijk uit naar de concrete invulling van het educatief project. (Applaus bij AGALEV)
De voorzitter : Minister van den Bossche heeft het woord.
Minister Luc Van den Bossche (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, ik zal trachten op de gestelde vragen te antwoorden, mede in naam van minister Martens, mijn compaan in de Taalunie. Een ontwerpbesluit, dat principieel is goedgekeurd in januari 1996, is naar de Raad van State gestuurd, maar het is laat teruggekomen. Voor één keer heb ik eens geen gebruik gemaakt van het beruchte artikel van de drie dagen, en u ziet wat er dan gebeurt. Het duurt maanden vooraleer de Raad van State in wijsheid een advies heeft gegeven. Binnenkort komt de zaak weer bij de regering op de agenda. Daarna zal het een en ander op de technisch-juridisch correcte manier zijn beslist.
In het Comité van Ministers van de Nederlandse Taalunie is tijdens de vorige legislatuur beslist om vanaf 1 september 1997 van start te gaan. Het gaat hier inderdaad om de centrale regelgeving, maar zo zit het juridisch spel nu eenmaal in elkaar. Ik heb geen probleem met de voorstelling van de heer van Wallendael, die het had over anarchie en chaos. Dat lijkt me een boeiend gegeven, dat ik wel zou willen volgen, maar juridisch-technisch moesten we te werk gaan zoals we nu hebben gedaan. We hebben moeten beslissen dat de nieuwe spelling vanaf 1 september 1997 voor iedereen geldig wordt. Het tweede deel van de beslissing hield echter in dat men vrij is om er vroeger gebruik van te maken. We hebben dus in zekere mate een overgangsperiode ingelast, om te voorkomen dat iedereen verplicht is om op 1 september 1997 abrupt over te schakelen op de nieuwe spelling.
In de periode van 1 september 1996 tot 1 september 1997 ontstaat aldus een soort van interregnum. Iedereen zal zelf beslissen of hij de nieuwe spelling toepast. Dat geldt zowel voor de overheid als voor de scholen. Ik ben niet geneigd om ter wille van de zeventien mensen die van school veranderen, mij met het beleid van de scholen in te laten. Men moet weten wat men wil. Enerzijds komt om de twee seconden iemand op de tribune in naam van de vrijheid zeggen dat de overheid zich met allerlei zaken niet mag bemoeien. Anderzijds zou ik alle scholen moeten vertellen op welke datum ze de nieuwe spelling mogen invoeren. Dat zal ik niet doen. Het enige wat ik wel zal zeggen is dat men binnen de school geen verwarring mag stichten. In een school die beslist om vanaf 1 september 1996 de nieuwe spelling toe te passen, moet het volledige lerarenkorps deze beslissing volgen.
Dit kan inderdaad een aantal randproblemen veroorzaken. Een leerkracht die in verschillende scholen onderwijst, kan met verschillende beslissingen in verband met de spelling worden geconfronteerd. Voor dat probleem bestaat echter geen oplossing, tenzij men een overgang op 1 september 1996 zou verbieden. Dat is echter strijdig met de eerdere beslissing van de Taalunie.
We moeten overigens eerlijk zijn. Ik kom nu in de buurt van de beweringen van de heer Van Wallendael. Spelling is voornamelijk woordbeeld. Het probleem is niet dat de nieuwe spelling zo revolutionair is. Het is eigenlijk de oude voorkeurspelling, die officieel gesproken is verbeterd. Dat laatste woord mag voor mij wel tussen aanhalingstekens. Het gaat hoe dan ook om een aangepaste versie op de rand van de vroegere voorkeurspelling. Ons probleem is voor een groot deel te herleiden tot het feit dat we sinds de vorige spellingbeslissing in een zeer verwarde toestand leven. De toegelaten spelling en de voorkeurspelling bestonden door elkaar, maar werden niet consequent gehanteerd. Op de duur was iedereen daar schuldig aan. Niemand wist nog of hij consequent een van de twee spellingen schreef.
Sommige dagbladen opteerden consequent voor één spelling, andere dagbladen gebruikten de spellingen door mekaar, zelfs in één artikel. Dit resulteerde in een verward woordbeeld. Daar zijn we nu uit : we hebben gezorgd voor een eenduidig woordbeeld. Een dergelijk woordbeeld beïnvloedt zeer sterk de wijze waarop eenieder zal schrijven. De beslissing van kranten om over te gaan op de nieuwe spelling en op de consequente toepassing daarvan is uitermate belangrijk voor deze spelling, en dit onafhankelijk van het jaartal dat wij erop plakken.
Welke voorzorgsmaatregelen werden genomen opdat het tijdstip van invoering niet een bijkomende handicap zou vormen? Een uitgebreide informatiecampagne zal plaatsvinden in het najaar van 1996 en deze zal zich richten tot alle taalgebruikers, met een bijzondere focus op het onderwijs en het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. De elementen van de campagne zijn veelvuldig en breed geschakeerd. Er komt een folder voor het brede publiek op zeer grote oplage en een meer uitgebreide brochure voor de leerlingen. Advertenties in kranten en weekbladen zullen erop wijzen dat de uitgebreide brochure kan worden aangevraagd door alle belangstellenden. Klasse, het blad voor alle leerkrachten, zal een uitneembaar bijblad hebben. Dit bijblad zal ook in de administratie worden verdeeld en kan worden aangekocht door derden. Binnen het departement voor Cultuur wordt een specifieke actie opgezet, waarbij de plaatselijke afdelingen van erkende socio-culturele verenigingen een beroep kunnen doen op gesubsidieerde begeleiders voor vormingsavonden over de nieuwe spelling. Er wordt onderzocht of radiospots al dan niet gewenst zijn.
De beslissing van de kranten is uitermate belangrijk voor de woordbeeldgewenning. De positieve wijze waarop de kranten hebben ingespeeld op dit alles, is uitermate belangrijk voor het succes van het geheel.
Bij al deze commotie mag niet worden vergeten dat als basis voor de nieuwe spelling door het Comité werd gekozen voor een absolute link met het verleden. Het is de vroegere voorkeurspelling die als uitgangspunt dient voor de nieuwe spelling. Deze voorkeurspelling was al de norm in het onderwijs en de administratie. Wat de specifieke wijzigingen betreft, zal de campagne zoals ik hierboven heb geschetst, voor meer duidelijkheid zorgen. Deze beslissing over de spelling roept blijkbaar veel passie op. Deze passie zou beter worden gereserveerd voor andere dingen en andere momenten.
De voorzitter : De heer Van Grembergen heeft het woord.
De heer Paul Van Grembergen : Voorzitter, mijnheer de minister, ik heb mijn vragen zonder enige passie gesteld. Wie mij kent, weet dat het iets heel anders is als ik met passie vragen stel. Ik heb alleen gezegd dat honderdduizenden worden geconfronteerd met het probleem van het correct schrijven van de taal : leerlingen, leraars en ambtenaren. Het is goed dat men op een bepaald ogenblik weet wat men wil. Ik vraag alleen aan de regering dit in te vullen. Dat is een correcte vraagstelling. Ik ben wat onthutst door een vorm van minachting die ik meen gehoord te hebben in de verklaringen van de heer Van Wallendael ten opzichte van het correct schrijven van de eigen taal, of ik moet dit verkeerd hebben opgevat. Het correct schrijven is niet iets dat moet worden overgelaten aan de vrijheid van het denken en het beoordelen. Iets anders is het taalgebruik, het scheppen van taal, het idioom, de wijze waarop men zich uitdrukt. Er is hoe dan ook een afspraak, een conventie, een overeenkomst over hoe een taal wordt geschreven. Een dergelijke afspraak moet zo snel mogelijk worden uitgevoerd in het belang van al degenen die daarop worden beoordeeld. Ik word daar niet meer op beoordeeld, u waarschijnlijk ook niet. Er zijn honderdduizenden anderen. Daarom is een correcte invulling belangrijk. Laat voor de rest, mijnheer Van Wallendael, de goden opnieuw taal scheppen en rijkdom brengen in het taalgegeven. Daar heb ik geen enkel probleem mee. Maar deze afspraak zouden we met de twintig miljoen Nederlandstaligen zo spoedig mogelijk op dezelfde wijze moeten invullen. Om velerlei redenen is dat ook internationaal belangrijk.
De voorzitter : De heer Van Wallendael heeft het woord.
De heer Tuur Van Wallendael : Mijnheer de minister, hebt u ook gedacht om in overeenstemming met de organisatoren van de minder formele radio- en televisieprogramma´s, zoals de taalspelletjes iets uit te werken?
Minister Luc Van den Bossche : We hebben daar inderdaad aan gedacht, maar tot op heden is ons denken nog niet zo sterk geweest dat de BRTN heeft gedaverd en in blijdschap heeft geantwoord : nu hebben we het gevonden. Het eureka van de BRTN - met k - op dat denken hebben we nog niet gekregen. Maar ik moet u formeel toegeven dat we in die zin denken.
De voorzitter : De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen : Mijnheer de minister, u sprak over de initiatieven die u denkt te nemen in het kader van een informatiecampagne. Ik wil er u toch op wijzen dat de televisie een belangrijk instrument kan zijn, meer nog dan radiospots. Want als men het over kranten en folders heeft, heeft men het vooral over mensen die uit zichzelf bekommerd zijn om het taalgebruik en er initiatieven voor nemen. Via bepaalde visuele spots op televisie kan men heel eenvoudig een veel groter publiek bereiken. En ik vind het belangrijk dat juist het grote publiek wordt bereikt.
De heer Van Grembergen zegt dat hij niet wordt beoordeeld op het gebruik van de taal. Mijnheer Van Grembergen, over tien jaar wordt u daar ook op beoordeeld. Maatschappelijk wordt u daarop beoordeeld, of u dat nu wenst of niet. In die zin is het dus belangrijk dat iedereen toegang krijgt tot de nieuwe spelling.
Minister Luc Van den Bossche : Ik denk dat u nu onderschat wat de invloed van de geschreven pers is in de beeldvorming. Ze wordt niet alleen geraadpleegd en gelezen door mensen die bekommerd zijn om de spelling.
Wat de brochures betreft, hebt u voor een stuk gelijk. Ik wil aanvaarden dat brochures zich meestal richten tot diegenen die wel degelijk enige interesse hebben. Voor hen bieden ze dus een antwoord. Bij bepaalde delen van de bevolking die in feite ook belang hebben bij een vlotte communicatie, bestaat de vraag naar die folders niet en hebben ze dus geen effect. De kranten worden echter vrij veel gekocht en gelezen. Sommige mensen beperken zich tot de sportbladzijden, maar die worden dan toch gelezen. De beeldvorming speelt een enorm belangrijke rol. De beslissing die door de geschreven pers is genomen, zal ons enorm dienen op termijn. Elk van ons zal wel al meegemaakt hebben dat men soms twijfelt aan de schrijfwijze van een woord. Maar door het te schrijven ziet men zelf hoe het moet. Dat is typisch die beeldvorming.
Moeten we de televisie inschakelen of niet? De televisie is natuurlijk beeld, begeleid door klank. Misschien is dit mogelijk, maar het zou een zeer dure produktie worden, omdat men dan de spellingsproblematiek of een aantal problemen binnen de spelling in een soort beeldtaal moet vertalen. Dit zal zeer duur zijn. Maar u kunt wel gelijk hebben. Als men erin slaagt om het in een beeldtaal te verkopen en men betaalt de prijs, zal men meer effect hebben dan gelijk wat. Dat geef ik toe. Ik wil dit dus wel in overweging nemen, maar dan moeten we echt heel professionele en creatieve mensen vinden die die vertaling in beeldtaal kunnen uitvoeren. Dit is heel moeilijk. Als dit mislukt, dan is het heel veel geld uitgeven voor niets.
De voorzitter : De heer Demeulenaere heeft het woord.
De heer Julien Demeulenaere : Volgens de heer Van Wallendael was er helemaal geen spellingscommissie nodig, en zeker geen ministerieel comité.
Mijnheer de minister, ik blijf herhalen dat het werkelijk de wens van de scholen is dat de nieuwe spelling per 1 september 1996 wordt ingevoerd. Zoals nog andere parlementsleden hebben gezegd, hebben ze liever de korte pijn dan de lange, over alle jaren heen. Ze hopen dat u een richtlijn zult geven, maar we moeten helaas vaststellen dat u daar niet op in wenst te gaan.
Minister Luc Van den Bossche : Mijnheer Demeulenaere, u doet de waarheid op vreselijke wijze geweld aan. Aan de scholen werd enkel gezegd dat, als de beslissing wordt genomen, dat die dan voor de ganse school moet gelden. Een gedeeltelijke invoering mag niet. De school mag dus beslissen om de nieuwe spelling vanaf 1 september 1996 in te voeren. U kent de onderwijssector blijkbaar beter dan ik. Ganse dagen bent u daar mee bezig. En als ik u beluister, dan moet ik besluiten dat u alle scholen, van West-Vlaanderen tot diep in Limburg, bezoekt. En overal wordt u gezegd dat men blij is u te ontmoeten, zodat men u kan zeggen dat men staat te popelen om vanaf 1 september 1996 de nieuwe spelling in te voeren. Dat betwist ik niet. Ik lach daarmee, want ik geloof dat niet. Ik geloof enkel dat u ten hoogste een beetje in Blankenberge hebt rondgewandeld. Al wil ik dat nog in het midden laten. (Rumoer)
Mijnheer Denys, onderbreek mijn betoog niet : ik heb het uwe ook niet onderbroken. De heer Demeulenaere heeft ook de scholen in Zulte bezocht. Ik neem dat aan. Maar als het correct is wat u zegt, dan zullen ze allemaal, op grond van de gelegenheid die ik de scholen bied, op 1 september 1996 spontaan de nieuwe spelling invoeren. En dan is er geen probleem. Voor een keer dat ik het principe der vrijheid, blijheid beoefen, en de scholen de keuzevrijheid geef, verwijt u me dat ik niet zelf de beslissing heb genomen. Er zijn geen liberalen meer, mijnheer Demeulenaere!
De heer Julien Demeulenaere : Mijnheer de minister, ik weet hoe u denkt over de mensen die in de onderwijssector werken. Ik kom uit het onderwijs, ik heb ongeveer 30 jaar les gegeven, en weet hoe het er daar aan toegaat...
Minister Luc Van den Bossche : U hebt er niets van begrepen.
De heer Julien Demeulenaere : Ik ken vele mensen in het onderwijs. Toevallig is mijn echtgenote lerares moedertaal, en ik kom nog geregeld in contact met mijn ex-collega´s. Ik ben dat nog niet vergeten. En daarvoor moet ik niet van De Panne tot Maaseik het gehele land bezoeken. Dat is ook niet nodig.
Minister Luc Van den Bossche : Mijnheer Demeulenaere, ik moet ook af en toe mijn problemen thuis eens regelen... (Gelach)
De heer Julien Demeulenaere : Mijnheer de minister, u probeert om alles in het belachelijke te trekken. Maar u hebt daarom nog niet het gelijk aan uw kant.
Minister Luc Van den Bossche : Mijnheer Demeulenaere, de dag dat er in het Vlaams Parlement niet meer wordt gelachen, moeten we het afschaffen. (Applaus bij de SP)
De voorzitter : De heer Vanleenhove heeft het woord.
De heer Gilbert Vanleenhove : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega´s, mijn vraag was nog niet beantwoord. Heeft men daarover in het comité van ministers gesproken? Ik geloof dat de verwarring het gevolg is van de beslissing van de Nederlandse regering. Als men daar niet over gesproken heeft, dan is de Unie toch wel enigszins geschonden.
Minister Luc Van den Bossche : Daarover is niet gesproken. Maar anderzijds kunnen de Nederlandse collega´s aanvoeren dat dit in het verlengde ligt van de hun toegestane vrijheid. We hebben gesteld dat de invoering op 1 september 1997 een feit moet zijn ; maar het mag vroeger. Zij beroepen zich op die afspraak, en zij moesten bijgevolg niet opnieuw het comité van ministers raadplegen.
De heer Gilbert Vanleenhove : Dat is toch weinig galant.
Minister Luc Van den Bossche : U zal begrijpen dat dit niet aan de orde is.
De voorzitter : Het incident is gesloten.