Plenaire Vergadering van 22/05/1996
Actuele interpellatie van de heer Carl Decaluwé tot de heer Eric Van Rompuy, Vlaams minister van Economie, KMO, Landbouw en Media, over de toenemende concentratie van uitgeversgroepen ten gevolge van de kapitaalsversterking van de Gazet van Antwerpen
De voorzitter : Aan de orde is de actuele interpellatie van de heer Decaluwé tot de heer Van Rompuy, Vlaams minister van Economie, KMO, Landbouw en Media, over de toenemende concentratie van uitgeversgroepen ten gevolge van de kapitaalsversterking van de Gazet van Antwerpen.
Het woord is aan de heer Decaluwé.
De heer Carl Decaluwé (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de rust in het medialandschap lijkt maar niet terug te keren. Integendeel, het is dagelijks in beweging. Een aantal zware tendensen boetseren momenteel het medialandschap. Wereldwijd heerst er een tendens tot afbraak van monopolieposities en tot deregulering van openbare omroepen en PTT´s. Er wordt echter niet steeds in systemen voorzien om de daaropvolgende doorbraak van grote privé-groepen te regelen en de aangekondigde vrije concurrentie te waarborgen. Concentratie en concurrentie gaan in de mediasector blijkbaar hand in hand. In de beleidsbrief wordt aan de hand van concrete voorbeelden overigens aangetoond hoe wereldspelers zich positioneren en strategische allianties afsluiten om zowel horizontaal als verticaal strategische posities in te nemen.
Deze concentratiebeweging wordt versneld door de technologische evoluties. Uitgevers zijn verplicht zich in de multimedia te storten indien zij straks willen overleven. Momenteel wordt in de Verenigde Staten onder meer geëxperimenteerd met faxkranten en kranten op netwerk.
In ons klein Vlaams medialandschap doet zich hetzelfde fenomeen voor. De problematiek in de krantensector is opnieuw actueel ingevolge de kapitaalsversterking van de Gazet van Antwerpen, waar zich vier kandidaat-overnemers hebben aangeboden : drie Vlaamse groepen en een Duitse. Het aantal uitgevers in het Vlaamse medialandschap is geslonken terwijl ook het aantal titels afneemt. Meer dan vroeger moeten de redacties voldoen aan de eisen van een hoger rendement. Dit kan leiden tot politieke, levensbeschouwelijke en ideologische vervlakking en zodoende tot een verzwakking van de opiniërende en controlerende functies van de pers. De kwaliteit van de journalistiek en de kwaliteit van de democratie zijn van elkaar afhankelijk. Verzwakking van de ene schakel, treft ook de andere. Het dagblad vormt een onmisbare scharnier tussen overheid en burger en een kristalisatiepunt voor de meningsvorming. Wij mogen dit debat in het Vlaams Parlement niet aan ons laten voorbijgaan. Dit is de reden van mijn interpellatie. Ik ben mij ervan bewust dat sommige aspecten ervan niet tot onze bevoegdheid behoren, maar wat de aspecten met betrekking tot de lokale radio´s, de regionale en landelijke televisie betreft, hebben wij wel inspraak. In die zin zijn wij dus ook betrokken partij bij het concentratiedebat.
De kapitaalsversterking van de Gazet van Antwerpen omvat twee discussiepunten : ten eerste, de Vlaamse verankering van onze dagbladpers, waarvan ik voorstander ben en ten tweede, de concentratieproblematiek. Wij kunnen er niet omheen dat één uitgeversgroep momenteel vijf van de elf in Vlaanderen verspreide kranten uitgeeft en 44 percent van de markt beheerst. De vraag dient zich aan of dit aandeel boven de 50 percent mag uitstijgen. Het Vlaams Parlement kan hiervoor geen wet opstellen omdat het een federale materie betreft. Hierover bestaat geen enkele reglementering, in tegenstelling tot Frankrijk, waar het aandeel niet meer dan 30 percent mag bedragen. In Italië werd de grens vastgesteld op 25 percent, in Duitsland is sprake van een maximaal cijfer van 25 miljoen Duitse mark terwijl de overheid in het Verenigd Koninkrijk een overname moet goedkeuren wanneer het gaat om meer dan 500.000 exemplaren. De uitgevers in het medialandschap - regionale televisie, landelijke commerciële omroep, BRTN-VAR, lokale radio - noodzaken het Vlaams Parlement van gedachten te wisselen, signalen uit te sturen naar de federale overheid en eventueel concrete voorstellen te doen.
Bij de redactie van de Gazet van Antwerpen heerst onrust over de onafhankelijkheid bij overname door een buitenlandse groep. De minister roept in zijn beleidsbrief op om in samenspraak en via de stichting van de pers aan te dringen op een redactiestatuut. Deze materie behoort evenwel tot de federale bevoegdheid. Het is dan ook de taak van de minister er bij de federale overheid op aan te dringen om ter zake initiatieven te nemen. De minister verklaart eveneens dat hij het protocol met de pers wenst voort te zetten. Het gaat om een bedrag van 250 miljoen frank. Er moet worden onderzocht of deze steun in de toekomst kan worden aangepast, afhankelijk van de concentratieproblematiek. Verlieslijdende exploitatie van een dagblad is niet per definitie het gevolg van wanbeleid, maar vaak van een poging de verscheidenheid, identiteit of de levensbeschouwelijke grondslag te handhaven.
De buitenlandse groepen vormen een tweede element. België en Vlaanderen kennen zo goed als geen wetgeving om de monopolievorming en de concentratie tegen te gaan. De andere leden van de Europese Unie hebben in de loop van de jaren ´80 wel een strenge wetgeving ingevoerd. Een land zonder die regelgeving zal een sterke aantrekkingskracht uitoefenen op buitenlandse ondernemingen die in hun eigen land niet verder kunnen door de wetgeving. Dit houdt voor Vlaanderen enkele risico´s in. Bij VTM had het aandeelhouderschap, de uitgevers, oorspronkelijk een uitgesproken Vlaams karakter. Door de fusie van de mediaholding CLT met het Duitse Bertelsmann vinden CLT en TUM, de grootste aandeelhouder van VTM, elkaar intussen in de Holland Mediagroep. De TUM is nu zinnens zijn aandelen van 44 naar 25 percent terug te laten dringen. Op die manier krijgt CLT toegang tot VTM. Dat kan een enorme weerslag hebben op het Vlaamse medialandschap.
De Vlaamse mediawetgeving geeft enkele aanzetten om monopolievorming tegen te gaan. Bijvoorbeeld : bestuurders mogen slechts bij één lokale radio of regionale zender zetelen, bij doelgroep- en betaaltelevisie horen erkenningsvoorwaarden. De mix van uitgevers van de beeldpers, geschreven pers, lokale radio, regionale TV en de reclameregie is ontzettend. Bijna niemand heeft inzicht in de kapitaalstructuur. Ik heb daar in een vorig leven bij het ACW maanden speurwerk aan besteed. Dat heeft een omvangrijk rapport opgeleverd dat intussen alweer achterhaald is. Toch hebben we dat inzicht nodig om het Vlaamse karakter en de pluriformiteit te verzekeren.
Ik wil u enkele vragen stellen, mijnheer de minister. Heeft de Vlaamse overheid inzicht in de huidige structuur van de verscheidene uitgeversgroepen? Ik pleit voor een inventarisatie daarvan. Welke maatregelen kunnen we nemen om de transparantie in het medialandschap te vergroten? Acht u de huidige versnipperde wetgeving voldoende om concentratiebewegingen in de mediasector zodanig te begeleiden dat het pluralisme gewaarborgd blijft? Moeten we, zoals in het buitenland, bepalingen opleggen? Wanneer de Vlaamse regering geen afspraken maakt met haar federale collega´s zal de Europese Commissie allicht in onze plaats optreden.
Ten derde, welke initiatieven kunnen worden genomen om de onafhankelijkheid van de redacties wettelijk te ondersteunen?
Ten vierde, werkt de Vlaamse regering aan een regelgeving inzake de overdracht van omroeperkenningen? Nu moeten veranderingen in de aandeelhoudersstructuur enkel worden gemeld. In het licht van de concentratiebeweging kan dit misschien worden verfijnd.
Mijnheer de minister, ik hoop een duidelijk antwoord te krijgen op deze vier concrete vragen.
De voorzitter : De heer Van Dijck heeft het woord.
De heer Kris Van Dijck : Namens de VU-fractie onderschrijf ik de bekommernissen van de heer Decaluwé. We hebben vragen bij de monopolievorming binnen de Vlaamse uitgeverswereld. Ik hoop dat mijnheer Decaluwé het probleem niet verengt tot dat van de Vlaamse verankering, maar uitbreidt tot de monopolievorming binnen de Vlaamse uitgeverswereld.
De voorzitter : De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen : Is het mogelijk Vlaams te verankeren en tegelijk concentratie tegen te gaan? Een buitenlandse participatie brengt soms een beperktere persconcentratie teweeg dan een Vlaamse concentratie. Een wettelijk geregeld redactiestatuut is meer dan noodzakelijk.
De voorzitter : Minister Van Rompuy heeft het woord.
Minister Eric Van Rompuy : Mijnheer de voorzitter, geachte dames en heren, in mijn beleidsbrief De Media in Vlaanderen vestigde ik de aandacht op de toenemende concentratiebewegingen in de mediasector. Deze bewegingen blijven niet beperkt tot de kleine cultuurgemeenschappen : ze doen zich ook voor op Europees en op wereldvlak.
Er zijn niet alleen horizontale concentratiebewegingen tussen uitgevers van dag- en weekbladen, maar ook vertikale concentraties : uitgevers die omroepactiviteiten verrichten, producenten van electronicamateriaal die zich inkopen in platenmaatschappijen, distributiebedrijven, omroepen en kabelmaatschappijen. Het gaat hier om een economisch gebeuren. Een krant die zich louter tot krantenactiviteiten beperkt, is niet langer leefbaar. Denk maar aan de participatie van de pers in VTM, de reclamesector, de regionale televisie en de lokale media. De Vlaamse uitgevers plannen zelfs een televisiekanaal dat de inhoud van hun kranten verspreidt.
In Vlaanderen zijn er ook horizontale concentraties waar te nemen. Dagbladtitels als De Morgen en Het Volk moesten om verder te kunnen bestaan, opgaan in een grotere organisatie. Men kan zich afvragen in hoeverre dit bijdraagt tot een democratische en pluralistische pers.
De kranten De Morgen en Het Volk, die in andere groepen zijn opgegaan, hebben toch hun autonomie behouden. Het karakter van die kranten is niet echt wezenlijk veranderd.
Op Europees vlak en binnen de Raad van Europa zijn al jarenlang studies aan de gang over concentraties. Er zijn ook werkgroepen die de problematiek van de gevolgen op het pluralisme bestuderen. Het zou goed zijn indien we in Vlaanderen hieromtrent ook wat meer wetenschappelijk onderzoek verrichten. Ik hou me nu toch al 10 jaar bezig met het mediabeleid in Vlaanderen, eerst in het Vlaams Parlement, nu in de Vlaamse regering. Er is in Vlaanderen duidelijk nood aan meer wetenschappelijke begeleiding. Ik ben het daar volkomen mee eens, maar de studie die de heer Decaluwé heeft gevraagd, heb ik niet bij de hand.
Het klopt dat buitenlandse groepen de Vlaamse verankering van de pers in gevaar kunnen brengen. Ik deel de bezorgdheid dat er een mediamix tot stand zou komen van beeldpers, schrijvende pers, lokale radio, regionale televisie, reclameregie, enzovoort. In de krantenwereld heeft men een psychologische 50-percentgrens. Dit betekent dat de krantenoplage voor de helft of voor meer dan de helft in handen zou zijn van één groep. De Vlaamse overheid is niet bevoegd om daartegen op te treden. Dat is een zaak voor het ministerie van Economische Zaken ; het is dus een federale bevoegdheid. Wij hebben hier, in tegenstelling tot het buitenland, geen expliciete bepalingen.
Ik kan wel vermelden dat de Vlaamse overheid met de schrijvende pers een protocol van overeenkomst heeft afgesloten. We pogen hierbij in belangrijke mate de kwaliteit van de pers te ondersteunen met rechtstreekse steun aan opiniedagbladen door een informatiebeleid via advertenties, door verhoogde investeringssteun en door steun te verlenen aan de stichting voor de pers. Dit protocol is enkele jaren geleden afgesloten en loopt af op het einde van 1997. Ik heb enkele maanden geleden hier in het Vlaams Parlement gezegd dat ik vind dat de rechtstreekse steun aan de dagbladpers eigenlijk zou moeten worden afgeschaft. De bedoelde kranten, zijn dikwijls opgenomen in groepen die niet echt financiële problemen hebben. We moeten het protocol echter uitvoeren tot eind 1997. Pas dan kunnen we daarover opnieuw onderhandelen.
Ik spreek me hier niet uit over de ontwikkelingen bij de Gazet van Antwerpen. Dat is mijn bevoegdheid niet. Persoonlijk zou ik het wel jammer vinden indien buitenlandse groepen belangrijke aandeelhouders zouden worden in bepaalde Vlaamse kranten. De heer Sannen zegt dat het eigenlijk beter zou zijn dat buitenlandse groepen een participatie nemen. Dat is misschien een stelling van Agalev, maar ik vind het nog altijd beter dat we alles zoveel mogelijk in Vlaamse handen proberen te houden.
Dat is een belangrijk punt. Ik zou het betreuren mocht een buitenlandse groep een belangrijke participatie nemen in dit dossier.
De redactionele lijn staat op dit ogenblik niet ter discussie. Over het redactiestatuut van de schrijvende pers heb ik wel al stelling ingenomen in dit parlement. Ik heb daarover gesprekken gehad met de met de uitgevers en de Vlaamse Vereniging van Beroepsjournalisten, die aandringt op een redactiestatuut. De uitgevers beweren dat ze elk voor zichzelf een statuut hebben uitgewerkt voor hun journalisten. Dat verschilt van krant tot krant. De regering is hier niet bevoegd, aangezien het om de relaties tussen werkgevers en werknemers gaat. Ook met decreten kunnen we niet tussenbeide komen, aangezien die relaties een federale bevoegdheid zijn. Dat neemt niet weg dat het boeiend zou zijn om in de Vlaamse commissie voor de Media de stem van journalisten en uitgevers over deze kwestie te horen. Ik vrees dat een redactiestatuut dat voor alle kranten zou gelden, op dit ogenblik geen kans maakt.
Er was ook een vraag over de erkenningen. Voor de verschillende categorieën van omroepen werden de voorwaarden tot erkenning vastgesteld. Zolang aan die voorwaarden is voldaan, blijven de verenigingen erkend. Ik zie niet onmiddellijk in welke bijkomende voorwaarden noodzakelijk voor de heer Decaluwé.
De erkenningen van de regionale televisies en radio´s zijn verleend aan de v.z.w.´s. Ook hier geldt dat de verenigingen erkend blijven zolang ze aan de voorwaarden voldoen en zolang de wijzigingen in de bestuursorganen conform de statutaire bepalingen gebeuren. Een doorstroming van personen en groepen in die verenigingen kan mijns inziens niet worden uitgesloten. Ook op dat vlak is de mediasector constant in evolutie. Indien de heer Decaluwé ter zake voorstellen doet die voor de toekomst van de media belangrijk zijn, zal ik ze graag welwillend onderzoeken.
Ik deel dus voor een stuk de bekommernissen van de interpellant, maar we hebben beperkte bevoegdheden. Ik hou de evolutie van het dossier de komende maanden nauwlettend in het oog.
De voorzitter : De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen : Ik vraag me af of het mogelijk is een overdreven concentratie in Vlaanderen tegen te gaan, als we elke buitenlandse participatie zouden afwijzen. Ook Agalev geeft de voorkeur aan een Vlaamse participatie. Vlaanderen is echter klein en er bestaat nu al een sterke concentratie in handen van een paar grote groepen. Misschien is er dus geen andere uitweg dan buitenlandse participaties te aanvaarden, veeleer dan een machtsbundeling van meer dan 50 percent bij één groep te moeten dulden.
De voorzitter : Het incident is gesloten.