Plenaire Vergadering van 22/05/1996
Actuele interpellatie van de heer Joris Van Hauthem tot de heer Luc Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over verdere stappen van de Cocof in de oprichting van de adviesraad voor Franstaligen uit de Brusselse randgemeenten
Actuele interpellatie van de heer Francis Vermeiren tot de heer Luc Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over de adviesraad voor Franstaligen uit de Vlaamse rand rond Brussel
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde actuele interpellaties van de heer Van Hauthem tot de heer Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over verdere stappen van de Cocof in de oprichting van de adviesraad voor Franstaligen uit de Brusselse randgemeenten en van de heer Vermeiren tot minister-president Van den Brande, over de adviesraad voor Franstaligen uit de Vlaamse rand rond Brussel.
De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, geachte collega´s, het is misschien stilaan afgezaagd, maar we moeten alweer interpelleren over de inmenging van Franstalig Brussel in Vlaams-Brabant. Deze inmenging neemt zelfs nog toe.
De installatie van de adviesraad van de Franstaligen uit de Brusselse randgemeenten gaat verder alsof er niets aan de hand is. Die adviesraad is opgericht door het College van de Franse Gemeenschapscommissie. Ze is voor één derde samengesteld uit vertegenwoordigers van de Cocof en voor twee derde uit Franstalige gemeenteraadsleden uit de rand. Ze heeft tot doel adviezen en voorstellen te formuleren over materies die de Franstaligen - ook die uit Vlaams-Brabant - aanbelangen. Hun voorzitter, de heer Hasquin, noemt het een informatieorgaan van de Brusselse Franstaligen, dat de sociologische Brusselaars uit de rand wil helpen met hun problemen.
Collega´s, zoals u allen weet, worden de Franstaligen in Vlaams-Brabant op een afschuwelijke wijze onderdrukt en is steun vanuit Franstalig Brussel onontbeerlijk. De eeuwige Georges Clairfayt verklaarde ooit zonder blikken of blozen dat de Franstaligen te vergelijken zijn met de Palestijnen in de bezette gebieden.
De adviesraad is volstrekt illegaal, en maakt regelrecht inbreuk op het territorialiteitsprincipe. Het is imperialisme van het zuiverste water. Het initiatief maakt deel uit van een doelgerichte strategie om de rand verder te verfransen. De initiatiefnemers willen zich in geen geval storen aan het feit dat ze nu eenmaal in Vlaanderen wonen, en laten op een schaamteloze en arrogante manier voelen dat ze Vlaams-Brabant als een ordinair Franstalig wingewest beschouwen. De titels spreken voor zich : Abattre le mur de Berlin, désenclaver la péripherie, enzovoort.
De vraag is hoe de Vlaamse regering op zoveel arrogantie reageert, en welk effect deze reactie op de Franstaligen en meer bepaald op de Cocof heeft. Mijnheer de minister-president, op 17 januari besliste de Vlaamse regering om bij de Raad van State een beroep tot vernietiging in te dienen tegen de besluiten van 30 november en 6 december 1995 van het College van de Cocof betreffende de oprichting van een adviesraad. Blijkbaar heeft deze juridische stap weinig indruk gemaakt op de heer Hasquin en zijn companen. Op 24 februari jongstleden werden in het Staatsblad immers alweer twee besluiten gepubliceerd over de vertegenwoordiging van Franstalige gemeentemandatarissen, en over de materies die ze aanhangig kunnen maken. Ook tegen deze besluiten werd beroep aangetekend bij de Raad van State.
Dat blijkt nu een nieuwe slag in het water. Onlangs maakte de heer Hasquin de namen bekend van de Franstalige gemeentemandatarisen die in de adviesraad zullen zetelen.
De provocatie gaat dus voort. Op Meise en Machelen na zijn alle gemeenten met Franstalige verkozenen in deze adviesraad vertegenwoordigd. Enkele van hen zijn de burgemeesters van Sint-Genesius-Rode, Linkebeek, Kraainem en Wezenbeek-Oppem, een schepen van Rode en Linkebeek en twee schepenen van Wezenbeek. Daarnaast zijn ook gemeenteraadsleden uit Vilvoorde, Dilbeek, Grimbergen, Overijse en Zaventem in deze raad vertegenwoordigd.
Mijnheer de minister-president, het is de hoogste tijd om de balans op de maken van uw stappen. Deze balans is over de gehele lijn negatief. Carrefour wordt reeds jaren op 100.000 exemplaren verspreid, in Rode is er een Franstalig cultureel centrum, Franstalige verenigingen worden vanuit Brussel en Wallonië gesubsidiëerd en Télé Bruxelles zal worden uitgezonden. Bovendien zitten we nu met vier burgemeesters van Vlaamse gemeenten en één Vlaams parlementslid die optreedt als collaborateur van Franstalig Brussel om Vlaams-Brabant nog meer verfransen en de Franstalige machtspositie uit te breiden.
Mijnheer de minister-president, tegenover dergelijke onwettige politieke beslissingen plaatst u alleen juridische stappen die geen enkel resultaat opleveren. Het Vlaams Parlement ging reeds tweemaal naar het Arbitragehof ten einde de begrotingen voor 1995 en 1996 van de Franse Gemeenschap te laten annuleren. Terwijl we wachten op een uitspraak, werd de begroting van 1995 reeds uitgevoerd. Voor het einde van het jaar kan overigens geen uitspraak worden verwacht, noch over de begroting van 1995, noch over deze van 1996. Ik vrees dat dit eveneens het geval zal zijn voor de uitspraken van de Raad van State. Vooraleer er een uitspraak wordt gedaan, zullen we opnieuw voor voldongen feiten worden geplaatst. De Franstaligen weten dit. Hierop is overigens heel hun politiek gebaseerd. De heer Hasquin triomfeert. Hij liet overigens weten dat uw klacht op zijn vraag werd verwezen naar de tweetalige kamer van de Raad van State. Hij zei hierbij en ik citeer : les arriérés sont de cinq ans en moyenne, et d´ici là. Dit betekent dat de tweetalige kamer van de Raad van State bij het behandelen van dergelijke dossiers reeds een gemiddelde achterstand heeft van vijf jaar. Na vijf jaar zal de adviesraad ook al vijf jaar functioneren. Wie zal daar nog iets veranderen? Mijnheer de minister-president, men lacht u uit. In deze zaak bent u klaverboer. Uw louter juridische stappen blijven zonder resultaat en we leven in een situatie van complete straffeloosheid.
We vragen ons af of de Vlaamse excellenties in de Brusselse regering zullen blijven toekijken. De heer Chabert zegt wel dat het hier om een provocatie gaat, maar houdt verder zijn mond.
Alleen met juridische stappen komt u nergens. Als we nu niet ingrijpen, dreigt er opnieuw een soort carrousel te ontstaan. Uiteindelijk zal de Raad van State ons misschien gelijk geven, maar dan zal alles al zo ver zijn gevorderd, dat men de wetgeving zal moeten veranderen.
Er blijft maar één oplossing over : terugslaan op een politieke manier en de taal speken die deze heren verstaan. Wanneer zullen de Vlaamse excellenties Chabert, Grijp en Anciaux, hun verantwoordelijkheid opnemen? Als zij het niet doen, moet u het doen. Er zijn wel degelijk mogelijkheden om dit te doen. Zo kunt u onder meer de samenwerkingsakkoorden met het Brussels Gewest opzeggen als Franstalig Brussel zich in Vlaams-Brabant blijft mengen. Nu de namen van de leden van de adviesraad bekend zijn, kunt u eveneens stappen zetten om burgemeesters en schepenen die hiervan deel uitmaken, te schorsen of af te zetten.
Mijnheer de minister-president, artikel 82 van de nieuwe Gemeentewet zegt dat de Koning de burgemeester kan schorsen of afzetten wegens kennelijk wangedrag of grove nalatigheid. Ik zou er bij u dus op willen aandringen dat u op uw beurt de Koning, in dit geval dus de federale regering, ertoe zou aanzetten de vier burgemeesters die deel uitmaken van die adviesraad te laten schorsen of te laten afzetten. Dit is toch een schoolvoorbeeld van kennelijk wangedrag. Voor het schorsen of afzetten van schepenen is de provinciegouverneur bevoegd. Daarom moet u de provinciegouverneur van Vlaams-Brabant vragen om de procedure tot schorsing en afzetting van de schepenen die deel uitmaken van de adviesraad, in te zetten wegens kennelijk wangedrag.
Mijnheer de minister-president, wij worden hard geslagen en moeten dus hard terugslaan. Ik hoop dan ook dat u zich in uw antwoord niet langer zal verschuilen achter juridische maatregelen en verklaren dat de Raad van State of het Arbitragehof het maar moet oplossen. Deze instanties functioneren niet en de Franstaligen beseffen dat maar al te goed : dat geeft hen precies de moed om verder te doen. Wij zijn het beu dat deze lieden volkomen straffeloos hun franskiljonse gang mogen gaan in Vlaams-Brabant, dat onze regio onder het mom van verdraagzaamheid en openheid het mikpunt blijft van Franstalige inmenging. We zijn het meer dan beu dat Vlaams-Brabant, dat in het verleden altijd al de pasmunt is geweest voor de uitbouw van de Vlaamse autonomie, nu opnieuw als pasmunt wordt misbruikt voor een pacificatie die er uiteindelijk geen is.
Mijnheer de minister-president, ons geduld is al lang op. Ik neem aan dat zelfs aan het geduld van een CVP-minister wel eens een einde kan komen. Vandaar onze vraag : wanneer zal u de nodige politieke maatregelen nemen om die Franstalige inmenging effectief een halt toe te roepen. Via de televisie hebt u als Prime Minister of Flanders namens Vlaanderen Lisa Del Bo alle geluk toegewenst. Dat was mooi meegenomen publiciteit voor u persoonlijk. Ik gun u dat. Maar er is meer moed nodig om de Franstalige inmenging in Vlaams-Brabant te stoppen. Ik hoop dat u die moed nu eens eindelijk zal vertonen. (Applaus bij het VB)
De voorzitter : De heer Vermeiren heeft het woord.
De heer Francis Vermeiren (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, ik zal het niet hebben over Lisa Del Bo, maar wel over een zaak die eindelijk haar beslag moet krijgen. Ik herinner aan de vele tussenkomsten die diverse Vlaamse parlementsleden, onder wie ikzelf, eerder al in Kamer en Senaat hielden over deze kwestie. Toen kregen we steeds mooie ministeriële beloften te horen. Maar de zaak bleef aanslepen. Ik zet hier nog even wat ingrediënten van het incident op een rij.
De oprichting door de Franse Gemeenschapscommissie van een adviesraad voor Franstaligen in de Brusselse randgemeenten, heeft in Vlaanderen niet al te veel stof doen opwaaien, maar wel in de Vlaamse rand rond Brussel. De bedoeling van dit initiatief van minister Hasquin van het Waalse Gewest, is nochtans vrij duidelijk. Men wenst banden te smeden met de Franstalige verkozenen in de randgemeenten om zich te beraden over gemeenschappelijke materies. Deze laatste betreffen vooral het leerlingenvervoer en de subsidies aan organisaties van Franstaligen uit de rand.
Ondanks de Sint-Michielsakkoorden - en ik herinner me het pleidooi van de Eerste Minister voor pacificatie - heeft men vanuit Brussel de pogingen nog niet opgegeven voor de verovering van wat sommigen het natuurlijke hinterland van Brussel noemen. Daarover kan men recent aanwijzingen vinden in verklaringen en geschriften van sommige Franstalige politici uit de hoofdstad. Er wordt zelfs een aantal gemeenten aangeduid die zouden moeten worden ingelijfd, eventueel door middel van de uitbreiding van de bestaande taalfaciliteiten. Een voorbeeld betreft de luchthaven van Zaventem. Bepaalde Brusselse politici zouden graag hun invloedssfeer willen uitbreiden tot buiten de grenzen van de huidige agglomeratie. Een van de Brusselse excellenties meende dat hij bepaalde akkoorden kon afsluiten met betrekking tot de toegang van taxi´s tot de luchthaven. Ik heb de Eerste Minister destijds daarover lang geïnterpelleerd. Ik was er dan ook van overtuigd dat hij dat probleem zou oplossen met de kracht en de overtuiging die hem eigen zijn. Zijn laconieke antwoord was echter dat hij geen tijd had om zich bezig te houden met gevechten tussen kemphanen. Minister Sauwens, daarentegen, heeft wel enkele initiatieven genomen, weliswaar zonder resultaat.
Intussen stellen we vast dat men in Brussel niet bij de pakken is blijven zitten, en dat men die veroveringsplannen daadwerkelijk gestalte probeert te geven.
Blijkbaar is de premier bij zijn standpunt gebleven wat de oprichting van de betwistbare adviesraad betreft. Nadat hij had verwezen naar een uitspraak van het Arbitragehof, waarin werd gesteld dat de bevoegdheden van de Belgische instellingen gestoeld zijn op een territoriale basis, verklaarde hij op 20 december 1995 in de Kamer dat hij geen voogdij had over de Franse Gemeenschapscommissie, omdat het een autonome instelling is. Deze staat desgevallend onder de voogdij van de Franse Gemeenschap, maar niet van de federale regering.
Het antwoord van de minister was weliswaar langer dan de eerste keer, maar even nietszeggend. Hij was waarschijnlijk bang voor een inbreuk op het pacificatieprincipe. In werkelijkheid vond hij de zaak niet belangrijk genoeg.
Voorts kregen de leden van de Kamer voor de zoveelste keer het refrein te horen dat in onze instellingen een aantal procedures bestaan om bevoegdheidsconflicten op te lossen, en dat wie van oordeel is dat er een bevoegdheidsconflict is gerezen, deze procedures maar op gang moet brengen.
De conclusie van de premier hebben we reeds vaker gehoord : dit maakt deel uit van de werking van de federale instellingen. Federale loyauteit betekent echter ook dat iedereen zijn bevoegdheid respecteert.
Reeds op 17 januari 1996 besliste de Vlaamse regering om bij de Raad van State een beroep tot nietigverklaring in te dienen tegen de besluiten van 30 november en 6 december 1995 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie, de Cocof, tot oprichting van de adviesraad voor Franstaligen uit de Brusselse randgemeenten. Dit verzoekschrift, ingediend op 14 februari, vermeldde als eerste middel de territoriale bevoegdheidsoverschrijding. Intussen zijn op 24 februari de besluiten van de Cocof verschenen. Ze geven verdere invulling en uitvoering aan het besluit tot oprichting van de adviesraad voor de Franstaligen in de Vlaamse randgemeenten.
De uitspraak van de Raad van State mag waarschijnlijk niet zo spoedig worden verwacht. Intussen heeft de Cocof niet stil gestaan, aangezien de samenstelling van de adviesraad reeds werd bekendgemaakt. Zoals verwacht hebben in deze adviesraad gemeenteraadsleden uit de faciliteitengemeenten, maar ook uit een aantal andere Vlaamsbrabantse gemeenten, zitting. Uit deze samenstelling kan worden afgeleid dat het de Cocof menens is, aangezien in deze adviesraad, naast de gemeenteraadsleden, ook burgemeesters en schepenen uit de faciliteitengemeenten zullen zetelen. Het Hoofdstedelijk Gewest geeft dus impulsen aan verkozenen en wekt de indruk dat er een orgaan bestaat dat advies verstrekt.
De activiteiten die de adviesraad zal ontplooien, zullen zeker in de Vlaamse rand rond Brussel aanleiding geven tot nieuwe ergernis. Het beroep tot nietigverklaring van de uitvoeringsbesluiten van de Cocof, dat de Vlaamse regering heeft ingediend bij de Raad van State, wijst er echter op dat ook zij zich aan dit initiatief ergert. In ieder geval hebben we de indruk dat de Cocof zich weinig aantrekt van de nieuwe Grondwet die in artikel 143, paragraaf 1, de nadruk legt op de noodzaak van federale loyauteit.
Blijkbaar maakt de Cocof gebruik van een lacune in de Grondwet, om uit te pakken met initiatieven die indruisen tegen dit principe. Artikel 143, paragraaf 3 bepaalt dat een procedure kan worden ingesteld inzake conflicten tussen de federale regering, de gemeenschaps- en gewestregeringen en het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Er wordt hier geen melding gemaakt van beslissingen van een afzonderlijke gemeenschapscommissie, zoals de Cocof er één is. We dringen erop aan dat de Vlaamse regering gebruik maakt van de gewone wet van 9 augustus 1980 om de bijeenroeping te vragen van het Overlegcomité.
De Eerste Minister mag vinden dat deze aangelegenheid zijn aandacht niet waard is. Wij zijn echter van oordeel dat er dringend klaarheid moet komen. Door het uitblijven van een beslissing van de tweetalige Kamer van de Raad van State over de Vlaamse rand rond Brussel, kan de situatie ontaarden. Dat moeten we voorkomen.
Ten slotte vind ik dit politiek van een laag allooi. De Franstaligen in de Vlaamse rand, waarvan velen zich ongetwijfeld echt willen integreren, zijn echt niet gediend met dit soort impulsen. In weerwil van het principe van de pacificatie en van alle mooie principes die werden verkocht bij het Sint-Michielsakkoord, behandelt hun gemeenschap hen als kiesvee. Enkele Brusselse politici, die weliswaar goede resultaten hebben geboekt bij de jongste verkiezingen en iets anders zouden moeten doen dan communautaire vuren aanwakkeren, denken dat ze de klok kunnen terugdraaien.
Mijnheer de minister-president, zou u deze pacificatie veel meer willen steunen dan de premier die nochtans in dat arrondissement woont? De pacificatie werd met gezond verstand gepredikt en in de grondwet ingeschreven. Ik vraag u deze pacificatie te realiseren. Het parlement zal diegenen tegenhouden die denken het te halen met platvloerse electorale uitspraken en initiatieven. (Applaus bij de VLD)
De voorzitter : De heer Van Vaerenbergh heeft het woord.
De heer Etienne Van Vaerenbergh (Op de tribune) :
Vlaams Brabant en het arrondissement Halle-Vilvoorde zijn eerst en vooral de snelst groeiende economische regio´s. Ze bezitten voor velen een aantrekkingskracht, ook voor Brussel. Ten tweede zond Ring TV twee weken geleden een programma uit over de evolutie van de politieke situatie sinds de gemeenteraadsverkiezingen van 1976. Dat is een veeg teken aan de wand. De veiligheidsmaatregelen van 1976 om Vlaams-Brabant te beschermen hebben niet gewerkt, omdat de splitsing van het kiesarrondissement niet werd gerealiseerd. Ten derde, zullen de geplande maatregelen om naar de Raad van State te stappen, slechts op termijn resultaat opleveren.
Mijnheer de minister-president, het Vlaams Parlement moet een stap vooruit zetten. We moeten teruggaan naar uw discussienota over de verdere staatshervorming. Volgens uw nota moet het territorialiteitsbeginsel worden geëerbiedigd. Indien we vaststellen dat dat niet gebeurt en dat het binnen het huidig kader niet kan worden afgedwongen, moeten we zoeken naar nieuwe stappen. Ik vraag u daartoe een administratieve commissie op te richten. Welke wetgevende initiatieven moeten we ondernemen en welke artikelen moeten we stemmen om zowel op grondwettelijk vlak als op het niveau van de decreten, tot afdwingbare regels te komen? Het territorialiteitsbeginsel wordt meer en meer geschonden, en niet alleen door de Cocof, het Waals Gewest en de Franse Gemeenschap. Daarom leg ik een met redenen omklede motie neer. (Applaus bij de VU)
De voorzitter : Minister-president Van den Brande heeft het woord.
Minister-president Luc Van den Brande (Op de tribune) :
Mijnheer de voorzitter, geachte dames en heren, de Vlaamse regering heeft zich steeds verzet tegen de aanmatigende overheidsinitiatieven van de Franse gemeenschap en de Cocof, die strijdig zijn met het territorialiteitsbeginsel en het principe van de niet-inmenging. De administratie kreeg de uitdrukkelijke opdracht deze problematiek van nabij te volgen. De Vlaamse overheid moet snel en gepast reageren op onwettige inmenging.
Alle nuttige juridische middelen ter vrijwaring van de territoriale bevoegdheid waarover Vlaanderen ten gevolge van de staatshervorming beschikt, wenden we aan. De Vlaamse Regering is tegen de oprichting van een adviesraad voor de Franstaligen uit de randgemeenten en tegen verdere uitvoeringsbesluiten. We hebben prompt een annulatieberoep ingesteld bij de Raad van State. De Vlaamse regering stelt het respect voor de territoriale afbakening van de bevoegdheden steeds voorop in het politieke overleg met de andere overheden.
Het is theoretisch mogelijk dit als belangenconflict aanhangig te maken bij het Overlegcomité. De heren Vermeiren en Van Hauthem haalden dit reeds aan. Dit leidt echter niet tot de afdwingbaarheid van het opheffen van de maatregel. Bovendien stelde de Cocof herhaaldelijk de vraag, zelfs de eis, om vertegenwoordigd te zijn in het Overlegcomité. Mijns inziens moeten we ons daar onverbiddelijk tegen verzetten.
De heer Van Hauthem haalde de mogelijkheid aan om de burgemeesters en schepenen die deel uitmaken van de Adviesraad te schorsen of af te zetten wegens kennelijk of gewoon wangedrag. Voor tuchtsancties eist de wet welbepaalde, zwaarwichtige feiten. De verantwoordelijke voor binnenlandse aangelegenheden zei duidelijk dat de juridische haalbaarheid van een zware tuchtsanctie, zoals schorsing of afzetting, gering of onbestaande is. Vooraleer bepaalde maatregelen te nemen, geven we ons best rekenschap van de gevolgen ervan.
Men is daar nooit echt zeker van, maar men moet toch oordeelkundig optreden. De Raad van State eist in het kader van zijn wettigheidscontrole een strikte evenredigheid tussen de in aanmerking genomen feiten en de tuchtstraf, zoals u weet volgens een vaste rechtspraak.
Ik wil uitdrukkelijk beamen wat de heren Vermeiren en Van Hauthem hebben gezegd. Het is ook mijn overtuiging dat het een waardevol idee kon zijn, maar tevens weet ik dat het juridisch niet uitmondt in een beslissing die ons brengt tot het opheffen van het door de Franse Gemeenschapscommissie genomen initiatief.
Voor een groot gedeelte gaat het hier eigenlijk slechts om window-dressing. Ik begrijp heel goed dat dit bij iedereen in Vlaanderen een grote irritatie oproept. We moeten ons echter toch eens de vraag stellen wat zo´n adviesraad eigenlijk substantieel en inhoudelijk in de praktijk kan doen. Ik geloof niet dat de weg vrij is voor enige maatregel die zou kunnen worden genomen. De Franse Gemeenschapscommissie blijft onbevoegd om enig beleid te voeren met betrekking tot de gemeenten buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of met betrekking tot de bevolking in die gemeenten.
Waarover zal die adviesraad advies uitbrengen? Nemen we bijvoorbeeld het leerlingenvervoer. Overeenkomstig de wettelijke reglementering kan dit enkel met de nodige vergunningen. De Cocof is niet bevoegd om machtigingen te verlenen voor het ophalen van leerlingen op het grondgebied van de Vlaamse Gemeenschap.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen : Dat gebeurt in Ronse!
Minister-president Luc Van den Brande : Mijnheer Van Nieuwenhuysen, we spreken over het terrein waar het hier ter zake over gaat. De adviesraad brengt suggesties aan voor de besteding van middelen, verstrekt door de Franse Gemeenschapscommissie. Ik hoop dat het Arbitragehof zich binnenkort definitief zal uitspreken over het verzoek van de Vlaamse regering en van het Vlaams Parlement tot vernietiging van de decreetsbepalingen van de Franse Gemeenschap die dit tot op heden mogelijk maken. Ik hoop dat het arrest van het Arbitragehof daarin de nodige klaarheid zal scheppen.
In afwachting van een nietigverklaring door de Raad Van State bestaat de adviesraad. Telkens als deze raad specifieke maatregelen wil nemen in verband met de Vlaamse rand, ziet hij zich onvermijdelijk geplaatst tegenover de juridische obstakels die voortspruiten uit de materiële inhoud van de bevoegdheden van de bijzondere en de gewone wetten.
Wat is in een rechtsstaat eigenlijk het alternatief? Mijnheer Van Hauthem, suggereert u dat we het leger in paraatheid moeten brengen? U denkt misschien dat ik er een karikatuur van maak. Dat vind ik echter niet. Ik heb al bij herhaling - ook bij interpellaties die vroeger werden gehouden - uitdrukkelijk gezegd dat we ons wensen te houden aan de strikte juridische procedures die - met enige vertraging - tot een uitspraak zullen leiden.
Ik ga voor een groot gedeelte akkoord met wat de heer Vermeiren heeft gezegd, en ook met wat de heer Van Vaerenbergh nu en op andere momenten heeft willen aangeven. Ik volg een rechtlijnige benadering, die inhoudt dat we een grotere verantwoordelijkheid en een grotere autonomie wensen op te bouwen. Ook een groot gedeelte van het Vlaams Parlement volgt deze weg. Sommigen wijzen dit af. Men moet dan goed beseffen dat een dergelijke handelswijze niet enkel de pacificatie in het gedrang brengt, maar mij nog meer sterkt in de overtuiging dat elke volgende hervorming uitdrukkelijk de tweeledigheid van het land als basis moet nemen met de twee deelstaten als basisentiteiten. Enkel in een verdere staatsvorming zal de specifieke situatie van Brussel als Hoofdstedelijk Gewest vorm moeten krijgen. Daarbij zal in elke hypothese nauwkeuriger moeten worden vastgelegd wat de mogelijkheden zijn en wat niet kan.
We hebben prompt juridische acties ondernomen : zowel tegen de beslissing om de raad op te richten als tegen de uitvoering van die beslissing hebben we verhaal aangetekend. Ik ben er dus van overtuigd dat we geen lessen te ontvangen hebben vanuit kringen die ons op basis van onbenulligheden durven aanwrijven dat we de federale loyauteit in het gedrang zouden brengen. Als iemand die loyauteit bedreigt, is het wel de auteur van deze provocatie.
Ik wil binnen de wettelijkheid reageren. Maar men mag rustig weten dat ik op het politieke vlak meen dat er hervormingen moeten komen inzake het evenwaardige samenleven van de twee gemeenschappen in Brussel. Het respecteren volgens afdwingbare regels van het territorialiteitsbeginsel moet voor iedereen heilig zijn. Dit is immers het enige beginsel dat ons in staat kan stellen om ook in de toekomst tussen de grote gemeenschappen nog een vorm van goed nabuurschap te onderhouden. (Applaus)
De voorzitter : De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem (Op de tribune) : De minister-president heeft hier in één kwartier het hele Belgische federale systeem neergesabeld. Mijnheer de minister-president, u zegt dat u zich steeds verzet hebt tegen initiatieven als dat van de adviesraad. Dat is juist. U zegt dat het Overlegcomité tot niets leidt, en u hebt dat vroeger ook al gezegd. U hebt gelijk. We zitten met een Arbitagehof waar we moeten op wachten, we zitten met een Raad van State waar we moeten op wachten. Slotsom : u zegt dat u niets kan doen. U zou naar andere methodes kunnen grijpen, maar zo een drastisch optreden bent u minder genegen. Eigenlijk hebt u hier het faillissement uitgesproken van het federale systeem, want als een van de partners zich niet aan de afspraken houdt, staat de andere partner machteloos.
U zegt zelfs dat de kans gering is dat er een tuchtsanctie wordt uitgesproken. Maar als u aan de federale regering of aan de gouverneur niet vraagt om op te treden, zullen ze zeker niet tot actie overgaan. Met zo een verzoek zou u het politieke signaal geven dat u het meent met uw verzet.
Ondertussen wachten we dus op het arrest van het Arbitragehof. Mag ik u meedelen dat ik weinig vertrouwen heb in dat Arbitragehof? Een hof dat voor de helft samengesteld is uit politici en voor de helft uit rechters die al zeer bedenkelijke arresten hebben uitgesproken, boezemt me weinig vertrouwen in. Ik herinner aan het arrest over de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. De heren van het hof durven in een arrest zeggen : u hebt gelijk, het gelijkheidsbeginsel is geschonden, maar we gaan niet over tot vernietiging omwille van de evenwichten tussen de gemeenschappen. Ik herinner aan de wet op de Europese verkiezingen uit 1989. Ook die wet werd aanhangig gemaakt bij het Arbitragehof, omdat Vlaanderen te weinig zetels toegewezen kreeg. Weer gaf het Arbitragehof ons gelijk, maar weer durfde het de wet niet vernietigen omwille van de communautaire evenwichten. Dat staat letterlijk te lezen in het arrest. Wie kan vertrouwen hebben in zo een politiek samengesteld hof?
U minimaliseert de functie van de Adviesraad en zegt dat hij niet bevoegd is voor het leerlingenvervoer. Ik stel vast dat de Cocof en de Franse Gemeenschapsraad dikwijls hun bevoegdheden overschrijden. In Ronse worden wel degelijk Waalse leerlingen opgehaald. U antwoordt dan dat de Adviesraad niet bevoegd is en daarmee is voor u de kous af.
Ik herhaal dat de Cocof en de Franse Gemeenschapsraad voortdurend hun bevoegdheden overschrijden. In deze omstandigheden verwijzen naar een verdere staatshervorming die de tweeledigheid en de specifieke situatie van Brussel beklemtoont, is van het goede teveel. Uw antwoord is een vrijgeleide voor de Cocof en zijn Adviesraad. U moet niet langer de pacificatie prediken.
Ik vergelijk de huidige situatie graag met een huwelijk. Men kan af en toe een slippertje maken. Als men een scheve schaats blijft rijden, gaat het koppel uiteen en trekt men een streep onder het huwelijk. Naar zo een scheiding heeft onze minister-president geen oren. Het Vlaams Blok zal dus zelf zijn verantwoordelijkheid opnemen. Hasquin moet zich niet wagen op Vlaams grondgebied.
De voorzitter : De heer Vermeiren heeft het woord.
De heer Francis Vermeiren (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, Vlaams Brabant is een mooie streek, die het economisch niet slecht doet. De inwoners respecteren mekaars ideologie en wensen niet af te stevenen op een nieuw Voeren. Wie zichzelf staatsman noemt, draagt in deze kwestie een zware verantwoordelijkheid.
Mijnheer de voorzitter, ik had graag het woord gericht tot Willem de Zwijger, de verkozene van de Franstaligen, maar ik stel vast dat hij het halfrond heeft verlaten. Ik had hem graag gevraagd hoe hij zijn plicht van burgemeester kan rijmen met de huidige situatie. Een burgemeester is toch verantwoordelijk voor het welzijn van alle burgers van zijn grondgebied.
De inwoners van zijn gemeente dragen zelf ook een grote verantwoordelijkheid. Door het beveiligen van een paar stoelen jagen zij de Vlamingen op stang. Mijnheer de minister-president, ik ben voorstander van overleg, zodat duidelijk wordt wie het ècht goed meent met de burgers en ècht voor pacificatie kiest. Ik ben benieuwd te vernemen of de partijen die in verschillende regeringen zetelen, eenzelfde golflengte kunnen kiezen. De ene spreekt stoere taal, de andere is zwijgzaam en weer een ander wordt van het kastje naar de muur gestuurd. Hierin moet op een interregionaal overleg klaarheid worden geschapen.
De voorzitter : De heer Van Vaerenbergh heeft het woord.
De heer Etienne Van Vaerenbergh : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega´s, de ruchtbaarheid die de kranten aan de oprichting van een adviesraad in de Brusselse rand hebben gegeven, wijst op het symbolische gewicht van deze francofone zet.
De kranten staan er vol van en dat wijst erop dat ondanks het ontbreken van enig politiek gewicht, deze initiatieven toch zorgen voor heel wat politieke wind : ze hebben een politieke symboolwaarde verkregen.
De heer Vermeiren heeft er terecht op gewezen dat het feit meer politiek belang heeft gekregen dan de inhoud. Mijnheer de minister-president, het territorialiteitsbeginsel en het niet-inmengingsbeginsel worden blijvend met de voeten getreden. Zoals u zelf in uw discussienota over de staatshervorming heeft geschreven, moet er dan ook naar nieuwe middelen worden gezocht om het respecteren ervan afdwingbaar te maken. Dit is zeker nodig als we vaststellen dat de provocaties uitgaan van personen die de taalwetgeving in hun eigen gewest zelf niet respecteren.
De voorzitter : Minister-president Van den Brande heeft het woord.
Minister-president Luc Van den Brande : Mijnheer de voorzitter, na het aanhoren van de replieken denk ik dat er ten gronde geen meningsverschil bestaat. De regering is bereid om initiatieven te nemen, maar alle wettelijke middelen zonder onomkeerbare gevolgen voor de werking en het bestaan van de instellingen, werden uitgeput. U zal me evenmin horen zeggen dat de bevoegdheidsverdeling en de bestaande afspraken niet grondig werden verstoord. Ik ben voorstander van overleg, maar het formaliseren van het conflict in het Overlegcomité zou wel eens voer kunnen geven aan de voorvechters van de onaanvaardbare en ongerechtvaardigde aanwezigheid van de Cocof in dat Overlegcomité.
De rand is uiteraard een prachtige streek. Gisteren startte ik samen met de gouverneur van Vlaams-Brabant te Wezembeek-Oppem de Randkrant op. Dit is een eerste initiatief tot uitvoering van het regeerakkoord. Andere initiatieven ter versterking van het Vlaamse karakter zullen nog volgen. Aan de hand van dergelijke initiatieven kunnen we met rustige kracht aantonen dat we staan op het Vlaamse karakter van dit onverbrekelijk met Vlaanderen verbonden gebied. De Randkrant wordt niet anti-Carrefour. Integendeel, we zullen grote inspanningen leveren om kwaliteit te brengen. Elf maal per jaar moet dit kwaliteitsblad verschijnen.
Er worden meer inspanningen geleverd voor de rand en voor andere subregio´s in Vlaams-Brabant, dan men denkt. In afwachting van bepaalde uitspraken, hebben we er alle belang bij om pluralistisch en met zo veel mogelijk betrokkenen acties te voeren om het terrein positief voor te bereiden.
De heer Van Vaerenbergh heeft aangegeven dat het principe een probleem vormt, maar dat we in de praktijk maatregelen kunnen nemen die de werking van de adviesraad beknotten. We blijven het principiële gevecht voeren, maar tegelijkertijd versterken we onze aanwezigheid, dit ten gunste van de Vlamingen in dit gebied van Brabant.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door de heren Bogaert en Van Vaerenbergh en door mevrouw Van Lindt werden tot besluit van deze interpellatie twee met redenen omklede moties ingediend. Ze zullen worden gedrukt en rondgedeeld.
Door de heer Van Nieuwenhuysen werd een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet uiterlijk 24 uur na de sluiting van de vergadering zijn ingediend.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering uitspreken.
Het incident is gesloten.