Plenaire Vergadering van 07/02/1996
Actuele interpellatie van de heer Karel De Gucht tot de heer Eric Van Rompuy, Vlaams minister van Economie, KMO, Landbouw en Media, en de heer Luc Martens, Vlaams minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, over de subsidiëring van filmprojecten
De voorzitter : Vooraleer wij overgaan tot de volgende actuele interpellatie, wil ik aan de Raad vragen of men ermee instemt de volgorde van de interpellaties tot de ministers Van den Brande en Martens om te wisselen, omdat minister Martens hier niet op het vastgestelde tijdstip aanwezig zou kunnen zijn.
Is iedereen het daarmee eens? (Instemming)
Aan de orde is de actuele interpellatie van de heer De Gucht tot de heer Van Rompuy, Vlaams minister van Economie, KMO, Landbouw en Media, en de heer Martens, Vlaams minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, over de subsidiëring van filmprojecten.
De heer De Gucht heeft het woord.
De heer Karel De Gucht (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, op 17 januari jongstleden heeft de heer Stassen aan minister Van Rompuy een actuele vraag gesteld over het subsidiëren van filmprojecten. De minister antwoordde toen : de beslissing om subsidies aan de film Camping Cosmos werd collegiaal door de Vlaamse regering genomen. Ik sta volledig achter deze beslissing, omdat de Vlamingen in deze film slechts in een bijrol werden gedrongen, zoals ook door de inspectie van Financiën werd opgemerkt. Vele Vlamingen zouden woedend zijn geweest indien aan deze film gemeenschapsgeld zou worden besteed. Na nog een tussenopmerking van mijnheer Stassen, zegt minister Van Rompuy : het verwondert me dat uw partij bereid is 6 miljoen frank te geven aan films waarover we ons moeten schamen.
Dat antwoord, mijnheer de minister, heeft me geïntrigeerd. Ik vroeg mij af wat de reden ervan kon zijn, en daarom interpelleer ik u vandaag. Ik heb trouwens een ogenblik aan de verleiding bloot gestaan te denken dat er misschien een Freudiaanse uitleg was. U weet wat penisnijd is, in de psychoanalyse is dit de term voor de aangenomen onbewuste afgunst bij de vrouw wegens het gemis van een penis. Misschien is dit dan wel een geval van borstennijd. Dit woord komt niet in de Grote Van Dale voor - volgens de nieuwe spelling moet het met een tussen -n worden geschreven -, maar wees gerust, ik heb die gedachte onmiddellijk van mij afgezet.
Om toch de film van de gebeurtenissen te reconstrueren, ben ik eens gaan grasduinen in het advies van de Vlaamse Audiovisuele Selectiecommissie. In dat advies gaat de commissie in op twee elementen.
Ten eerste , er is het inhoudelijke aspect, waarbij de commissie stelt dat zij van oordeel is dat het voorliggende project een kans verdient. Op ironische en soms ontroerende wijze worden verschillende thema´s bij elkaar gebracht - de vader-dochterrelatie, het failliet van de achtenzestigers, enzovoort.
Minister Eric Van Rompuy : En dan vooral die enzovoort! (Gelach)
De heer Karel De Gucht : U merkt het zelf, u zult me straks gelijk geven als ik tracht te komen tot de reden waarom u de subsidie hebt geweigerd.
Als ik dit plaats naast het werk van de heer Bucquoy, dan stel ik vast dat zijn film uit 1994 La Vie Sexuelle des Belges is bekroond met de prijs voor de beste Belgische film. De film waar alles om draait, schijnt La Vie Sexuelle des Belges bis te zijn.
Ik stel me dan de vraag hoe minister Van Rompuy tot de autonome toetsing van de inhoud is kunnen komen om te besluiten dat dit een beschamende aangelegenheid is.
Verder is er het tweede aspect, namelijk het advies van de Vlaamse audiovisiuele selectiecommissie, meer speciaal het probleem van de Vlaamse inbreng en de economische aspecten in het kader van de Vlaamse gemeenschap van een dergelijke film. De commissie stelt : de Vlaamse inbreng situeert zich voornamelijk op het economische vlak, ook al is er een belangrijke culturele inbreng. Naar de geest betreft het zonder meer een Vlaamse film, die overigens aan de Vlaamse kust werd opgenomen. Ook de regisseur-scenarist is een Vlaming, en een aantal nevenrollen worden door Vlamingen vertolkt. Verder zijn enkele technische functies, de toelevering van apparatuur en de afwerking in Vlaamse handen. De film dient dan ook beschouwd te worden als behorende tot een samenwerking tussen Vlaanderen en een deelgebied van de Raad van Europa, in casu de Franse Gemeenschap.
Als men dan verder ingaat op wat de financiële inbreng zou zijn die als Vlaams kan worden beschouwd, dan zegt de heer Bucquoy - en ook in de ernstige pers worden die cijfers overgenomen - dat de financiële repercussie ongeveer 25 miljoen frank bedraagt.
De subsidie voor de film bedraagt 6,5 miljoen frank. Het is een produktiesubsidie die specifiek voor dit soort van co-produkties met één van de deelgebieden van de Raad van Europa is vastgelegd. Dit lijkt me een normale motivering van de selectiecommissie. Ook de Inspectie van Financiën heeft geen bezwaar. Getuigenverslagen uit de selectiecommissie bevestigen dat het advies door u is ondertekend en aan de Vlaamse regering is voorgelegd. Voor mij is het dus duidelijk dat u een positief advies hebt willen geven. Plots is er dan een beslissing van de Vlaamse regering waarin men stelt dat de subsidie wordt geweigerd. Het belangrijkste element in het antwoord dat u ter zake aan de heer Stassen hebt gegeven, komt erop neer dat u deze film een beschamende zaak vindt voor het Vlaamse volk. In dit verband denk ik ook terug aan een aantal van uw uitlatingen in het verleden, waarin u een bijzondere zorgzaamheid aan de dag legde voor de reinheid van de Vlaamse ziel. U waarschuwde tegen auteurs als Tom Lanoye en Herman Brusselmans, en u ontpopte zich als een overtuigd verdediger van de traditionele Vlaamse waarden.
De essentie van dit betoog is dat deze beslissing zonder meer neerkomt op censuur, omdat u een autonome uitspraak doet, los van de selectiecommissie die een positief advies heeft gegeven. Indien de Vlaamse regering consequent een autonoom en smaakgebonden standpunt inneemt, dan creëert ze een klimaat waarin bijvoorbeeld ook een film als Roma van Fellini, niet mogelijk zou zijn. Indien er een selectiecommissie bestaat die een oordeel uitspreekt over een bepaalde film, dan is het zeer ongepast dat de Vlaamse regering daarover nog een autonome uitspraak doet. Op die manier ontpopt de Vlaamse regering zich als een censuurcommissie. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat vooral het subversieve en controversiële karakter van de film een doorslaggevend element was voor de negatieve beslissing. Ik wil met aandrang vragen dat de Vlaamse regering zich in de toekomst zou onthouden van dergelijke, door censuurgevoelens ingegeven beslissingen. (Applaus bij de VLD)
De heer Peter De Ridder (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s ik wens te beklemtonen dat mijn inbreng geen verdedigingsrede voor een bepaalde filmregisseur is. De SP kan echter geen vrede nemen met de argumenten die u inroept om de niet-goedkeuring van de produktiepremie te rechtvaardigen. Mocht u zich toch kunnen beroepen op ernstige redenen om de weigering te verdedigen, wenst mijn fractie ter zake tekst en uitleg. Zo niet, kan de Vlaamse Raad, mijns inziens, geen ernstig werk maken van zijn controlefunctie over de regering. De uitvoerende macht moet haar beslissingen op een degelijke wijze kunnen motiveren.
De SP waarschuwt de Vlaamse ministers ervoor niet de indruk te wekken op willekeurige basis subsidies te verlenen. Vandaag is het vermoeden groot dat de regering een soort van censuur toepast. De Vlaamse regering kan dit vermoeden alleen maar ontkrachten door overtuigende argumenten te ontwikkelen zodat de eigenlijke motieven voor de niet-toekenning van de produktiepremie duidelijk worden. De Vlaamse regering heeft er, mijns inziens, alle belang bij haar standpunt ter zake te verduidelijken.
De voorzitter : De heer Aers heeft het woord.
De heer Wilfried Aers (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, heren ministers, collega´s, men kan zich de vraag stellen of elke gefrustreerde die de behoefte heeft zijn allerindividueelste emoties en fantasieën op beeldband te vereeuwigen daartoe ook de kans moet krijgen. Goedele Liekens zal zeker beweren dat dit therapeutisch kan werken. Is 6,5 miljoen frank belastingsgeld niet een dure vorm van psychotherapie? Ik geef toe dat ik niet de behoefte heb de film - Camping Cosmos - te bekijken. Meer nog. Zelfs indien men zou beweren dat de film handelt over het leven van Franciscus van Assisi, heb ik er geen centiem gemeenschapsgeld voor over! Behalve de bedenkelijke kwaliteit, ontbreekt het de film eveneens aan een Vlaams karakter. De film is een uitsluitend Franstalige produktie. Men heeft er wel voor gezorgd een aantal Vlaamse acteurs een bijrolletje te geven zodat de filmmaker de subsidies kan binnenrijven. Het is onbegrijpelijk dat de filmcommissie, die verondersteld wordt uit wijze lieden te bestaan, een dergelijk project heeft goedgekeurd. Tenzij de beslissing werd genomen in een eenmalige vlaag van zinsverbijstering, dring ik erop aan de samenstelling van de filmcommissie te onderzoeken. Op een bepaald ogenblik laat regisseur Bucquoy een van de hoofdpersonnages zeggen : Het meest gekke is dat het ministerie van Cultuur heeft toegehapt. Een budget van 5 miljoen frank dat is nog nooit gebeurd. Wie zijn wij om die man tegen te spreken? Het is inderdaad te gek dat deze film gesubsidieerd zou worden en het is maar goed dat dat niet gebeurt. We willen er geen gewoonte van maken, maar deze keer geeft het Vlaams Blok de Vlaamse regering volmondig gelijk.
De voorzitter : De heer Bogaert heeft het woord.
De heer Jean-Marie Bogaert : Mijnheer de voorzitter, heren ministers, collega´s, we moeten toch eens duidelijk stellen waarover het hier in wezen handelt. Eerst en vooral, niet over subsidies. Ten tweede, niet over een Vlaamse film. We hebben het wel over een Vlaamse onderneming, een co-produktie, dus helemaal geen Vlaamse film. Laten we het eens zijn over één principe : wanneer we spreken over financiële tussenkomsten door de overheid in deze sector, hebben we het niet over de inhoud van het project. Als we dit principe niet hanteren, staan we hier om de haverklap terug voor elk nieuw project. Ik wil dit vanuit het standpunt van de film benaderen en daarna vanuit een heel andere hoek, omdat u zou begrijpen waarom ik me gedreven voel om hierover iets te zeggen.
Het filmisch aspect eerst. Ik heb hier een fax voor me liggen van het Vlaams Filminstituut. Over de grond van de zaak spreekt het instituut zich op dat ogenblik, 23 januari, niet uit. Men stelt wel spijtig genoeg vast dat Camping Cosmos geen alleenstaand geval is. Het niet-toekennen van een produktiepremie is tekenend voor de moeilijke verhouding tussen filmmakers en overheid. De verschillende stadia die een dossier moet doorlopen : beoordeling door de selectiecommissie, onderzoek door het bestuur Media en door de inspectie van Financiën, behandeling van het dossier door de Vlaamse regering, bieden aan filmmakers geen enkele reden voor zekerheid of continuïteit. Het gebrek aan duidelijkheid over de bevoegdheden, leidt tot willekeurige beslissingen en kan geen basis vormen voor een degelijk filmbeleid.
En dan de andere invalshoek. Minister Van Rompuy, ik wil u aanspreken in uw hoedanigheid van minister voor Economie, KMO´s en Media. De vraag was : keuren we een produktiepremie, een financiële participatie in de totstandkoming voor een bedrag van 6,5 miljoen frank goed? Dit bedrag zou u alleen maar kwijtspelen op het ogenblik dat de film compleet zou floppen. Wanneer de film integendeel een kassucces zou worden, komt die 6,5 miljoen frank integraal naar u terug, u zou zelfs winst maken. Het gaat dus in feite niet om een subsidie, maar om een participatie. Er zijn genoeg redenen om 6,5 miljoen frank te investeren. In Vlaanderen hebben we dit bedrag al lang terugverdiend.
De planners hebben in Kortrijk voor meer dan 10 miljoen frank uitgegeven aan labokosten en aan copies. In de buurt van Westende is al meer dan 5 miljoen frank uitgegeven voor locatie, decor, catering en hotels. Nu al werd 6,5 miljoen frank, te verhogen met 67 percent sociale lasten, uitbetaald aan Vlaamse acteurs, Vlaamse technici, een Vlaamse producer, een Vlaamse realisator en een Vlaamse auteur. Alles bij elkaar werd er in Vlaanderen dus al meer dan 25 miljoen frank geïnvesteerd. Deze gegevens op zichzelf zijn al een motivering voor de Vlaamse overheid om te participeren in een project waarbij het financiële risico beperkt is tot 6,5 miljoen frank.
Mijnheer de minister van Economie, ik denk dat u soms grotere risico´s loopt bij het financieren van bepaalde projecten. De initiatiefnemers hebben bewust gekozen om dit project in Vlaanderen te brengen omdat zij zich zeker voelden wat betreft de participatie. Ik hoef niet te vermelden dat sommige diensten, zoals labo- en kopieerwerk, op buitenlandse markten tot 40 percent goedkoper zijn.
De ministers zullen eerlijkheidshalve moeten toegeven dat ook zij zeker waren van de participatie. Ze hebben pas te elfder ure, op 21 december 1995 in regeringsverband beslist hun houding compleet te wijzigen. Ik weet niet of de vooravond van Kerstmis hiermee iets te maken had.
De heer Joris Van Hauthem : Ik kan uw redenering niet volledig volgen. U vindt het een schande dat de Vlaamse regering geen inbreng heeft in het project nadat er al zo veel werd geïnvesteerd. Vindt u het niet logischer dat men een project aanvat nadat men zeker is van de financiële steun?
De heer Jean-Marie Bogaert : Theoretisch gezien hebt u gelijk.
De zekerheid omtrent de financiële steun was gebaseerd op het gunstige advies van de commissie. Er werd gepolst bij de ministeriële kabinetten. De betrokken ministers - twee van hen zijn aanwezig, hun vrouwelijke collega is er niet - waren het project gunstig gezind.
Pas op 21 december, toen de regering zich aan één of andere welgevulde tafel bevond, werd besloten het project te kelderen en de participatie van 6,5 miljoen frank te weigeren. Als Vlamingen hebben wij er alle belang bij dit soort van participaties te bepleiten. (Applaus)
De voorzitter : De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, heren ministers, collega´s, Jan Bucquoy zou fier zijn - mocht hij hier geweest zijn,... hij zit trouwens op de bezoekerstribune -, dat hij zoveel belangstelling kan opwekken. Alle partijen hebben zich aangesloten bij de twee ministers. Het ligt waarschijnlijk aan het late uur dat een aantal mensen niet meer hier zijn.
Ik vond de psycho-analyse van mijnheer De Gucht eigenlijk niet zo slecht. Als psycholoog zou ik niet op deze verklaring gekomen zijn. In de titel van uw interpellatie staat inderdaad een fout, mijnheer De Gucht. U hebt het over subsidiëring van filmprojecten maar eigenlijk gaat het om voorschotten of produktiepremies, die worden terugbetaald. Daarnet werd dit mooi uitgelegd, ik kom daar niet op terug.
Het is en blijft zo dat de film van mijnheer Bucquoy de hele procedure met succes doorlopen heeft, tot en met de laatste stap. De negatieve beslissing kwam er toch. Ik ga Robbe De Hert niet citeren over de sfeer waarin deze zou zijn genomen - met veel wijn en champagne - wat wellicht overdreven is. Er werd niet gemotiveerd waarom de film werd geweigerd. Een aantal weken geleden stelde ik hier een vraag waarop u antwoordde dat er twee redenen waren. Eerst en vooral een gebrek aan Vlaamse inbreng, wat vandaag werd weerlegd. Een tweede reden was een inhoudelijke, met mooie woorden omschreven in wat door mij als de-jonge-Van-Rompuy-stijl werd bestempeld.
Ik wil de inhoudelijke kanttekening die u maakt in twijfel trekken. Ik wil een bewijs in het ongerijmde geven en naar de filmwereld zelf verwijzen. Eerst en vooral is er ernstige belangstelling voor dit project vanuit Frankrijk. Waarschijnlijk zal de film deelnemen aan de nevencompetitie in Cannes en maakt hij een kans de Caméra d´Or te winnen, zoals Jaco Van Dormael. Binnen de sector is er interesse voor de film.
Ten tweede, er zijn een aantal distributiemaatschappijen, zoals het Vlaams verankerde Independent van Jan Verheyen en Polygram, die interesse hebben. Die zouden niet geïnteresseerd zijn in een film die niet strookt met de volksaard, waar niemand naar gaat kijken. Die mensen denken commercieel.
Verder groeit de onvrede binnen de globale kunstensector. Men kan er niet mee leven dat een advies zomaar, zonder motivatie, naast zich wordt neergelegd. Ik denk dat een aantal bekende Vlamingen onder de aanwezigen hier wel zullen worden uitgenodigd voor een vertoning van de nulkopie van de film. Indien het project dan belangrijk genoeg wordt gevonden, kunnen nog de nodige stappen ondernomen.
Ten slotte, ik wil nog aanhalen dat de film lijdt onder uw laattijdige beslissing om de 6,5 miljoen frank niet aan het project toe te kennen. Op basis van de handtekeningen van de ministers Van Rompuy en Martens kreeg men een bankgarantie.
Bij hen, en ook bij de financiers van dit project, kwam het bericht dat die 6,5 miljoen frank niet zou komen dus als een donderslag bij heldere hemel. Men zit dan ook met een serieuze financiële kater. Ik ben geen jurist, maar ik denk toch wel dat een aantal juridische stappen succes zouden kunnen hebben als men daar verder mee zou gaan.
Ik wil dan besluiten met de volgende opmerking, die mijns inziens toch wel fundamenteel is, los van de kwaliteiten van de film of wat dan ook. Als alle investeringen en alle mooie woorden die we hebben omtrent maatschappelijke emancipatie en kennisweerbaarheid alleen maar ertoe zouden leiden dat de ministers de Vlamingen moeten gaan beschermen omdat ze zelf niet in staat zouden zijn om te oordelen over goed en kwaad, dus over slechte films en goede films, als dat het resultaat zou zijn van onze opvoeding en van onze investeringen in onderwijs en cultuur, dan denk ik dat het zeer ver gekomen is. (Applaus bij AGALEV)
De voorzitter : Minister Van Rompuy heeft het woord.
Minister Eric Van Rompuy (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, collega´s, ik zou me eerst persoonlijk willen richten tot de interpellant, de heer De Gucht. Ik heb gisteravond nog even een boekje doorgenomen van Pol De Grauwe, geschreven in 1992 met als titel De Nachtwacht in het Donker. Uit dit boekje blijkt dat de heer De Grauwe een groot voorstander is van het afschaffen van alle subsidies aan kunst en cultuur. De VLD was dus voorstander van het afschaffen van alle subsidies, dus ook aan theaters, podiumkunsten, films, enzovoort. Ik herinner me nog de levendige discussies in de Vlaamse Raad waar collega´s van u met dit boekje hebben gezwaaid en de toenmalige minister van Cultuur hebben verweten subsidies toe te kennen. Ook op dat vlak zien we een evolutie waarvan u het prototype bent. U hebt al gepleit voor een schoolpact, dus de pacten waarmee de heer Denys ons jarenlang om de oren heeft geslagen. Nu komt de VLD op voor subsidies. Dat is toch al een aanzienlijke evolutie.
De voorzitter : De heer De Gucht heeft het woord.
De heer Karel De Gucht : Mijnheer de minister, u hebt gezegd dat u mij eerst iets wilde zeggen. Ik wil dan ook eerst iets tegen u zeggen. De vraag is eigenlijk niet of men voor of tegen subsidies is. U gééft subsidies. U hebt aan een aantal filmprojecten subsidies toegekend. Dat is het bestaande landschap waarin u evolueert. Dan zeg ik, dat als u in dat bestaande landschap evolueert, en u geeft aan het ene project wel subsidie en aan een ander project geen subsidie, dan moet u daar een goede reden voor hebben.
Die reden kan dan ofwel het gebrek aan Vlaams karakter zijn, ofwel het feit dat dit economisch nooit enig rendement kan opleveren, of het kan ook zijn omdat u niet tevreden bent over de inhoud. Ik zeg, en ik heb dit ook met argumenten proberen aan te tonen, dat het is omdat u zich niet kunt herkennen in de inhoud. Als u binnen een bestaande subsidiereglementering, op basis van de inhoud, bepaalde projecten naar de prullenbak verwijst, dan doet u aan culturele censuur.
Dat is mijn mening, en dit staat los van het boek van de heer De Grauwe. Ik kan tot op een zekere hoogte zijn standpunten delen, echter zeker niet volledig. Ik denk eerlijk gezegd niet dat er in Vlaanderen sprake zou zijn van veel filmproduktie indien de volledige ondersteuning door de overheid zou verdwijnen. U zal mij dus ook niet horen zeggen dat die volledig moet verdwijnen.
Minister Eric Van Rompuy : Het tweede punt dat ik naar voren zou willen schuiven is de toch wel merkwaardige stelling dat indien de overheid - en het gaat hier in feite niet echt over subsidies, maar wel over een produktiepremie - iets niet subsidieert, dat dit neerkomt op censuur. Ik vind dit een verregaande vorm van interpretatie. Censuur betekent dat men de vertoning van een film zou verbieden. Deze film mag van ons best wel worden vertoond.
Iedereen die een film maakt en een bioscoop bereid vindt, kan die vertonen. Ik heb in De Morgen een artikel gelezen van de heer De Smet. Die stelt dat ik de boekverbrandingen van de nazi´s erg benader. Ik vind het evenwel overdreven om te beweren dat het niet toekennen van subsidies aan een film hetzelfde is als het beletten van de vertoning. Als ik de vertoning had verboden, was er inderdaad sprake van censuur. In dit geval gaat het enkel om de beslissing om niet te subsidiëren. Waarschijnlijk zal die film wel binnen enkele maanden in de bioscopen draaien. Ik hoor dat hij zelfs zal worden vertoond op het filmfestival van Cannes. Iedereen kan er dus naar kijken. De vraag is eigenlijk alleen of er overheidsgeld aan moet worden besteed, en op grond waarvan.
Daarover wil ik het volgende zeggen. De Vlaamse regering beslist over de produktiepremie. De Vlaamse Audiovisuele Selectiecommissie is een adviesorgaan. Hun advies wordt door de betrokken ministers - minister Martens en ikzelf - voor beslissing voorgelegd op de regeringsraad.
In dit geval hebben we op 25 januari een brief gestuurd naar de betrokkenen. Daarin stond : mede op basis van het advies van de inspectie van Financiën, dat niet onverdeeld gunstig was, heeft de Vlaamse regering geoordeeld dat deze co-produktie niet in overeenstemming is met de bedoelingen van de decreetgever. Het standpunt werd versterkt door de twijfels in de Vlaamse regering over de kwaliteit van het project. We hebben dus een beslissing genomen en die gemotiveerd. Ik zal me onthouden van verdere commentaar, omdat de betrokkene, Transatlantic Films, ons voor een rechtsprocedure voor de Raad van State hebben gedaagd. Ze argumenteren dat we de beslissing niet hebben gemotiveerd. Ik heb u voorgelezen dat we dit wel hebben gedaan.
We hebben die beslissing genomen en de motivatie ervan opgestuurd. Uiteindelijk beslist de Vlaamse regering na advies over het al dan niet toekennen van een produktiepremie. Gezien de dagvaarding onthoud ik me van verdere commentaar.
De heer Jean-Marie Bogaert : Over de laatste argumentatie van de minister wil ik nog twee dingen zeggen. Ten eerste, uw beslissing dateert van 21 december, mijnheer de minister. U vindt het normaal dat u de betrokkene daarvan pas op het einde van de maand januari in kennis stelt. Het is op zijn minst grof dat u op het ogenblik dat u een negatieve beslissing neemt, niet de moed hebt om deze ook onmiddellijk mee te delen. U schendt daarmee een elementaire vorm van beleefdheid.
Ten tweede, u zegt dat u de beslissing voldoende hebt gemotiveerd. Noemt u het in een beslissing verzwijgen van een onverdeeld gunstig advies een verantwoorde motivatie? U verwijst op een dubbelzinnige manier naar een advies van de inspectie van Financiën dat zogezegd niet onverdeeld gunstig was. Het is dus niet eens zo ongunstig. Er was verdeeldheid.
De enige strohalm waaraan u zich zou kunnen vasthouden, is dat er binnen de Vlaamse regering twijfels zouden zijn gerezen over de kwaliteit van dit project, dus over de inhoud. Uit het feit dat u in uw antwoord, los van alle bedenkingen die al naar voren zijn gebracht, met geen woord rept over de financiële motivaties die in dit project nog maar eens de investering van de Vlaamse overheid extra zouden kunnen motiveren, concludeer ik dat ik in mijn redenering volledig gelijk heb. Innerlijk, waar ik tot nader order nog niet in kan kijken, denkt u eigenlijk hetzelfde en bent u het volkomen met mij eens.
Ik wil u rustig de tijd laten. Ik vind dat u hoe dan ook binnen de Vlaamse regering moet overwegen om op deze beslissing, die voor niemand onherroepelijk is, terug te komen en op een verstandige en economisch verantwoorde manier deze filmproduktie te steunen en er niet laatdunkend over te doen, alsof ze er komt met of zonder uw participatie van 6,5 miljoen frank. Als minister van Economie, die met grote bedragen vertrouwd is, zou u immers moeten weten dat, wanneer u in zo´n boekhouding plots met een gat van 6,5 miljoen frank wordt geconfronteerd, dit geen lachertje is. Ik accepteer dus niet van een minister dat hij er zich op die manier vanaf maakt.
De voorzitter : De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen : Nadat de heer Bogaert al de meeste van mijn opmerkingen heeft gemaakt, zou ik van de minister toch willen vernemen wat hij onder het woord kwaliteit in dit verband verstaat. Ik kan me niet inbeelden dat door de regering een oordeel werd geveld over de technische kwaliteit van deze film. Wanneer men het over kwaliteit heeft, lijkt het me dat het alleen maar over de inhoud kan gaan. Dan denk ik toch dat men op de rand van het moraliserende balanceert.
De voorzitter : Minister Van Rompuy heeft het woord.
Minister Eric Van Rompuy : De Vlaamse Audiovisuele Selectiecommissie wijst meer dan de helft van de projecten af om inhoudelijke redenen. Daar ook bestaat zoiets als een oordeel over kwaliteit. De Vlaamse regering beslist uiteindelijk over de toekenning van de subsidie en voert daar ook een aantal argumenten voor aan.
Ik zal een ander voorbeeld geven. Indien een film zou worden gemaakt waarin het nazisme wordt goedgepraat en indien de audiovisuele commissie die film positief zou hebben geadviseerd, dan wil ik wel eens weten of men in deze Vlaamse Raad de beslissing van de Vlaamse regering op applaus zou hebben onthaald.
Als Vlaamse regering zijn we door u aangesteld om de gemeenschapssubsidies te beoordelen. Ik heb onze motivatie voorgelezen zoals we ze hebben opgestuurd, en ik geef daarover geen verdere commentaar. We zijn gekozen om het gemeenschapsgeld uiteindelijk toe te kennen, nadat we de legitimatie hebben gekregen. Nu stapt men naar de Raad van State om de argumentatie van de Vlaamse regering te betwisten, zodat we in een gerechtsprocedure zitten. Ik zal me dan ook onthouden van verdere commentaar.
De voorzitter : De heer De Gucht heeft het woord.
De heer Karel De Gucht : Mijnheer de minister, ik heb drie opmerkingen. Ten eerste, u hebt op 25 januari jongstleden een brief geschreven om voor de Raad van State niet het verwijt te horen dat de beslissing niet was gemotiveerd. U hebt die brief dan maar geschreven, toen u zich realiseerde dat in de komende dagen een procedure zou starten.
Ten tweede, ik ben het ermee eens dat u als Vlaamse regering de Vlaamse Selectiecommissie niet moet volgen, indien deze een positief advies geeft over een film die het nazisme verheerlijkt. Maar wat u dan ook moet doen, is op hetzelfde ogenblik die Vlaamse Audiovisuele Selectiecommissie naar huis sturen. Want als in de Vlaamse Gemeenschap een commissie actief is die vindt dat er subsidies moeten worden gegeven aan films die het nazisme verheerlijken, met andere woorden voor films die principes poneren die haaks staan op het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, dan moet u daar de politieke conclusies uit trekken en moet u die mensen naar huis sturen.
Ten derden, u geeft toe, zonder verder commentaar te geven, dat de reden waarom u als Vlaamse regering uiteindelijk die subsidie hebt geweigerd, een eigen interpretatie is van wat in dit geval kwaliteit was. En dan zeg ik u : dat is censuur.
De voorzitter : De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen : Mijnheer de minister, met wat u daarnet hebt meegedeeld tijdens de verwijzing naar een film over de nazi´s, geeft u impliciet toe dat het in dit geval ook gaat om een beoordeling van de inhoud. Zeg het dan ook met zoveel woorden. Dan weten we het meteen.
Indien u vindt dat dit het recht is van deze regering, moet u dat zo stellen. Dan creëert u meteen ook duidelijkheid over dit punt.
Minister Eric Van Rompuy : Ik wil de Raad nogmaals meedelen dat de Vlaamse regering, mede op basis van het advies van de inspectie van Financiën, dat niet onverdeeld gunstig was, heeft geoordeeld dat deze co-produktie niet in overeenstemming is met de bedoelingen van de decreetgever. Dat standpunt werd versterkt door de twijfels in de Vlaamse regering over de kwaliteit van het project. Einde citaat. Er bestaat daarover dus geen onduidelijkheid.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door de heer Van Hauthem en door de heer De Gucht werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten uiterlijk 24 uur na de sluiting van de vergadering zijn ingediend.
De Raad zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering uitspreken.
Het incident is gesloten.