Plenaire Vergadering van 07/02/1996
Actuele interpellatie van de heer Ludo Sannen tot de heer Eddy Baldewijns, Vlaams minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening, over het Fenix-project
De voorzitter : Aan de orde is de actuele interpellatie van de heer Sannen tot de heer Baldewijns, Vlaams minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening, over het Fenix-project.
De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, bij het aantreden van deze regering beloofde u een trendbreuk in het beleid voor ruimtelijke ordening. De verwachtingen waren hoog gespannen : voor de eerste keer was er een socialistisch minister verantwoordelijk voor ruimtelijke ordening. Ook de beleidsbrief was beloftevol : bescherming van de open ruimten en versterking van het stedelijk weefsel, twee centrale begrippen. Mijnheer de minister, uw verklaring dat vanaf nu elke Gewestplanwijziging getoetst zou worden aan het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen was geruststellend. De minister was in de commissie zelfs heel formeel : ook de nieuwe Gewestplanwijziging voor Fenix zou eerst voor advies voorgelegd worden aan de plangroep. Mijnheer de minister, dit is een letterlijk citaat van uzelf uit de commissie. Enkele maanden later moeten we vaststellen dat er van een trendbreuk geen sprake is, dat alle mooie uitgangspunten van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen enkel de verdienste hebben mooie woorden te zijn. Er zijn verschillende redenen waarom Agalev deze recente beslissing om een bijkomende reserveringsstrook te voorzien voor de aanleg van een bijkomende toegangsweg voor het project Fenix onaanvaardbaar vindt.
Eerst en vooral wordt door deze ontsluitingsweg het laatste aaneengesloten bosgebied opgeofferd. Er moet zorgzamer omgesprongen worden met onze bossen. De natuurlijk rijkdom van Limburg wordt door elke partij naar voren geschoven. Het doorsnijden van het Bodembos en Hoornsberg veroorzaakt een sterke versnippering van dit boscomplex, wat aanleiding zal geven tot een snelle achteruitgang van de kwaliteit van de aanwezige ecosystemen.
Een tweede reden waarom we ons verzetten tegen deze Gewestplanwijziging is dat ze strijdig is met het principe van een goede ruimtelijke ordening. Mijnheer de minister, niet alleen Agalev beweert dit : ook de streekcommissie voor ruimtelijke ordening gaf een negatief advies, dat u blijkbaar naast zich neerlegt. Hoe is deze Gewestplanwijziging toch te rijmen met dat Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en met deze beleidsbrief? Beiden gaan er dus van uit dat open ruimten maximaal beschermd moeten worden, het stedelijk weefsel maximaal versterkt. Trouwens, de heel goede nota Ruimte voor Limburg, een werkdocument dat door bijna iedereen werd geloofd, voorziet juist in de versterking van de bipool Hasselt-Genk. De inplanting van Fenix zal echter voor een excentrische ruimtelijke ontwikkeling zorgen, in plaats van voor de versterking van deze bipool. Fenix, waarin een winkeloppervlakte van 150.000 vierkante meter - viermaal Wijnegem - is voorzien, alsook een bungalowpark, 50 hectare parkeerplaats, een subtropisch zwembad, een golfbaan, sportfaciliteiten, enzovoort, heeft de allure van een nieuwe, kunstmatige stad. Maar dan wel een stad zonder inwoners. De gevolgen voor de stedelijke centra van Genk en Hasselt zijn op dit ogenblik onmogelijk helemaal in te schatten. We hebben echter wel Sheffield als voorbeeld, waar duidelijk een terugloop, verval en een toenemende criminaliteit in het oude centrum vast te stellen is.
De criminaliteit is er zelfs spectaculair gestegen. Is dit het toekomstperspectief dat voor het centrum van Genk is weggelegd?
Nu is er al een grote leegstand van handelspanden. Hiermee ben ik aanbeland bij een andere reden waarom we tegen dit Fenix-project zijn, namelijk de tewerkstelling. De cijfers die hierover de wereld worden ingestuurd, verschillen sterk naargelang de bron. Een hele resem economen, professoren en wetenschappers hebben hun zeg gedaan over de slaagkansen van het project. Professor Bak was duidelijk : Elke streek heeft recht op zijn eigen ondergang. Professor Bolt stelt onomwonden dat wanneer de overheid deze beslissing neemt ten aanzien van Fenix, ze nu al moet denken aan een bijkomend of een nieuw saneringsfonds voor het bestaande winkelbestand. Het NCMV windt er ook geen doekjes om : zij stellen in een berekening vast dat er uiteindelijk maar 38 nieuwe duurzame banen worden gecreëerd door het Fenix-project, rekening houdend met de verschuivingen van tewerkstelling.
De redenering dat Fenix een verschuiving van de tewerkstelling eerder dan bijkomende tewerkstelling zal teweegbrengen, is niet uit de lucht gegrepen. De cijfers van Fenix zijn duidelijk : 40 percent van de bezoekers worden uit de directe omgeving verwacht - dat zijn er tien miljoen per jaar. Dat houdt dus in dat elke Limburger gemiddeld tien keer per jaar Fenix zou moeten bezoeken. De weerslag op de handel elders in Limburg kan dus niet worden ontkend.
Ook in verband met het bungalowpark wil ik een bedenking kwijt. Zopas vernemen we van Center Parcs dat ze de huidige bouw van het nieuwe park in Lanklaar voor minstens een jaar opschorten, omdat de bezettingsgraad van de bestaande bungalowparken te wensen overlaat of niet evolueert zoals zij dat zelf graag zouden zien. We lijken een bepaald verzadigingspunt te hebben bereikt.
Wat zal dit bijkomende bungalowpark op Fenix dan nog opbrengen, of in welke mate schuilt hier het risico dat we met overheidsgeld een bungalowpark helpen optrekken dat uiteindelijk andere investeringen teniet doet die van de privé-sector uitgaan?
Hiermee wordt duidelijk gesteld dat de tewerkstelling die Fenix zou creëren erg conjunctureel gevoelig is. Fenix draagt volgens Agalev niet bij tot een echte structurele versterking van de industriële economische ruggegraat van Limburg. Door Fenix blijft de tewerkstelling in Limburg afhankelijk van de welvaart die elders moet worden gecreëerd. Echte reconversie vraagt verdieping en versterking van het regionale economische weefsel. De inplanting van dit economisch vreemd lichaam vergroot de economische afhankelijkheid van Limburg.
Mijnheer de minister, natuurlijk zal er bij de investering van zoveel miljarden frank op heel korte termijn bijkomende tewerkstelling tot stand komen.
Telkens wanneer men, in welke infrastructuur ook, zoveel miljarden frank investeert, creëert dit bijkomende tewerkstelling. Ik ga er zelfs van uit dat er het eerste en tweede jaar na de voltooiing van Fenix, een tewerkstellingssurplus zal zijn. De weerslag van het project op de andere handelaars in Limburg zal zich pas na het eerste of tweede jaar duidelijk manifesteren. Indien het Fenixp-roject geen succes is, dan worden we geconfronteerd met een tweede KS-probleem, zij het dan bovengronds.
Een ander uitvloeisel van dit project is het mobiliteitsprobleem. Limburg stevent af op een verkeersinfarct. Ter illustratie vermeld ik hier de cijfers uit het Fenix-project. Het cijfer van 28 miljoen bezoekers veronderstelt dat elke Vlaming van nul tot honderd jaar minimum vier tot vijf keer per jaar Fenix moet bezoeken. De groep Planning, waarvan we mogen veronderstellen dat ze een correcte, eerlijke en wetenschappelijk verantwoorde berekening heeft gemaakt, stelt duidelijk dat, gezien de ligging, men de verplaatsing vooral met de wagen zal maken. Zelfs indien men investeert in een nieuwe spoorlijn, zou het effect op het autoverkeer minimaal zijn. Bovendien moet voor al die wagens parkeerruimte worden gecreëerd. Die zou een oppervlakte van 102 voetbalvelden beslaan. Men verwacht op de drukke dagen 52.000 tot 95.000 wagenverplaatsingen, een hoeveelheid die vergelijkbaar is met een topdag aan de Belgische kust. De gevolgen voor de wegeninfrastructuur liggen dan ook voor de hand. We praten dan nog niet eens over de gevolgen voor de leefkwaliteit : geluidshinder, luchtverontreiniging, water- en bodemverontreiniging. Het Fenix-project zou, volgens dezelfde studiegroep, 886 miljoen kilometer aan automobiliteit veroorzaken. De geraamde capaciteit voor de geplande toegangsweg zal eveneens bijkomende rijstroken op de autoweg of op het stuk autoweg Lummen-Maasmechelen noodzakelijk maken, naast een aanpassing van het klaverblad in Lummen. Als dit niet gebeurt, dan zijn deze toegangswegen, wat ik zou noemen, overgedimensioneerd. Het prijskaartje voor deze toegangswegen alleen al wordt geraamd op 2,8 miljard frank.
Is het verantwoord dat de Vlaamse belastingbetaler moet opdraaien voor deze miljarden? Wat verantwoordt de kostprijs van dit twijfelachtige project waarvan de meerwaarde voor Vlaanderen en Limburg niet kan worden bewezen?
Mijnheer de minister, met deze beslissing tot gewestplanwijziging rolt u de rode loper uit voor een snelle verwezenlijking van het Fenix-project.
Mijnheer de minister, u kunt zich niet verschuilen achter de beslissing van 1993. Met een weigering van de aanvraag inzake de wijziging van het gewestplan had u de projectontwikkelaars van Fenix duidelijk gemaakt niet langer te geloven in de opportuniteit van het project. In tegenstelling tot uw uitspraken een paar weken geleden, hebt u met de goedkeuring van de gewestplanwijziging wel degelijk een opportuniteitsbeslissing genomen.
Agalev keurt uw beslissing af! Mijn fractie dringt er bij de voltallige Vlaamse regering op aan deze ongelukkige keuze ongedaan te maken.
De voorzitter : De heer Gabriels heeft het woord.
De heer Jaak Gabriels (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, de VLD heeft de goedkeuring inzake de verbindingswegen naar het Fenix-project al aangekaart. U hebt niet alleen verklaard dat de kostprijs van de uitvoering van deze werken op meer dan 2 miljard frank wordt geraamd maar ook dat dit bedrag het budget van Openbare Werken ruimschoots overschrijdt. Een dergelijke verklaring roept heel wat vragen op. Men kan zich afvragen of het zinvol is beslissingen te nemen inzake nieuwe verbindingswegen die omwille van budgettaire beperkingen niet kunnen worden uitgevoerd. Kan men een definitieve beslissing ter zake niet beter uitstellen tot men over de nodige kredieten beschikt? Bovendien is het niet duidelijk op welke manier de werken zullen worden gefinancierd. Indien uw departement de uitvoering moet betalen, zal dit ten koste gaan van heel wat projecten van het investeringsprogramma en van het onderhoud van de wegen.
Mijnheer de minister, ik dring erop aan dat u uw beslissing ter zake verantwoordt. De VLD ergert zich aan de salami-politiek inzake het Fenix-project. Stap voor stap en beslissing na beslissing wordt de Vlaamse Raad naar een definitieve goedkeuring van het project geleid.
Iedereen is het er over eens dat Limburg nood heeft aan projecten. De werkloosheid ligt in Limburg meer dan 4 percent hoger dan het Vlaamse gemiddelde. Limburg kan deze achterstand, mijns inziens, beter inhalen met kleinschalige projecten en infrastructuurwerken. Op dit ogenblik hebben heel wat Limburgse gemeenten af te rekenen met een schrijnend tekort aan industrieterreinen. Voor het Fenix-project wordt 500 hectare industrieterrein voorbehouden tegen een prijs van 4 miljoen frank per hectare. Dit betekent dat aan het Fenix-project een prijskaartje van 200 miljard frank hangt. De andere Limburgse gemeenten zien dit met lede ogen aan.
Wat de tewerkstelling betreft : er is niemand meer die gelooft dat 3.000 extra banen zullen worden gecreëerd. Fenix zal ongetwijfeld een weerslag hebben op de middenstand, op de mensen die met eigen geld en met jaren zwoegen iets bereikt hebben. We kunnen zo´n project toch niet subsidiëren? Dat kan absoluut niet voor de VLD. Dat is fundamenteel oneerlijke concurrentie tot stand brengen. Voor ons kan en mag deze beslissing er niet doorkomen.
Bovendien bestaat er een verband met een aantal andere aspecten. De heer Sannen heeft er enkele opgesomd : het ruimtelijke kader, het mobiliteitsgegeven, de verkeersveiligheid, de criminaliteit en de veiligheid. Durft men hier te stellen dat het wegzuigen van potentiële kopers uit een binnenstad als Genk geen weerslag zal hebben op de gemeente die nu al een risico kent qua bevolkingssamenstelling? Meer dan 60 verschillende nationaliteiten leven daar samen. Wanneer we onze eigen bevolking wegtrekken uit het centrum zullen andere groepen deze plaats innemen, de risico´s daarvan zijn nu niet te overzien. Dit zijn geen slogans, dit is realiteit. De heer Sannen heeft ook het voorbeeld van Sheffield, Engeland, aangehaald : de criminaliteit in de binnenstad daar is gestegen door het Amerikaanse model als enig zaligmakend aan deze regio op te dringen.
Ik denk dat we daarmee rekening moeten houden. Het bewijst ook dat we het geheel van beslissingen op zijn totale waarde en merites zouden moeten kunnen beoordelen vooraleer we tot deelbeslissingen overgaan. Dat verwijt ik aan uw beslissing : het opdelen van de besluitvorming waardoor men uiteindelijk het bos door de bomen niet meer ziet. Men heeft de globale aspecten uit het oog verloren. Daarmee wordt een beslissing tot stand gebracht die op zeer korte termijn zeer nefast zal uitdraaien. De VLD heeft altijd gezegd dat een project dat enkel met privé-kapitaal tot stand komt en dat ruimtelijk verantwoord is in de breedste zin van het woord, zonder meer kan. Maar dat ruimtelijk gegeven is niet ingevuld. Het tweede gegeven, dat de overheid projecten subsidiëert om de middenstand kapot te krijgen, vinden we werkelijk perfide. De regering zou een deontologische code moeten hanteren waardoor zo´n beslissingen zelfs niet bespreekbaar zijn.
Ik wil mijn vragen nog even opsommen, mijnheer de minister. Ten eerste, in welke financieringswijze voorziet u voor de aanleg van de toegangswegen? Ten tweede, denkt u aan privé-financiering, vooral door degenen die het meest gebaat zijn bij dit project? Ten derde, is bij de bepaling van de reservatiestrook rekening gehouden met de opties van het Structuurplan Vlaanderen? Zoniet, ware het niet beter om eerst het debat over de ruimtelijke opties in dit parlement te voeren? Ten vierde, is er rekening gehouden met de standpunten van de stuurgroep die het Structuurplan Vlaanderen begeleidt en voorbereidt? U hebt zelf in de commissie en in de openbare vergadering beloofd dat u dat zou doen. Is dat gebeurd? Ik heb onmiddellijk nadien een van de twee professoren, professor Aelbrechts, in een uitzending van Actueel op de BRTN horen meedelen dat hij fundamenteel tegen dit project gekant is vanuit ruimtelijk oogpunt. Ten vijfde, heeft de minister zicht op de effecten op de mobiliteit en de verkeersveiligheid in verband met de vooropgestelde reservatiestroken? Ten zesde, hoe valt de beslissing te rijmen met een negatief advies van de Limburgse Streekcommissie voor Ruimtelijke Ordening en met de hoge mate van inspraak in het structuurplanningsproces?
Ten zevende, het respecteren van open ruimten is één van de belangrijke punten van uw beleidskader. Hebt u hiermee rekening gehouden bij het nemen van deze beslissing?
Mijnheer de minister, ten slotte vraag ik me af of we niet op het punt staan in Vlaanderen de grootste flater van de volgende eeuw te begaan. In het verleden zijn de steden tot stand gekomen op gunstig gelegen plaatsen, zoals de samenloop van wegen en rivieren. De ziel van de stad was haar commerciële functie. We zijn de ziel uit de stad aan het halen om een American way of life in te planten. Deze levensstijl staat volledig haaks op de eeuwenlang ingewortelde tradities.
Met deze beslissing in het Fenix-dossier stevent Limburg af op de zoveelste desillusie in het reconversieverhaal. De promotoren die zich momenteel met het project bezighouden moeten nog bewijzen dat zij ooit op één plaats één concreet project hebben verwezenlijkt. Bovendien is Stadium blijkbaar ook in de negatieve cijfers geraakt. Dit staat weliswaar los van deze beslissing, maar het hangt samen met de algemene beslissing. Deze kandidaat komt op termijn waarschijnlijk dan ook niet meer in aanmerking als grote investeerder.
Al deze aspecten moeten in hun globaal kader worden bekeken. De minister moet Ruimtelijke Ordening hanteren als een kader waarbinnen het geheel wordt beoordeeld en op zijn juiste waarde wordt geschat.
Mijnheer de minister, u hebt te snel toegegeven aan de druk van buitenuit. Daarom hebt u een slechte beslissing genomen, die ons morgen voor problemen zal plaatsen, onder meer op het vlak van de mobiliteit. Ons wegennet is van Diest tot Brussel dichtgeslibd. Bent u misschien van plan dit uit te breiden tot aan de Maaskant, tot aan de grens met Nederland? Dit kan niet het antwoord zijn op de mobiliteitsuitdaging, waarover we binnenkort in de commissie overigens uitgebreid van gedachten wisselen.
Het is nog altijd verstandiger terug te komen op een verkeerde beslissing en het probleem te kaderen in een algemeen beleid inzake Ruimtelijke Ordening. Elke beslissing moet worden uitgesteld tot de discussie hierover achter de rug is. Enkel op die manier kan ordentelijk parlementair werk worden geleverd. (Applaus)
De voorzitter : De heer De Gucht heeft het woord.
De heer Karel De Gucht : Mijnheer de voorzitter, u bent het er ongetwijfeld mee eens dat dit een belangrijk debat is. Het is spijtig dat dit debat om acht uur ´s avonds wordt gevoerd, voor een bijna leeg parlement en zonder de broodnodige aandacht van de media.
Ik verzoek u zich met het Bureau op zeer korte termijn te bezinnen over een andere organisatie van onze werkzaamheden teneinde dit soort van vertoning in de toekomst te vermijden. Ik heb het niet tegen u als persoon, noch als voorzitter, maar ik dring erop aan dat deze manier van werken dringend wordt aangepast.
De voorzitter : Mijnheer De Gucht, zoals u wellicht weet, zal er vrijdag een grondige discussie worden gevoerd over deze aangelegenheid. Elke fractie is hiervan op de hoogte en heeft de gelegenheid gehad amendementen in te dienen. Eventuele voorstellen van de fracties zijn uiteraard welkom. Er werd onder meer gesuggereerd de actuele interpellaties af te schaffen en de gewone interpellaties te behouden. Hierover zal ongetwijfeld worden gedebatteerd.
Ik ben het ermee eens dat er vele mogelijkheden tot vraagstelling bestaan, wat vaak aanleiding geeft tot ingewikkelde situaties, wat vandaag trouwens tot twee keer toe het geval was. Ons Reglement werkt dit soort van discussies in de hand. We hopen dit vrijdag grondig te kunnen bespreken, zodat het Reglement kan worden aangepast.
De heer Cauberghs heeft het woord.
De heer Jan Caubergs (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, waarde collega´s, spijtig genoeg komen hier vandaag alleen tegenstanders van Fenix aan het woord. Ik zou doodgewoon kunnen aansluiten bij de heren Sannen en Gabriels.
De Vlaamse regering heeft het gewestplan Hasselt-Genk gewijzigd waardoor er een tweede toegangsweg kan worden aangelegd naar het geplande mega-winkelcomplex Fenix. Dit ondanks het feit dat de Limburgse Streekcommissie voor Ruimtelijke Ordening oordeelde dat een verbrede Europalaan zou volstaan om het verkeer van en naar Fenix op te vangen.
Deze beslissing heeft verstrekkende gevolgen voor Limburg. Deze verschillen naargelang men voor- of tegenstander is van het Fenix-project. Jarenlang werd een definitieve beslissing uitgesteld. Van afstel was evenwel geen sprake, zo ver kwam het niet. De druk van de voorstanders was te groot. Er werden plannen en studies gemaakt, die miljarden frank aan gemeenschapsgelden kostten. Alleen de studiebureaus werden daar beter van. Kunt u meedelen hoeveel er aan studies werd uitgegeven?
De slechte ervaringen in Limburg zijn legio. In 1993 houdt KS op te bestaan en wordt het NV Mijnen. Plots wordt er 240 miljoen frank in een plantenkwekerij gestopt. Achteraf bleek dat dit een verkeerde beslissing was. Het enige resultaat is dat de kleine zelfstandige plantenkwekerijen er een oneerlijke concurrent bijkregen, die met gemeenschapsgelden en dus met verlies kan werken. Dit is de werkelijkheid : overbodige instellingen oprichten waarvan de gevolgen niet te overzien zijn. De ten tijde van het ERC-project vooropgestelde bijkomende 7.000 arbeidsplaatsen zijn al lang in het verdomhoekje verdwenen. De heer Sannen haalde de cijfers van het NCMV aan, die stellen dat er 38 nieuwe arbeidsplaatsen zouden worden bijkomen. Kan de minister mij zeggen hoeveel arbeidsplaatsen hij zal creëren?
Het is duidelijk dat Fenix hoofdzakelijk bedoeld is om de bouwondernemingen ter wille te zijn. Daarom wordt de leefbaarheid van honderden zelfstandigen in Genk, Hasselt, in heel Limburg opgeofferd. Dit wordt een regelrechte aanslag op de overlevingskansen van de Limburgse middenstand. Iedereen weet dat er bij de handelaars niet meer zal worden aangekocht dan normaal. Wat op de ene plaats wordt gekocht, wordt elders niet gekocht. Wat economisch wetmatig voor iedereen eenvoudig lijkt, is dat niet voor de politici. Die nemen de beslissing om miljarden frank overheidsgeld te benutten om Fenix de kans te geven een van de meest interessante groepen van de Limburgse samenleving de strop om te doen. De zelfstandigen van Limburg worden opgeofferd aan de belangen van vakbonden die liever een werkloze als lid hebben dan een zelfstandige een bloeiende handelszaak te zien uitbaten. De vakbonden hebben de werklozen in hun macht, een zelfstandige heeft de vakbonden niet nodig.
Mijnheer de minister, er werd al genoeg onheil aangericht in Limburg. De arbeiders zijn in het verleden al de dupe geweest van de politieke bemoeizucht.
Het is toch al te opvallend dat als de politiek zich ermee bemoeit, het meestal misloopt. Dat is tenminste mijn ervaring in Limburg.
Stop alstublieft met de politieke bemoeienissen. Stop met Fenix, want Fenix wordt een ramp voor de zelfstandigen van Limburg. Fenix wordt ook een ramp voor de natuur van Limburg. Het groene hart van Limburg wordt opgeofferd aan de betonbaronnen die Limburg voor eeuwig en altijd zullen verknoeien. Laat dit niet gebeuren. Onze provincie verdient beter.
Mijnheer de minister, als Fenix er komt, wat zal de Vlaamse regering dan doen om te beletten dat de Limburgse zelfstandigen het slachtoffer worden van de uitvoering van de plannen voor Fenix?
Ik zou verder nog één zaak willen vragen, mijnheer de minister. Is het volledige Fenix-project niet in tegenspraak met de visie van de Vlaamse regering inzake ruimtelijke ordening, met versterking van de bestaande dorps- en stadskernen? (Applaus bij de VLD en het VB)
De voorzitter : Minister Baldewijns heeft het woord.
Minister Eddy Baldewijns (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, geachte collega´s, ik zal in mijn antwoord allicht tekort schieten ten opzichte van de vragenstellers die materies hebben behandeld die niet tot mijn bevoegdheden behoren. Toch ben ik hen dankbaar omdat, nadat we de actuele vraag hebben gekregen van de heer Gabriels vorige week, dit ons de gelegenheid biedt om op enkele punten - die wel tot onze bevoegdheid behoren - dieper in te gaan.
Eerst en vooral wens ik er op te wijzen dat het voorwerp van de recente gewestplanwijziging niet de inplanting van het Fenix-complex was, maar alleen het uittekenen van een erfdienstbaarheidsstrook voor een mogelijke tweede toegangsweg.
Deze procedure was een gevolg van de beslissingen van de vorige regering. Op 8 december 1993 heeft de Vlaamse regering beslist het gewestplan te wijzigen in functie van het Fenix-project op vier voorwaarden. Ten eerste, dat de integrale uitvoering van het project wordt gegarandeerd. Ten tweede, dat bij de concretisering van het project elke vorm van mogelijke grondspeculatie wordt verhinderd. Ten derde, dat het waardevolle bos op de noordelijke en de oostelijke flanken van de terril maximaal wordt behouden en dat de Moorsberg wordt gevrijwaard. Ten vierde, dat onverwijld een mobiliteitsonderzoek wordt opgestart om de keuze van het meest adequate tracé voor de ontsluitingsweg mogelijk te maken.
Mijnheer de voorzitter, ik denk dat het goed is deze punten nog eens in herinnering te brengen. Ik wil er ook aan herinneren dat het project werd teruggebracht, eerst van 1800 tot 535 ha, en dat het definitief plan tot 400 ha werd herleid in afwijking van het advies van de Streekcommissie van Limburg, en met vrijwaring van de Moorsberg en de duinenrug in de zone Klaverberg ten noorden van de terril.
In het kader van de beslissing van de Vlaamse regering van 8 december 1993 werd ook vastgesteld dat de distributiefunctie als belangrijke trekker, die instaat voor de schepping van tewerkstelling, geldt als basisoptie en dat de verdere detaillering van het project, alsook de sociaal-economische vergunning deze uitbouw verder zullen moeten verduidelijken.
Er wordt ook verwezen naar de overeenkomsten met de privé-investeerders. Ik citeer : mocht in de toekomst blijken dat deze overeenkomsten niet kunnen gehonoreerd worden, dan zal het globaal ruimtelijk opzet terug herdacht worden.
Het stedebouwkundig voorschrift Gebied voor Project bij het definitief gewestplan, vastgesteld door de Vlaamse regering op 27 april 1994, bepaalt dat de bestemming alleen kan worden uitgestippeld nadat de projectinitiatiefnemers een eigendomsrecht hebben verworven, en nadat een concreet projectplan van de bestemming die werd ingekleurd op het gewestplan, werd goedgekeurd door de raad van bestuur, en ter kennis werd gebracht van de Vlaamse regering. Bouwvergunningen kunnen worden verleend indien uit de aanvraag blijkt dat de bestemming door de opgelegde voorwaarden in zijn geheel wordt uitgewerkt zoals vastgelegd in het realisatieplan en in de voorschriften van het gewestplan.
Mijnheer de voorzitter, ik som deze punten nogmaals op, omdat we nu - twee jaar later - in een andere discussie zijn terechtgekomen, die juist dient te worden gesitueerd. Uit het mobiliteitsonderzoek naar aanleiding van het gewestplan is ook gebleken dat bij maximale uitbouw van het Fenix-project de verwachte mobiliteitsontwikkeling van het project zeer omvangrijk is. Over de specifieke omvang van de verkeersgeneratie van de projectonderdelen lopen de meningen evenwel uiteen. In de recente gewestplanherziening werd daarom de mogelijkheid tot uitbreiding van de verkeersinfrastructuur voorzien.
Het is nu aan Fenix om het volgende tot stand te brengen. Ten eerste, het aanvragen en verkrijgen van de sociaal-economische vergunning. Ten tweede, het verwerven van de eigendommen. Ten derde het aanvragen en krijgen van de milieu- en bouwvergunningen. Ten vierde moet, zoals reeds vroeger op de vraag van de heer Gabriels aangehaald, een bijzonder financieel plan worden voorgelegd over de financiering van wegeninfrastructuurwerken. Ik citeer : als Fenix er komt en een succesverhaal wordt, dan is het onmogelijk dat het budget voor infrastructuur ten koste van de begroting van openbare werken gaat. De Vlaamse regering zal in dat geval mee nagaan welke de financieringsmogelijkheden zijn.
De regering heeft niet, zoals hier werd beweerd, het advies van de streekcommissie naast zich neergelegd. Er is gewikt en gewogen, en men heeft rekening gehouden met alle maatschappelijke behoeften ten opzichte van de ruimtelijke implicaties. De twee stemmingen over de bezwaarschriften en adviezen in de streekcommissie, waarvan de laatste resulteerde in de staking van stemming en de onthouding van de gouverneur, hebben geen eenduidig inhoudelijk standpunt laten blijken. In de overwegingen van het besluit is wel degelijk expliciet ingegaan op verscheidene bezwaren.
Zo is de streekcommissie ervan uitgegaan dat de capaciteit van de wegen in de eerste gewestplanwijziging zou volstaan voor 12,5 miljoen bezoekers per jaar. Nochtans ging men bij de gewestplanwijziging als gevolg van de mobiliteitsstudie en de expliciete vraag van de initiatiefnemers uit van een capaciteit voor 15 tot 20 miljoen bezoekers. Het MER dat op dit ogenblik wordt afgerond, heeft zelfs een scenario toegevoegd voor 25 miljoen bezoekers per jaar. Dit werd ook door de interpellanten bevestigd.
Een tweede element waar de streekcommissie op terugkomt is de fasering. Die is ook ingebouwd in de gewestplanwijziging door het aanduiden van reservatiestroken zonder expliciete bepaling van de wegentracés. Ten derde, de hinder die zou worden veroorzaakt, zal worden beschreven in de op stapel staande MER-rapporten.
Het advies van de Plangroep dat verwerkt is in het advies dat de Afdeling Ruimtelijke Planning mij heeft voorgelegd, en dat voor een groot deel het bezwaar van de streekcommissie opheft, zal ik hieronder aanhalen.
Onder het hoofdstuk Motivering op basis van elementen uit gewenste ruimtelijke structuur lees ik het volgende. Ten eerste vervult de verbinding tussen de toegang van en naar het Fenix-project en de A2/E314 een gebiedsontsluitende functie voor een van de sterke mobiliteitsgenererende functies in het stedelijke gebied Hasselt Genk naar de hoofdweg A2/E314, Aken-Lummen-Leuven. Deze weg moet derhalve als een secundaire weg van de eerste categorie worden beschouwd en als dusdanig worden ingericht.
Het is daarom noodzakelijk met het oog op het Fenix-project in een eerste fase deze verbinding voldoende operationeel te maken door de aanleg van een tracé tussen de toegang van het Fenix-project en de N75, en door het opnemen van het bestaande tracé van de N75 - Europalaan - tussen het op- en afrittencomplex Genk-Oost en de nieuwe toegangsweg.
Ten tweede vraagt een duurzame ruimtelijke ontwikkeling - de basis van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen - een voorzichtigheidsbenadering tegenover nieuwe grootschalige infrastructuuringrepen, vanwege ruimtelijke maar ook vanwege budgettaire implicaties, en een eerste keuze voor een optimaler gebruik van bestaande en aan te passen infrastructuren. Vanuit deze voorzichtigheidsbenadering moet voor de aanleg van het nieuwe tracé tussen de N75 en de A2/E314 een fasering worden ingebouwd. Bij een volledige uitbouw van het Fenix-project, als onderdeel van het stedelijke gebied, zal zich een grotere mobiliteitsvraag voordoen en is er een bijkomende afzonderlijke rechtstreekse ontsluiting naar de hoofdinfrastructuur - de wegen en spoorwegen - in Vlaanderen. De nieuwe verbindingsweg en de aanleg van een nieuwe oprit worden daarbij principieel voorzien als een reservatiestrook. De feitelijke tracering en herinrichting van het oprittencomplex kan maar gebeuren na de ruimtelijke afweging van de groei van de automobiliteit van het Fenix-project en het aanbod aan alternatieve vervoerswijzen voor de ontsluiting van het stedelijke gebied Genk.
Om de verbindingsfunctie van het hoofdwegennet te garanderen wordt het aantal op- en afritten beperkt en moet de nieuwe oprit worden gecombineerd met het bestaande oprittencomplex Genk-Oost - nummer 32. Tot zover het citaat. Ik hoop dat het nu ook duidelijk is hoe het werd overgenomen.
In hoeverre de beleidsbeslissing van de Vlaamse regering uiteindelijk niet zou beantwoorden aan de diverse doelstellingen van mijn beleidsbrief, zal in feite pas kunnen worden beoordeeld in de mate dat er al sprake zal zijn van een concrete uitvoering van het project.
Bij de beleidsbeslissing werd een afweging gemaakt tussen alle vragen en behoeften uit de verschillende sectoren en maatschappelijke geledingen, namelijk recreatie, tewerkstelling, de sociaal-maatschappelijke situatie in Limburg, natuur, winkelen, enzovoort.
Het verlies aan open ruimte moet natuurlijk ook worden bekeken in de globale, regionale, de Limburgse en uiteindelijk de Vlaamse context. Hierbij wordt gestreefd naar een globale versterking en het behoud van de open ruimte.
Het getuigt niet van ecologisch bewustzijn om te stellen dat het laatste grote aaneengesloten boscomplex in de gemeente Genk wordt opgeofferd.
We zijn echter zo ver nog niet. Ten tweede : natuur en bosbehoud houdt niet op aan de gemeentegrenzen. Het Bodembos hoort volgens de biologische waarderingskaart niet in de hoogste waarderingsklasse thuis. Bovendien wordt dit bos ingesloten door de Europalaan, de E 314 en de N 730 naar As. De aaneengesloten natuur- en bosgebieden die aan beide zijden van de gemeentegrens liggen, zijn zeker groter : onder meer naar Zutendaal en de Mechelse Heide, naar de Kattevennen ten Zuidoosten en ten Noorden de Moors- en Klaverberg en omgeving.
Inzake de ontwikkeling van een beleidskader, ben ik van oordeel dat dit niet uit de lucht valt. Een operationele visie wordt slechts ontwikkeld in een samenspel van praktijk en visie. De praktijk krijgt vorm in de verschillende beroepsdossiers die mij ter goedkeuring worden voorgelegd. In die optiek werden al meerdere beslissingen genomen.
Ten eerste, de ministeriële omzendbrief van 3 januari 1992 met betrekking tot de aard van de bedrijven die op een industriezone of ambachtelijke zone kunnen worden ingeplant, zal worden ingetrokken. Het is bijgevolg niet meer mogelijk om op deze schaarse terreinen zonder enige planning commerciële projecten uit te bouwen.
Ten tweede, in het gewestelijk ontwikkelingsplan van Brussel werd de mogelijkheid om commerciële projecten uit te bouwen, beperkt. De vrees bestaat dat deze projecten zullen uitdeinen over geheel Vlaams-Brabant. Aan de directeur van deze buitendienst werden de nodige instructies gegeven om deze evolutie nauwlettend op te volgen.
Ten derde, op dit ogenblik worden de nodige afspraken gemaakt om bij het verlenen van sociaal-economische attesten in de nationale commissie voor distributie de nodige opvolging vanuit Ruimtelijke Ordening te verzekeren.
Ten vierde, steunend op mijn bevoegdheid inzake openbare werken behandel ik met de grootste omzichtigheid de aanvragen tot machtiging om in de bouwvrije stroken van de gewestwegen commerciële projecten in te planten. In een aantal gevallen werd deze machtiging geweigerd.
Ten vijfde, de eventuele inplanting van een aantal commerciële projecten aan de stadsrand door middel van een bijzonder plan van aanleg, wordt eveneens met de grootste omzichtigheid behandeld. Recent werd trouwens aan zo´n BPA de ministeriële goedkeuring geweigerd.
In het kader van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen zullen de nodige planologische voorzieningen moeten worden ingebouwd en de nodige keuzen moeten worden gemaakt om een coherente visie te ontwikkelen wat betreft grootschalige commerciële projecten. Zoals u weet, is deze oefening al aan de gang. Ik hoop nog voor het reces een definitief ontwerp van het RSV aan de Vlaamse regering te kunnen voorleggen. Aansluitend bij de hierboven geschetste maatregelen neem ik de nodige stappen opdat de mogelijkheden gevrijwaard blijven om in de nabije toekomst een dergelijke visie op het terrein effectief door te voeren.
Er blijven nog een tweetal belangrijke vragen over het mobiliteitsluik van dit dossier onbeantwoord. Ten eerste, tot op welk niveau kan de verkeersgeneratie door de projectontwikkelaars zelf worden beperkt? Deze vraag zal in eerste instantie door de projectontwikkelaar moeten worden beantwoord en hij zal bij dit antwoord ongetwijfeld rekening houden met de impact van de bereikbaarheid van de locatie op het bereiken van het economische break even van zijn project. Ten tweede, welk aandeel van de verkeersgeneratie kan via collectieve vervoermiddelen worden opgevangen? Deze vraag zal door de projectontwikkelaar samen met de Vlaamse overheid en de NMBS moeten worden beantwoord. De voorliggende studie stelt slechts een gering aandeel voor collectieve vervoermiddelen voorop.
Wat de verzoenbaarheid met de beleidsopties voor stadsherwaardering betreft, is het project, zoals het nu is gekend, van een supraregionale schaal en kan het worden gesitueerd bij een stedelijk gebied Hasselt-Gent als economisch knooppunt in de betreffende Euregio.
Of dit alles past in het huidige lokatiebeleid, met vermenging en concentratie van functies in bestaande kernen volgens schaal en niveau, moet nog in de praktijk worden bewezen. Dit zal uitgebreider aan bod komen bij de behandeling van de sociaal-economische vergunning.
Met mogelijk aanvragen voor bouwvergunningen in het vooruitzicht, zullen ook de gevolgen van de maatregelen uit de MER-rapporten aan de praktijk worden getoetst. De ontwerptekst van het MER voor het project werd besproken op 5 februari 1996. Er werden verscheidene opmerkingen gemaakt over de juiste inhoud van het project, de maatregelen voor af- en aanvoer van water en de afvalwaterproblematiek. Voor de mogelijke aanleg van de tweede toegangsweg is het kennisgevingsdossier pas in de MER-procedure voorgelegd.
Bij het begin van mijn betoog, heb ik al gewezen op het feit dat in de interpellatie vele elementen naar voren zijn gekomen, die niet tot mijn bevoegdheid behoren. Ik wil nog terugkomen op één aspect, dat werd aangehaald door de heer Gabriels. Vorige keer ben ik zeer duidelijk geweest over het financiële aspect. Een bijzonder financieringsplan moet nog worden opgesteld. Daar kan ik nog niets meer over zeggen.
Wat de vraag naar de industrieterreinen in Limburg betreft, tonen de cijfers van de GOM en de voorliggende cijfers van de plangroep voor het Structuurplan Vlaanderen aan, dat er nog een overschot aan gronden is tot het jaar 2007. Naar aanleiding van de gewestplanwijziging Hasselt-Genk-Bilzen werd aangetoond dat in Genk nog ongeveer 500 hectare beschikbaar is. Dit belet niet, mijnheer Gabriels, dat we dit aspect niet moeten in het oog houden bij de verdere ontwikkeling van deze regio en we moeten dit bij elke gelegenheid ernstig onderzoeken.
Mijnheer de voorzitter, collega´s, ik denk dat ik een antwoord heb gegeven op de belangrijkste vragen. Ik heb een duidelijke situering van het probleem gegeven. Ik wil besluiten door te zeggen, dat zich in dit dossier al een hele evolutie heeft voorgedaan, maar er blijft nog heel wat weg af te leggen.
De voorzitter : De heer Gabriels heeft het woord.
De heer Jaak Gabriels : Mijnheer de voorzitter, iedereen die het antwoord op deze interpellaties heeft beluisterd, moet vaststellen dat we ons in een eigenaardige wereld bevinden. Als politici wordt gevraagd wat de prijs van brood is, fronsen ze vaak de wenkbrauwen. Welnu, ik zou de minister willen vragen of hij ons een beeld kan geven op de financiële balans van de groep Stadium of de groep Van Biervliet, die met dit project bezig zijn. Dit zou zeer verhelderend kunnen zijn en een deel van de discussie overbodig maken.
Als men achteloos voorbij gaat aan de negatieve effecten op de bestaande initiatieven, moet men toch even denken aan het feit dat Center Parcs de bouw in Maasmechelen met een jaar heeft uitgesteld. De bedoeling daarvan is de effecten van dit Fenix-project te kunnen berekenen en beoordelen. Nu al zijn er duidelijke aanwijzingen over de negatieve effecten. Waar is onze overheid mee bezig?
Ten derde, we vinden het feit dat een beslissing wordt genomen over de aanleg van tracés ten belope van meer dan 2 miljard frank zonder de cijfers daarvoor in de begroting op te nemen, alles behalve een voorbeeld van behoorlijk bestuur.
De voorzitter : De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen : Mijnheer de voorzitter, ik zou de minister willen vragen een iets ruimere invulling aan zijn bevoegdheden te geven. Hij beweert dat hij antwoordt in het kader van zijn bevoegdheden. Aldus de minister. Natuurlijk is de minister bevoegd voor ruimtelijke ordening. Toch dacht ik dat deze bevoegdheid meer inhield dan alleen maar zorg te dragen voor de bestemming van bepaalde gebieden. Met het Structuurplan Vlaanderen wordt voldoende aangegeven dat Ruimtelijke Ordening een geïntegreerde bevoegdheid is waarmee alle sectoren van deze samenleving te maken hebben en waarop alle sectoren terugvallen.
Economie, sociale aangelegenheden en mobiliteit, zijn alle aspecten van het ruimtelijke beleid van Vlaanderen en behoren tot de bevoegdheden van de minister van Ruimtelijke Ordening.
Mijnheer de voorzitter, de minister kan zich niet verschuilen achter het feit dat zijn bevoegdheid zou ophouden bij de bestemming van gronden. Wanneer de minister die prachtige beschrijving gaf van het Bodembos en van al die andere prachtige bosgebieden die Limburg nog rijk is, dan denk ik met schrik aan de flaters die aan de kust werden begaan. Bij elke verwijzing naar de resterende prachtige duinenstukken, verdween een stuk duinenlandschap. Vandaag blijven er nog nauwelijks duinen over.
Naast alle andere barrières waarbinnen het Bodembos zich mag handhaven, wordt er nog een bijkomende barrière inzake fauna en flora gecreëerd. Dat zal onrechtstreeks een effect hebben op de ecologische waarde van het gebied.
Mijnheer de minister, u zei ook dat elke aanvraag voor een bouwvergunning moet passen in de totale uitvoering van dit plan. Wanneer ik u goed heb begrepen, meer bepaald wanneer u het had over de mobiliteit, dan is het best mogelijk dat er maar enkele deelaspecten van dit plan zouden kunnen worden verwezenlijkt en dat de rest nooit werkelijkheid zal worden.
Rekening houdend met uw argumentatie over de mobiliteit en uw uitlatingen over de aanpassingen van de Europalaan, blijft de invulling van het nieuwe tracé door het Bodembos dus tot de mogelijkheden behoren. U gaat er meteen van uit dat het project eventueel kan worden gewijzigd en slechts op een veel geringer bezoekersaantal zou kunnen slaan.
Deze plannen lijken me dan helemaal onverantwoord ; er wordt immers een stuk van de bipool Hasselt-Genk excentrisch aangesneden, een stuk dat nooit tot een volwaardige ontplooiing kan komen.
Komt Fenix er met het integrale bezoekersaantal dat hier wordt vooropgesteld en waartegen wij ons verzetten, dan komt die hele invulling van het wegennet er ook. Het is een beetje te gemakkelijk om te beweren dat alleen de plaats wordt aangegeven waar de weg mag komen en niet het hele tracé. Uiteindelijk krijgen de gronden met deze beslissing een bestemming en daarom draait alles.
Er moet in elk geval worden vermeden dat een klein gedeelte van het plan, excentrisch en zonder enig uitzicht op ontplooiing, wordt uitgevoerd. Het gebied is dan aangetast en verliest elke waarde.
Minister Eddy Baldewijns : Mijnheer de voorzitter, in de repliek wordt een omgekeerde wereld voorgesteld.
Er wordt een actuele interpellatie gehouden over een actueel gegeven en een beslissing die werd genomen door een regering. De interpellatie wordt uit hoofde van mijn bevoegdheid tot mij gericht, maar mij kan dan toch moeilijk worden verweten dat ik over andere aspecten het antwoord schuldig blijf. Men moet precies weten wat men bedoelt en tot wie men zich richt.
Men mag ook niet insinueren dat slechts een deel van het project wordt afgemaakt.
Mijnheer Sannen, bij de inleiding van mijn uiteenzetting heb ik gewezen op de inhoud van de beslissingen die in 1993 en 1994 werden genomen. Als het voorlezen van deze tekst niet volstond, kan ik u alleen aanraden hem nog eens persoonlijk door te nemen.
Ook wens ik terug te komen op de betekenis van een reservatiestrook in een gewestplan. Een reservatiestrook houdt in dat men binnen deze strook, die gewoonlijk te breed wordt uitgetekend, beperkingen kan stellen aan handelingen ten einde ruimte te reserveren voor uitvoering van werken van algemeen belang, bijvoorbeeld een tracé aanbrengen. Zegt u dus niet dat die reservatiestrook zou overeenstemmen met het tracé.
Ik wil hier bovendien terugkomen op een bijkomende vraag van de heer Gabriels. We hadden het al over de mogelijke kosten van dit project en ik verklaarde al dat deze in alle opzichten benaderd qua wegeninfrastructuur een tweetal miljard frank kan bedragen. Toch wens ik ook duidelijk te zeggen dat dit vooralsnog niet te bepalen is : we moeten eerst weten hoe groot, hoe lang en hoe breed de rijweg zal zijn en uit hoeveel rijvakken hij zal bestaan, alvorens we er een precieze berekening van kunnen maken. Binnen de Vlaamse regering hebben we op een consequente manier de toegang tot deze zones kunnen aangeven, zoals gebleken is uit een mobiliteitseffectenrapport, opgelegd na de vorige gewestplanwijziging.
Mijnheer Gabriels, ik meen dat we zeker niet kunnen zeggen dat de politici hier te kort hebben geschoten. U haalde het beeld van de bakker aan. U zei dat, als u naar de bakker gaat, u al weet welke prijs u zult moeten betalen.
Dat is inderdaad zo, maar als u naar de bakker gaat, zult u eerst moeten zeggen of het een bruin of een wit, een klein of een groot, een gesneden of niet-gesneden brood moet zijn. Dit zijn de dingen die we nu ook nog moeten bepalen alvorens we tot een precieze berekening kunnen komen van het desbetreffende budget.
De voorzitter : De heer De Gucht heeft het woord.
De heer Karel De Gucht : Weet u al welk brood u zult kopen?
De voorzitter : Minister Baldewijns heeft het woord.
Minister Eddy Baldewijns : Er is nog altijd zoiets als een initiatiefnemer die het initiatief kan nemen en een reeks handelingen moet stellen, alvorens men precies kan weten waaraan men moet voortwerken. Dit is wellicht ook een aanvullend antwoordje op de vraag van de heer Gabriels. Wanneer we het over ruimtelijke ordening hebben en een gewestplanherziening staat ter discussie, dan moeten we er niet de budgettaire berekeningen van maken, maar onderzoeken hoe we dit het best inkleuren op onze kaarten. Dan gaat het om Ruimtelijke Ordening, niet om een budget. We hebben zeker niet de opdracht de balansen op te vragen van mogelijke initiatiefnemers. Dit kan in het kader van andere afwegingen, op een ander ogenblik onderzocht worden. De sociaal-economische functie zal ook door andere instanties op andere ogenblikken worden nagetrokken.
De voorzitter : De heer Gabriels heeft het woord.
De heer Jaak Gabriels : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dat lijkt me toch een heel vreemd antwoord. Niet alleen bent u bevoegd voor Ruimtelijke Ordening, maar ook, dacht ik, voor Openbare Werken. Indien u in een reservatiezone voorziet, is dat toch in functie van de weg? U moet dus toch het waarom, het wat en de omvang kennen. Dan kunt u toch niet vrijblijvend besluiten slechts over een fragment van de bevoegdheid van Ruimtelijke Ordening te praten en de rest even te vergeten.
Minister Eddy Baldewijns : Mijnheer de voorzitter, dit is mijn laatste woord, want het is naar mijn mening heel moeilijk om mekaar daaromtrent te vinden als men elkaar ook niet wil vinden. Mijnheer Gabriels, u had het over twee bevoegdheden. Dat is inderdaad zo, maar ik stelde zelfs nog een vraag in verband met een derde bevoegdheid, namelijk de precieze verkeersimplicaties die we eerst moeten kennen alvorens verder te gaan. Daar ligt het initiatief gedeeltelijk in de handen van de projectontwikkelaars, waarbij we precies moeten weten welke de mogelijkheden zijn betreffende het collectieve vervoer en andere aspecten.
De voorzitter : De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen : Mijn vraag was van dezelfde aard, dus het antwoord is al gegeven.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door de heren Malcorps, Geysels en Sannen en door de heer De Gucht werd tot besluit van het debat over de beleidsbrief met redenen omklede moties ingediend.
De Raad zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.