Plenaire Vergadering van 24/01/1996
Actuele interpellatie van de heer Luk Van Nieuwenhuysen tot de heer Luc Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over de initiatieven van het Waalse Gewest met betrekking tot Voeren
De voorzitter : Aan de orde is de actuele interpellatie van de heer Van Nieuwenhuysen tot de heer Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over de initiatieven van het Waalse Gewest met betrekking tot Voeren.
De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega´s, in een vraaggesprek met La Libre Belgique van 18 januari doet de heer Collignon een aantal opgemerkte uitspraken. Deze uitspraken brengen datgene waarvoor het Vlaams Blok vorig jaar al had gewaarschuwd, tot uitdrukking.
We hebben in de pers kunnen lezen dat u, evenals de Vlaamse regering, zeer scherp hebt gereageerd. Terecht overigens. Wat is er dan zo opmerkelijk aan de uitspraken van de heer Collignon? Zij brengen niet zozeer aan het licht dat de Waalsgezinde ex-burgemeester van Voeren sedert het begin van dit jaar deel uitmaakt van de omgeving van de voorzitter van de Waalse gewestregering, en daar als expert fungeert. Het is de toelichting die de heer Collignon daarbij geeft, die opmerkelijk is. Een eerste opgemerkte verklaring luidt, en ik citeer : door de heer Droeven als naaste medewerker te benoemen heb ik getracht om de akkoorden van maart 1995 te concretiseren. Einde citaat.
Amper een jaar geleden werd in deze zaal, onder meer door de voorzitter van de CVP, beweerd dat het fameuze akkoord om andermaal te verhinderen dat Happart burgemeester van Voeren zou worden, een lege doos was. Het Vlaams Blok heeft dat altijd betwist. Want die zogenaamde lege doos bevat maatregelen die wel degelijk concrete gevolgen hebben.
Ten eerste : de bevoegdheden van het college van gouverneurs inzake taalaangelegenheden worden uitgebreid. De heer Huub Broers heeft onlangs verklaard dat de gouverneur van Limburg enkele onwettelijke besluiten niet heeft vernietigd, omdat hij door het KB, door zijn collega´s in het college, en ook vanuit het federale departement van binnenlandse zaken, wordt afgeremd.
Ten tweede. Ik denk ook aan de uitbreiding van de taken van de adjunct-arrondissementscommissaris, die een heuse ombudsman van de Franstaligen wordt. Ondertussen heeft de federale regering in december 1995 ingestemd met de aankoop van vier panden om hem en zijn gevolg onderdak te geven, en om daar wellicht tweetalige federale diensten op te zetten. Tenslotte blijkt dat de mogelijkheid voor de gewesten en gemeenschappen om in Voeren antennes op te richten, nu ook door de heer Collignon wordt benut.
De Waalse minister-president kondigt immers in een opgemerkte uitspraak aan dat de heer Droeven een permanentie zal houden. Wellicht in het aangrenzende Wezet, van waaruit hij zich ook binnen Voeren mag verplaatsen. Dat verwondert ons niet. Want dat komt overeen met wat de heer Collignon reeds in januari 1995 aankondigde. Het Waalse gewest zou geen kantoor, waarop de Waalse vlag wappert, openen in Voeren ; maar wel voorzag hij een gewestelijk centrum, en nu citeer ik, niet ver van Voeren. Einde citaat.
Waar ligt het verschil met antennes in Voeren zelf? Dit is een duidelijke daad van inmenging, die verder gaat dan wat begin vorig jaar werd afgesproken. Toen stelde premier Dehaene dat het Waalse gewest of de Franse gemeenschap slechts in het kader van een akkoord met de Vlaamse Gemeenschap in Voeren mocht opereren - agir, aldus de premier. Vandaag is duidelijk dat het Waalse Gewest wel degelijk in Voeren gaat opereren, zonder enig akkoord met de Vlaamse Gemeenschap. Heeft de minister-president hierover al uitleg gevraagd aan zijn federale collega en partijgenoot? Heeft hij hem reeds aan zijn woorden van 1995 herinnerd?
Een derde, opgemerkte uitspraak van de heer Collignon betreft de opdracht van de heer Droeven om een inventaris op te maken van alle - ik benadruk : alle - maatregelen die in het Waals Gewest gelden en waarvan de Voerenaars zouden kunnen genieten. Dit gaat verder dan het louter toekennen van rentetoelagen aan Franstaligen die in Voeren willen bouwen. Minister Peeters heeft daarover verklaard dat hij zonodig de zaak bij het Arbitragehof aanhangig zou maken. Maar de heer Collignon sluit geen enkele optie uit. De rentetoelagen zijn maar één element uit een reeks maatregelen die zullen worden genomen. We weten ondertussen ook dat klachten bij het Arbitragehof niet het minste effect hebben op het Waalse en Franstalige expansionisme. Dat heeft de begroting 1996 van de Franse Gemeenschap duidelijk gemaakt.
De vierde - en voor wat Voeren betreft laatste - opgemerkte uitspraak van de heer Collignon is, dat de heer Droeven vanuit de Waalse gewestregering ook zogenaamde culturele problemen zal doorgeven aan mevrouw Onkelinkx van de Franse Gemeenschap. Zelfs al zou de Franse Gemeenschap haar expansionisme wat temperen, dan nog zal de Waalse minister-president haar wel aanzetten tot het stoken van onrust in Vlaanderen.
Wat leren de vier uitspraken van de heer Collignon ons? Het is geen nieuwe les. De heer Van Hauthem heeft het vorig jaar zeer goed geformuleerd : Wallonië erkent de taalgrens niet, Wallonië erkent niet dat Voeren een Vlaamse gemeente is, Wallonië erkent de eentaligheid van Vlaanderen niet en zal dat nooit doen. Het vraaggesprek met Collignon is daarvan de zoveelste bevestiging. Het akkoord dat vorig jaar werd afgesloten, was wel degelijk een eerste stap naar een biregionaal statuut voor Voeren tegen het jaar 2.000. Waarom het jaar 2.000? Het is duidelijk dat de Walen vrezen dat ze in dat jaar geminoriseerd zullen worden, dat de Vlaamse lijst op dat ogenblik een meerderheid zal halen bij de gemeenteraadsverkiezingen. Het is de bedoeling om Voeren tegen dat ogenblik uit Vlaanderen los te weken.
Verleden jaar heeft de minister-president de gemoederen nog trachten te sussen met zijn strategisch plan voor Voeren. Het ging hier om een aantal initiatiefjes die op zich wel verdienstelijk zijn. Maar zijn deze wel voldoende om de Waalse en Franstalige annexatieplannen tegen te gaan? Verleden jaar ook zei hij, en ik citeer, met klem dat een aantal initiatieven onmogelijk zijn. Dat is niet juist. Het is wel zo dat een aantal initiatieven misschien en zelfs ongetwijfeld onwettelijk zijn, maar onwettelijk is voor de Walen niet hetzelfde als onmogelijk. De minister-president mag zoveel klagen en dreigen als hij wil. Zolang de Walen weten dat hij uiteindelijk toch door de knieën gaat, zal er niets veranderen.
We vragen dat u eindelijk een kordaat antwoord zou geven op de Waalse gebiedshonger, het Waalse expansionisme en de zucht naar wat zestig jaar geleden nog lebensraum werd genoemd. We vragen dat u dat niet alleen verbaal of met louter juridische middelen zou doen, want dit leidt doorgaans nergens toe. Wat dan wel? Door het nemen van beslissingen, die aan duidelijkheid niets te wensen overlaten en door -zoals u blijkens een bericht in de Standaard zou van plan zijn- dit Waals initiatief met alle middelen te bestrijden. Het Vlaams Blok wenst te vernemen aan welke middelen de minister-president denkt.
Ik wil u alvast een aantal suggesties doen. Deze suggesties zijn misschien niet nieuw, we hebben ze nog gehoord. Het wordt dan ook tijd dat u ze effectief uitprobeert. Of om te citeren uit De Gazet van Antwerpen van vandaag : het is allemaal een beetje veel. We vragen al jaren dat Vlaanderen de faciliteiten ten minste op dezelfde wijze zou toepassen als Wallonië. Dit wil zeggen : minimaal of helemaal niet. Ik denk dan in de eerste plaats aan de meer dan tweehonderd miljoen frank die jaarlijks in het Franstalig onderwijs in Vlaanderen worden gestopt. De samenwerkings- en de deelakkoorden met gewesten en gemeenschappen, die het territorialiteitsbeginsel niet respecteren, moeten worden opgeschort. Ook al doen we onszelf daar pijn mee : een pijnlijke remedie is soms nodig om een ziekte te genezen. We zouden u vragen om het geplande gesprek met de heer Collignon af te zeggen. In internationale betrekkingen kan men zijn ambassadeur terugroepen of zelfs de diplomatieke betrekkingen verbreken. Daar is niets ongewoons aan.
Mijnheer de minister-president, u weet dat er in Wallonië heel wat gebieden en streken zijn waarvan de bevolking van oorsprong Nederlandstalig is. Deze bevolking is niet vernederlandst door een golf van inwijkelingen, zoals dat omgekeerd in Vlaanderen wel gebeurde. Het Nederlands was de huistaal van de autochtone bevolking. Zo spreken nog 16.000 van de 19.000 inwoners van Overmaas Limburgs. Waarom zou de Vlaamse regering deze mensen niet betrekken in onze Vlaamse Gemeenschap? Waarom zou u niet naar deze mensen toestappen? Mijnheer de minister-president, als u de procedure tot beslechting van een belangenconflict inleidt, zal u op onze steun kunnen rekenen. We vragen dat u de nodige maatregelen neemt om de blijvende discriminaties tussen loyale en andere Voerenaars weg te werken. Deze keer moet u de Walen duidelijk maken dat ze een stap te ver hebben gezet. U moet hen duidelijk maken dat wie het in Vlaanderen alom aanvaarde territorialiteitsbeginsel voortdurend, systematisch en doelbewust schendt, uiteindelijk ook zijn eigenbelang schaadt.
Mijnheer de minister-president, indien u iet of wat geloofwaardig wil blijven in uw verontwaardiging, dan kan u niet langer dralen met het inleiden van de procedure tot het beslechten van een belangenconflict. (Applaus bij het VB)
De voorzitter : De heer Gabriels heeft het woord.
De heer Jaak Gabriels (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, ministers, collega´s, alvorens het standpunt van mijn fractie te ontwikkelen en de regering te interpelleren over de zoveelste provocatie, wil ik eerst even de wording van het territorialiteitsbeginsel toelichten.
Mijnheer de minister-president, het aantal communautaire incidenten van de laatste maanden heeft aangetoond dat de staatshervorming de zo beloofde pacificatie niet heeft kunnen bewerkstelligen. Carrefour, Tele-Bruxelles, de adviesraad voor Franstaligen uit de Vlaamse randgemeenten, procedures voor de Raad van State met betrekking tot het taalkader voor het Brussels Gewest, geven aan dat de pacificatie niet voor morgen is. Zowel de Franse Gemeenschap, de Franse Gemeenschapscommissie als het Waals Gewest schonden herhaalde malen het territorialiteitsbeginsel. De minister-president van het Waals Gewest provoceert de Vlaamse bevolking vandaag niet alleen door de heer Nico Droeven, Waal en voormalig burgemeester van Voeren, te installeren aan de rand van Voeren als bemiddelaar tussen het Waals Gewest en de Franstalige Voerenaars, maar ook door een rentevermindering te beloven aan elkeen die een sociale hypothecaire lening plaatst met Waalse bemiddeling. Het territorialiteitsbeginsel werd niet zonder slag of stoot verworven. Historisch en juridisch is het moeizaam opgebouwd. Bij de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht in 1921 werd het duidelijk dat Vlaanderen hoe dan ook een demografisch overwicht had in België. Na de goedkeuring van de wet van 5 april 1930 worden een reeks taalwetten uitgevaardigd die gebaseerd zijn op het territorialiteitsbeginsel. In 1963 worden de taalgrens en de taalgebieden definitief vastgelegd. België wordt in vier taalgebieden opgedeeld : het Nederlandse, het Franse, het Duitse en het tweetalige gebied van Brussel hoofdstad. Het territorialiteitsbeginsel werd definitief vastgelegd. Bij de oprichting van de gemeenschappen en de gewesten door de staatshervorming van 1970 overheerste de gedachte van het territorialiteitsbeginsel.
Door de inschrijving van de vier taalgebieden in artikel 4 van de Grondwet kreeg het territorialiteitsbeginsel een grondwettelijk karakter. De voorrang van de taal wordt erkend in de eentalige gebieden en de volledige gelijkheid van beide landstalen in het tweetalige gebied Brussel-hoofdstad. Het territorialiteitsbeginsel wordt bovendien toegepast in de rechtspraak van het Arbitragehof. Het Arbitragehof reageerde tegen de pogingen van de Franse Gemeenschap om het begrip gemeenschap te ontdoen van iedere band met een territorium en zich zodoende bevoegd te achten voor de Franstaligen buiten het Franse taalgebied. In de bewoordingen van het Arbitragehof luidt het dat ook voor de gemeenschappen een stelsel van exclusieve territoriale bevoegdheidsverdeling geldt, zodat iedere concrete verhouding en situatie door slechts één enkele wetgever wordt geregeld. Zelfs het Europese hof voor de Rechten van de Mens heeft geoordeeld dat dit principe, waarop de Belgische taalwetgeving is gebaseerd, een objectief criterium van algemeen belang is, zodat de verschillende behandeling op grond hiervan niet beschouwd kan worden als een ongeoorloofde discriminatie.
Mijnheer de minister-president, het standpunt van de VLD is dan ook dat dit territorialiteitsbeginsel in alle omstandigheden moet worden toegepast. De Franstaligen hebben niet het recht zich te bemoeien met wat zich afspeelt op het Vlaams grondgebied. De maatregelen waarover ik het zoëven had zijn de zoveelste uitdaging voor de Vlamingen, die, ook vanwege de Vlaamse Gemeenschap, een duidelijk antwoord vragen.
Vandaar mijn twee vragen aan de minister-president : Op welke wijze zal de Vlaamse regering ingrijpen tegen deze onwettelijke Waalse arrogantie?
Via welke kanalen zal de Vlaamse regering haar ongenoegen over de voortdurende schendingen van dit territorialiteitsbeginsel laten blijken? (Applaus)
De voorzitter : De heer Van Vaerenbergh heeft het woord.
De heer Etienne Van Vaerenbergh (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega´s, ik sluit me aan bij het betoog van de vorige twee sprekers, die een aantal aspecten van het debat waaraan we ons vandaag naar aanleiding van dit deze interpellatie wijden, aangeraakt hebben. Ik zou dit debat willen verruimen. Toen er vorig jaar sprake was van het akkoord van 8 januari 1995 over Voeren stond het feit dat op Vlaams grondgebied in Voeren antennes zouden worden opgericht, volop in de publieke belangstelling. Vandaag kennen we het probleem dat door de twee voorgaande mede-interpellanten naar voren gebracht werd, namelijk het feit dat het Waals Gewest en de Franse Gemeenschap voor Voeren een aparte ombudsman hebben aangesteld. Deze is de oud-burgemeester van deze gemeente. Een tweede element, dat in 1995 het debat beheerste, was de vraag wat de federale gemeente zou doen. Ook daar was immers sprake van antennes. De collega´s interpelleerden naar aanleiding van het artikel verschenen in La Libre Belgique over de heer Droeven en het feit dat hij Waals ombudsman voor de Voerenaars wordt. Een week voordien heeft de heer H. uit Voeren, ons allen welbekend, in Le Soir van 12 januari 1996 reeds een aantal verklaringen afgelegd. Hij verklaart hierover dat er niet alleen de aanstelling van de heer Droeven is, maar ook van een zekere René Beuken, gewezen maatschappelijk assistent bij het OCMW, die de adjunct van de heer Droeven wordt en zitting zal hebben in de Franstalige school van Sint-Martens-Voeren. Dit wordt blijkbaar de zetel van de ombudsman van de Franse Gemeenschap. Daarenboven zegt hij dat er voor het einde van deze maand en ten laatste in het begin van februari prospectussen uitgedeeld zullen worden in Voeren, waarin zal uitgelegd worden welke soorten diensten deze antennes kunnen verlenen aan de bevolking. Deze prospectussen zullen worden verdeeld in alle Voerense brievenbussen. Het gaat hier over federale antennes die in Voeren zullen worden opgericht. Heeft de bevolking van Voeren, met maximaal 4.500 inwoners, meer recht op federale antennes dan de gemeente Lennik, waar ik woon en die 8.350 inwoners telt?
Ten tweede, hoe zit het met deze antennes? We weten immers wat deze antennes betekenen. U weet dat iedere inwoner in dit land, ongeacht zijn woonplaats, zich tot de federale administratie kan wenden in de taal die hij wenst. In Voeren bestaan er faciliteiten voor de Franstaligen. Veronderstel nu even dat iemand zich tot deze antenne in Voeren richt in het Frans, in welke taal zal men hem dan antwoorden? Is hier de medeplichtigheid van de federale instanties niet in het geding? Ik vraag u daarop een klaar en duidelijk antwoord, dat het debat nieuw leven zal inblazen. Ik herinner mij dat de premier heeft gezegd dat de taalwetgeving zal worden gerespecteerd. Ik vraag mij dan af welke taalwetgeving zal worden gerespecteerd. Is het inderdaad zo dat we verdere stappen moeten zetten voor de verfijning van de taalwetgeving, zoals blijkt uit de studie over de taaltoestand in Brussel die op last van de heer Weckx werd uitgevoerd? De laatste mogelijkheden die er bestaan voor het individu om overal op federaal vlak het Frans te gebruiken, moeten worden uitgeschakeld. (Applaus bij de VU, het VB en de VLD)
De voorzitter : De heer Suykerbuyk heeft het woord.
De heer Herman Suykerbuyk (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega´s, ik wil het ook even hebben over de incidenten in Voeren. Voor ons is het territorialiteitsbeginsel heilig. In dit verband wens ik voor te lezen wat ik op deze tribune eind december 1994 heb gezegd - en ik citeer : In Voeren mogen zogenaamde infosteunpunten worden neergezet, maar geen Franstalige diensten.
Dat staat trouwens nergens geschreven en wordt door niemand beweerd, tenzij door de heer Happart. Het blijft verbazen dat een aantal Vlamingen blijft geloven wat Happart zegt. Bestaat er dan geen probleem? Jawel, maar dat wordt te weinig gezegd. Ik citeer nog eens wat ik verleden jaar in dit halfrond heb gezegd : er wordt te weinig gezegd dat de zogenaamde federale diensten alleen ambtenaren uit Limburg naar Voeren kunnen sturen. Met andere woorden : alleen de gedeconcentreerde gewestelijke diensten uit Hasselt en Tongeren staat ter beschikking van Voeren en alle Voerenaars. Dat werd ook door de minister-president bevestigd. Ik meen dat we vandaag daaraan een en ander kunnen toetsen, waarvan ik hoop dat de minister-president het opnieuw zal bevestigen. (Applaus bij de CVP en de VU)
De voorzitter : Minister-president Van den Brande heeft het woord.
Minister-president Luc Van den Brande (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, collega´s, ik dank de collega´s die zijn tussengekomen. Ik heb een lijn ontwaard in de tussenkomsten, al waren er enkele accenten, die samenhangen met een basisopvatting over het institutionele kader. De verklaringen van de heer Collignon verdienen de aandacht die zij moeten krijgen. We moeten dat in de juiste context plaatsen. Iedereen weet wat mijn basisopvatting is : dit koninkrijk in Europa heeft nog toekomst wanneer het is gesteund op de twee grote gemeenschappen, en vanuit dit uitgangspunt vind ik dat we kwalitatief een aantal dingen moeten invullen. Concreet gezien zou de Waalse gewestregering onderzoeken welke maatregelen zij kan nemen ten gunste van de Franstalige Voerenaars.
Mijn antwoord is heel eenvoudig : geen enkele. Dat is dus de enige houding die we moeten aannemen. Het is strijdig met de basisregel van de staatshervorming, waarin staat dat elk deelgebied bevoegd is voor het eigen grondgebied. Bovendien zijn een aantal Waalse regionalisten het daarmee eens. Deze exclusieve territoriale bevoegheidsverdeling is vastgelegd in de Grondwet en bevestigd door een reeks arresten van het Arbitragehof. Iedere concrete verhouding kan slechts door één enkele decreetgever of regering worden geregeld. We hebben nu eenmaal gekozen voor een systeem van exclusieve bevoegdheden. Bijgevolg is slechts één overheid bevoegd. Indien zou blijken dat de Waalse regering ook daadwerkelijk initiatieven zou nemen in Voeren zelf, of initiatieven die ook in Voeren effect zouden hebben, dan zullen we als Vlaamse regering die aantasting van het territorialiteitsbeginsel met alle mogelijke middelen bestrijden.
Ik heb de administratie herinnerd aan haar permanente opdracht om elke territoriale bevoegheidsoverschrijding meteen te signaleren. Op die manier kunnen we preventief of, als het moet, curatief reageren. De administratie van de Vlaamse Gemeenschap zal de ontwikkelingen ter zake nauwlettend opvolgen en de nodige juridische acties voorbereiden.
De door de heer Collignon in het vooruitzicht gestelde initiatieven kunnen zowel aanleiding geven tot een bevoegdheidsconflict met acties bij de Raad van State of het Arbitragehof, als tot een belangenconflict. Een dergelijke inmenging zou een duidelijke inbreuk zijn op de federale loyauteit.
Welke weg kiezen we als een initiatief moet worden genomen? In de huidige stand van zaken lijkt me een belangenconflictenberoep weinig efficiënt. Beter is het om een dergelijk beroep in te stellen tegen concrete maatregelen of initiatieven. Dan pas is het schorsend effect van dergelijk beroep maximaal.
In het verleden werden een aantal juridische acties van de Vlaamse regering tegen territoriale bevoegdheidsoverschrijding vanwege de Franse Gemeenschap met succes aangewend. Vorig jaar vernietigde de Raad van State op onze vraag een besluit van de Franse gemeenschapsregering dat middenstandsvorming ook voor Franstaligen wou organiseren in Vlaanderen. Wat één van de plannen van de heer Collignon betreft, heeft minister Peeters al uitdrukkelijk verklaard - ik wil het hier trouwens in zijn naam herhalen - dat hij de nodige schikkingen heeft getroffen om te voorkomen dat het Waalse Gewest zijn bevoegdheden inzake Huisvesting buiten het eigen gewest zou uitoefenen. De Waalse regering moet niet de illusie koesteren dat ze in Voeren rechtstreeks of onrechtstreeks zal kunnen actief zijn. Het bijzonder actieplan voor Voeren dat we zonder veel poeha hebben uitgewerkt, heeft op het terrein tot resultaten geleid. Iedereen moet erkennen dat de situatie daar verbeterd is. We moeten onze inspanningen daar nog opvoeren en we zullen dat ook doen.
Ik ben het niet eens met de suggestie van de heer Van Nieuwenhuysen om alle gesprekken met de heer Collignon op te schorten. Ik vindt het gepast om met mensen te praten. Het heeft ook geen zin om te verwijzen naar de gewoonte om ambassadeurs terug te roepen : zelfs in een definitieve fase van de staatshervorming plan ik geen ambassade in Wallonië en ik geloof niet dat er plannen bestaan voor een Waalse ambassade in Brussel. Aan zo een definitieve fase zijn we nog lang niet toe ; in de tweede helft van februari zal ik een nota voorstellen over de verdieping en de uitbreiding van de staatshervorming.
We moeten zakelijk met elkaar omgaan, maar het heeft geen zin elk gesprek op te schorten. Wat er ook beweerd wordt, gesprekken over de grond van de zaak blijven nog mogelijk. Om de staatshervorming te verdiepen en te verbreden, moeten we niet alleen via de federale overheid om werken. De dialoog van gemeenschap tot gemeenschap behoort ook tot de mogelijkheden. Bij de federale overheid hebben we aangedrongen om een einde te maken aan de discriminatie van de Vlaamse Voerenaars inzake veiligheid. Tot nu toe heeft de federale overheid daaraan nog niets gedaan.
De taalwetgeving is voor mij een kader van afspraken. Iedereen die inbreuken op de taalwetten en de andere wetten tolereert, draagt ertoe bij de spanning te verhogen en is bijgevolg verantwoordelijk voor de consequenties daarvan. (Applaus bij de CVP en de VLD)
De voorzitter : De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen : Mijnheer de voorzitter, geachte minister-president, collega´s. Ik hoor hier wel stoere taal, maar de bedoeling van mijn interpellatie was om te vernemen wat de minister-president bedoelt met het aanwenden van alle mogelijke middelen.
Minister-president Luc Van den Brande : Het is gewoon onverstandig om vooraf te verraden hoe we zullen reageren voordat de anderen echt een beslissing hebben genomen. Daarmee moet de heer Van Nieuwenhuysen het eens zijn.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen : De minister-president spreekt over twee mogelijke juridische wegen, maar hij sluit voorlopig de procedure van het belangenconflict uit. Ik zie niet in waarom. Het een sluit het ander niet uit. De minister-president heeft verleden jaar het akkoord verdedigd, maar jammer genoeg zien we nu de resultaten van dat akkoord. De heer Collignon heeft het duidelijk verklaard in zijn interview met La Libre Belgique : dit is de vertaling van het akkoord van vorig jaar.
De voorzitter : De heer Van Vaerenbergh heeft het woord.
De heer Etienne Van Vaerenbergh : Mijnheer de minister-president, u staat zeer wantrouwig tegenover de federale regering. U zegt dat de federatie de veiligheid van Vlaanderen nog niet waarborgt.
Wanneer ik de verklaringen van de heer H. hoor : we gaan niet alleen gedeconcentreerde Limburgse diensten oprichten in Voeren maar ook andere, dan stemt dat mij ook wantrouwig. Ik vraag u dan ook dat u er bij de federale overheid de nadruk op legt dat het in ieder geval om Vlaamse diensten gaat. U kent ook de gaten in de betreffende wetgeving.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door de heer Van Hauthem en door de heer Van Vaerenbergh werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet uiterlijk 24 uur na de sluiting van de vergadering zijn ingediend.
De Raad zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering uitspreken.
Het incident is gesloten.