Plenaire Vergadering van 17/01/1996
Actuele interpellatie van mevrouw Nelly Maes tot de heer Luc Van den Bossche, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, over het afkondigen van een benoemingsstop in het secundair onderwijs
De voorzitter : Aan de orde is de actuele interpellatie van mevrouw Maes tot de heer Van den Bossche, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, over het afkondigen van een benoemingsstop in het secundair onderwijs.
Mevrouw Maes heeft het woord.
- De heer Francis Vermeiren, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Mevrouw Nelly Maes (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, geachte collega´s, ik hoop van de minister vice-president het laatste nieuws te vernemen in verband met de onderhandelingen over de benoemingsstop. Toen ik mijn interpellatieverzoek heb ingediend, was dit niet duidelijk, en gisteren al evenmin. Nu heb ik in de kranten gelezen dat de onderhandelingen inmiddels zijn opgeschort om morgen te hervatten.
We hebben deze benoemingsstop op bijzonder veel argwaan onthaald. In het secundair onderwijs komen heel wat mensen als leraar aan de kost. Zowel in het OSP, het kunstonderwijs als het reguliere secundair onderwijs hebt u deze benoemingsstop met ingang van 1 februari aangekondigd, mijnheer de minister vice-president. Nochtans zijn er naar onze mening, en ook naar de mening van de vakbonden, in het onderwijs geen vastbenoemden te veel. Integendeel, er zijn nog dertien percent tijdelijken. Daarnaast zijn in het onderwijs nog heel wat vastbenoemden actief, die binnen enkele jaren met pensioen zullen gaan.
Ons lerarenkorps wordt er de laatste jaren blijkbaar niet jonger op. In grafieken van kranten valt op dat meer dan de helft van de leraars tussen 40 en 59 jaar oud zijn. De jonge leraars zijn veruit in de minderheid. Daarom vragen we ons af of het wel zo opportuun was om een benoemingsstop aan te kondigen als eerste maatregel bij de voorgenomen hervorming van het secundair onderwijs. Deze benoemingsstop ziet men bovendien als een aanval op het statuut. Ik betwist absoluut niet dat het statuut voor herziening vatbaar is en zal moeten worden herzien. Door de benoemingsstop nu al aan te kondigen, hebt u evenwel de indruk gewekt dat dit een voorafbeelding is.
Dat geldt bijvoorbeeld voor het aantal vastbenoemden in het onderwijs dat u als ideaal zou beschouwen : een verhouding van 85 percent ten aanzien van 15 percent tijdelijken. Dat leidt men in vakbondskringen af uit de uitzonderingen die u op deze benoemingsstop wil toestaan.
Een van de aspecten die de onderwijskringen de meeste vrees inboezemen, is de enveloppefinanciering. Het gaat vooral om de wijze waarop die zal plaatsvinden, en om de gevolgen ervan voor de wedde van leraars. U hebt er zelf misschien geen idee van welke vreselijke geruchten op dit ogenblik de ronde doen in het onderwijs. Als ik sommige mensen uit het onderwijs hoor, en ervan mag uitgaan dat zij oprecht hun zorgen weergeven, dan stel ik vast dat ze het einde van elke beroepszekerheid vrezen. Ik ben er zeker van dat dit niet uw bedoeling is, maar het is het resultaat van de geruchtenmolen die op dit ogenblik volop draait.
Ook het feit dat de inrichtende machten met het oog op vaste benoemingen niet langer vacantverklaringen moeten uitvoeren, wordt door de vakorganisaties op de grootste argwaan onthaald en beschouwd als een zware inbreuk op het personeelsstatuut.
Mijnheer de minister, is het strategisch wel de beste keuze geweest om de hervormingen van het secundair onderwijs op deze wijze in te zetten? Ook in de commissie voor Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid, die ik niet kon bijwonen, maar waarvan ik alle documenten met grote aandacht heb gelezen, hebben diverse raadsleden gewezen op de problemen in verband met de herziening en de hervorming van het secundair onderwijs. U hebt zelf niet gekozen voor een vermindering van de omkadering. U blijft, momenteel althans nog, bij de vrije keuze volgens de oude schoolpactnormen, hoewel u ook een wijziging aankondigt door u in de sfeer van de onderwijsregio´s te begeven. Daar vernemen we overigens ook al niet zoveel over.
Dit alles versterkt het klimaat van onrust in het secundair onderwijs. De leerkrachten stellen nu vast dat het met hun statutaire rechten waarschijnlijk minder gunstig zal aflopen in de toekomst, omdat de autonomie van de inrichtende machten volgens u -en dit terecht - niet kan worden uitgebreid, zonder dat hun macht inzake aanstellingen en benoemingen toeneemt. Daarover zijn we het met u eens. Maar we vragen ons wel af of u op die manier geen hypotheek hebt gelegd op de hervorming, die u zo ambitieus hebt aangevat. We denken namelijk dat geen enkele onderwijshervorming kans op slagen heeft, als ze niet met de leraars en de directies kan worden doorgevoerd. Ik heb de indruk dat u zich vooral toespitst op de inrichtende machten. Dit zal naar mijn mening niet lukken, maar dit is natuurlijk ingegeven door zowat elf jaar onderwijservaring. Ik heb toen nog ministers van onderwijs gekend die in het veld zwaar werden bekritiseerd en hun ambitieuze en goed bedoelde hervormingen niet konden doorzetten.
Nochtans wil ik mijn bezorgdheid ook met politieke motieven staven. De Volksunie is, zoals u weet, voorstander van een hervorming van het secundair onderwijs met schaalvergroting en inperking van de studierichtingen. Maar nadat ik heb gelezen wat de heer Sarens namens de CVP-fractie aan krijtlijnen voor uw hervorming heeft getekend, vraag ik me wel af wat daarvan in huis zal komen.
Een eerste voorwaarde is volgens de heer Sarens de bijsturing van het gemeenschapsonderwijs, en met name van de ARGO. Het is ons allemaal bekend dat hiervoor een tweederde meerderheid nodig is. Als de heer Sarens deze hervorming koppelt aan de hervorming van het secundair onderwijs, besluit ik daaruit dat u de facto, en politiek gesproken, ook een tweederde meerderheid nodig hebt voor de hervorming van het secundair onderwijs. Dit betekent noch min noch meer, als ik tenminste politieke krijtlijnen kan interpreteren, dan dat dit een politiek ultimatum is en dat doet bij mij de vraag rijzen of de CVP wel een hervorming van het secundair onderwijs wil.
Een tweede voorwaarde die de CVP heeft gesteld, is dat geen nieuwe studierichtingen en -gebieden in het gemeenschapsonderwijs mogen worden opgericht, indien er beperkingen worden opgelegd in het vrij onderwijs. Het bereikte evenwicht mag niet worden verstoord.
Maar er was nog een derde voorwaarde. In de beleidsbrief van de minister wordt als datum 1 september 1997 vooropgesteld. De CVP zegt dat dit slechts een streefdatum kan zijn. Want ik heb begrepen dat in die partij ook de enveloppefinanciering op grote weerstand stuit. Bovendien zou nu al worden geopperd dat men twee enveloppes wil : een enveloppe voor de werking en een voor de omkadering. Dat impliceert een grondige wijziging van het enveloppesysteem, en een beperking van de mogelijkheden van de Vlaamse minister van Onderwijs.
Vandaar, mijnheer de minister, mijn vraag. Kunt u ons zeggen hoe de hervorming van het secundair onderwijs zal verlopen? U schijnt, inzake onderwijshervorming, niet veel vertrouwen te hebben in het lerarenkorps en in het algemeen beraad. U bestempelt de organisatie van een breed overleg als een weinig realistisch voorstel. Bent u nog altijd van mening dat u met de vakbonden, de Guimardstraat en de ARGO de klus wel zult klaren? Terwijl ik er nog altijd niet van overtuigd ben dat u het met de CVP zult kunnen klaren. Kunt u ons daaromtrent de krijtlijnen schetsen? Wellicht zult u, als minister van Onderwijs, toch wel krijtlijnen hebben vastgelegd.
Ik heb gelezen dat de krijtlijnen van de CVP in socialistische en liberale middens tot verrassing en ontstemming hebben geleid. Mijnheer Sarens, bent u, als beminnelijk man, diegene die mensen verrast en ontstemt?
Bestaat het gevaar niet dat de ambitieuze herziening van het secundair onderwijs, die om budgettaire en pedagogische redenen een noodzaak is, er niet komt? Enerzijds omdat u zelf op het terrein de onrust hebt aangewakkerd, door de afkondiging van een benoemingsstop die ons inziens overbodig is, anderzijds omdat de CVP u een aantal voorwaarden oplegt die u niet kunt realiseren. (Applaus bij de VU)
De voorzitter : De heer Sarens heeft het woord.
De heer Freddy Sarens (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega´s, deze benoemingsstop is een belangrijk gegeven. En deze delicate maatregel werd te vroeg getroffen. Inzake de maatregelen die nog niet officieel werden vastgelegd, maar door de pers al worden verspreid, worden de benoemingsstop, alsook een programmatiestop, opgevat als bewarende maatregelen van de hervorming van het secundair onderwijs. Deze maatregelen moeten dan ook als een geheel worden beoordeeld.
We hebben inderdaad tijdens diverse besprekingen een aantal krijtlijnen uitgetekend die voor ons belangrijk zijn bij de uitvoering van de hervorming. Die hervorming wijzen we niet af : we houden ons aan het gegeven woord, zoals dat in het regeerakkoord tot uitdrukking komt.
Wat zijn die krijtlijnen? Eerst en vooral moet dit parlement zijn rol kunnen spelen. Dat moet duidelijk zijn : fundamentele wijzigingen van statuten en decreten moeten hier worden geregeld. Vervolgens mag een benoemingsstop geen lineaire maatregel zijn. Een benoemingsstop moet beperkt zijn in tijd en kaderen in een globale visie. Ondertussen hebben we uitzicht gekregen op deze globale visie. Ik zeg niet dat het al allemaal duidelijk is voor ons, maar de nodige inspanningen worden geleverd zodat we de aard van de hervormingen stilaan vorm krijgt. De voorliggende maatregelen zijn beperkt in de tijd en niet lineair. We hebben ook uitdrukkelijk gezegd dat er een decretaal initiatief moet komen tot hervorming van het gemeenschapsonderwijs. We hebben niet gezegd dat dit eerst moet worden goedgekeurd en dat we pas daarna aan de rest kunnen beginnen. Wel moeten er duidelijke signalen worden gegeven dat er werk van wordt gemaakt en dat er vooruitgang wordt geboekt. Dat is toch niet zo verwonderlijk. Er is een onderzoek van Ernst & Young geweest en deze maatregelen werden aangekondigd. Ik weet niet waarom jullie boos of verwonderd zijn. Het gaat hier om een feitelijk gegeven, dat we niet hebben uitgevonden.
Ten slotte hebben we gezegd dat deze komende hervorming niet uitsluitend ten laste van het vrij onderwijs gaan. We hebben ook nog enkele nuanceringen aangebracht met betrekking tot de enveloppefinanciering. Dat is nu niet ter bespreking, en we zullen hierop terugkomen bij de bespreking van de beleidsbrief. We stellen ons constructief maar kritisch op en geven duidelijk onze mening weer.
Tot slot een kleine bedenking bij de concrete maatregelen, die hier vandaag aan de orde zijn. Het is voor ons ondenkbaar dat in het gesubsidieerd onderwijs de inrichtende macht niet langer verplicht zou zijn om vacante betrekkingen mee te delen en eventueel mensen zou kunnen benoemen omwille van die 85 percent uitzonderingsregel. Ook in die gevallen, moeten de normale spelregels worden toegepast. Op dit punt zouden de voorliggende maatregelen moeten worden gewijzigd. Dit ter verduidelijking bij de uiteenzetting van mevrouw Maes. (Applaus)
De voorzitter : De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen (Op de tribune) : Het stoort me vreselijk dat de vakbonden het altijd maar hebben over het personeel en nooit over de leerlingen. Ik vraag me soms af of we wel dezelfde bekommernissen delen, in de eerste plaats dan de kwaliteit van het onderwijs. Aldus minister Van den Bossche in Humo. Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, deze grove en beledigende uitspraak is niet alleen grof en beledigend voor de vakbonden, maar ook voor het personeel van het secundair onderwijs. Alsof de kwaliteit van het onderwijs kan worden losgekoppeld van de motivatie van de leraren.
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Luc Van den Bossche : Mijnheer Sannen, u zou er goed aan doen om kennis te nemen van heel leuke publikaties waarin sommige mensen schrijven en tekenen dat een vakbond zich geen zorgen hoeft te maken over de klanten. Het is niet de opdracht van de vakbond om zich zorgen te maken over de leerlingen. Ik citeer maar wat er wordt geschreven. U moet uw brief richten aan de vakbonden, mijnheer Sannen, en hen erop wijzen dat ze grove fouten schrijven. Meer dan citeren doe ik niet. Zoals ik altijd al zei : in papieren zakdoeken kan men geen knoop leggen.
De heer Ludo Sannen (Op de tribune) : Mijnheer de minister, ik weet niet wat u met dit antwoord beoogt.
Minister Luc Van den Bossche : Een diepzinnig antwoord te geven, mijnheer Sannen.
De heer Ludo Sannen : Mijnheer de minister, u had beter wat meer diepzinnigheid aan de dag gelegd in dat vraaggesprek. De relatie tussen kwaliteit en gemotiveerdheid van het personeel is voor iedereen duidelijk. De huidige benoemingsstop is demotiverend en leidt dus tot kwaliteitsverlies. Terecht komen daarop heftige reacties. Het decreet op de rechtspositie van de leraar in het onderwijs dateert nauwelijks van maart 1991. Na vijf jaar wordt dit lang onderhandelde decreet weer op de helling gezet door de maatregel waarmee u de werkzekerheid voor het personeel opheft.
Het personeel en de vakbonden hebben bij wijze van compromis in dat decreet een opzegtermijn aanvaard van één maand voor de tijdelijke leerkrachten. Zo bestaat de halucinante situatie dat leerkrachten met tien of meer jaren dienst binnen een maand weer op straat kunnen staan. Na tien, elf of twaalf jaren van degelijk presteren, worden zij met één maand ontslagaanzegging bedankt voor hun inzet.
Mijnheer de minister, dat is een kwaliteitsondermijnende maatregel. Wie zal er zich nog tot het onderwijs aangetrokken voelen? Tijdens het begrotingsdebat heb ik al beklemtoond dat een ambt in het onderwijs aantrekkelijk moet blijven zodat mensen met de kwalitatieve capaciteiten zich ertoe geroepen blijven voelen. Deze aantrekkingskracht moet worden gehandhaafd zowel in periodes van laag- als van hoogconjunctuur. Ik bedoel daarmee zowel in periodes van hoge als lage tewerkstellingscijfers. Door de jarenlange tijdelijke tewerkstelling blijven deze mensen ook verstoken van normale statutaire rechten, waaronder de loopbaanonderbreking.
Sommige leerkrachten hebben negentien jaar dienst in het ARGO-onderwijs en hebben eigenlijk geen recht op loopbaanonderbreking. Dat is een onduldbare sociale discriminatie ten aanzien van hun benoemde collega´s.
Mijnheer de minister, we weten allemaal dat deze bewarende maatregel, die slechts voor twee jaar wordt genomen, uiteindelijk voor een veel langere periode van kracht zal blijven. Niemand in dit halfrond gelooft dat het nieuwe decreet voor het secundair onderwijs op 1 september 1997 van kracht zal worden. Uiteindelijk zal deze bewarende maatregel daarom alleen al moeten worden verlengd. Niemand van het personeel heeft de garantie om in de loop van de volgende vijf tot tien jaar nog te worden benoemd. Deze maatregelen moeten we beoordelen in het licht van alle andere uitgangspunten, zoals de stelling dat het secundair onderwijs te veel kost. De minister is van zin om het budget voor het secundair onderwijs in te krimpen.
De tweede stelling luidt dat de verhouding tussen personeels- en werkingskosten moet worden gewijzigd. De minister geeft zelf de aanzet met het voorstel om de benoemingsstop te doorbreken in die scholen waar geen 85 percent van de leerkrachten benoemd zijn. Dit cijfer geeft een verhouding aan voor de benoemingen, maar ook voor de werkingsmiddelen en de personeelskosten zijn er wijzigingen op til, waarschijnlijk in de aard van wat in het hoger onderwijs aan de gang is.
Al deze bijkomende maatregelen, die de minister in het nieuwe decreet voor het onderwijs wil inpassen, zullen automatisch tot gevolg hebben dat de leerkrachten die vandaag al geen kans maken op een benoeming, deze ook in de komende jaren mogen vergeten.
En als men er dan al aan denkt - en nu kom ik terug op een stelling die ik in het verleden als naar voren bracht - om de huidige rechtspositie van het personeel aan te tasten, dan vind ik het onontbeerlijk dat er terzelfder tijd andere rechtszekerheden voor dat personeel worden uitgedokterd. Een dergelijk perspectief wordt op dit ogenblik echter niet aangeboden. Integendeel, men blijft in de onzekerheid, waardoor de situaties die ik, wat het HOBU betreft, al heb geschetst, zich misschien opnieuw zullen voordoen in het secundair onderwijs.
Ik zei al dat, wanneer men naar andere verhoudingen tussen personeel en werkingskosten wil evolueren en wanneer men een inkrimping van het personeel in het secundair onderwijs voorstaat, er zoals in elk bedrijf in de privé-sector dat herstructureert, middelen voorhanden moeten zijn om mensen op een aangename, aantrekkelijke manier vervroegd op pensioen te stellen. Op die manier krijgen ook jongere mensen kansen in het secundair onderwijs en komt er een nieuwe toevloed van jonge krachten.
Mijnheer de minister, wat me ook verbaast en deels ook uw geloofwaardigheid heeft aangetast, is dat u eraan dacht om dit decretaal besluit van 1991 via een omzendbrief vast te leggen voor de scholen. Nog niet zo lang geleden voerden we hier de discussie over de begroting, waar ik u op een heel beleefde en zachtaardige manier vroeg om uw intentie die 35 miljoen frank voor basiseducatie aan de centra voor basiseducatie over te dragen, aan de betrokken centra bekend te maken via een schrijven, zodat ze op zijn minst gerustgesteld zouden zijn. Door een breedvoerige legistieke uitleg, verschaft aan een neofiet maakte u me toen duidelijk dat dit onmogelijk was. U wilde de Grondwet immers niet voorbijlopen en de wetgeving correct uitvoeren. Nu hebt u evenwel de idee opgevat om via het versturen van een omzendbrief vóór 1 februari een decretale bepaling te omzeilen, die dan later als een voldongen feit, in Onderwijsdecreet 7, aan de Vlaamse Raad zou worden voorgelegd. Ondertussen weet ik wel dat u van dit standpunt afgestapt bent. Op dit ogenblik ziet u meer soelaas in een minidecreet.
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Luc Van den Bossche : Mijnheer Sannen, ik ben van niets afgestapt. U hebt het over de tekst van een omzendbrief die ik straks zal voorlezen en die u niet kent. Dit, het leveren van commentaar op een tekst die u onbekend is en die ik straks bekend zal maken, is natuurlijk een eigenaardige vorm van intellectuele eerlijkheid.
De heer Ludo Sannen : Mijnheer de minister, in een omzendbrief een intentie uiten over een decretale wijziging kan voor mijn part. Ik stelde u echter al diezelfde vraag omtrent die 35 miljoen frank, en toen was het onmogelijk. Dat is meten met twee maten en twee gewichten.
Minister Luc Van Den Bossche : Ik zal u de letterlijke formulering voorlezen, en dan zult u het verschil tussen beide merken. In het ene geval schrijf ik iets over een beslissing, deel ik mee dat de regering, voor zover het haar betreft, een beslissing heeft genomen die aan het parlement zal worden voorgelegd. In het andere, door u geciteerde geval, had de regering geen beslissing genomen. Mijnheer Sannen, denk toch niet dat simplismen de waarheid uitmaken.
De heer Ludo Sannen : Maar we vroegen net dat de regering wat dat betreft haar verantwoordelijkheid zou opnemen.
Minister Luc Van Den Bossche : Maar ze had geen beslissing genomen. Als er geen beslissing is, dan is er geen. Simpele waarheden komen soms gemakkelijk over.
De heer Ludo Sannen : Het is niet zo eenvoudig, mijnheer de minister.
De voorzitter : Minister Van Den Bossche heeft het woord.
Minister Luc Van Den Bossche : Mijnheer de voorzitter, ik wilde aan de heer Sannen alleen duidelijk maken dat hij de waarheid niet als een eenvoudig gegeven moet voorstellen teneinde ze te dienen. In dat geval gaat het niet meer om de waarheid. Het is slechts een verzoek tot enige intellectuele eerlijkheid en enige nuance, meer niet. We kunnen gerust van mening verschillen, zonder onze toevlucht te moeten zoeken tot oneerlijkheden. Ik weet dat, als je er op los lastert, er altijd wel iets van overblijft. Ik vrees dat dit op den duur de teneur van uw betoog wordt.
De heer Ludo Sannen : Mijnheer de minister, ik citeerde letterlijk uit het blad Humo. Dergelijke taal zou ik inderdaad niet gebruiken.
Niet alleen de vakbonden, maar ook de directies maken problemen. Uit de directiewereld heb ik vernomen dat zij de rol die de directies nu eenmaal vervullen in de ondernemingsraden - als afgevaardigden van de inrichtende macht - terwijl ze zelf ook werknemer zijn, niet meer zien zitten.
Minister Luc Van Den Bossche : Mijnheer Sannen, de ondernemingsraden bestaan niet meer.
De heer Ludo Sannen : Zij bestaan wel nog.
Minister Luc Van Den Bossche : Neen, mijnheer Sannen, dat is veranderd sinds het laatste decreet. De vakbonden hebben geen kandidaturen meer ingediend.
De heer Ludo Sannen : Mijnheer de minister, in de scholen bestaat er wel een ondernemingsraad of een lokaal onderhandelingscomité.
Minister Luc Van den Bossche : De vakbonden hebben nergens een kandidatuur neergelegd. Mijnheer Sannen, u zou zich beter moeten informeren.
De heer Ludo Sannen : Mijnheer de minister, ik heb informatie ingewonnen bij de directie, en daar gaat het om een ondernemingsraad die op dit moment nog altijd functioneert.
Of het nu lokale onderhandelingscomités zijn of ondernemingsraden, het gaat erom dat de directeurs in een positie worden gedrongen waarbij zij een element dat daar zeker ter sprake zal komen, namelijk de opschorting van de benoemingen, moeten gaan verdedigen, zonder dat ze de uiteindelijke doelstellingen voor ogen krijgen.
Minister Luc Van den Bossche : Mijnheer Sannen, geen enkele directeur moet wat dan ook verdedigen!
De heer Ludo Sannen : Mijnheer de minister, wordt in uw voorstel over de stopzetting van de benoemingen ook de affectatie en de mutatie opgenomen? Indien dat zo is, creëert u een aantal problemen in enkele welbepaalde scholen, die al bij wijze van spreken een samenwerkingsverband avant la lettre hebben.
Door de verschuivingen van leerlingen hebben de leerkrachten in plaats van tien uur nu twaalf uur, en nu pas kunnen ze een benoeming aanvragen voor die twee bijkomende uren. Wordt dan in affectatie voorzien of wordt daar een oplossing voor gevonden?
Binnen de directies zijn nog een hele reeks problemen en vragen over de concrete situatie, maar ik veronderstel dat we daaromtrent na de onderhandelingen met de vakbond klaar zullen zien.
Agalev is gekant tegen deze onnodige benoemingsstop in het secundair onderwijs. Deze stop hypothekeert de essentiële hervorming van het secundair onderwijs. Het is een asociaal gegeven dat onzekerheid bij het personeel in de hand werkt. Het ontzegt hen bepaalde rechten die anderen duidelijk wel hebben en bedreigt ook de kwaliteit van het onderwijs.
Ik weet dat bij sommige CVP-leden een dergelijke opvatting leeft. Ik hoop dat, wanneer in het kader van een minidecreet of in decreet VII deze benoemingsstop ter sprake zal komen, we de mogelijkheid zullen hebben om hier nog aan te tornen en er een einde aan te maken.
Met deze maatregel schopt de minister wild om zich heen, en hij getuigt van een gebrek aan respect voor het onderwijzend personeel, waarvan de samenleving alsmaar meer verwacht. Het onderwijs wordt door de samenleving alsmaar meer bevraagd. (Applaus bij AGALEV)
De voorzitter : De heer Demeulenaere heeft het woord.
De heer Julien Demeulenaere (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, naast de vragen die door mevrouw Maes en andere collega´s werden gesteld, kunnen we ook begrip opbrengen voor bepaalde situaties die door de heer Sannen werden geschetst.
We zijn er evenmin van overtuigd dat de kwaliteit van het onderwijs erop vooruitgaat met de door u voorgestelde maatregel. We hebben wel begrip voor uw bezorgdheid omtrent de autonomie van de Lorgo´s en van de scholen.
We vragen daarnaast begrip voor de vele tijdelijke personeelsleden die al die jaren hard hebben gewerkt. Door deze maatregel blijven zij nog enkele jaren langer in de kou staan, zodat er nu een aantal mensen al meer dan twintig jaar tijdelijk in dienst zijn.
Misschien kan hieromtrent een debat worden geopend over het installeren van een sociaal passief, opdat uw doelstellingen inzake autonomie van de scholen en benoeming van de personeelsleden toch kunnen worden doorgezet. Er moet iets worden ingecalculeerd voor die vele collega´s van het onderwijs die in de kou zullen blijven staan.
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Luc Van den Bossche : Mijnheer de voorzitter, geachte collega´s, de internationale vergadering van de ministers van Onderwijs was het na twee dagen over één ding eens, namelijk dat de minister van Onderwijs nergens in de wereld geliefd is. (Gelach)
De opmerking die werd gemaakt over de vreselijke geruchten die de ronde doen, kan ik beamen. Maar ik voel me helemaal niet verantwoordelijk voor de geruchtenstroom in de wandelgangen. Het zegt meer over de door u geroemde kwaliteit van de wandelgangen dan over mijzelf.
In verband met de benoemingsstop, wil ik toch graag een misverstand uit de wereld helpen. De bewering dat iedereen die niet is benoemd, in de kou blijft staan, is op zijn minst ongenuanceerd. We hebben helemaal niet geraakt aan de omkaderingscoëfficiënt. Wie derhalve vandaag als tijdelijke is tewerkgesteld, mag ervan uitgaan dat hij, indien hij goed functioneert en indien de school de normale lestijden produceert, als vastbenoemd personeelslid wordt aangesteld.
Een gevolg van deze benoemingsstop is uiteraard dat er gedurende twee jaar geen enkel tijdelijk personeelslid overgaat naar het statuut van vastbenoemde. Ik voeg er wel aan toe dat we respect opbrengen voor de procedures die al zijn gestart.
Deze maatregel is niet populair. Niemand van u zal deze maatregel op enthousiasme onthalen. We hebben te maken met een hervorming waarbij zich binnen het secundair onderwijs een tewerkstellingsprobleem zal stellen. Gelukkig is er het feit dat gedurende de komende zes jaar, er heel wat personeelsleden met pensioen zullen gaan. Dit betekent dat we, zelfs bij een vermindering van de tewerkstelling in het secundair onderwijs, door het voordeel van de leeftijdscurve, minder sociaal leed zullen moeten aanrichten. We zullen zelfs, weliswaar in beperkte mate, een beroep moeten doen op de arbeidsmarkt om nieuwe arbeidskrachten in dienst te nemen.
Toch moet men de huidige toestand realistisch bekijken. Op dit ogenblik bedraagt het percentage vastbenoemden in de ARGO 96 percent. De flexibiliteit is met andere woorden vier percent. Dit betekent dat de vraag naar een sociaal opvangnet gevoelig zal dalen, nog voor de onderhandelingen daarover van start gaan. Als ik hieraan nog de boventalligen toevoeg die in een bepaalde school benoemd zijn, kan ik scholen aanhalen waar het benoemingspercentage meer dan 200 percent bedraagt.
Ik wil deze lijst niet bekendmaken omdat ik geen scholen wil stigmatiseren. Ik verzeker u er echter van dat de toestand nog erger is dan wat blijkt uit de lijst die ik bij de begrotingsbesprekingen over de bevolking van sommige studierichtingen in de derde graad heb aangehaald.
Ik ben het eens met mevrouw Maes die zegt dat de voorgestelde maatregelen het probleem niet volledig oplossen. De toestand wordt hoogstens een beetje meer beheersbaar. Door het feit dat het een lineaire maatregel betreft, kan men opwerpen dat er naast de negatieve effecten wel degelijk positieve effecten zullen zijn ten aanzien van mijn toekomstig proces. Deze maatregel is hoe dan ook nodig.
Wanneer in het regeerakkoord wordt aangekondigd dat het secundair onderwijs aan een nieuwe decretale regeling zal worden onderworpen, ontstaat er de facto onrust. Ik hoef hiervoor niets te doen. Ken mij toch geen kwaliteiten toe die me niet toebehoren! De tekst op zichzelf zaaide onrust. Ik hoefde hieraan niets meer toe te voegen. Het lezen van de tekst maakt iedereen bang en wie bang is, wordt onrustig. Elk veranderingsproces brengt onvermijdelijk angst mee. Ik erken dat er in het ene milieu altijd meer angstreflexen heersen dan in het andere. Deze benoemingsstop brengt echter niet meer onrust teweeg dan de onrust waarmee we geconfronteerd zijn. Vermits het om een zware uitdaging gaat, zal de wordingsgeschiedenis één tot twee jaar in het parlement aanslepen. Dit decreet kan niet eenvoudig tot stand komen omdat de werkelijkheid ingewikkeld is. Er moet een evenwicht worden gezocht tussen het belang van de gemeenschap en de vele terechte individuele of groepsbelangen die in deze aangelegenheid een rol spelen.
Wij moeten aanvaarden dat dit proces stapsgewijs zal verlopen. Ik hoop dat er in de eerstvolgende weken duidelijkheid zal komen over een eerste belangrijk facet, namelijk de vrije keuze. Wat betekent vrije keuze? Tussen wie en wanneer speelt vrije keuze? Enkele weken later zullen we er waarschijnlijk in slagen eensgezindheid te bereiken over een stelling die we ter discussie zullen voorleggen en die handelt over de inhoud van vrije keuze en de manier waarop hieraan gestalte wordt gegeven. Deze week heb ik een vergadering belegd met de commissie en de administratie die het proces samen met mij beheert teneinde in een open discussie voorlichting te kunnen geven. Het ging slechts om een eerste voorlichting. In een latere fase zullen de items gedetailleerder en meer technisch worden uiteengezet. Hierbij zullen alle leden van de commissie, over de partijen heen, telkens worden uitgenodigd.
Vervolgens heeft men gevraagd of er aan het statuut wordt geraakt. Gedeeltelijk is dit het geval. Ik begrijp op dit punt de heer De Meyer, die opmerkte dat dit in de tijd moet worden beperkt. Op het ogenblik dat er een eenzijdige wijziging wordt aangebracht inzake een bepaald punt van het statuut, moet dit zo beheerst en beperkt mogelijk gebeuren. Ik denk dat in dit geval de nodige fair play wordt opgebracht vermits de maatregel over twee jaar wordt gespreid. Het is overigens niet omdat een statuut nog maar vijf jaar is goedgekeurd, dat het niet voor herziening vatbaar zou zijn.
Wanneer de operatie in het secundair onderwijs wordt uitgevoerd en er meer autonomie wordt gegeven aan de scholen, staat de rechtspositieregeling van de leraar in dit parlement ter discussie. Eén van de hoofdstukken van het decreet zal handelen over de rechtspositieregeling.
Dan zal men wel degelijk kunnen doen wat mevrouw Maes zegt. Het klopt dat men vandaag niet kan balanceren en contra-balanceren. Daarom is de maatregel beperkt en daarom ook schuiven we die 85 percent naar voren. Hier is sprake van een dubbele beperking, enerzijds geen volledig blinde beperking van elke vorm van benoeming en anderzijds een strikte beperking in de deeltijdse opdrachten.
Natuurlijk, ik vind dat men niet naar het HOBU moet verwijzen, want daar zijn weinig sociale problemen geweest. Slechts in een klein aantal scholen stelt zich een probleem, dat geef ik toe. Ik denk dat die scholen zelf het probleem vergroot hebben, maar goed.
Mevrouw Maes, is de opportuniteitsdiscussie strategisch gezien de beste keuze? Het is moeilijk daar met ja of neen op te antwoorden. Ik denk dat de discussie zich niet in strategische termen stelt. We zijn in de gegeven omstandigheden jammer genoeg verplicht een bewarende maatregel te treffen bij de aanvang om nog enige flexibiliteit te bewaren voor de rest van de operatie. Ik zou dat ook liever niet doen. Ik heb diezelfde maatregel moeten nemen bij het begin van het HOBU-proces en dat heeft geen nadelig effect gehad, integendeel. Ik denk dat we het hier ook moeten doen.
Wat de aanval op het statuut betreft, kan ik u geruststellen. Het is frustrerend met sommigen te onderhandelen. Maar wat men ook moge zeggen, de onderhandelingen van gisteren verliepen lang niet slecht. Er zijn heel openhartige gesprekken gevoerd zowel met de inrichtende macht, over de Schoolpactwetgeving, als met de vakbonden.
Ik kan u daarvan een voorbeeld geven en dat is misschien een tegemoetkoming aan collega De Meyer. We praatten onder meer over een beperkte aantasting van het statuut. Het voorstel bestond erin het vrij onderwijs de verplichting van een plaats ook daadwerkelijk open te stellen, zodra ze vrijkomt, op te heffen. We hebben dit uiteindelijk teruggetrokken omdat ik mij kan herkennen in de verklaringen van bepaalde vakbondsvertegenwoordigers. Ze vragen zich af of het wel keurig is dit bij voorlopige maatregel te doen?
- De heer Norbert De Batselier, voorzitter, treedt opnieuw als voorzitter op.
Ik denk dat ze gelijk hebben. Het gaat tenslotte om een der fundamenten van de vroegere rechtspositieregeling.
Ik wil daarmee aantonen dat de discussie soms hard kan zijn. Dit parlement heeft de neiging bij zo´n discussie te denken dat het op een ramp zal uitdraaien. Laat de discussie hard zijn, dat hoort bij het systeem. Laat ons een cultuur van ruzieën ontwikkelen. Dat is heerlijk. Men kan binnen een ruzie nog altijd elkaars gelijk erkennen. Dat moet kunnen zonder de slagen te tellen, zonder te zeggen het is twee-nul. Dat is veranderd.
Morgen gaan de onderhandelingen nog even door en morgenavond zullen ze afgerond zijn. Ik kan nu al aankondigen dat de vakbonden de termijnen niet zullen uitputten. Dat bewijst dat de sfeer in de loop van de gesprekken veel is verbeterd.
Zoals de heer Sarens zei, gaat de programmatiestop samen met de benoemingsstop. We grijpen inderdaad op twee niveaus in. Mevrouw Maes beweerde dat ik de minnaar van de inrichtende machten ben en de personeelsleden in de steek laat. Ik pak ze allebei aan, terzelfder tijd.
Ik weet niet welke houding de inrichtende machten zullen aannemen, maar ik vermoed dat zij op dit ogenblik overwegen of ze de programmatiestop met enige gramschap toch kunnen goedkeuren.
Het wordt geen goedkeuring met de grote glimlach, met bloemen of met vlag en wimpel. Maar het zou kunnen dat de inrichtende machten ofwel - heel zwak - niet goedkeuren ofwel schoorvoetend toch goedkeuren. In de loop van het gesprek werd er al heel wat gewijzigd en verbeterd.
Ik wil nu niet verder ingaan op de enveloppefinanciering. We zullen daar later wel uitvoeriger over praten. Dit is naar mijn mening niet het belangrijkste punt van de interpellatie. Het is een proces. Ik vond de inbreng van de heer Sarens uitermate constructief, als ik het me goed herinner, zei hij : we willen dit proces mee tot een goed einde brengen. Maar de vraag blijft hoe we dit gaan doen?
Volgens het regeerakkoord moeten er logische gevolgtrekkingen worden gemaakt uit de studie van Ernst & Young. De voorzitters van de vier partijen die indertijd onder mijn voorzitterschap over het ARGO-akkoord onderhandelden, hebben een uitnodiging gekregen om drie mensen aan te duiden om opnieuw om de tafel te gaan zitten. Bij de eerste ontmoeting al zullen ze een vrij technische nota onder ogen krijgen - gebaseerd op de bevindingen van Ernst & Young - die het gesprek op gang moet brengen. De heer Sarens vroeg terecht om een expliciete uitvoering van het regeerakkoord op dat punt.
De twee dienen niet echt gekoppeld te worden. Indien het proces secundair onderwijs lukt, dan moet ook het proces van de herziening van het ARGO-decreet lukken. Anders zal de ARGO in zeer moeilijke omstandigheden in dat nieuwe secundaire onderwijs moeten functioneren. De herziening van het decreet, conform Ernst & Young, zou voordelig zijn voor de ARGO. De bevindingen van Ernst & Young liggen in de lijn van het regeerakkoord over de hervorming van het secundair onderwijs.
De heer Sarens pleitte voor een evenwicht in de programmatie. We weten allemaal dat de evenwichten altijd precair zijn binnen onderwijs. Men moet, bij wijze van spreken, altijd als een voorzichtige olifant in de porseleinwinkel rondlopen. Er moet steeds worden afgewogen of er geen onevenwichten bestaan in de wijze waarop maatregelen de een of de andere treffen. In het HOBU zijn wij erin geslaagd de hervorming op vrij korte tijd door te voeren. Ook op het veld. We mogen niet vergeten dat de cultuurverandering daar onder een gunstig gesternte van start kon gaan. Het Hoger Onderwijs van het Lange Type genoot al enige autonomie. Het Korte Type werd meegevoerd door het Lange Type.
In het secundair onderwijs worden we geconfronteerd met scholen die geen of zeer weinig autonomie gewoon zijn. De factor tijd zal in dit decreet heel zorgvuldig moeten worden ingeschreven.
Het voorstel om te debuteren met twee enveloppes, is lang niet zo gek. Dat is een van de denkkaders die werden uitgewerkt. De verklaring van de heer Sarens is heel constructief. Het is goed na te denken over wat voor iedereen de krachtlijnen kunnen zijn, wat de belangrijke randvoorwaarden zijn.
Voor die hervorming is een gewone meerderheid nodig, geen tweederde meerderheid. Ik wil echter een proces op gang brengen en daarbij de hele commissie betrekken. Dit is volgens mij de beste methode om op een eerlijke manier met elkaar te spreken en samen naar een oplossing te evolueren.
Hoe zal dit in zijn werk gaan? Zal men alleen met de vakbonden en de inrichtende macht spreken? Neen. De volksvertegenwoordigers zullen meer dan ooit bij de uitreiking worden betrokken. Wat deze week heeft plaatsgevonden in het kasteel van Ham is naar mijn mening een nieuwigheid in de parlementaire traditie, en ik wil daar ook mee doorgaan. Ik vind dit rendabel. Dit betekent dus ook wel dat dit drieluik een vervolg zal kennen. Ik kan onmogelijk met het volledige veld in discussie treden. De vraag van mevrouw Maes is een beetje de vraag van haalt-ie-het of haalt-ie-het-niet, van doet ie het of doet ie het niet : doen wél, maar of hij het ook haalt, moeten we afwachten.
Ik wil eindigen met de omzendbrief waar de heer Sannen zoveel over wist te zeggen. Bij voorlezing zal blijken hoe vroom mijn eerste twee alinea´s zijn. Het is echt ontroerend : de Vlaamse regering heeft op 18 januari 1996 beslist om een ontwerp van decreet houdende de tijdelijke beperking inzake programmatie en vaste benoeming ter behandeling aan de Vlaamse Raad over te maken. Deze mededeling heeft tot doel de betrokken onderwijsinstellingen tijdig te informeren omtrent de maatregelen die bij de goedkeuring door de Vlaamse Raad met ingang van 1 februari en 1 september 1996 van kracht zouden worden. Hierdoor worden zij in de mogelijkheid gesteld om tijdig, met betrekking tot de voorgenomen vacantverklaringen en programmaties de nodige bewarende maatregelen te treffen.
Ik respecteer dus de rol van iedereen ; ik deel alleen mee welke rol de regering heeft gespeeld. Ik deel dit tijdig mee omdat in de ARGO op 1 februari een procedure wordt gestart. Met andere woorden, als we op dat ogenblik niet mee zijn, dan krijgen we achteraf hier in de Raad en bij de vakbonden het verhaal van : ja, maar op 1 februari hebt u verwachtingen gewekt, en al die mensen hebben hun kandidatuur ingestuurd. Dan zitten we met een aantal lopende processen. Dit kan niet. Het is ongehoord. Om dit te verhinderen en om de maatregel tijdig te laten ingaan, hebben we dit geschreven.
De voorzitter : De heer Sannen heeft het woord.
De heer Ludo Sannen : Mijnheer de minister, ondanks uw prachtige inleiding is het precies dat laatste dat afwijkt van een decretale regelgeving. Uiteindelijk heeft de directie de taak tot openstelling van een ambt en kunnen de personeelsleden hun kandidatuur stellen.
Minister Luc Van den Bossche : Waar staat dat ik dat verbied?
De heer Ludo Sannen : U vraagt wel om de nodige bewarende maatregelen. Ze kunnen niet anders.
Minister Luc Van den Bossche : Neen, er staat duidelijk dat ze in de mogelijkheid worden gesteld. Mijnheer Sannen, u moet de nuances leren zien.
De heer Ludo Sannen : Mijnheer de minister, die mogelijkheid hebben ze decretaal niet.
Minister Luc Van den Bossche : Zelfs als zouden ze het willen doen, voor mij hoeven ze het niet te laten. Ik kondig alleen aan onder welk gesternte eenieder zijn kandidatuur kan stellen. Het is heel belangrijk om te weten onder wélk gesternte men wát doet.(Applaus bij de SP)
De voorzitter : Mevrouw Maes heeft het woord.
Mevrouw Nelly Maes : Mijnheer de voorzitter, uit het antwoord van de minister besluit ik dat hij met grote ijver en grote behoedzaamheid de hervorming van het secundair onderwijs niet alleen wil aanpakken door deze naar ons gevoel nog altijd onfortuinlijke benoemingsstop, maar dat hij dit ook wil doorzetten. Hij ziet daarbij geen enkel probleem bij zijn regeringspartner, hetgeen ons alleen maar vreugdevol kan stemmen.
Een paar ophelderingen wil ik toch nog vragen. Waar haalt de vakbond het cijfer van dertien percent tijdelijken als u het over vier percent hebt? Waar situeert u dan het groot aantal tijdelijken dat momenteel op een benoeming wacht?
Ten slotte noteren we dat alle maatregelen die aan de benoemingsstop zijn verbonden van tijdelijke aard zullen zijn, en dat er geen enkele voorafbeelding van het toekomstig statuut in kan worden gezien.
De voorzitter : De heer Denys heeft het woord.
De heer André Denys : Mijnheer de voorzitter, we danken de minister vice-president voor de informatiedag die hij vorige maandag in het kasteel van Ham heeft georganiseerd voor de parlementsleden. Spijtig genoeg hebben we hem daar niet gezien. (Rumoer) Althans niet in de voormiddag, toen we hem daar verwachtten. We onthalen hoe dan ook zijn uitnodiging positief. We willen op een constructieve wijze meewerken aan een hervorming, en zullen onze krachtlijnen vastleggen. Wel verwondert het ons dat hij zijn houding hier bestempelt als een geste. Hij zegt : we hebben voor die hervorming geen tweederde meerderheid nodig, maar doen een geste naar het parlement.
Mijnheer de vice-president, als men de ARGO wil hervormen in samenwerking met andere scholen, komt men automatisch op een pad waar een tweederde meerderheid is vereist. Ik begrijp niet goed dat u beweert dat dit voor de hervorming die nu is geconcipieerd, niet zo zou zijn. Mijns inziens houdt het oprichten van samenwerkingsverbanden tussen ARGO-scholen en andere scholen automatisch een intrinsieke wijziging van het ARGO-decreet in, wat een tweederde meerderheid noodzakelijk maakt.
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Luc Van den Bossche : Mijnheer de voorzitter, ik zal op beide opmerkingen ingaan. Op de vraag van mevrouw Maes naar het exacte percentage van tijdelijken en vastbenoemden, kan ik antwoorden dat zowel de theorie van de 96 percent als die van de dertien percent correct zijn. Dit hangt af van de berekeningswijze. Men neemt eerst het aantal ambten dat mag worden ingevuld naar aanleiding van de telling van 1 februari. Dan kan men een oefening doen waarbij men de vraag stelt wie vast is benoemd, en voor welk deel van een voltijdse lessenrooster dit is gebeurd. Als men dat aantal vastbenoemden vergelijkt met het maximaal toegestane aantal, dan komt men voor de ARGO-scholen tot 96 percent vastbenoemden, maar kan men tegelijkertijd dertien percent tijdelijken tellen.
Deze eigenaardige som van 109 percent ontstaat om twee redenen. Ten eerste, ook de interimkrachten worden tot de tijdelijken gerekend. Ze worden dus twee keer geteld. Ten tweede, vastbenoemde leraars kunnen geheel of gedeeltelijk ter beschikking zijn gesteld, terwijl er voor andere vakken tijdelijken nodig zijn. De twee cijfers zijn niet complementair, aangezien iedereen maar een bepaald aantal vakken kan onderwijzen. Als u de oefening doet die ik zonet uitlegde, maar daarbij uitgaat van 100 percent, dan komt u tot dertien percent, zodat de twee cijfers samen meer dan 100 percent geven.
De vraag van de heer Denys betrof de raakvlakken. Uiteraard hebben een aantal zaken met elkaar te maken. Juridisch- technisch is het mogelijk om de herziening van het secundair onderwijs goed te keuren zonder het ARGO-decreet te wijzigen. Alleen is het veel beter als het ARGO-decreet wel in eenzelfde lijn wordt aangepast. Dat zou het voor de ARGO gemakkelijker maken om te participeren in de hervorming van het secundair onderwijs. Het technische verschil komt erop neer dat het ARGO-decreet enkel met een tweederde meerderheid kan worden gewijzigd, terwijl voor het secundair onderwijs een gewone meerderheid volstaat.
Onafhankelijk van die technische discussie hoop ik dat we deze hervorming, net zoals destijds die van het HOBU, met een grotere meerderheid dan de regeringsmeerderheid kunnen goedkeuren. Het gaat immers om een diepgaande hervorming, zodat ik het wenselijker acht om niet te werken met een tijdelijke meerderheid, zoals een regeringsmeerderheid er eigenlijk altijd één is. Een zo groot mogelijke meerderheid staat garant voor een breed maatschappelijk draagvlak.
De heer Jos De Meyer : Ik stel vast dat de minister vice-president vrij goed heeft geluisterd naar de vele elementen die in de commissie voor Onderwijs zijn aangebracht. Ik probeer uiteraard ook zijn redenering te volgen. Dit lukt mij vooralsnog nog niet volkomen, maar we hebben nog wel de tijd om over het een en ander te discussiëren. Toch wil ik twee elementen naar voren brengen. Met het eerste element dacht ik dat minister Van den Bossche akkoord ging en over het tweede heb ik nog een vraag.
Ten eerste, we moeten we zoveel mogelijk jonge leerkrachten een perspectief op blijvende tewerkstelling bieden, mogelijk met een iet wat uitgestelde vaste benoeming. Ik dacht dat de minister hierop positief had geantwoord.
Ten tweede wil ik nog even aanhalen dat het mogelijk zou moeten zijn dat oudere leerkrachten op vrijwillige basis versneld afvloeien of reëel de kans krijgen om deeltijds te werken met een bonus, zoals nu al is opgenomen. Dit systeem kan ongetwijfeld nog wat worden versoepeld.
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Luc Van den Bossche : Op de eerste stelling antwoord ik onbetwistbaar ja. Op het tweede element wil ik ook in gunstige zin reageren, maar dit moet worden gesitueerd in de discussie - inclusief de budgettaire - bij de globale onderhandelingen. Het is duidelijk dat men zal moeten zoeken naar allerhande vormen van vangnetten van sociale aard.
De voorzitter : De heer Swinnen heeft het woord.
De heer René Swinnen : Mijnheer de minister, in het geroezemoes heb ik niet goed begrepen of de hervorming van het secundair onderwijs kan worden uitgevoerd, zonder dat het bijzonder decreet op de ARGO wordt gewijzigd.
Minister Luc Van den Bossche : Technisch zou dit waarschijnlijk kunnen, maar dit zou de ARGO zwaar hypothekeren bij inschakeling in de nieuwe vormen van secundair onderwijs. Het is natuurlijk niet aangewezen, indien men de ARGO een ernstige kans wenst te geven om zich waar te maken in de nieuwe werkelijkheid.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door de heren Van Grembergen, Van Dijck en Vandenbroeke werd tot besluit van deze actuele interpellatie een met redenen omklede motie ingediend. Ze zal worden gedrukt en rondgedeeld.
De voorzitter : De heer Sarens heeft het woord.
De heer Freddy Sarens : Ik wens aan te kondigen dat we ook een met redenen omklede motie zullen indienen.
De voorzitter : We nemen daar akte van. Ze moet uiterlijk 24 uur na de sluiting van de vergadering zijn ingediend. De Raad zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.