Actuele interpellatie van de heer Joris Van Hauthem tot de heer Luc Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over de hervorming van de sociale zekerheid en de verdere staatshervorming
De voorzitter: Aan de orde is de actuele interpellatie van de heer Van Hauthem tot de heer Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over de hervorming van de sociale zekerheid en de verdere staatshervorming.
De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem (Op de tribune): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega´s, vorig jaar werden we vervroegd naar de stembus geroepen. Want volgens eerste minister Dehaene waren de te nemen opties inzake de begroting en inzake de hervorming van de sociale zekerheid van cruciaal belang, vooral in het licht van de dramatische ontwikkeling van de tewerkstelling.
Als na te streven datum, voor een akkoord over deze hervorming, werd aanvankelijk eind vorig jaar vooropgesteld. Vandaag stellen we vast dat met de hervorming van de sociale zekerheid zelfs nog geen begin werd gemaakt. In uw beleidsverklaring, mijnheer de minister-president, hebt u de tewerkstelling als een prioriteit naar voor geschoven. Terecht. We weten echter allemaal dat u eigenlijk niet beschikt over de hefbomen voor het voeren van een echt Vlaams tewerkstellingsbeleid. De marge voor zo´n beleid wordt volledig bepaald door de hervorming van de sociale zekerheid ; een hervorming die op het federale niveau zal worden doorgevoerd. Het is bijgevolg onlogisch dat u, als minister-president van Vlaanderen, op geen enkele wijze wordt betrokken bij de besprekingen van die hervorming. Mijn eerste vraag luidt dan ook: in hoeverre wenst u daarbij betrokken te worden? En hebt u daartoe reeds stappen ondernomen?
Uw regeerakkoord bevat ook een institutioneel luik. Daarin pleit u voor zogenaamde homogene bevoegdheidspakketten, ook in de sector van de sociale zekerheid. Homogene bevoegdheidspakketten betekenen eigenlijk de splitsing, of de gedeeltelijke splitsing, van delen van de sociale zekerheid. Uw regeerakkoord schrijft bovendien voor dat aan de transfers van Noord naar Zuid een einde moet komen. U hebt daarop de idee van het zogenaamde twee-pijlerssysteem ontwikkeld. Het betreft een opsplitsing, binnen de sociale zekerheid, van arbeidsgebonden en niet-arbeidsgebonden risico´s, waarbij de niet-arbeidsgebonden risico´s, gezondheidszorg, kinderbijslag, worden overgedragen aan de gemeenschappen. Een gedeeltelijke federalisering van de sociale zekerheid dus.
De hervorming van de sociale zekerheid is een uitstekende gelegenheid om deze ideeën te verwerkelijken. Blijkbaar was dit voor de CVP-voorzitter een gelegenheid om nog eens met stoere taal uit te pakken, om zijn Vlaams blazoen op te poetsen. Hij zei op de kerstconventie van de CVP, en ik citeer: we stellen dagelijks vast dat de federale constructie van België bijsturing nodig heeft. In de loop van volgend jaar wordt daarover van gedachten gewisseld met de andere partijen in de Vlaamse Raad. Inmiddels moet vermeden worden dat men aan de andere zijde van de taalgrens de uitgaven die men zelf niet kan dekken, systematisch verhaalt op de federale overheid. We zullen niet toestaan dat België door Vlaanderen wordt gevoed en door Wallonië alleen nog wordt gemolken. Einde citaat. Stoere taal over het zogenaamde melkkoe- effect dus, tot meerdere eer en glorie van de Vlaamse minister-president.
Maar daarna werd een klassiek scenario opgevoerd. Vanuit Wallonië klonk een eensgezind njet.
Van Waalse kant was er geen sprake van een bespreking van het twee-pijlerssysteem. Helaas is het zo dat Wallonië altijd collaborateurs heeft gehad om de Belgische en Waalse belangen boven de Vlaamse belangen te plaatsen. Dit keer in de figuur van de SP en van SP-voorzitter Tobback. De SP heeft vier dagen na die kerstconventie en na de uitspraak van de CVP-voorzitter vergaderd met de PS op een soort BSP-bijeenkomst. Deze partijen maakten hier duidelijk dat er niets in huis zou komen van een twee-pijlerssysteem, zoals door de minister-president en ook door de CVP-voorzitter in het kader van de hervorming geplaatst. Ook de federale eerste minister Dehaene liet al vlug weten dat het twee-pijlerssysteem nu nog niet haalbaar is en dat het voor een volgende keer zal zijn. De toon was gezet. Minder dan drie weken na de stoere uitspraak van de heer Van Hecke kwam naar aanleiding van de CVP-nieuwjaarsreceptie op 10 januari 1996 het verlossende woord voor de heer Dehaene en Wallonië. De hervorming van de sociale zekerheid moet volgens de CVP-voorzitter worden losgekoppeld van de communautaire elementen en dus van de verdere staatshervorming. Onnodig te zeggen dat dit een bocht is van 180 graden. De varkensblaas, die plots werd opgeblazen, liep even vlug weer leeg. Als een bedremmelde schooljongen die werd betrapt op een leugentje, heeft de heer Van Hecke zijn uitspraken over de Vlaamse melkkoe zonder blikken of blozen ingeslikt.
Mijnheer de minister-president, wat zijn wij en wat bent u met een CVP-voorzitter die vandaag zegt dat het gemelk moet ophouden om dan morgen te zeggen dat zijn uitspraak maar om te lachen was. Wat zijn wij en wat bent u met een CVP-voorzitter die u op de conventie de Judas- kus geeft om u drie weken later te verraden. Want de CVP-voorzitter weet zeer goed dat het nonsens is een hervorming van de sociale zekerheid door te voeren zonder deze te koppelen aan de communautaire elementen. In de rol van hofnar met dienst heeft de heer Van Hecke met zijn uitspraken niet de start gegeven voor een tweepijlerssysteem, maar wel voor een nieuw soort melkactieplan: de transfers zullen rustig kunnen doorgaan. Van een twee-pijlerssysteem komt voorlopig niets in huis.
U staat, mijnheer de minister-president, tegenover een afwijzingsfront in Wallonië, dat wordt aangevuld door de Socialistische Partij of beter gezegd de Belgische Socialistische Partij. De strategie is zeer duidelijk: eerst de hervorming van de sociale zekerheid, dan pas de staatshervorming. Alsof beide zouden kunnen worden losgekoppeld. Wallonië heeft zijn slag binnen. De hervorming van de sociale zekerheid betekent in de huidige context: eerst de centen binnen, eerst de consolidatie van de machtspositie van de structuren en van de geprivilegieerde financiële positie van Wallonië en daarna eventueel gesprekken over de staatshervorming. Maar dan is het kalf al verdronken. Mijnheer Van den Brande, u mag de speelplaats pas op met uw communautair dossier als de speeltijd allang afgelopen is. Onze vraag is dan ook of u dat zo zal laten. Laat u dat zomaar over u heen gaan? Hoe gaat u dan het deel van uw regeerakkoord uitvoeren dat gaat over de homogene bevoegdheidspakketten? De hervorming van de sociale zekerheid zal immers zonder uw inbreng worden doorgevoerd en zonder dat er sprake is van een twee-pijlerssysteem, het gedeeltelijk federaliseren van de sociale zekerheid, laat staan het bespreken van de transfers van Noord naar Zuid. We weten allemaal dat er aan Waalse kant geen bereidheid is om nog een communautaire ronde uit te voeren. Wat gaan we dan doen in deze Vlaamse Raad? We zullen hoogstwaarschijnlijk zeer interessante discussies houden in de commissie voor Staatshervorming, om vervolgens met een dossier naar buiten te komen. Maar dan is de speeltijd al gedaan en werd de sociale zekerheid al hervormd zonder de verwerking van communautaire elementen.
Mijnheer de minister-president, een paar dagen geleden hebt u zich in een vraaggesprek met De Standaard en met Vers l´Avenir publiek afgevraagd waar de Waalse regionalisten zich bevinden, maar ik raad u aan om eerst op zoek te gaan naar de regionalisten in uw eigen partij, de CVP. Mijnheer de voorzitter, aan de CVP-fractie willen wij vragen of zij dit zo maar zullen laten gebeuren.
Dames en heren van de CVP, ook u heeft toch het regeerakkoord van minister-president Van den Brande goedgekeurd? Nog bij de laatste begrotingsbesprekingen heeft uw fractievoorzitter op de tribune verklaard dat de federalisering van delen van de sociale zekerheid op termijn onafwendbaar wordt.
Mijnheer De Roo, nu de hervorming van de sociale zekerheid wordt aangekondigd, wordt u door uw partijvoorzitter teruggefloten. Gaat u daar als fractie op blijven toekijken? Zal u als fractievoorzitter daar als een bloemzak blijven bij zitten of zal u als fractie van het Vlaams Parlement optreden, ook al moet u daarvoor premier Dehaene tegen de haren instrijken?
Mijnheer de minister-president, indien het u menens is om van Vlaanderen iets te maken, indien het u menens is met uw imago, indien u de Vlaamse belangen werkelijk wil laten voorgaan op de Belgische belangen, die uiteindelijk ook de Waalse belangen zijn, dan kan u dit niet zo maar over u heen laten gaan.
In dit Vlaamse Parlement zijn voldoende krachten aanwezig om ervoor te zorgen dat u niet langer lijdzaam toekijkt. Het woord is dus aan u.
Wij willen graag uw standpunt vernemen over het loskoppelen van de hervorming van de sociale zekerheid van de uitvoering van het regeerakkoord waarin precies voor de gedeeltelijke federalisering van de sociale zekerheid wordt gepleit. Het kan toch niet langer dat u zich keer op keer door Dehaene een natte dweil in het gezicht laat slaan.
Mijnheer de minister-president, ik hoop dat u deze gelegenheid te baat neemt om vanuit de Vlaamse Raad aan premier Dehaene te laten weten dat een hervorming van de sociale zekerheid niet kan zonder de behandeling van de transfers en zonder de invoering van het twee-pijlerssysteem. (Applaus)
De voorzitter: De heer Denys heeft het woord.
De heer André Denys: Mijnheer de minister-president, het jaar 1996 is voor u slecht van start gegaan omdat u reeds bij het begin van dit nieuwe jaar een driedubbele politieke nederlaag moest incasseren en dan nog wel precies op het terrein waarop u zich als minister-president sterk had geprofileerd, namelijk de uitbreiding van de Vlaamse autonomie.
Een eerste nederlaag hebt u geleden in uw eigen partij. De nieuwjaarstoespraak van voorzitter Van Hecke kunnen we gerust bestempelen als de flop bij uitstek in deze discipline. Hij toonde daarbij aan dat de CVP bij de hervorming van de sociale zekerheid geen enkele politieke inspanning zal leveren om de bevoegdheden voor de tweede pijler over te hevelen naar de regio´s.
Een tweede nederlaag bekroonde uw poging tot een gesprek met uw Waalse evenknie, de heer Collignon. Uw oproep tot een nieuwe communautaire dialoog werd vriendelijk maar vrij sec afgewezen. Er komt geen dialoog van gemeenschap tot gemeenschap op korte termijn. Zelfs op lange termijn komt er geen communautarisering van de sociale zekerheid. Bovendien zal Wallonië aan het einde van de overgangsperiode van de financieringswet geen bijkomende centen vragen. Wallonië is geen vragende partij voor een herziening van de financieringswet.
Minister-president Van den Brande vindt in Wallonië geen gesprekspartner voor de thema´s die hij wil bespreken.
Derde nederlaag: uw coalitiepartner remt volledig af. De houding van de socialisten was te verwachten. Hoe actueler het dossier van de modernisering van de sociale zekerheid wordt, hoe pijnlijker het wordt. Voor de socialisten zijn de unitaire belangen van de vakbond en de mutualiteit nog steeds belangrijker dan de uitbouw van de Vlaamse autonomie, maar ook belangrijker dan het coherent maken van bevoegdheden van de regio´s.
Uw derde nederlaag, mijnheer Van den Brande: u hebt een coalitiepartner, die in dat dossier ongetwijfeld een blok aan uw been is.
Normalerwijze zouden wij ons als oppositiepartij moeten verheugen over deze driedubbele nederlaag van een regeringsleider, die wij politiek bekampen. Dat doen we echter niet, omdat u hier specifiek een doel nastreeft dat tot de fundamentele eisen van de VLD behoort. De eerste maanden in het rechtstreeks verkozen parlement hebben mij trouwens meer en meer overtuigd van de dringende noodzaak van de overheveling van die bevoegdheden die aansluiten bij onze bevoegdheden en die bovendien gekoppeld zijn aan een eigen fiscale autonomie. We hebben in het verleden al te vaak moeten toegeven dat we iets niet konden oplossen omdat we niet over de nodige instrumenten beschikt.
De grote miskleun van deze staatshervorming, zoals nu blijkt, is dat we in Vlaanderen de verwachting hebben gecreëerd dat we ingrijpend konden optreden ten voordele van werkgelegenheid en gezondheidszorg. Zonder een verdere bevoegdheidsoverheveling en een eigen fiscaliteit kunnen we dat echter niet. Deze vaststelling is frustrerend voor alle parlementsleden in dit eigen Vlaams parlement, die mee een beleid willen voeren dat een antwoord geeft op de vragen die de Vlaming zich stelt.
De voorzitter: De heer Van Grembergen heeft het woord.
De heer Paul Van Grembergen: Mijnheer Denys, het is duidelijk dat zij die aan de staatshervorming hebben meegewerkt, heel goed wisten dat het pakket niet volledig was. Anderzijds werden in de voorbije periodes van staatshervorming een aantal essentiële zaken gerealiseerd, die niet alleen deze staatshervorming symboliseren, maar deze ook reëel en inhoudelijk bepalen. De essentie van een deelstaat is dat hij vastgelegde grenzen heeft. Voor de staatshervorming waren de grenzen niet vastgelegd.
Een tweede essentieel kenmerk van een deelstaat is het beschikken over een parlement. U minimaliseert.
De heer André Denys: Ik minimaliseer niet.
De voorzitter: Mijnheer Denys, de heer Van Grembergen heeft momenteel het woord.
De heer Paul Van Grembergen: Wij hebben een soeverein parlement, zonder enige betutteling van federale instanties. We hebben het grondwettelijke recht onze wetgeving vast te leggen.
Ten derde hebben we een regering, die op geen enkele wijze bij haar vorming of eedaflegging schatplichtig is aan federale instanties.
Een vierde kenmerk van een deelstaat is dat men over een budget beschikt: we hebben een rechtstreekse budgettaire mogelijkheid van 550 miljard frank.
Deze kenmerken zijn het ruggemerg van een deelstaat en van het optreden van deze staat. Daarmee zeg ik niet dat de hervorming afgewerkt is. Dat hebben we nooit beweerd. We zullen verder moeten vechten voor de invulling ervan. Ik hoop dat dit in eensgezindheid zal kunnen gebeuren. Anders zullen we niet slagen.
De heer André Denys: Mijnheer van Grembergen, ik heb hier de staatshervorming niet willen minimaliseren. Ik heb slechts gezegd dat we de indruk wekken wel over de bevoegdheden en de instrumenten te beschikken om aan de werkgelegenheid en de gezondheidszorg te werken. Maar zonder fiscale autonomie kunnen we geen coherent beleid voeren inzake preventief gezondheidsbeleid en inzake de rest van het beleid, zoals bijvoorbeeld voor de kinderbijslagen. Zonder deze instrumenten beschikken we niet eens over een coherent pakket. Zo hebben we ook onvoldoende instrumenten om het door de Vlamingen verwachte antwoord te bieden op de huidige uitdagingen.
Ik wil niets minimaliseren, maar ik doe hier enkel een vaststelling. Ik voeg eraan toe dat ik buiten het Vlaams Blok nog geen enkele partij heb horen zeggen dat wij geen vorm van solidariteit willen onderhouden met Wallonië en de Franse Gemeenschap. Die solidariteit moet evenwel doorzichtig zijn en ze moet rechtstreeks gebeuren van gemeenschap tot gemeenschap. Ze mag geenszins het alibi zijn van de Franstaligen en de socialisten in dit Vlaamse Raad Handelingen Nr. 21 om niet aan de regio´s die instrumenten te geven die nodig zijn voor het voeren van een beleid waarvoor wij wel bevoegd zijn. Ik heb de indruk dat sommige federale leiders - en ik denk hierbij aan de heren Dehaene en Tobback - dit Vlaams parlement willen degraderen tot de speelplaats of de zandbak van de communautair geëxciteerden. Hun houding is: laat ze maar praten onder elkaar over de periode na 1999 en dan zullen wij nog wel zien.
Ik ben zeker en vast niet communautair geëxciteerd en ik wil zeker niet dat het Vlaams parlement wordt beschouwd als de speelplaats of de zandbak. Mij interesseert wel het opbouwen van een strategie om zo vlug mogelijk die instrumenten te krijgen die ons moeten toelaten op een volwaardige wijze onze bevoegdheden uit te oefenen.
Mijnheer de minister-president, één zaak is ons nu duidelijk: wachten tot 1999 brengt ons geen stap dichter. De Waalse minister-president is duidelijk: Wallonië aanvaardt de financieringswet zoals ze nu is geconcipieerd. Alles is voor hen beter dan in 1999 te moeten praten over de communautarisering van de sociale zekerheid of te moeten praten over eigen fiscale bevoegdheid.
Dit is de situatie die wij hadden aangekondigd bij de goedkeuring van het Sint-Michielsakkoord. Ik heb toen gezegd dat wij onze sleutels hebben afgegeven om in een dialoog van gemeenschap tot gemeenschap rechtstreeks te onderhandelen met de Franstaligen.
De enige manier om er opnieuw beweging in te krijgen, zullen die fundamentele momenten zijn op federaal vlak waarop Vlamingen en Franstaligen niet zonder elkaar kunnen. De modernisering van de sociale zekerheid is zo´n belangrijk moment. Dit moment laten voorbijgaan is, zoals Leo Delcroix in zijn interview heeft gezegd, het federaal betonneren van aspecten zoals gezinsbeleid en gezondheidszorgen. Dit zijn persoonsgebonden aangelegenheden bij uitstek, die in het Vlaamse regeerakkoord uitdrukkelijk als over te hevelen staan vermeld.
Mijnheer de minister-president, u zult het communautair luik van uw regeerakkoord niet kunnen uitvoeren als u er nu bij de modernisering van de sociale zekerheid niet in slaagt om binnen uw eigen partij het akkoord te verkrijgen dat uw federale vertegenwoordigers de overheveling van het gezins- en gezondheidsbeleid opeisen.
De politieke verantwoordelijkheid van de CVP is dus bijzonder groot, omdat wij nu reeds weten dat wij ter zake niet op de SP kunnen rekenen. Het is zinloos en puur tijdverdrijf in de commissie Staatshervorming van dit parlement de periode na 1999 voor te bereiden. Dit hebben wij geleerd uit de reactie van de heer Collignon.
Hier in het parlement een strategie opbouwen om naar aanleiding van de herziening van de sociale zekerheid een aantal bevoegdheden over te hevelen, is wel bijzonder nuttig. Het moet onze Vlaamse vertegenwoordigers op het federaal niveau aansporen om van die overheveling een strijdpunt te maken.
Collega´s, de VLD zal u steunen als u initiatieven neemt. De VLD zal u echter uitdagen als u op dat vlak achterwege blijft. (Applaus bij de VLD)
De voorzitter: De heer Van Grembergen heeft het woord.
De heer Paul Van Grembergen (Op de tribune): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, geachte collega´s, er zijn twee mogelijkheden om de standpunten van minister president Van den Brande te benaderen.
De eerste mogelijkheid laat zich het beste samenvatten met de woorden: veel geblaat, maar weinig wol. We zijn ervan overtuigd dat, ondanks de meningsverschillen, dit parlement ervoor moet zorgen dat er vooruitgang wordt geboekt. De analyse van de heer Denys over de gebrekkige politieke invulling van de middelen ter zake, leidt nergens toe indien daaraan geen strategie wordt verbonden. Ik wens dit te onderstrepen opdat de problematiek niet zou ontaarden in politiek gekrakeel. U weet allemaal dat de bevolking daar op dit moment afkerig tegenover staat, tenzij er materiële gevolgen aan verbonden zijn. Ik wil u in dit verband het voorbeeld niet onthouden van een opiniepeiling die enkele weken geleden werd georganiseerd. Daarin werd aan de burgers gevraagd of zij een voorstander waren van communautaire oplossingen. De meerderheid zei neen. Toen men hen vroeg of de sociale zekerheid moet worden gesplitst, was het antwoord ja. Dit bewijst het belang van de manier waarop een probleem wordt aangebracht.
Mijnheer de minister-president, ik kan best begrijpen dat een ingewikkeld dossier als dit enige vertraging oploopt en dat het pas in de maand februari klaar zal zijn. We willen er wel op aandringen dat de behandeling van dit dossier in de commissie geen marathondebat zou worden. Indien we de besprekingen kunnen starten in februari, moet het mogelijk zijn ze in april af te ronden. We hopen dat de politieke conclusies, die ter afronding zullen volgen, maximaal zullen zijn wat de inhoud en de totstandkoming betreft.
Dat betekent dat elke fractie daarvoor de verantwoordelijkheid op zich moet nemen. De consequenties van dit maximale programma en van die maximale eensgezindheid zijn voor de verschillende fracties verschillend. Het is onaanvaardbaar dat de partijen die in de federale regering zetelen, het resultaat van die bespreking in de Vlaamse Raad niet zouden vertolken op het federale niveau. Door hun positie op het federale niveau zullen de CVP en de SP samen de verantwoordelijkheid dragen voor de politieke evolutie en dus ook voor het uitstel dat er eventueel zal komen. Binnen twee maanden zal het uur van de waarheid slaan.
Het reglement inzake actuele interpellaties dwingt mij kort te zijn. De minister-president stelt zich op als klokkenluider. Een klokkenluider kondigt de dienst aan, maar een klokkenluider zonder dienst heeft geen betekenis. Ik hoop dat na het luiden van de klokken in april de dienst zal beginnen. (Applaus bij de VU en de VLD)
De voorzitter: De heer De Roo heeft het woord.
De heer Johan De Roo (Op de tribune): Mijnheer de voorzitter, geachte minister-president, collega´s, er werd hier verwezen naar uitspraken van de voorzitter van onze partij tijdens de kerstconventie en tijdens zijn nieuwjaarstoespraak. Zijn uitspraken hebben in elk geval belangstelling gewekt ; de toespraken van andere partijvoorzitters hebben in elk geval niet zoveel aandacht gekregen. De heer Van Hauthem probeert met zijn interpellatie verdeeldheid in de CVP te zaaien. Hij zal ontgoocheld worden, want hij zal ontdekken dat er binnen de CVP geen verdeeldheid bestaat. Als partij die het beleid op het federaal en het Vlaams niveau verzekert, hebben wij een evenwichtig en genuanceerd standpunt. Daarmee heeft de heer Van Hauthem het blijkbaar moeilijk. In zijn partij is niets genuanceerd. Dit is het grote verschil tussen zijn partij en de onze: in zijn partij is alles zwart of wit. Bij ons is dat niet het geval. (Onderbreking bij het VB)
De heer Robert Voorhamme: Bij hen is alles zwart.
De heer Johan De Roo: De uitgangspunten van de CVP zijn eenvoudig en duidelijk: we willen meer homogene bevoegdheidspakketten, die toelaten het beleid in Vlaanderen in het voordeel van de bevolking te verbeteren. We willen een moderne, toekomstgerichte, goed functionerende en betaalbare sociale zekerheid. Deze doelstellingen moeten gerealiseerd worden volgens hun eigen tempo en in overeenstemming met hun eigen politieke en institutionele eigenschappen.
De heer André Denys: Wat u nu zegt, staat in het regeerakkoord, maar wat mij vooral interesseert, is de wijze waarop de bevoegdheden nog kunnen worden overgeheveld wanneer wij nu nalaten de sociale zekerheid te hervormen. Welke strategie en welk moment stelt u voor om de Franstaligen ertoe te bewegen tot de overheveling te besluiten? Dit is een cruciaal onderdeel van het debat.
De heer Johan De Roo: Mijnheer Denys, wij moeten durven erkennen dat de modernisering van de sociale zekerheid, het voorbereiden van de uitdaging waarmee wij in het licht van een demografische evolutie worden geconfronteerd, en de aanpassing in de verschillende sectoren een belangrijke en complexe aangelegenheid vormen. Het is de bedoeling dat dit dossier bij de bespreking in de Kamer, en in mindere mate ook in de Senaat, zo goed mogelijk wordt uitgewerkt. Het stelsel van de sociale zekerheid blijft in de komende decennia immers van levensbelang voor de bevolking. In het licht van de noodzakelijke aanpassingen in de sociale zekerheid moeten de bevoegdheden op de verschillende niveaus worden onderzocht. Op dat vlak is het regeerakkoord, ook het Vlaams regeerakkoord, duidelijk. Het is de bedoeling dat tijdens deze regeerperiode de aanpassing van het dossier wordt voorbereid opdat het debat hierover tegen het jaar 1999 in alle klaarheid en openheid kan worden gevoerd.
Mevrouw Nelly Maes: Hoe kunt u dat geloven?
De heer Johan De Roo: Ik zeg niets nieuws. Dit staat letterlijk in het regeerakkoord. Deze doelstellingen moeten volgens hun eigen tempo worden gerealiseerd. De solidariteit, die wij blijvend onderschrijven, vergt een eenvormige toepassing van de wetgeving in het hele land. Ook hiermee verkondig ik niets nieuws. Ook als lid van het federale parlement hebben wij nooit iets anders gezegd. Wij hebben steeds gepleit voor een eenvormige toepassing van de wetgeving in het hele land.
De doelstellingen met betrekking tot de modernisering van de sociale zekerheid worden vermeld in het federaal regeerakkoord. Het realiseren van deze doelstellingen is de opdracht van de regering en het parlement op het federale niveau. De besluitvorming hierover laat ons echter niet onverschillig. De CVP-fractie van het Vlaams parlement zal het debat dat hierover in de Kamer wordt gevoerd, met zeer veel interesse van nabij volgen. Dit was ook de teneur van mijn uiteenzetting in het debat over de Vlaamse begroting 1996. Ik herhaal dat wij erop zullen toezien dat onze doelstellingen inzake werkgelegenheid niet worden gedwarsboomd door een patstelling over de hervorming van de sociale zekerheid en in het bijzonder met betrekking tot de financiering ervan. Wij zullen niet toelaten dat immobilisme in het dossier van de sociale zekerheid aanleiding geeft tot economisch immobilisme in Vlaanderen.
Voorts wil ik benadrukken dat de moderniseringsoperatie geen hypotheek mag leggen op de verdere staatshervorming. De doelstellingen op korte termijn mogen de doelstellingen op middellange termijn niet in moeilijkheden brengen. Wat de homogenisering van de bevoegdheden betreft, verwijs ik naar het Vlaamse en het federale regeerakkoord. Hierbij onderstreep ik dat de inhoud belangrijker is dan de timing. Aan de orde is niet de communautarisering om te communautariseren. Wij verwerpen de blinde defederalisering. Het gaat immers om het optimaliseren van de beleidsvoering, ook in Vlaanderen. Wie het parlementaire werk interpreteert als vrijblijvend gepalaver, vergist zich schromelijk. Wij zullen ons er niet mee vergenoegen louter theoretische constructies op te zetten. Het komt er integendeel op aan concrete scenario´s uit te tekenen voor een zo goed mogelijke beleidsvoering. Het is geenszins nutteloos ons hierop voor te bereiden.
In dat verband verwijs ik naar de persoonsgebonden bevoegdheden, met name naar gezinsbeleid en gezondheidszorg. In haar beleidsbrief betreffende het gezondheidsbeleid heeft minister Demeester deze oefening opgenomen. Wij staan achter haar. Met het oog op een meer kwalitatieve behandeling en verzorging moet Vlaanderen de verdieping van zijn autonomie inzake gezondheidsbeleid voorbereiden. De genoemde beleidsbrief stelt in dit verband een reeks zeer interessante, pragmatische en concrete maatregelen voor met name voor het ziekenhuisbeleid. (Applaus bij de CVP)
De voorzitter: Minister-president Van den Brande heeft het woord.
Minister-president Luc Van den Brande (Op de tribune): Mijnheer de voorzitter, collega´s, het is niet de eerste keer, misschien zal het ook niet de laatste keer zijn, dat we met een interpellatie de gelegenheid krijgen ons standpunt te bevestigen.
Eerst en vooral, mijnheer Van Hauthem, ik ben het met u eens dat bepaalde zaken niet uit elkaar kunnen worden getrokken. Ook collega Denys en De Roo haalden dit aan. Ik wil daarmee aantonen dat de vijf prioriteiten van de Vlaamse regering onverkort voorrang blijven krijgen in de politieke actie. Het is altijd goed om dingen te herhalen zodat we goed weten waar we naar streven. Ik zal onze prioriteiten nogmaals opsommen: bevordering van de tewerkstelling, duurzame groei ; verbetering van het bestuur in al zijn elementen ; versterking van het stedelijk beleid ; leefmilieu en ruimtelijke ordening ; onderwijs en cultuur als basis voor de ontwikkeling van Vlaanderen.
Ik wil daar meteen aan toevoegen, wat ik stelselmatig gedaan heb bij de verdediging van het nieuwe Vlaamse regeerakkoord, bij de Septemberverklaring en bij de behandeling van de begroting: dit alles moet worden gerealiseerd met een orthodox en ordentelijk budget. Wij willen in 1998 tot een nulsaldo komen. Bovendien is de verruiming en verdieping van de institutionele realiteit in dit land onverbrekelijk verbonden met Vlaanderen. Misschien is het nuttig om de discussie die nu op Europees niveau wordt gevoerd, te volgen vanuit ons eigen institutioneel kader. Verdieping en verruiming blijven onze opdracht voor de komende periode. Daarover kan geen enkele twijfel bestaan.
Ik kon met mijn collega´s en met de sociale partners op 14 december 1995 een akkoord bereiken over onze eerste prioriteit. Hierbij kwamen veel aspecten van de sociale zekerheid aan bod. De ondernemingen met de grootste werkgelegenheidsbijdrage krijgen voorrang om te genieten van fiscale of parafiscale maatregelen. Dit was mogelijk op basis van de federale wetgeving. Het Waalse Gewest hoeft ons daar niet noodzakelijk in te volgen.
Het verlagen van de sociale lasten voor de social-profitsector is een tweede belangrijk aspect. Een derde voorbeeld zijn de werkervaringsprojecten en de lokale dienstenwerkgelegenheid, zoals de Plaatselijke Werkgelegenheidsagentschappen, de PWA´s. Deze moeten ook in aanmerking kunnen komen voor werkloosheidsuitkeringen. Deze standpunten, die we innamen en die rechtstreeks gekoppeld zijn aan deelhervormingen van de sociale zekerheid, bespreken we met onze federale collega´s. Er is zeker geen sprake van uitstel.
Bij de uitvoering van het tewerkstellingsakkoord komen deze punten aan bod en worden een aantal aanpassingen doorgevoerd.
De werkgelegenheid is de eerste zorg over alle fracties heen. Iedere Europese samenleving heeft de opdracht om de sociale zekerheid te moderniseren en te hervormen. Dit geldt zowel voor de Belgische samenleving met twee grote gemeenschappen en een derde Duitstalige, als voor cultureel homogene landen als Frankrijk, Duitsland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Maatschappelijke en intellectuele eerlijkheid is vereist. De hervorming en modernisering van de sociale zekerheid staan voor een stuk los van een gedifferentieerde communautaire aanpak. Ik wens een bevoegdheidstransfer onder behoorlijke omstandigheden. In Vlaanderen hebben we er geen belang bij dat historisch gegroeide scheeftrekkingen blijven bestaan in een aantal sectoren waar hervormingen noodzakelijk zijn. Onder Vlamingen waren we het er destijds bijvoorbeeld over eens dat een aantal federale maatregelen moesten getroffen worden vooraleer tot de communautarisering van de onderwijsbevoegdheden over te gaan.
Het is volgens mij niet verstandig om onze strategie gedetailleerd uiteen te zetten. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen niet objectieve en niet gerechtvaardigde transfers. De risico´s die iemand in de samenleving loopt, dienen een behoorlijke kwalitatieve dekking te krijgen. Er is ook de doelmatigheid van elk van de onderdelen van het stelsel van de sociale zekerheid. Er is een essentieel onderscheid tussen de arbeidsgebonden en de niet arbeidsgebonden risico´s. Dit blijft onze opvatting.
Uitgaande van deze objectieve doelstellingen, los van het Belgische gegeven en vanuit een Europees perspectief, dient lidstaat per lidstaat te worden bekeken hoe fatsoenlijke, goede en menselijke voorwaarden de risico´s kunnen dekken.
Er is echter ook een tweede punt, dat zeer belangrijk is en toch vaak wordt vergeten. In 1989 hebben elf van de twaalf toenmalige lidstaten het Sociale Handvest goedgekeurd, Groot-Brittannië was de enige uitzondering. Het Sociaal Charter van Straatsburg in 1989 heeft de basis gelegd voor een sociale sokkel in Europa. Het is vanzelfsprekend dat ook in de nieuwe, intergouvernementele conferentie op het vlak van de sociale dekking en op het vlak van het invullen van sociale risico´s er een Europese convergentie tot stand komt, te meer omdat normaal gezien vanaf 1999 de monetaire unie ingaat en de context van een discussie Sociale Zekerheid, zoals zovele andere zaken, helemaal anders zal liggen. We zullen dan in een volledig nieuw landschap komen. Toevallig ook in 1999, niet omdat dit samenvalt met het einde van onze zittingsperiode, maar wel omdat het samenvalt met essentiële veranderingen in Europa waar de 19de-eeuwse idee van de natiestaat in grote mate een andere invulling zal krijgen en regionale, autonome deelgebieden een heel andere opdracht zullen krijgen in Europa.
De voorzitter: Mevrouw Maes heeft het woord.
Mevrouw Nelly Maes: Mijnheer de voorzitter, de vergelijking met onderwijs heeft natuurlijk haar waarde, maar ik zou toch graag nog enige verduidelijking krijgen. Bedoelt de voorzitter van de Vlaamse regering dat we eerst moeten beginnen met de lat gelijk te leggen, zoals men dat in het onderwijs noemde? Dit heeft er ons toe gebracht dat het Vlaamse onderwijs eerst even duur moest worden als het Franstalige, ik denk hierbij aan het eenheidstype. Dit noopt ons nu tot een zeer moeizame operatie van sanering van het secundair onderwijs. Ik denk dat deze manier van werken ook heeft getoond wat de nadelen ervan zijn. Ik wil er ook de nadruk op leggen dat het systeem van het goedpraten van de transferten nu al ongeveer twintig jaar duurt. Gaat u er nog eens twintig jaar over doen vooraleer u drastisch ingrijpt?
Minister-president Luc Van den Brande: Mevrouw Maes, ik weet natuurlijk ook wel dat het twee verschillende soorten dossiers zijn. Ik heb echter naar analogie willen handelen omdat het gewoon tot de plicht behoort van de federale regering - dit is trouwens ook het federale regeerakkoord - om een aantal hervormingen door te voeren die ten eerste de kwaliteit versterken met het oog op de risico´s die zich aandienen, en ten tweede om scheefgegroeide situaties recht te trekken.
Mijnheer de voorzitter, ik kom dan meer concreet bij de manier waarop we de zaken zullen aanpakken. Eerst en vooral wil ik de heer Van Grembergen danken voor de steun die hij heeft gegeven, ik kom daar straks nog op terug. Ik wil in alle duidelijkheid zeggen dat ik u kan bevestigen dat volgende maand, zoals ik ook reeds in december heb verklaard, er een omstandige nota zal worden ingediend in de commissie Staatshervorming, zoals we gezamenlijk hebben afgesproken. Deze nota zal een stand van zaken bevatten op basis van verschillende elementen die ik ondertussen heb verkregen en waarmee ik het dossier thans opbouw. Deze elementen hebben ten eerste te maken met de evaluatie door de Vlaamse administratie van de huidige situatie op het terrein. In 1992 heeft de administratie dergelijke oefening verricht en heeft ons zo zeer goed geholpen bij de behandeling van de Sint-Michielsakkoorden.
Ten tweede kom ik terug op wat ik gezegd heb over de Europese evolutie. We zullen in ieder geval bekijken hoe we tot grotere financiële en fiscale verantwoordelijkheid kunnen komen, rekening houdend met de Europese evolutie, omdat een van de niet communautaire, maar wel inhoudelijke tekorten van de huidige staatshervorming precies ons gebrek aan financiële en fiscale verantwoordelijkheid is.
Ik beschik over teksten uit 1979, waarin men ervan uitgaat dat de verantwoordelijkheid op het vlak van de bevoegdheden moet worden gekoppeld aan een maximale eigen fiscale en financiële verantwoordelijkheid. Daarover is men het intussen eens over alle partijgrenzen heen.
De kernvraag is dus hoe we de autonomie van Vlaanderen zullen uitwerken binnen de nieuwe Europese Unie en wat het basiskader van de Belgische economische en monetaire unie inhoudt. Op dit punt moet de verantwoordelijkheid ernstig uitgeput worden.
Het gaat ten derde niet enkel om een verfijning, maar ook om een inhoudelijke verdieping van de bevoegdheden die ons moeten worden toegewezen, en waarvoor we uiteraard partners nodig hebben. In tegenstelling tot uw beweringen, mijnheer Denys, bestaat over het regeerakkoord geen enkele onduidelijkheid en geen enkele discussie tussen de regeringspartners in de Vlaamse regering. Ik verwijs hierbij naar de uitdrukkelijke stellingen in het document Vlaanderen-Europa 2002 en in andere documenten.
Als ik echter naar de commissie stap met het document dat ik aan het voorbereiden ben, dan spreekt het voor zich dat daarover ook een opinie van de regeringspartijen bestaat. Ik onderstreep dat ik samen met alle fracties van de Vlaamse Raad, zowel meerderheid als oppositie, een consensus zoek over de zaken, die tot een platform moeten leiden voor een dialoog. Dat is immers de correcte benadering en de invulling van het regeerakkoord. Bij de start van deze regering heb ik de hoop uitgedrukt om in een aantal domeinen de verhouding tussen meerderheid en oppositie op een andere manier te kunnen benaderen. Daarom is het onze plicht om een consensus te zoeken over wat wij als onze verantwoordelijkheid zien.
Wanneer de hervorming van de sociale zekerheid op federaal niveau zou ingaan tegen wat wij hier opbouwen in de consensus waar ik op hoop, dan zou dit tekort doen aan de invulling van het onafhankelijke en autonoom tot stand gekomen Vlaams regeerakkoord. Daarom is deze consensus niet alleen principieel, maar ook praktisch uiterst belangrijk in het licht van de timing van het moment waarop men een bijzondere meerderheid moet vinden om tot een aantal hervormingen te komen. Ik geloof in een koninkrijk zoals het onze.
De voorzitter: De heer Van Grembergen heeft het woord.
De heer Paul Van Grembergen: Mijnheer de ministerpresident, ik vat uw betoog even samen, zodat er geen misverstanden zijn. U komt naar de commissie voor Staatshervorming, Algemene Zaken en Verzoekschriften met een stand van zaken. In deze commissie leggen we een soort nieuw tienpuntenprogramma vast. Het kunnen er ook zeven zijn. Fiscaliteit en homogene bevoegdheidspakketten behoren er onder meer toe. Eigenlijk insinueert u ook een tweepijlerssysteem.
Ik tracht iets dieper te graven dan wat u letterlijk heeft gezegd. U voegt er immers aan toe dat, eenmaal we het over deze punten eens zijn, het in ieder geval onmogelijk is dat de meerderheidspartijen in het federale parlement, die ook hier zitting hebben, hun goedkeuring geven aan tegenstrijdigheden ten opzichte van wat het zeven-, acht-,of tienpuntenakkoord voorstelt. Dit zou een politieke onmogelijkheid zijn. Heb ik dit goed begrepen?
De voorzitter: De heer Denys heeft het woord.
De heer André Denys: Mijn vraag sluit aan bij wat de heer Van Grembergen heeft gezegd. Mijnheer de minister- president, u nodigt iedereen uit om in consensus, over de partijgrenzen en meerderheid tegen oppositie heen, te komen tot een gemeenschappelijk platform. Ik wil niet vooruitlopen op de inhoudelijke discussie, maar volgens mij is dit mogelijk. Inclusief wat het onderdeel van de twee pijlers betreft, wat belangrijk is. Krijgen we het engagement dat de partijen die dit op het federale vlak moeten realiseren, geen beslissingen nemen die tegenstrijdig zijn met wat in uw programma staat?
De voorzitter: Minister-president Van den Brande heeft het woord.
Minister-president Luc Van den Brande: Heren Denys en Van Grembergen, u hebt me goed begrepen. We zitten in het verkeerde debat als u de voorzitter van een van de partijen wil interpelleren over zijn standpunten. In dat geval is er maar één goede weg. U moet lid worden van deze partij en dan hebt u de democratische mogelijkheid om er vragen over te stellen. Ik hoef hier dus niet te analyseren wat elk van de respectieve partijvoorzitters heeft gezegd. Ik heb wel gelezen en gehoord dat de SP-voorzitter uitdrukkelijk heeft gesteld dat we in 1999 eigenlijk niet meer zullen spreken over staten in Europa. Het is ook mijn opinie, dus we zitten op dezelfde golflengte. Aan de ene kant zal er de Europese Unie zijn en aan de andere kant activiteiten die een bepaalde verantwoordelijkheid proberen in te vullen en die ook dicht genoeg bij de bevolking staan om aan haar behoeften te voldoen. Met dit in het achterhoofd wil ik toch even de link leggen met wat CVP-voorzitter Van Hecke heeft gezegd. De pers geeft de dingen natuurlijk altijd volledig en genuanceerd weer, maar is noodzakelijkerwijze - zoals ook wij - soms wat selectief in deze weergave. Wat heeft de CVP-voorzitter gezegd? Dat een aantal hervormingen hoe dan ook moeten worden doorgevoerd, wat ook mijn opvatting is. Ik hoop dat we hier voldoende duidelijk over zijn.
Wat heeft de voorzitter van de CVP daaraan toegevoegd? Dat er geen federale hervorming kan komen die onze beleidsopties zou hypothekeren. U hebt mij goed begrepen, collega´s: zelfs indien in de Vlaamse Raad een consensus tot stand komt, dan moeten we, zoals de democratie dat voorschrijft, met onze partner tot een dialoog komen. We kunnen niet eenzijdig een einddatum voor die hervorming opleggen. We moeten met oog voor consensus en met duidelijke opvattingen en niet vanuit een conflictuele instelling onze standpunten verdedigen.
De voorzitter: De heer Van Grembergen heeft het woord.
De heer Paul Van Grembergen: Twee aspecten moeten worden gescheiden. Enerzijds moeten we vastleggen wat er moet gebeuren ; anderzijds moeten we een strategie ontwikkelen. Over die strategie zullen er grote meningsverschillen opduiken. Daarom wil ik het ene aspect niet met het andere verwarren. Indien we bijvoorbeeld een bepaalde datum zouden willen opleggen, dan zullen anderen misschien op de rem staan om de programmatisch-inhoudelijke discussie te beperken. Het algemeen belang van de Vlaamse Gemeenschap is ons en uw uitgangspunt. De programmatische invulling moet in afspraak, maar toch maximaal gebeuren. In tweede orde moet over de strategie worden gesproken. Wat ons betreft, kan het niet snel genoeg gaan.
1999? Voor ons mag het in 1997 zijn. Maar deze discussie mag het gesprek over de inhoudelijke aspecten niet beïnvloeden. Ik hoop dat daarover eensgezindheid zou kunnen ontstaan.
De voorzitter: De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem: Mijnheer de minister-president, drukken uw laatste woorden de idee uit dat de gevolgen van de hervorming van de sociale zekerheid op het federale niveau niet kunnen worden gescheiden van de discussie over de homogene bevoegdheidspakketten en de transfers?
Minister-president Luc Van den Brande (Op de tribune): Ik heb uitdrukkelijk gesteld dat een aantal hervormingen zeker moeten worden doorgevoerd. Deze hervormingen moeten worden losgekoppeld van wat we de Belgische werkelijkheid zouden kunnen noemen. In Nederland werden een aantal hervormingen inzake de arbeidsongeschiktheid doorgevoerd. Zoals u weet, heeft elk stelsel van sociale zekerheid een restsector, waarin mensen terecht komen die niet eenduidig in een bepaalde sector van het stelsel kunnen opgenomen worden. In België was en is dat wellicht nog steeds de werkloosheidssector; in Nederland was dat de WAO.
Er moeten in ieder geval hervormingen komen in Europa omdat de sociale zekerheid in Zuidoost-Azië en de Verenigde Staten zich anders aftekent. De federale regering moet hier een aantal opdrachten vervullen. Deze hervormingen mogen echter geen hypotheek leggen op of tegenstrijdig zijn met datgene wat we hier in consensus tot stand kunnen brengen. Op die manier werpen we een volmaakte brug tussen onze grondopvatting en de opdracht van anderen. Samen met jullie, de fracties van de meerderheid en naar ik hoop ook de fracties die niet tot de meerderheid behoren, ben ik enkel en alleen gebonden door het Vlaams regeerakkoord. Dat is mijn belangrijkste opdracht, die ik tijdens deze zittingsperiode moet vervullen.
De voorzitter: De heer Denys heeft het woord.
De heer André Denys: Betekent het weigerachtig optreden van uw collega Collignon dat een dialoog van gemeenschap tot gemeenschap op dit ogenblik onmogelijk is? Is dat een juiste conclusie of niet? Als dit zo is, is er dan een federale weg om de realisatie van uw regeerakkoord nog mogelijk te maken?
De voorzitter: Minister-president Van den Brande heeft het woord.
Minister-president Luc Van den Brande: Alles op zijn tijd. U trekt voorbarige conclusies. Wij moeten eerst weten wat we zelf willen. Ik heb dat reeds eerder gezegd. Als men de kritiek uit dat de Belgische staatshervorming te ingewikkeld is, is dat gedeeltelijk terecht. Onze organisatie is iets ingewikkelder dan die van andere landen. Maar als we zelf verward zijn, zorgen we zeker voor verwarring bij de buitenwereld. We moeten daarom duidelijk zijn in onze opvattingen. De reactie van de voorzitters in het zuiden van dit land is u waarschijnlijk wel opgevallen. De heer Deprez zegt uitdrukkelijk dat hij geen voorstander is van een afwijzingsfront. De heer Busquin heeft juist hetzelfde gezegd en ook de verantwoordelijke van Ecolo heeft dit standpunt ingenomen. Het is niet aangewezen om nu reeds te zeggen welke weg we zullen bewandelen. Ik pleit voor een consensus, die we in alle openheid in deze Vlaamse Raad tot stand moeten brengen. Jullie, als rechtstreeks verkozenen, en wij moeten elkaar vinden in een discussie, die geen bezigheidstherapie mag zijn voor dames en heren op het Martelarenplein, in de Wetstraat of in het nieuwe parlementsgebouw. Het is onze opdracht om de publieke opinie duidelijk te maken dat de hervorming van instellingen geen theoretische aangelegenheid is. Wij willen de vijf prioritaire punten van het Vlaamse regeerakkoord volledig naleven en dit in volle overtuiging, te beginnen met werkgelegenheid en duurzame groei. De invulling van dit beleid kan worden versterkt en kwalitatief worden verbeterd, als we allen onze verantwoordelijkheid nemen. Als we een economisch krachtig en een sociaal Vlaanderen tot stand willen brengen, is het een sociale imperatief om meer autonomie tot stand te brengen in Vlaanderen. (Applaus bij de meerderheid)
De voorzitter: De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem (Op de tribune): Mijnheer de minister-president, met onze interpellatie hadden wij niet meteen de bedoeling na te gaan of u de beloftes in uw regeerakkoord gestand doet. U hebt uw regeerakkoord nogmaals omstandig uit de doeken gedaan, maar de vraag van de heer Denys en mijn vraag werden deskundig verdronken. Aan de ene kant zegt u dat u het regeerakkoord trouw blijft - en dat is juist, dat zou er nog aan ontbreken - maar aan de andere kant roept u in dat er zich in het buitenland, los van de Belgische werkelijkheid, ook hervormingen opdringen. In België kan de hervorming van de sociale zekerheid echter onmogelijk los van de Belgische werkelijkheid worden gezien, want ze vormt er als het ware de kern van. Het enige wat u hier bent komen zeggen, is dat u niet zal dulden - en we weten dat ook uw voorzitter Van Hecke drie weken lang niet zou dulden dat Vlaanderen een melkkoe bleef - dat op het federale vlak maatregelen worden genomen inzake de hervorming van de sociale zekerheid, die uw standpunten in de toekomst zouden kunnen hypothekeren. Wat moeten wij daaronder in godsnaam verstaan? Wij hadden verwacht dat u tenminste de moed zou hebben te verklaren dat in de komende discussies over de sociale zekerheid onze punten uit ons regeerakkoord moeten ter sprake komen. Maar u verklaart dit niet. U biedt geen enkele garantie dat de hervorming van de sociale zekerheid aan uw eisen zal tegemoetkomen. Vandaar dat wij vrezen dat de discussie over het tweepijlerssysteem niet gevoerd zal worden. De verklaringen van de Waalse politici tonen overigens aan dat onze vrees gegrond is. Zij willen eerst hun positie op het financiële vlak consolideren en vervolgens kan er dan tegen 1999 eventueel gepraat worden over de staatshervorming, voor zover er dan nog gespreksstof overblijft.
Deze strategie lijkt me bijzonder gevaarlijk, vooral vanuit de wetenschap dat Wallonië er alles zal voor doen om tegen 1999 op het financiële vlak geen vragende partij meer te moeten zijn. Zij hebben op dat punt overigens overschot van gelijk. Dat is dus het zoveelste rookgordijn.
Mijnheer De Roo, u ontkent dat hieromtrent enige polarisatie zou bestaan in de CVP. Maar hoe legt u dan de verschillende uitspraken van leidinggevende CVP-ers uit? Waarom roept de heer Van Hecke eerst A en schreeuwt hij na de reacties van Dehaene en van Wallonië B? Uit kranteknipsels blijkt dat leden van het CVPpartijbestuur in feite gezegd hebben dat de communautaristen hebben verloren. Mijnheer de minister-president, de communautaristen in uw partij hebben inderdaad verloren. U hebt het moeten afleggen tegen premier Dehaene. Mijnheer De Roo, ik weet dat de standpunten van de CVP bijzonder genuanceerd zijn, en zelfs zodanig genuanceerd dat er op het einde geen standpunten meer zijn. (Applaus bij het VB)
De voorzitter: De heer Voorhamme heeft het woord.
De heer Robert Voorhamme (Op de tribune): Mijnheer de voorzitter, collega´s, na de verklaringen van de minister- president wens ook ik te herhalen dat onze partij zich uitdrukkelijk heeft ingeschreven in de uitvoering van het regeerakkoord. De SP is niet de partij die iedere hervorming in de weg zal staan, noch op het inhoudelijke vlak, noch op het vlak van de timing. Maar voor ons moet de voornaamste doelstelling van een nieuwe hervorming van onze institutionele structuren, net zoals van de hervorming van de sociale zekerheid, de kwaliteit van het resultaat en de stevigheid van het draagvlak zijn. Zoniet leveren we dilettantenwerk af. Meer bepaald met betrekking tot de interpellatie van vanmorgen wil ik zeggen dat de hervorming van de sociale zekerheid een dringende aangelegenheid is. Zoals de minister-president het zei, geldt dit niet alleen voor ons land. Dat dit een nodige en dringende opdracht is, hebben we duidelijk naar voren gebracht, ook tijdens de verkiezingen: u moet er ons niet van overtuigen. Iedereen met gezond verstand is er op dit ogenblik van overtuigd. Vandaar dat we niet van zins zijn in de val te trappen van degenen die de besprekingen rond de sociale zekerheid in de communautaire loopgrachten willen voeren. Dat zou betekenen dat we in de val trappen van degenen die niet willen dat die hervorming er komt, althans niet op korte termijn. Mijnheer Van Hauthem, dit zou inhouden dat we onze sociale zekerheid verkopen.
De tussenkomsten vanuit bepaalde oppositiepartijen zijn te begrijpen en logisch. Ik begrijp dat de oppositie zich zorgen maakt, omdat men meende dat er misschien een meningsverschil tussen de meerderheidspartijen bestond over de toepassing van het regeerprogramma. We herhalen vandaag, zoals de minister-president dat deed en zoals u hebt kunnen vaststellen: er is geen meningsverschil. Het spijt u misschien, maar wij zijn er tevreden over.
Met redenen omklede moties
De voorzitter: Door de heren Denys, Van Hauthem en De Roo werden tot besluit van deze actuele interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten uiterlijk 24 uur na de sluiting van de vergadering zijn ingediend.
De Raad zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.