Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vergadering van 03/04/2014
De voorzitter : Mevrouw Eerlingen heeft het woord.
Mevrouw Tine Eerlingen : Minister, vijf jaar geleden werd in het regeerakkoord afgesproken dat met betrekking tot het geluidsbeleid een socio-economische studie zou worden opgemaakt waarin de kosten, inclusief de gezondheidskosten, en baten van de nachtvluchten worden berekend. Tijdens de bespreking van de beleidsbrief Mobiliteit en Openbare Werken in december 2010 stelde u dat de eerste stappen voor de opmaak van het bestek al gezet waren en dat de studie in de tweede helft van 2011 zou kunnen aanvatten.
Ik heb dan een aantal schriftelijke opvolgingsvragen gesteld. In oktober 2011 antwoordde u dat het de bedoeling was dat het bestek nog dat jaar werd afgerond, zodat het begin 2012 op de markt kon worden geplaatst. Op mijn vervolgvraag van 21 december 2012 antwoordde u dat de voorgestelde projectdoorloop werd doorkruist door het invoeren van een standaardmethodiek die binnen het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare werken werd ingevoerd voor het opstellen van maatschappelijke kosten-batenanalyses (MKBAs). Die methodiek werd in 2012 opgesteld en in de loop van 2013 doorgevoerd. Een nieuwe inschatting van het in de markt plaatsen van het bestek was eind 2013, begin 2014. Een opgeleverde studie zou zo nog net binnen de bestuursperiode vallen.
Uit het antwoord op mijn laatste vraag hierover, dat ik eind maart binnenkreeg, bleek echter dat er opnieuw vertraging is opgelopen. Het bestek zou nog in opmaak zijn en zou eerst nog moeten worden afgestemd op het masterplan voor Brussels Airport, dat heden in opmaak is. De aanbesteding wordt eind 2014 verwacht.
Minister, als u zegt dat de aanbesteding pas voor het einde van 2014 is, heb ik de indruk dat het pas de volgende regering is die zal uitmaken of de studie er komt of niet. De bepaling uit het regeerakkoord is in ieder geval niet gehaald. Daarom wil ik u een aantal vragen stellen. Bent u ervan overtuigd dat deze studie relevant is? Bent u van oordeel dat ze relevante gegevens kan bevatten voor het voeren van een beleid rond geluidsoverlast rond de luchthaven? Hoe staat Brussels Airport zelf tegenover de studie? In welke mate is daar overleg met hen over? Wat zijn volgens u de raakvlakken met het masterplan voor Brussels Airport? In welke mate kunnen die invloed hebben op het bestek dat nu in opmaak is? In de loop van 2012 en 2013 werd de MKBA-methode opgesteld. Wordt die dan integraal toegepast voor deze studie?
De voorzitter : Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits : Collegas, het klopt dat er een bepaling is opgenomen in het regeerakkoord. Het onderzoek naar de kosten en baten van die vluchten is uiteraard zeer relevant in het kader van dit beleid. Dat is ook de reden waarom het onderzoek wordt uitgevoerd. Het was niet mogelijk om eerder met de studie te starten, omdat het door het masterplan dat door Brussels Airport in het vooruitzicht is gesteld, als een van de scenarios moest worden meegenomen. Zolang dat er niet was, had het weinig zin om een grondige studie te doen.
De Brussels Airport Company (BAC) heeft meegedeeld dat ze geen standpunt inneemt over de opportuniteit van dergelijke onderzoeken. Ik denk dat het zeer opportuun is om dat te doen. In zon socio-economisch onderzoek worden een aantal scenarios onderzocht. Daarbij is het belangrijk dat minstens het scenario van het masterplan van de luchthaven mee onderzocht wordt. Het is ook mogelijk dat het masterplan al onderdelen van of relevante informatie voor die socio-economische studie bevat, die ingebracht kunnen worden in de socio-economische studie met betrekking tot de nachtvluchten. Het masterplan kan met andere woorden al een aantal bouwstenen bevatten, vandaar dat afgesproken is dat dat erin moest worden meegenomen.
De uitgewerkte methodiek die wij opgemaakt hebben voor MKBAs, is in eerste instantie opgemaakt met het oog op infrastructuurprojecten en kan bijgevolg niet één op één toegepast worden voor het onderzoek rond nachtvluchten. Het is wel de bedoeling om de opgemaakte methodiek in maximale vorm aan te wenden in het onderzoek rond de nachtvluchten. Onder andere het gebruik van de kerngetallen en de verschillende stappen van de standaardmethodiek zullen worden gevolgd, zodat er uniformiteit is met alle andere onderzoeken. Het is dus niet de bedoeling om de studie helemaal niet uit te voeren, maar het masterplan is hoe dan ook een van de bouwstenen die moesten worden meegenomen.
De voorzitter : Mevrouw Eerlingen heeft het woord.
Mevrouw Tine Eerlingen : Bedankt, minister. Ik ben blij dat u deze studie niet onder tafel veegt en dat de studie dus kan voortgaan. Ik vind het wel een beetje jammer dat het zo lang geduurd heeft en dat er altijd nieuwe elementen opduiken. Men kan natuurlijk blijven wachten op nieuwe elementen die opduiken vooraleer men van start gaat met de echte studie. Op een bepaald punt moet men wel effectief starten met de studie.
Het kan inderdaad relevant zijn, en ik begrijp dat het masterplan van Brussels Airport belangrijke informatie kan bevatten, maar men kan het ook omgekeerd bekijken: deze studie kan ook een invloed hebben op hoe met deze luchthaven omgegaan wordt. Tijdens de bespreking van de beleidsbrief in 2010 hebt u zelf gezegd dat de studie zou worden opgenomen in de strategische visievorming rond de luchthaven van Zaventem en de acties in het kader van het Strategisch Actieplan voor Reconversie en Tewerkstelling in de luchthavenregio (START). Ik denk dat dit zeer nuttige informatie kan bevatten om daar verder beleid rond te voeren. De vraag is dan natuurlijk wat er eerst moet komen. Ik hoop in elk geval dat de studie er nu effectief komt en niet al te lang meer op zich zal laten wachten.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.