Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie
Vergadering van 03/04/2014
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Minister, eind februari klaagde Fedustria aan dat hout geschikt voor meubelmakerij en platenmateriaal, naar zwaar gesubsidieerde verbranding voor energie gaat. Concurrentievervalsing, klonk het dan, want de houtprijs stijgt daardoor te veel en de betrokkenen strijden met ongelijke wapens.
Hout- en papierfederaties Fedustria en Cobelpa hadden in 2011 echter wel hun zegen gegeven voor een uitzondering aan Electrabel om houtpellets te verbranden. Het betreffende hout was ander hout dan de sector nodig had, stelden ze. Het akkoord, of eerder een soort vergelijk, tussen genoemden, liep eind 2013 af, want we zitten blijkbaar met een heel andere context.
Blijkbaar komen de federaties nu terug op hun standpunt van 2011. Ze stellen dat er nu wel sprake is van oneerlijke concurrentie omdat het hout dat in de oven gaat, ook een grondstof kan zijn voor de houtsector. De aanleiding van hun bekommernis was dat er in Gent en Genk twee houtpelletcentrales gepland zijn.
Het akkoord uit 2011 werd dus niet hernieuwd. Electrabel zelf zegt geen subsidies meer ontvangen te hebben sinds 2014. Dat wordt dan weer in twijfel getrokken door anderen. Intussen laat Fedustria weten dat een nieuw vergelijk vinden, erg lastig wordt. We hebben het hier al eens kort over gehad in de plenaire vergadering bij een actuele vraag, maar misschien kunnen we vandaag iets dieper op de problematiek ingaan.
Minister, in de plenaire vergadering van 26 februari, waar het thema aan bod kwam, verwees u meermaals naar de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG), die moet onderzoeken of er inderdaad anno 2014 een concurrentienadeel gekomen is voor de houtsector bij de aankoop van hout, een concurrentienadeel dat er in 2011 niet was. Hoe ver staat de VREG in haar onderzoek? Is het uitblijven van een vergelijk tussen de eigenaar van de Max Greencentrale en Fedustria voor een continuering van de gesubsidieerde houtverbranding, een reden voor u om die uitzonderingsregel, toegestaan voor de centrale van Electrabel, ongedaan te maken? Wat zal uw standpunt zijn indien Fedustria en Electrabel alsnog een vergelijk vinden voor een hervatting van de gesubsidieerde houtverbranding? Het is niet helemaal duidelijk of de subsidiëring voor de Max Greencentrale van Electrabel is stopgezet voor 2014. Werden er reeds subsidies uitbetaald voor dit jaar? Als er uitbetaald werd, vindt u dan dat de nieuwe context een reden is om eventuele subsidies terug te vorderen?
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Voorzitter, ik sluit me graag aan bij de terechte vragen die collega Vandaele stelt. Ik herinner me nog dat enkele jaren geleden Electrabel op een hoorzitting een presentatie gaf over hoeveel biomassacentrales erbij moeten komen om onze doelstellingen te halen tegen 2020. Toen zeiden een aantal partijen dat biomassaverbranding de meest eenvoudige en meest kostenefficiënte manier is om onze groenestroomdoelstellingen te halen. Dit verhaal plaatst meteen een aantal kanttekeningen. De bezorgdheid van Fedustria is, zoals collega Vandaele stelde, ingegeven door het feit dat er twee nieuwe biomassacentrales zouden komen.
Minister, bij een vorige vraagstelling enkele weken geleden, zei u dat er nog geen definitieve beslissing is genomen. Ik zou graag willen weten wat de stand van zaken is. Toen was er een voorlopige bandingfactor berekend. Is de investering definitief? Is er ook een definitieve bandingfactor berekend?
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Freya Van den Bossche : De VREG kent groenestroomcertificaten toe voor de productie van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen. Een van die hernieuwbare bronnen is biomassa, waaronder houtstromen die niet gebruikt worden als industriële grondstof, conform het Energiebesluit. De VREG heeft dat stukje uit het Energiebesluit in een mededeling in detail gedefinieerd. Daarbij worden een aantal reststromen aanvaard, evenals andere houtstromen waarvan Cobelpa en Fedustria verklaren dat zij deze niet als industriële grondstof gebruiken. Die verklaringen werden telkens afgeleverd voor een periode van twee jaar, omdat de situatie natuurlijk kan evolueren. Men kan op een bepaald moment iets als grondstof gebruiken dat men eventueel vroeger niet gebruikte. Dit reglementaire kader is in de loop van deze legislatuur niet veranderd, het is er nog een van vorige legislatuur.
De houtstromen die in Max Green werden gebruikt, werden tot eind 2013 gedekt door dergelijke verklaringen. Voor de periode die begon op 1 januari 2014 hebben de sectorfederaties geen verklaring afgeleverd. Met andere woorden: er is niet verklaard dat de houtstroom in kwestie niet wordt gebruikt door de industrie. Conform de regelgeving kunnen er dan ook geen certificaten worden toegekend. Op 7 februari 2014 hebben Cobelpa en Fedustria de VREG laten weten geen dergelijke verklaring te willen afleveren. De VREG heeft toen even overwogen of een overgangsmaatregel nuttig zou zijn. Die maatregel zou erin kunnen bestaan de door Max Green gebruikte stromen tot bewijs van het tegendeel niet als een industriële grondstof te beschouwen.
Ik heb vanzelfsprekend onmiddellijk gevraagd de situatie nader te onderzoeken. Ik verwijs in dit verband naar het debat dat we hierover naar aanleiding van een actuele vraag tijdens een plenaire vergadering hebben gehouden.
De regelgeving is duidelijk en voorziet niet in dergelijke overgangsmaatregelen. Daarop heeft de VREG Fedustria en Cobelpa gevraagd wat meer duidelijkheid te scheppen. Op 10 maart heeft Fedustria de VREG een brief gestuurd waarin Fedustria stelt dat de bewuste houtstromen wel degelijk worden gebruikt. Om die stelling te staven, zijn fotos meegestuurd. Hierop heeft de VREG vanzelfsprekend beslist voorlopig geen certificaten toe te kennen. De VREG heeft dit op 12 maart 2014 door middel van een brief aan Max Green laten weten.
Vanzelfsprekend heb ik met de administratie gepraat. Om alle informatie op een rijtje te krijgen, heb ik vanzelfsprekend met de administratie gepraat. Ik heb ook contact opgenomen met de regulator. De sectorfederaties hebben me verteld dat ze sinds de beslissing om geen verklaring af te leggen, meermaals zijn gecontacteerd door Max Green met de vraag hun positie te herzien.
Ik vind, voor alle duidelijkheid, dat de aflevering van dergelijke attesten niet het voorwerp moet uitmaken van een afspraak tussen een bedrijf en een sector. Een grondstof wordt gebruikt of niet gebruikt. De regelgeving is gekend. Daarin worden geen marktafwegingen gemaakt. De vraag is gewoon of een grondstof al dan niet als industriële grondstof wordt gebruikt. Indien dat zo is, kunnen de federaties niet anders dan naar waarheid geen attest af te leveren. Indien dat niet zo is, kunnen ze een attest afleveren. Zij zijn natuurlijk ook gebonden aan de waarheid die ze moeten attesteren of op basis waarvan ze geen attest afleveren.
Ik heb de federaties gerustgesteld. Ik heb hun verteld dat ze niet anders kunnen dan simpelweg van de waarheid uitgaan en dat ik hun zeker niets anders zou vragen. Op 18 maart 2014 hebben Cobelpa en Fedustria de VREG laten weten eventueel bereid te zijn specifiek voor Max Green een uitzondering toe staan. De redenering is daarnet al even aangehaald. Die ene centrale veroorzaakt in de praktijk geen economisch probleem. De vraag naar pellets zou verder kunnen stijgen en zou een effect op de prijs kunnen hebben. Hun beslissing is allicht door die bezorgdheid ingegeven. Ze komen hiermee tegemoet aan de zeer expliciete vraag van Max Green om de eigen positie te herzien.
Ik blijf erbij dat er geen juridische basis is voor een toelating om een grondstof voor een bepaalde centrale niet en voor een andere centrale wel als industriële grondstof te laten gelden. Dat kan niet. Als het om dezelfde grondstof gaat, is dat niet logisch. Die grondstof wordt gebruikt of niet gebruikt. Dat heeft gevolgen voor alle centrales of voor geen enkele centrale. We kunnen die beslissingen niet op maat van een bedrijf nemen.
Ik heb de mensen van Max Green ook ontvangen. Ze hebben me gevraagd of een overgangsmaatregel mogelijk zou zijn. Ze vertrekken vanuit de ingeving dat wat al is verbrand, toch niet meer door de industrie kan worden gebruikt, en dat wat onderweg is, volgens hen ook niet kan worden gebruikt. Ik heb hun mijn aanvoelen meegedeeld, maar ik neem natuurlijk de eindbeslissing niet. Ik heb gewezen op de bevoegdheden van de VREG en van het Vlaams Energieagentschap (VEA). Volgens mij is er geen wettelijke basis waarop dergelijke overgangsmaatregelen kunnen worden gebaseerd.
Een ander aangehaald argument houdt in dat er een verschil is tussen Canadese en Europese pellets. Max Green volgt de redenering dat zij de toestemming moeten krijgen die pellets verder te verbranden en hiervoor groenestroomcertificaten willen ontvangen en dat we die toelating niet mogen geven aan mensen die nog willen investeren. Ik heb in dit verband dezelfde logische houding aangenomen. Iets wordt als industriële grondstof gebruikt of niet gebruikt. We kunnen niet stellen dat het een grondstof is als de ene partij het aanvraagt en geen grondstof is als de andere partij het aanvraagt. Ik heb de mensen van Max Green verteld dat de VREG volgens mij correct heeft gehandeld door hun geen certificaten toe te kennen.
Gisteren heb ik van de VREG en van het VEA vernomen dat Max Green een andere piste lijkt te volgen. Max Green zou aan de hand van technische criteria duidelijk trachten te maken dat de houtstromen niet dezelfde zijn. De houtstromen die zij gebruiken, zouden niet geschikt zijn als industriële grondstof. Ze zouden dit kunnen aantonen. Ze rekenen erop of hopen dat de sectorfederaties hun houding op basis hiervan zouden wijzigen en wel een attest zouden afleveren.
Het is voor mij onmogelijk te weten waartoe een dergelijke piste en houding leidt. De meest recente informatie waarover ik beschik, houdt in dat de sectorfederaties niet van plan zijn dergelijke attesten af te leveren. Ik kan echter niet in hun hoofden kijken. Ik weet niet of ze die positie zullen handhaven.
Het reglementaire kader is in elk geval niet gewijzigd. De VREG kan enkel op basis van de verklaringen van Fedustria en van Cobelpa certificaten toekennen. Die verklaringen zijn niet afgeleverd. Bijgevolg zijn voor de periode vanaf 1 januari 2014 ook geen groenestroomcertificaten toegekend. De beslissing van de VREG om voorlopig niets toe te kennen, komt neer op een soort schorsing.
De procedure om die certificaten al dan niet toe te kennen, loopt telkens enkele maanden na de aanvraag. De heer Pictoel heeft me verteld dat de formele vraag nog niet voorligt. De VREG heeft Max Green in de brief van 12 maart 2014 echter duidelijk laten weten dat voorlopig nog geen certificaten worden toegekend. Dat is de situatie op dit moment.
Mijnheer Sanctorum, er is nog altijd geen definitieve bandingfactor voor de eventuele nieuwe centrales.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Voorzitter, collegas, minister, ik ben zeer blij met het bijzonder heldere antwoord. Ik had al veel vaker en vroeger naar deze commissie moeten komen. Helaas is het nu te laat.
Minister, u hebt ongetwijfeld gelijk dat het niet wenselijk is dat er over dergelijke materie een deal wordt gesloten tussen sector en bedrijf. Dat is geen goede zaak. Het is ook geen goede zaak dat men voor één centrale iets anders zou doen dan voor andere centrales of centrales in wording.
Als dit dossier ons iets leert, is het wel dat het om een thema gaat dat ons in de toekomst erg zal bezighouden. De discussie over de Ladder van Lansink zal nog ontelbare keren terugkomen: waarom moeten we hergebruiken, wanneer mogen we verbranden, wat is grondstof, wat is afval? Er zijn vaak hele dunne tussenschotten. Welke gewassen moeten in de voedselketen blijven en welke mogen in het energiecircuit komen? Het lijken me moeilijke discussies.
Minister, ik heb geen bijkomende vragen omdat uw antwoord bijzonder helder was.
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Minister, ik dank u voor uw antwoord en ook voor uw standvastigheid. U bent duidelijk in uw opinie.
Zoals te verwachten was, wordt Electrabel creatief om toch groenestroomcertificaten binnen te halen. Je voelt dat de houtsector onder druk wordt gezet. Ik heb er geen klaarblijkelijke bewijzen van, maar ze initiëren eerst het aanklagen en uiteindelijk zijn ze toch bereid om een uitzondering te maken voor de Max Greencentrale. Mij lijkt dat nogal verdacht.
Ik hoop dat de VREG die finaal als energieregulator de beslissing neemt de kracht heeft om weerstand te bieden aan de truc van Electrabel. Ik heb er vertrouwen in, maar ik hoop dat het ook zo zal zijn.
Minister, u zegt zelf dat het vandaag afhangt van een attest vanuit de sector of iets als industriële grondstof bruikbaar is of niet. Dan krijg je de discussie over een uitzondering of niet en wordt er heel wat creativiteit aan de dag gelegd. Zou het niet beter zijn om er een meer onafhankelijke procedure voor op te stellen? In plaats van de sector die de afweging maakt, zou misschien beter een meer onafhankelijke instantie, zonder industriële belangen, de afweging maken?
De voorzitter : De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens : Voorzitter, minister, collegas, ik had een opmerking in dezelfde lijn. Zou de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) niet de instantie moeten zijn die stelt welke afvalstoffen nog als grondstof in de vorm van materiaal kunnen worden gerecycleerd en niet, wat van lagere waarde is in de Ladder van Lansink in onze afvalbeheerhiërarchie, als brandstof? Ik vraag me af of het niet de taak van OVAM is om zon beslissing te nemen. Bij mijn weten doen ze dat ook met uitzonderingen op de verbrandingsverboden die met het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer (VLAREA), het uitvoeringsbesluit op het Afvalstoffendecreet, stonden. Selectief ingezamelde plantaardige oliën en vetten mogen in principe ook niet worden verbrand omdat ze als brandstof voor de oleochemie in aanmerking komen. Er kunnen solventen en zeep van worden gemaakt. Er kan een afwijking worden toegestaan als er geen vraag is naar die grondstoffen. Het is OVAM die de uitzondering op het verbrandingsverbod toestaat, conform het uitvoeringsbesluit op het Afvalstoffendecreet, nu Materialendecreet.
Ik denk dat de papier- en spaanplaatindustrie er belang bij heeft dat dit op Europees niveau wordt uitgewerkt. Het Vlaamse Gewest heeft een heel streng beleid en voert de afvalbeheerhiërarchie hoog in het vaandel. We proberen effectief om te voorkomen dat afvalstoffen die als grondstof in aanmerking komen voor materiaalrecuperatie, niet in verbrandingsovens of elektriciteitscentrales terechtkomen. We staan wel bijna alleen in Europa. De houtpellets uit Canada of uit Europa, die niet in Max Green terechtkomen, worden ook gevraagd door elektriciteitscentrales in andere regios en andere landen die niet zon strikt beleid hebben. Met andere woorden, het blijft de prijs opdrijven voor de spaanplaat- en papierindustrie.
Minister, ik zou suggereren om dit ook op Europees niveau aan te kaarten, niet alleen u maar ook minister Schauvliege. Europa heeft al duurzaamheidscriteria voor vloeibare biobrandstoffen, maar nog niet voor vaste biobrandstoffen. Daar zou dringend aan moeten worden gewerkt en er zouden principes op Europees vlak moeten worden ingevoerd.
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Freya Van den Bossche : Mijnheer Sanctorum, u lijkt er al van uit te gaan dat de sector die attesten zal afleveren. Die kans bestaat, maar ik durf er toch nog niet te zeker van zijn dat er een zeer duidelijke vraag wordt geformuleerd.
Dat doet u ook besluiten dat het misschien zinvol is om die hele procedure aan te passen, waarbij vind ik zelf er altijd een belangrijke inbreng zou moeten zijn van die industrie, die zelf ook ervaring heeft met het gebruik van die grondstoffen en input kan leveren, maar waarbij een onafhankelijke derde, een orgaan, uiteindelijk zou attesteren. Dat zou bijvoorbeeld de OVAM kunnen zijn, zoals uw collega voorstelt. Ik sta daar absoluut voor open.
Wat nu gebeurt, toont aan dat die regelgeving die dateert van 2008, niet de meest ideale is. Ik denk dat die het best wordt aangepast, zodat er niet te veel opening is voor interpretatie en ook vooral dat men een beetje beschermd is tegen lobbywerk. Een politicus, een administratie, een sector zou niet te gemakkelijk moeten kunnen worden overreden door het lobbywerk van deze of gene. Een onafhankelijk orgaan dat de zaken in goede banen leidt, lijkt misschien zinvol. Ik sta daarvoor open, maar u weet dat het het einde van de legislatuur is. Ik kan dat nu moeilijk realiseren, maar ik vind het wel een goede suggestie, al is het er een waarbij de inbreng van de sector wat mij betreft belangrijk blijft.
Mijnheer Sanctorum, de VREG is bevoegd, maar ook de VEA is dat voor een deel. Met de overheveling van bevoegdheden komt een deel van de taken bij de VEA te liggen. We zitten in een transitieperiode. Het klopt dat de beslissing uiteindelijk bij hen ligt, maar het lijkt me gezond, zeker wanneer het gaat over een administratie en niet over een regulator die beslissingen neemt, dat daar ook een onafhankelijk orgaan bij betrokken is. Ik zou me daar zelf ook geruster bij voelen.
Mijnheer Martens, ik heb al gepleit voor criteria voor vaste biomassa op Europees niveau. Lidstaten zijn daar niet heel enthousiast over of daar is op heden geen meerderheid voor. Onder meer naar aanleiding van herhaalde vragen van de heer Sanctorum in deze commissie hebben we daar al voor gepleit. Ik blijf daarvoor ijveren, want wij moeten natuurlijk niet onder de lat doorgaan. Maar als ze het vlak over de grens wel doen, dan heeft dat zowel milieu- als economische gevolgen. Maar ons eerste en eigenlijk enige aandachtspunt op basis van de regelgeving kan simpelweg dat milieucriterium zijn: worden die grondstoffen wel of niet nog hergebruikt? Het criterium effect op de prijs is natuurlijk een criterium dat op de achtergrond niet onbelangrijk is, maar dat in de afweging van het oordeel aan deze zijde geen rol zou mogen spelen.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Minister, ik wil me aansluiten bij wat de heer Martens heeft gezegd. Er is inderdaad die economische dimensie, in dit geval even goed voor de energiebedrijven als voor de houtverwerkers, en dat maakt het nog eens extra moeilijk. We moeten ervoor zorgen dat onze eigen bedrijven niet het slachtoffer zijn van concurrentie van buitenaf. Ik zou dus inderdaad pleiten, net als de heer Martens, om dit minstens op Europese schaal iets groter zou nog wenselijker zijn te bekijken zodat er geen al te grote onheuse concurrentie voor onze bedrijven komt. Maar dat maakt het allemaal nog wat ingewikkelder.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.