Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 03/04/2014
Vraag om uitleg van mevrouw Martine Fournier tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de RVA-cijfers met betrekking tot de activering van langdurig werklozen
- 1163 (2013-2014)
De voorzitter : Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mevrouw Martine Fournier : Minister, v olgens recente cijfers van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) levert 53,2 procent werklozen voldoende inspanningen om een job te vinden. Het zijn de slechtste cijfers in vijf jaar en het is het op een na slechtste resultaat sinds de start van de activeringsprocedure tien jaar geleden. Sinds 2010 daalt het percentage trouwens stelselmatig.
De procedure bij de RVA is genoegzaam bekend. Na 21 maanden 15 maanden indien de werkloze jonger is dan 25 jaar wordt de werkzoekende uitgenodigd voor een eerste gesprek waarbij zijn inspanningen van de laatste 12 maanden worden geëvalueerd. Krijgt de werkzoekende een voldoende, dan wordt hij 16 maanden later opnieuw uitgenodigd.
In 2013 werden over heel het land 170.141 werklozen voor een dergelijk eerste gesprek uitgenodigd. Slechts 50,2 procent kreeg een positieve evaluatie. Voor de andere helft waarvan de inspanningen negatief werden beoordeeld, werd een actieplan opgesteld voor de volgende 4 maanden waarna een nieuw gesprek met de RVA volgde. Gedurende die 4 maanden wordt bijvoorbeeld verwacht dat men minstens wekelijks contact heeft met de VDAB.
Opvallend is dat na die periode van vier maanden actie ook nog slechts 61,2 procent van de werkzoekenden een positieve evaluatie krijgt. Bijna 40 procent kreeg dus een negatieve beoordeling waarna een strikter actieplan wordt opgesteld en de uitkering wordt geschorst of verminderd.
Vorig jaar legde de RVA 17.140 sancties op wat een stijging is met 10 procent in vergelijking met 2012. Na een derde gesprek, na de periode van het actieplan-bis, kan de werkloze zijn uitkering verliezen na een negatieve evaluatie. Dat was het geval voor zon 3297 werklozen of in iets minder dan de helft van de gevallen.
De rol van de VDAB in dit verhaal is uiteraard niet onbelangrijk. De heer Leroy, gedelegeerd bestuurder van de VDAB, herhaalde in een reactie op deze cijfers, terecht, de vele inspanningen die de VDAB al levert via beroepsopleidingen en trajectbegeleiding. Hij wijst er ook op dat de cijfers voor Vlaanderen alleen wellicht positiever zouden uitvallen. Aangezien het percentage dat werd meegedeeld door de RVA toch bijna hallucinant hoog is, wil ik u toch een aantal vragen stellen.
Gezien het hoge aantal negatieve evaluaties na de verschillende actieplannen die de RVA opstelt voor langdurig werklozen waarbij de arbeidsbemiddelaar een belangrijke rol krijgt toebedeeld, vraag ik me af of de begeleiding van werklozen met dit profiel door de VDAB wel voldoende op maat is. Bent u van mening dat dit het geval is? Indien niet, bent u van mening dat een bijsturing van de begeleiding door de VDAB in deze gevallen noodzakelijk is? Denkt u dat de rol van de VDAB binnen de uitwerking van dergelijke activeringsplannen nog moet worden uitgebreid of gewijzigd? Deelt u de mening van de heer Leroy dat in Vlaanderen de begeleiding van langdurig werklozen die worden geconfronteerd met een activeringsplan tot betere resultaten leidt dan uit de nationale cijfers blijkt?
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Mevrouw Fournier, ik wil even, als ik mag, kort stilstaan bij de cijfers. De cijfers waarnaar u verwijst, zijn cijfers op het niveau van België voor het jaar 2013. Ik moet een kleine correctie maken. In 2013 heeft de RVA 107.141 gesprekken gevoerd en niet 170.141. Het ging om 72.757 eerste gesprekken, 28.157 tweede gesprekken en 6227 derde gesprekken.
Bij een negatieve evaluatie van het eerste gesprek stelt de RVA, zoals u zei, een actieplan op. Pas bij een negatieve evaluatie van het tweede gesprek kan worden overgegaan tot een sanctie. Ook als het gaat om de 3297 werklozen die door een schorsing getroffen werden, betreft dat een cijfer op Belgisch niveau. Voor Vlaanderen werden in 2013 922 werklozen uitgesloten.
Een negatieve evaluatie op het eerste gesprek, en dat is belangrijk voor mij, betekent niet dat de werkloze niet actief naar werk zoekt. Het kan immers zijn dat de RVA wil dat de werkloze meer contact heeft met de begeleider van de VDAB, dat de RVA vindt dat de werkloze een activakaart dient aan te vragen of dat de RVA vindt dat de werkloze op een andere manier dient te solliciteren dan hij tot op heden heeft gedaan. Soms is er ook een verschil in interpretatie over voldoende actie nemen tussen de RVA en de VDAB, wat kan leiden tot een actieplan van de RVA, ondanks reeds uitgevoerde VDAB-acties.
Een belangrijk verschil van aanpak in Vlaanderen in vergelijking met de andere gewesten is dat de VDAB nooit preventief heeft gewerkt. Daarmee wil ik zeggen dat de VDAB nooit werkzoekenden contacteert om nog snel een traject of opleiding op te starten, omdat er een verwittigingsbrief van de RVA komt. Het sluitend maatpak gaat uit van de ondersteuningsnood van een werkzoekende en dus van wat een werkzoekende nodig heeft om gepast werk te vinden. Het punt is niet om te voldoen aan een louter formeel iets dat het gesprek is met de RVA. De VDAB stuurt werkzoekenden ook nooit pro forma op sollicitatiegesprek naar werkgevers, zonder dat er echt passende vacatures zijn, gewoon om aan te tonen dat ze op zoek zijn naar werk. Werkgevers hebben daar geen boodschap aan. Op lange termijn is dat volgens mij een nefaste manier van werken. De VDAB heeft wel een begeleiding opgestart met de werkzoekenden die zich in opdracht van de RVA dienden aan te melden bij de VDAB.
Er zijn nog andere redenen dat een deel van de werkzoekenden moeilijk bereikt wordt door de VDAB. Enkele percentages zijn bij de VDAB niet gekend als werkzoekend. Dat gaat vaak om mensen die gedurende een periode een vrijstelling hadden, om sociale redenen of zo, en zich daarna niet opnieuw inschreven. Sommige werkzoekenden zijn niet bereikbaar. Daar is natuurlijk wel transmissie over. Er zijn ook administratieve redenen. Soms betwist men de noodzaak om beschikbaar te zijn, bijvoorbeeld werkzoekenden met een werkloosheidsuitkering maar met een lopende rechtszaak tegen het RIZIV. Ten slotte zijn er werkzoekenden die menen dat ze zelfredzaam zijn en geen hulp nodig hebben, maar uiteindelijk toch niet aan werk geraken.
Ik zeg nog even iets over wat Fons Leroy heeft gezegd. Ik heb begrepen dat hij aan een journalist heeft gezegd dat de VDAB veel meer inspanningen levert dan wat blijkt uit de cijfers van DISPO bij de RVA. De rest was volgens Fons Leroy vrije interpretatie van de journalist in kwestie.
Ik geef een laatste voorbeeld om het verschil tussen de RVA-cijfers en de VDAB in de praktijk te illustreren. Uit evaluatieonderzoek blijkt dat van alle door de RVA verwittigde werkzoekenden in Vlaanderen in 2011 77 procent had deelgenomen aan een begeleidings- of vormingsactiviteit van de VDAB. Uit dat onderzoek bleek ook dat in 2012 van alle verwittigde werkzoekenden in Vlaanderen 70 procent uitstroomde uit de werkloosheid. De RVA-cijfers zeggen dus weinig of niets over de begeleiding door de VDAB.
Eerlijk gezegd, en de heer Van den Heuvel zou blij zijn als hij hier was, denk ik dat wat in de zesde staatshervorming is afgesproken een goede zaak is. De facilitatoren komen over naar de regios. Daardoor zullen in de toekomst enkel de regios een activeringsplan kunnen opstellen. Daarmee kunnen we een aantal opmerkingen en bedenkingen die ik nu maak in de toekomst uitsluiten. Vooral zal er dubbel werk worden vermeden. Er is een groot verschil tussen het activeringsplan dat werkelijk door de VDAB wordt toegepast en het meer formele dat de RVA oplegt.
Mevrouw Martine Fournier : Dank u, minister, voor uw uitgebreid antwoord. Ik eindig met uw opmerking dat de zesde staathervorming een goede zaak is.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.