Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vergadering van 03/04/2014
Vraag om uitleg van de heer Erik Arckens tot mevrouw Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, over actuele uitdagingen voor het Vlaamse stripverhaal
- 1160 (2013-2014)
De voorzitter : De heer Arckens heeft het woord.
De heer Erik Arckens : Voorzitter, minister, het Vlaamse striplandschap heeft in de afgelopen decennia een zekere verschraling gekend. Het commerciële circuit drijft grotendeels op een beperkt aantal titels, het leeuwendeel van de markt bestaat uit kinderstrips en merchandisestrips, bijvoorbeeld afgeleiden van televisieseries en dergelijke meer. De traditionele stripbladen, waarin kon worden geëxperimenteerd en waarin nieuw talent kon groeien, zijn verdwenen.
Die situatie heeft bepaalde historische oorzaken. De strip in Vlaanderen is steeds grotendeels een bijproduct van kranten geweest, zodat het genre hier een veeleer goedkope en weinig duurzame aard had. Dat verklaart ten dele waarom het product weinig winstgevend is en de markt zich dus wel moet concentreren. Een bijkomende factor is het kleine afzetgebied en de scheidingsmuur met Nederland. Bij wijze van spreken is uiteindelijk alleen Suske en Wiske echt over de grens geraakt. Een laatste factor is de grote concurrentie met de overvloed aan andere en nieuwe amusements- en vrijetijdsproducten voor de jeugd.
Dat alles staat in tegenstelling met de toestand op stripniveau aan de overzijde van de taalgrens. La BD belge, met iconen als Kuifje en Robbedoes, heeft de wereld veroverd, zeker de Franstalige. We zien vandaag een bloeiende Franco-Belgische stripindustrie, waarin ook een ruim aanbod kwaliteitsvolle volwassenenstrips aanwezig is. Ook daarvoor bestaat een historische verklaring. De Belgische Franstalige strip is van oudsher meer geworteld in een bladentraditie met een veeleer burgerlijk karakter.
Het verschil wordt prima geïllustreerd met volgend voorbeeld. De Franstalige strip wordt bijna steeds in een gekartonneerde uitgave aangeboden, de vertaalde Franstalige strip voor de Vlaamse markt, die intussen ook een beperkte markt geworden is, in softcover en veel minder luxueus. Voor de Franstaligen is de strip ook veel meer een collectie- en cadeauartikel, waarvoor minstens en probleemloos 10 euro wordt betaald, in grote tegenstelling tot Vlaanderen, waar het over een goedkoop en bijna wegwerpproduct gaat.
Voor Franstalig België is het stripverhaal een imagovormend, bijzonder succesvol exportproduct geworden. Dat alles maakt dat er veel ruimte bestaat voor vernieuwing en kwaliteit, en dat brengt ons terug bij de Vlaamse situatie. In Vlaanderen bestaat die ruimte niet en zijn het commerciële en het alternatieve circuit volledig van elkaar gescheiden. Met de betere strip, de graphic novel en dergelijke is geen droog brood te verdienen en de productie ervan is in grote mate aangewezen op steun.
Die ondersteuning berust bij het Vlaams Fonds voor de Letteren (VFL). Het VFL neemt die ondersteuning van het genre ook ter harte. Het verleent steun aan projecten, vorming, reisbeurzen en vertalingen. Het is eigen aan een beoordelingssysteem dat er wel eens kritiek komt op de gehanteerde criteria, maar grosso modo levert het VFL degelijke inspanningen voor het genre. De fundamentele moeilijkheid is dat in een kleine niche moet worden geopereerd en dat de Vlaamse kwaliteitsstrip zeer moeilijk inbedding vindt in de markt en het bredere veld.
Het is echter niet zo dat dit een natuurverschijnsel moet zijn. Vlaanderen heeft een typische eigen striptraditie, die een exponent is van onze beeldende en verhalende kracht. Ook aan de Franstalig-Belgische striptraditie hebben steeds Vlamingen bijgedragen: De Moor en Vandersteen bij Hergé, Morris van Lucky Luke bij Dupuis en vele anderen.
De vraag is hoe we met de middelen waarover we beschikken, de Vlaamse strip, die toch betere tijden heeft gekend, beter kunnen stimuleren, minister. Wat doet het VFL concreet om een brug te slaan tussen de kwalitatieve strip enerzijds en de Vlaamse commerciële stripwereld anderzijds? Hoe zijn de contacten en/of de samenwerking met betrekking tot strips met het Nederlandse Fonds voor de Letteren? Kan dit eventueel intensiever worden gemaakt? Denkend aan het samenwerkingsakkoord met de Franse Gemeenschap, kan in dat kader tot samenwerking worden gekomen en zou men vertaalsubsidies strategisch kunnen aanwenden om grotere toegang te krijgen tot de ontwikkelde Franstalige markt? Kan het VFL Vlaamse stripauteurs ondersteunen om voet aan de grond te krijgen in de Belgisch-Franstalige stripindustrie?
De voorzitter : De heer Meremans heeft het woord.
De heer Marius Meremans : Ik begrijp de bezorgdheid van collega Arckens. Internationaal wordt de stripindustrie inderdaad vooral aan de Franstalige kant gepercipieerd, terwijl wij langs Vlaamse kant ook heel veel talent en mogelijkheden hebben. Vooral in het segment van de volwassenenstrips blijft het moeilijk. Het VFL levert wel inspanningen. Ik denk aan La Boîte à Gand in Angoulême. We hebben nadien ook de tentoonstelling gezien in Sint-Lucas in Gent. Daar waren talentvolle tekenaars te zien, die op de rand tussen tekenen en strips staan, terwijl dat kunstvormen zijn die een beetje in elkaar vermengd raken.
We moeten ook in de toekomst zeker inzetten op dat Vlaamse beeldverhaal, in al zijn aspecten. Ik vermoed dat dat ook zal worden meegenomen bij de presentatie van Vlaanderen-Nederland in Duitsland, over een kleine twee jaar. Ik deel de bezorgdheid van de collega.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Collegas, zoals jullie zelf al hebben aangegeven, is het de taak van het Vlaams Fonds voor de Letteren om ondersteuning te bieden aan zowel de auteurs als de uitgevers. Dat geldt uiteraard ook voor de strips. Dat is trouwens een van de accenten die tijdens deze legislatuur gelegd zijn.
We weten allemaal dat het boekenvak zich altijd op het snijvlak tussen cultuur en economie bevindt. Dat is een van de redenen waarom het niet altijd eenvoudig is om een duidelijk onderscheid te maken tussen de literaire en de meer commerciële strips. Gelukkig hebben wij heel veel expertise. Het VFL heeft een stripcommissie met vijf ervaren specialisten, die daarover gedegen en doordacht advies geven, waar wij trouwens veel lof over horen.
Het is voor alle soorten strips, los van hun doelpubliek, belangrijk om een goeie marketingstrategie te hebben en commercieel te denken. Het VFL ondersteunt veel graphic novels van creatie tot productie, maar altijd met de bedoeling iets in de markt te zetten, een duwtje in de rug te geven om nadien op eigen benen te kunnen staan. Het VFL ziet het niet meteen als zijn taak om bruggen te slaan tussen de meer literaire kant van het stripverhaal en de zuiver commerciële uitgevers. De rol van het VFL is marktcorrigerend. Het fonds wil vooral een culturele rol spelen: creatie stimuleren, starters kansen geven, waken over een breed assortiment, zodat het niet te eentonig en eenzijdig wordt, en ook moeilijkere genres ondersteunen.
Het is ook een feit dat heel veel graphic novels worden uitgegeven bij kleinere niche-uitgeverijen. Het gaat dan ook echt om een nichepubliek. Grotere concerns, die op de eerste plaats kijken naar de verkoopcijfers, nemen zelden het risico om ook dat kleine potentieel aan te bieden.
Daarnaast is het ook wel toe te juichen dat een aantal commerciële uitgevers, zoals Ballon Media, ook qua literaire strips steeds meer oorspronkelijk Nederlandstalig werk aanbieden. Er is ook uitgeverij De Bezige Bij, die fors heeft ingezet op Cowboy Henk. Daar is een mooie compilatie verschenen. Bij die initiatieven van Ballon Media en De Bezige Bij is er ook financiële en promotionele ondersteuning door het VFL met het oog op het buitenland, dus opdat die zouden worden vertaald in andere talen. Er beweegt dus veel, en het klopt dat er ook heel sterk is ingezet op Angoulême. Dat is toch een van de plaatsen waar men heel prominent aanwezig zal zijn.
De contacten met het Nederlandse Fonds voor de Letteren zijn uitstekend. Zeker in de aanloop naar het gastlandschap op de Frankfurter Buchmesse zijn de fondsen eigenlijk nog meer gaan samenwerken. Een groot verschil tussen de beide fondsen is dat het VFL de strip van bij zijn ontstaan omarmt en ook als een volwaardig genre beschouwt, terwijl dat in Nederland niet zo evident was en men daar eigenlijk nog maar twee jaar geleden is begonnen. Wat strips betreft, heeft het VFL een voortrekkersrol, en bij het Nederlandse letterenfonds begint men in te zien dat dit ook een belangrijk domein is, waarop men een rol wil spelen. Uiteraard wordt ter zake ook wel expertise ter beschikking gesteld. Alleen het Finse letterenfonds doet dit nu ook al, alle andere letterenfondsen op Europees niveau helemaal niet. Het lijkt me belangrijk om dat ook mee te geven.
Dan was er de vraag over het samenwerkingsakkoord. Uiteraard kan dat daarbij ook een belangrijke rol spelen. Er is trouwens een ontmoeting geweest tussen auteurs en stripauteurs uit Vlaanderen en van over de taalgrens, uit de Franse Gemeenschap. Er zijn heel goede gesprekken geweest. Er werd opgemerkt dat men weliswaar hier zeer goed bekend is, maar dat het erg moeilijk is om werken vertaald en over de taalgrens te krijgen. Onder meer Judith Vanistendael was daarbij. Dergelijke zaken zijn dus ook aan bod gekomen tijdens dat gesprek. Ik was daar trouwens zelf ook bij.
Er zijn ook heel wat stappen gezet om Vlaamse stripauteurs toegang te doen krijgen tot de Belgische Franstalige stripindustrie, en dat is ook succesvol gebleken. Vlaanderen was in 2009 gastland van het Festival International de la Bande Dessinée dAngoulême. Dat was op dat vlak een keerpunt. Van alle vertalingen van Vlaamse strips die het VFL heeft gesteund, is 25 procent een vertaling in het Frans. Van die zeventien Franse titels zijn er zeven uitgekomen bij een Belgische Franstalige uitgeverij. Het is dus duidelijk dat de toegang tot de Franstalige markt in de afgelopen jaren ook sterk is verbeterd.
Standaard Uitgeverij pakte onlangs ook uit met een mooie deal met de Franstalige Zwitserse uitgeverij Paquet. Voor het eerst zullen zij Suske en Wiske Bob et Bobette uitzetten in het hele Franse taalgebied.
U ziet dus dat er beweging is ter zake. Dat is ook een van de accenten die wij hebben gelegd in de beheersovereenkomst met het VFL. Men moet heel expliciet aandacht hebben voor strips, en dat ook verder opvolgen. Uiteraard zal dit ook aan bod komen tijdens het gastlandschap op de Frankfurter Buchmesse. Dat lijkt me ook een nieuwe opstap te kunnen zijn voor het stripverhaal.
De voorzitter : De heer Arckens heeft het woord.
De heer Erik Arckens : Minister, ik dank u voor uw verhelderend antwoord. Ik zie ook dat de zaken vooruitgaan. Ik zou zeggen: laat de dingen maar vooruitgaan. Ik zal daar nu verder niet op ingaan. Ook naderhand niet meer, want dit is mijn laatste vraag in een parlement. Ik dank u voor al uw antwoorden.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.