Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 27/03/2014
Vraag om uitleg van de heer Matthias Diependaele tot mevrouw Ingrid Lieten, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, over de Europese kaderregeling voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (O&O&I) en de de-minimisregel
- 1145 (2013-2014)
De voorzitter : De heer Diependaele heeft het woord.
De heer Matthias Diependaele : De Europese kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (O&O&I) heeft als doel om, door middel van staatssteun, de economische doelmatigheid binnen de Europese Unie te verbeteren en daarmee bij te dragen tot duurzame groei en werkgelegenheid. Europa wou met de kaderregeling de bestaande regels op het gebied van staatssteun voor O&O moderniseren en versterken. De kaderregeling dateert al van 2007 en liep eind 2013 af.
Ook de Europese de‐minimisregel liep eind 2013 af. Die de-minimisregel houdt in dat bepaalde steun die aan ondernemingen wordt gegeven buiten het toepassingsgebied van artikel 87 valt, omdat het over beperkte bedragen gaat. Er wordt dan gezegd dat die de mededinging niet zouden beïnvloeden. Bepaalde mensen spreken dat tegen, maar goed, dat is nu het standpunt van de Europese Commissie.
Voor Vlaanderen valt de subsidie in het kader van het VIS‐besluit (Vlaams Innovatiesamenwerkingsverband) onder toepassing van die verordening. De de‐minimisregel dient door het VIS toegepast te worden op niveau van het project zoals geëvalueerd en gedefinieerd door het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT). De Europese Commissie voorziet in een overgangsregeling om dit juridisch vacuüm enigszins op te vullen. Toch zullen de bestaande Vlaamse besluiten opnieuw moeten worden aangemeld om te zien of ze voldoen aan de nieuwe EU-regels. De steun die is toegekend sinds 1 januari 2014 is puur juridisch, al besef ik dat het de facto niet zo ver zal komen, voorwaardelijk toegekend. Dat kan nog worden teruggedraaid, mocht de Europese Commissie dat willen.
Minister, wat zijn de gevolgen met betrekking tot de rechtszekerheid van de gegeven steun in de overgangsfase voor onze Vlaamse O&O- en VIS-steun? Wat zijn de uitdagingen of problemen voor Vlaanderen met het oog op de nieuwe Europese kaderregeling? Op welke punten zullen we het Vlaamse beleid moeten wijzigen of aanvullen om opnieuw conform de nieuwe Europese regelgeving te zijn?
Er zitten uitdagingen en kansen in. Nu zal de staatssteun dichter bij de vermarkting kunnen worden gegeven, met demonstratieprojecten en dergelijke. Er zitten dus ook dingen in die ons kunnen helpen. De vraag is dan hoe we daaraan gaan beantwoorden. Er zal vanaf nu ook een register moeten worden bijgehouden van welke steun er precies wordt gegeven. Dat is moeilijk, omdat we met een zeer versnipperd landschap van steun zitten. Tot nu toe baseerde de Europese Commissie zich op een verklaring van de ontvanger van de steun, maar nu zal de overheid een register moeten bijhouden. Het is een uitdaging om dat systeem sluitend te maken.
Zal Vlaanderen van deze gelegenheid gebruikmaken om onze eigen besluiten verder te optimaliseren met het oog op de nieuwe Europese kaderregeling? Wat zullen de klemtonen van deze nieuwe kaderregeling zijn en hoe kan Vlaanderen hierop inspelen? Welke programmas zullen hier eventueel bij betrokken zijn en wat is de timing van de aanpassingen op Vlaams niveau?
Het is een beetje een technische en juridische vraag, maar voor de bedrijven die zich vragen stellen is het belangrijk. Het IWT heeft zelfs een nota uitgegeven over die de-minimisregel. Bedrijven willen zeker zijn dat, als ze steun krijgen, ze jaren later niet plots die steun moeten terugbetalen. Rechtszekerheid is voor ondernemingen cruciaal.
De voorzitter : Minister Lieten heeft het woord.
Minister Ingrid Lieten : Wat zijn de gevolgen? Het VIS-besluit loopt af op 31 december 2015. Het wordt binnen het IWT als wettelijke basis gehanteerd voor steun aan de VIS-trajecten en de basiswerking van de lichte structuren. De herziening van de de-minimisverordening werd goedgekeurd door de Europese Commissie in december 2013 en ging in op 1 januari 2014. De wijzigingen zijn echter niet van dien aard dat dit directe gevolgen heeft voor de steunverlening onder het VIS-besluit. Wel dient het IWT in 2014 het voorbereidingstraject op te starten inzake de hernieuwing van het VIS-besluit. Dat moet sowieso gebeuren, aangezien het afloopt in 2015. Men begint nu met dat traject.
Het O&O-besluit werd na heraanmelding in 2011 door de Europese Commissie verlengd tot 1 januari 2017. Dit besluit wordt binnen het IWT als wettelijke basis gehanteerd voor verschillende financieringsmechanismen. Er zijn de O&O-bedrijfsprojecten, met het kmo-programma, sprint en het Interdisciplinair Coöperatief Onderzoek (ICON), en daarnaast de Baekelandprojecten, de proeftuinprojecten en een aantal projecten van internationale samenwerking. Het is belangrijk om op te merken dat wij voor de nieuwe kaderregeling voor staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie, net als voor de nieuwe gemeenschappelijke vrijstellingsverordening op dit ogenblik enkel een drafttekst hebben. Het is allemaal nog voorwaardelijk, omdat die tekst nog een traject moet afleggen.
In de draft voor de nieuwe kaderregeling, die in principe van kracht zal worden op 1 juli 2014, staat dat de lidstaten zes maanden de tijd krijgen om zich in regel te stellen met de nieuwe regelgeving. Dat moeten we dus doen om de IWT-bedrijfssteun geldig voort te zetten. Gezien de lange doorlooptijd is de kans klein dat een nieuw besluit, zelfs zonder eventuele aanmelding bij de Europese Commissie, nog tegen 1 januari 2015 zou kunnen worden klaargestoomd. De doelstelling is om wel tegen uiterlijk 31 december 2014 een eerste principiële goedkeuring van een aangepast O&O-besluit aan Europa over te maken.
Dit traject is ondertussen opgestart door het IWT. Zo is al contact opgenomen met de Europese Commissie om meer informatie te verkrijgen en wordt er juridisch advies ingewonnen. Er is nauw overleg tussen het departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) en het Agentschap Ondernemen (AO), en samen maken ze een analyse van de nieuwe opportuniteiten die dit zou kunnen bieden voor Vlaanderen. We moeten zeker de opportuniteiten benutten van de nieuwe Europese staatssteunregels.
Wat de uitdagingen betreft, herhaal ik dat we nog geen definitieve teksten hebben. We kunnen nog niet exact de gevolgen inschatten. Wel is duidelijk dat de Europese Commissie een sterkere nadruk zal leggen op transparantie en evaluatie van de staatssteunregels. Dat zal vermoedelijk tot gevolg hebben dat de lidstaten, naast het regelmatig doorlichten van de steunmaatregelen, zoals het nu bestaat, zullen worden verplicht om bijvoorbeeld een website op te zetten waarop ze de individuele steungegevens publiceren. We moeten kijken of voor de de-minimisregeling iets gelijkaardigs in de definitieve tekst wordt opgenomen. Voorlopig hebben we daar nog geen zicht op.
De belangrijkste inhoudelijke wijzigingen in de nieuwe kaderregeling hebben betrekking op meer flexibiliteit voor steun aan demonstratieprojecten, pilootprojecten en testactiviteiten, zowel onder experimentele ontwikkeling als onder basisonderzoek, mogelijkheden voor steun aan O&O-infrastructuur, meer mogelijkheden voor steun aan investeringen in open en gedeelde infrastructuur voor innovatieclusters, gewijzigde modaliteiten voor innovatiediensten en innovatieondersteuning aan cos en een gewijzigde definitie voor onderzoeksorganisaties.
Vlaanderen zal in het kader van een nieuw O&O-besluit de mogelijkheid hebben om de nieuwe opportuniteiten inzake de nieuwe kaderregeling op te nemen. Ook bij het uitwerken van een nieuw VIS-besluit in 2015 zullen we de kans hebben om die mogelijkheden op te nemen.
Het nieuwe O&O-besluit zal van toepassing zijn op alle programmas die vandaag dit besluit als wettelijk kader hanteren. Dat zijn er heel wat, ik heb ze ook opgesomd. Het IWT is al bezig met die voorbereidingen en heeft contacten met de Europese Commissie over de acties die moeten worden ondernomen om de steun ook na 1 januari 2015 te kunnen verlenen volgens de door Europa op dat moment wettelijke erkende basis.
We werken nu op basis van draftteksten. Zodra we daar meer duidelijkheid over hebben, kunnen ook formeel alle trajecten opgestart worden. Men is volop bezig met de voorbereiding.
De voorzitter : De heer Diependaele heeft het woord.
De heer Matthias Diependaele : Ik heb begrepen dat de Europese Commissie zelf achterloopt. Ik kan begrijpen dat je slechts onder voorwaarden bepaalde initiatieven kunt nemen. Ik denk wel dat er absoluut een paar opportuniteiten zijn. Ik heb gehoord dat u daarachter staat. We moeten die zeker goed in de gaten houden omdat het net opportuniteiten zijn op die punten waar Vlaanderen volgens de Europese Commissie aan moet werken.
Van de vijf wijzigingen zijn er twee zeer belangrijke, namelijk de infrastructuur en de open en gedeelde kennis. Dat verklaart waarom de Europese Commissie daar al langer op hamert.
We zullen dat verder blijven opvolgen, maar dat zal voor een volgende legislatuur zijn.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.