Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 27/03/2014
Vraag om uitleg van de heer Koen Van den Heuvel tot mevrouw Ingrid Lieten, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, over de verlenging van het steunbaar innovatietraject
- 1136 (2013-2014)
De voorzitter : De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel : Voorzitter, minister, collegas, mijn vraag betreft de verlening van het steunbaar innovatietraject. In het verleden is deze problematiek al aan bod gekomen via verschillende vragen. De aanleiding is nu dat Horizon 2020 opnieuw hamert op de noodzaak van een dergelijke infrastructuur. Het doel is een betere ondersteuning van industriële pilootlijnen, demonstratoren en testinfrastructuur. Er wordt gepleit voor de verlenging van het steunbaar innovatietraject richting vermarkting voor bedrijven.
We weten allemaal dat er op dat vlak nog een verbetertraject mogelijk is in Vlaanderen. Fundamenteel onderzoek en mooie ideeën zijn er wel, maar de vermarkting of het echt vertalen van die nieuwe ideeën in echt marktgerichte producten, kan beter in ons land. Vandaar mijn vraag hoe we de ontwikkelingsfases beter kunnen ondersteunen. Vanuit het veld blijven verschillende actoren hierop hameren. Ze stellen dat niet alleen de ontwikkeling van een idee belangrijk is, maar ook het uiteindelijke resultaat, de vermarkting, de vorming van een product of dienst. We moeten die gap kunnen overbruggen.
De oproepen voor Horizon 2020 zijn intussen lopende. Vanuit het veld horen we dat het leuk zou zijn indien Vlaanderen benadrukt ze ook te willen cofinancieren. Dat is immers een stapje voorwaarts. Vlaamse bedrijven aarzelen nu een beetje om projecten in te dienen omdat er nog geen duidelijke regelgeving is om een dergelijke innovatiesteun te verlenen.
Minister, ik heb een aantal vragen. In welke mate kunnen vandaag al vanuit juridisch oogpunt industriële pilootlijnen, demonstratoren en dergelijke worden gesteund in het Vlaamse O&O-besluit (onderzoek en ontwikkeling)?
In welke mate worden dergelijke vormen van innovatie dichtbij de markt in de praktijk gesteund door het Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie (IWT)? Zijn daar voorbeelden van? Wat bestaat er vandaag binnen het Vlaamse overheidsinstrumentarium om innovatie in productieactiviteiten en opschaling van nieuwe productiemethodes te ondersteunen?
Erkent u de noodzaak om de verlenging van het steunbaar O&O-traject in Vlaanderen te realiseren? Hoe past Horizon 2020 daarin? Lukt dat nog? Bent u van plan om op korte termijn nieuwe maatregelen te nemen om de leemtes op te vullen?
De voorzitter : Minister Lieten heeft het woord.
Minister Ingrid Lieten : Voorzitter, minister, de verlenging van het steunbaar innovatietraject is vandaag de dag al terug te vinden in een aantal initiatieven. Zo komen binnen een aantal van de IWT-programmas of innovatie-initiatieven van de Vlaamse Regering reeds activiteiten in aanmerking voor steun die aanleunen bij demonstratoren en dergelijke.
Ik geef u een paar concrete voorbeelden. Uiteraard zijn er de proeftuinen Elektrische Voertuigen en Zorginnovatie en Woningrenovatie. We hebben ook de VIS-trajecten (Vlaams Innovatiesamenwerkingsverband) voor innovatievolgers. Dat zijn geen proefprojecten, maar ondersteunen de valorisatie. Er is de steun aan pilootlijnen in de internationale programmas European Nanoelectronics Initiative Advisory Council (ENIAC) en Advanced Research and Technology for Embedded Intelligence and Systems (ARTEMIS). En er zijn de activiteiten van sommige lichte structuren en Strategisch Onderzoekscentra op het vlak van het opzetten van demonstratie- en proefomgevingen.
De mogelijkheid tot het verlengen van het steunbaar O&O-traject in de wettelijke regelingen op Vlaams niveau zal ook worden herbekeken. Dit kan echter alleen maar gebeuren wanneer de nieuwe Europese kaderregeling voor steun aan O&O-activiteiten er zal zijn. Die wordt verwacht tegen midden 2014. We volgen deze evoluties samen met het IWT en het departement EWI op. Ik kom hier straks nog op terug in een andere vraag die vandaag wordt gesteld.
Op budgettair vlak moet men er rekening mee houden dat de kosten voor projecten dichter tegen de commercialisatie dikwijls veel hoger zijn dan die voor O&O-activiteiten. Vaak gaat het immers over investeringen. Bovendien kunnen we eventueel een groter aantal bedrijven bereiken. Er is dus kans op meer aanvragen en er is een lagere slaagkans bij gelijkblijvende budgetten.
Gelet op de timing van de nieuwe kaderregeling zullen aanpassingen aan de Vlaamse regelgeving zinvol kunnen worden ingevuld. Dat zal meteen een opportuniteit zijn voor de volgende minister. Ik hoop dat wij halfweg dit jaar toch duidelijkheid krijgen over Europa. Dan kan men er onmiddellijk mee aan de slag. EWI en IWT bereiden verschillende mogelijke scenarios voor.
De heer Koen Van den Heuvel : Minister, oké, de nieuwe kaderrichtlijn binnen Europa komt er dus pas midden 2014. Wellicht moet de nieuwe regering daar dus op inspelen en daarop het innovatiesteunprogramma van Vlaanderen enten. Dat is duidelijk. Maar wij krijgen opmerkingen dat nu bij de oproepen voor Horizon 2020 de Vlaamse bedrijven de kat uit de boom kijken en er niet volop op kunnen inspelen. Klopt dat en kan daaraan worden geremedieerd?
Minister Ingrid Lieten : Ik zal laten nagaan of we een zicht hebben op een mogelijke gebrekkige participatie en dan zal ik u dat antwoord bezorgen.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.