Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme
Vergadering van 18/03/2014
De voorzitter : De heer De Ro heeft het woord.
De heer Jo De Ro : Voorzitter, minister, collegas, in Het Nieuwsblad van woensdag 12 maart 2014 verscheen een artikel over de resultaten van een enquête over de wijze waarop de beleids- en beheerscyclus (BBC) in de praktijk functioneert. Deze enquête werd uitgevoerd door de Verenigde Verenigingen, het Forum voor de Amateurkunsten en de sociaal-culturele sectororganisatie FOV, bij schepenen, lokale ambtenaren, verenigingen en vrijwilligers. Ondertussen heb ik heel de nota kunnen bekijken: het is niet enkel uniek dat men die vier categorieën bevraagt, maar ook de resultaten en het aantal mensen die hebben geantwoord vond ik meer diepgaand dan wat uiteraard maar in het bewuste artikel is kunnen verschijnen.
De BBC had vier grote doelstellingen: het bevorderen van transversale samenwerking, het creëren van duidelijkere en meer coherente beleidslijnen, het verhogen van de betrokkenheid van stakeholders, namelijk schepenen, administratie, verenigingen en burgers, en tot slot het verminderen van de planlast. Als we naar die vier grote doelstellingen kijken, zijn de resultaten van de enquête toch vrij schokkend.
Volgens 45 procent van de ambtenaren en 32 procent van de schepenen heeft de BBC niet noodzakelijk tot duidelijkere en meer coherente beleidslijnen geleid. Zo ook staan de stakeholders negatief ten opzichte van hun betrokkenheid: 53 procent van de ambtenaren ziet hun betrokkenheid ten opzichte van vroegere beleidsplannen dalen en 70 procent van hen heeft een mindere samenwerking ervaren.
Op het vlak van de inspraak van burgers, adviesraden en verenigingen ogen de resultaten nog slechter. 69 procent van de respondenten werd als burger bevraagd noch geïnformeerd. De adviesraden daarentegen werden bevraagd of gaven advies 68 procent , maar 45 procent van hen heeft geen feedback kregen. 12 procent stelt zelfs geen vertrouwen te hebben over het feit dat de inspraak enige impact had. Bij de verenigingen ligt de inspraak nog lager: 31 procent van de verenigingen gaf zelf suggesties voor het meerjarenplan. De helft van hen heeft echter het idee dat met hun suggesties voor het opstellen van het meerjarenplan geen rekening werd gehouden. Slechts 22 procent van de verenigingen werd expliciet door de gemeente om expertise gevraagd.
Ook de vierde doelstelling van de BBC, namelijk planlastvermindering, werd niet gehaald: 77 procent van de schepenen voelt geen planlastvermindering. Dit wordt door 70 procent van de ambtenaren beaamd. Volgens de bevraging zou 41 procent van de stakeholders naast het meerjarenplan ook een sectoraal beleidsplan willen.
De middenveldorganisaties die de bevraging opgezet hebben, stellen onder meer als conclusie dat bij de opmaak van de meerjarenplannen de rol van de lokale uitvoerende macht is gestegen ten koste van de participatie van de verschillende respondenten. Om aan de vastgestelde feiten een oplossing te geven, stellen de organisaties voor om de BBC bij te sturen en een grondig debat te hebben over en onderzoek naar de gevolgen van de meerjarenplanning en de BBC. Tevens vraagt de Verenigde Verenigingen om naast de integrale beleidsplanning ook sectorale beleidslijnen en planning mogelijk maken. de Verenigde Verenigingen heeft alvast haar verantwoordelijkheid opgenomen en is gestart met de Adviesversterker, waarbij lokale overheden een unieke trajectbegeleiding voor lokale adviesraden kunnen bestellen.
Minister, hoe staat u ten opzichte van de enquête en de resultaten ervan? Ongetwijfeld deden bepaalde cijfers u toch de wenkbrauwen fronsen. Zult u nog een onderzoek laten uitvoeren naar de lokale gevolgen van de meerjarenplanning en de BBC? Zo ja, zit daar een timing op? Indien de resultaten kloppen, welke maatregelen kunnen dan eventueel worden genomen om de gevolgen op lokaal vlak van de meerjarenplanning en de BBC te verhelpen? In het advies van het middenveld wordt gesteld dat de Verenigde Verenigingen met de Adviesversterker gestart is. Wordt dit initiatief door u gesteund en zo ja, zal het in de toekomst verder worden ondersteund?
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Mijnheer De Ro, het is bijzonder waardevol dat deze organisaties door middel van deze enquête betrokkenheid tonen bij het dossier van de lokale beleids- en beheerscyclus. Vooraf wil ik enkele vaststellingen maken, die ook een en ander relativeren met betrekking tot de resultaten. U hebt net als ik het hele rapport bekeken. Mij viel op dat de bevraagde populatie toch wel opmerkelijk is. Het gaat om 916 respondenten, waarvan slechts 36 schepenen en 167 gemeenteprofessionals, 186 middenveldprofessionals en dan nog 527 vrijwilligers. Wat ik daarin mis, is een groter staal van lokale mandatarissen en de eerste betrokkenen bij de gemeentelijke democratie, namelijk de gemeenteraadsladen. Zij zijn niet bevraagd, en dat lijkt me een essentiële factor.
Bij de vraag of men de BBC kent, antwoordt 90 procent van de schepenen van dat beperkte staal van 36 schepenen natuurlijk dat ze de BBC kennen. 10 procent van de schepenen zegt dat ze de BBC niet kennen. Dat is verrassend. De helft van de vrijwilligers 51 procent , wat me meer plausibel lijkt, en 40 procent van de middenveldprofessionals zeggen ook dat ze de BBC niet kennen. Met toch een belangrijk aantal respondenten dat de BBC niet zegt te kennen, moet je ook de beoordelingen over de BBC in dat kader plaatsen.
Soms wordt er meer gepolst naar de perceptie dan naar vaststelbare, objectieve feiten. Ik kom daarop terug.
De communicatie kan op het eerste gezicht negatief lijken, maar er zijn ook positieve elementen. U gaat zo ver om in uw inleiding het woord schokkend te gebruiken. Daarvoor wordt verwezen naar: BBC zou niet noodzakelijk leiden tot meer duidelijk en coherente beleidslijnen. De ondervraagden zouden heel negatief staan ten opzichte van hun betrokkenheid bij het planningsproces. Van planlastvermindering zou nog niet veel sprake zijn. Ook daar kom ik op terug.
Er zijn een aantal duidelijk positieve en hoopvolle signalen. Een ruime meerderheid, 74 procent van de gemeentelijke respondenten, de schepenen en de ambtenaren maar niet de vrijwilligers, vinden de meerjarenplanning wel degelijk een nuttige en leerrijke ervaring. Ze beschouwen het als een periode van intensief samenwerken met collegas. Het gaat natuurlijk over het integraal plannen. Blijkbaar is een heel ruime meerderheid, driekwart, op dat vlak positief ingesteld.
Diezelfde personen werden ook in zeer ruime mate betrokken bij het proces van de opmaak van de plannen: tot 94 procent. De betrokkenheid bij de opmaak is inderdaad veel minder het geval bij de middenveldprofessionals. Bijna drie op vier zou niet betrokken zijn. Anderzijds zegt bijna twee op drie zelf geen contact te hebben genomen met de gemeenten naar aanleiding van het gemeentelijk meerjarenplan.
Op de vraag of de strategische lijn van de gemeente nu duidelijker is dan vroeger, antwoordt 60 procent van de schepenen en 55 procent van de ambtenaren positief: de grote helft dus. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat we met de BBC alleen maar een kader aanbieden. De kwaliteitsvolle invulling is een verantwoordelijkheid van de lokale besturen.
Op de vraag of er nu minder planlasten zijn dan vroeger, antwoordt drie vierde van de gemeenteprofessionals inderdaad negatief.
Ik wil over de implementatie van de BBC en de planlasten het volgende zeggen. Het is een leerproces. Dat wordt overal bevestigd. De BBC en ook het Planlastendecreet zijn een leerproces, een belangrijke stap in het professionaliseren van het lokale bestuurlijke instrumentarium naast de bijkomende mogelijkheden die de organieke decreten bieden. Alle lokale besturen moeten daarin hun weg vinden.
De BBC op zich leidt niet tot planlastvermindering. Integendeel, er moet nu worden gepland voor zes jaar ver. Vandaar waarschijnlijk dat de perceptie bestaat dat er niet minder planlasten zijn dan vroeger, maar meer. Het effect ervan zal natuurlijk pas de komende jaren gezien worden doordat we een einde hebben gemaakt aan de verplichting om elk jaar in meer dan tien sectoren een plan of een rapport te maken. Vanaf nu zal men dat niet meer moeten doen. De oefening maken voor zes jaar is natuurlijk zwaarder dan voor één sectoraal onderdeeltje. Het is bovendien de eerste keer: dat is altijd wat zoeken en tasten. We hebben het hier in de commissie al gehad over het opvallende kwaliteitsverschil van gemeente tot gemeente of van stad tot stad. De BBC leidt op zich dus niet tot planlastvermindering. Het is door de geïntegreerde meerjarenplanning een instrument om tot planlastvermindering te komen. Het gevolg is dat kan worden gewerkt zonder al die sectorale plannen.
Het Planlastendecreet heeft uitdrukkelijk tot doel de plan- en rapporteringslasten voor de lokale besturen te verminderen en de eigen verantwoordelijkheid en beleidsruimte van de lokale besturen te vergroten. Ik wil dit nogmaals beklemtonen, want dit was de doelstelling. Dit werd gevraagd door de steden en gemeenten. Het is een belangrijke stap die leidt tot minder betutteling door de Vlaamse overheid. Natuurlijk moet men weten wat men wil.
Als zou worden gevraagd om opnieuw sectorale planning op te leggen, dan wijs ik dat af. Deze minister zal dat niet doen. Dat kan niet de bedoeling zijn. Als de gemeenten zeggen dat ze op eigen verantwoordelijkheid en omdat ze dat beter vinden, opnieuw sectoraal plannen, dan mogen ze dat wat mij betreft doen. Dat is de gemeentelijke autonomie. We zullen niet de stap terug zetten en aan elk van de sectoren opleggen om te plannen en te rapporteren aan Vlaanderen. Dat zou immers een heel grote stap terug zijn.
Het is natuurlijk het een of het ander. Ofwel waren we te centralistisch en zetten we nu een stap vooruit. Ofwel zeggen we onmiddellijk na één jaar en nog voor er een grondige evaluatie is gebeurd, dat we ervan geschrokken zijn en dat we alles zullen terugschroeven.
Zoals ik al zei, gaat het uit van de erkenning van de kracht van de lokale democratie. Ik vraag dus ook begrip voor het leren ermee omgaan. Niemand had verwacht dat we vanaf het eerste jaar van de meerjarenplanning al superkwaliteitsvolle meerjarenplannen zouden hebben in alle steden en gemeenten. Dat kan in de beste der werelden, maar het is de eerste keer, en dus moet de dynamiek kansen krijgen. Ik geloof in de gemeentelijke democratie. Ik heb er vertrouwen in dat het een proces is van groeien en van beter, van volmaakter worden.
Het is niet verwonderlijk dat nu, begin 2014, het gevoel bestaat dat de planlast nog niet effectief is verminderd. We hebben heel bewust gezegd dat planlastvermindering niet gelijk staat aan het afschaffen van plannen. We hebben gezegd dat elke gemeente planmatig moet werken, maar met een meerjarenplan.
De sectorale beleidsplanning was tot nu uitgesmeerd over de hele bestuursperiode. Nu is alles dus samengekomen op één moment, namelijk in het eerste jaar van een nieuwe gemeentelijke bestuursperiode.
De grootste besparingen en efficiëntiewinsten zullen dus de komende jaren worden gerealiseerd, vanaf 2015. Er moet immers niet langer een plan of een rapport worden gemaakt per sector. Nu hebben veel gemeenten nog sectorale planning, participatie enzovoort georganiseerd. Naarmate ze meer gewend zijn om te werken met de integrale planning, zullen ze ook synergiewinsten kunnen realiseren.
Ik wil beklemtonen dat participatie in de eerste plaats een lokale verantwoordelijkheid is. De verenigingen zeggen dat trouwens ook in hun brief van 20 maart. Ik verwijs daarvoor naar het Gemeentedecreet, dat op dat vlak niet is gewijzigd. De gemeenteraad neemt initiatieven om de betrokkenheid en de inspraak van de burgers of van de doelgroepen te verzekeren bij de beleidsvoorbereiding, bij de uitwerking van de gemeentelijke dienstverlening en bij de evaluatie ervan. Dat staat in artikel 199, en ook artikel 200 geldt ter zake. We hebben dat ook zo gewild in het Planlastendecreet. In artikel 6 staat: De lokale besturen moeten aantonen dat zij de lokale belanghebbenden of bevoegde adviesraden hebben betrokken bij de opmaak van de strategische meerjarenplanning. Ook bij de rapportering over de uitvoering van de lokale invulling van de Vlaamse beleidsprioriteiten en de aanwending van de subsidies moeten de lokale besturen aan de bevoegde adviesraden de relevante onderdelen meedelen met betrekking tot de activiteiten en prestaties die werden verricht. Dat staat in artikel 10 van het Planlastendecreet. Artikel 6 zegt dus dat ze moeten worden betrokken bij de planning; artikel 10 zegt dat je de essentiële data moet meedelen bij de rapportering.
Wil een gemeente kunnen genieten van sectorale subsidiëring, dan moeten de in de sectorale regelgeving opgenomen verplichtingen met betrekking tot participatie uiteraard worden nageleefd. De meeste sectorale decreten bepalen echter alleen dat het gemeentebestuur de lokale belanghebbenden dient te betrekken een beetje een transcriptie van het meer algemene decreet. Formeel advies van een adviesorgaan bij de meerjarenplanning wordt enkel opgelegd bij flankerend onderwijsbeleid, bij Jeugd en Sport. In elk geval moet de betrokkenheid van adviesraden of belanghebbenden op voldoende duidelijke wijze worden aangetoond.
Ik kan aannemen dat niet alle gemeenten op een even voorbeeldige manier het participatieproces hebben ingevuld en het adviestraject hebben laten lopen. Ik verwijs daarvoor naar wat Luc Martens, de voorzitter van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), heeft verklaard in Het Nieuwsblad: Alle aandacht was gericht op de nieuwe regelgeving; er was simpelweg geen tijd voor veel inspraak.
Zoals ik al zei, vind ik het goed dat er zon initiatief is genomen. Het is ook de taak van de verenigingen om te wijzen op het belang van die participatie, maar ik heb niet een gevoelen van wetenschappelijkheid bij die enquête. Er is naar gevoelens en naar perceptie gevraagd, de gemeenteraad is niet betrokken. In elke meerjarenplanning moet dus, uit hoofde van het Planlastendecreet, opgenomen zijn hoe men die participatie heeft geregeld het zou mooi werk zijn voor een thesis van een student. Het gaat om documenten die vallen onder openbaarheid van bestuur. U kunt dus nagaan hoe alle steden en gemeenten daarmee zijn omgegaan. Het moet in het meerjarenplan staan en de adviezen moeten tot de bijlagen behoren. Ik heb dus een beetje voorbehoud bij dat soort van bevragingen die gaan over gevoelens. Het zou veel beter voor ons zijn om na te gaan maar het is nog te vroeg voor een evaluatie hoe het op het terrein is ingevuld. De stukken bestaan, het moet blijken uit de documenten, maar ik neem aan dat het niet overal even perfect is verlopen.
De gemeenteraad is toch de allereerste instantie binnen de schoot van de gemeentelijke democratie. Participatie en advies zijn zeer belangrijk, maar in een democratie gaat het nog altijd om het primaat van de politiek en de verkozenen. Er moet dus een afweging gebeuren in de gemeenteraad. Ik was verrast dat de gemeenteraadsleden niet bevraagd zijn. Zoals u weet, is het met de BBC de bedoeling dat de gemeenteraadsleden zich veel meer kunnen focussen op de hoofdlijnen, op het strategische aspect. We hebben ook gezorgd voor meer transparantie. We hebben ervoor gezorgd dat alle stukken van de gemeente, van het OCMW en de autonome gemeentebedrijven opgesteld zijn volgens hetzelfde principe. Voor mij zijn dat de gemeenteprofessionals bij uitstek. Als ik kijk naar het beperkte staal van schepenen dat is bevraagd, dan zie ik toch dat een opvallende meerderheid zegt dat ze meer en beter samenwerken dan in de vorige periode, dat de strategische lijn van de gemeente nu duidelijker is, dat ze meer inspraak hadden in de definitieve meerjarenplanning. Minder planlast zien ze nog niet. Maar dat vind ik, zoals ik al zei, heel normaal.
Uiteraard moet en zal de invoering van de BBC en het Planlastendecreet geëvalueerd worden. Ik neem aan dat u niet verwacht dat die al kant-en-klaar is. Een en ander is pas dit boekjaar ingevoerd, het zou dus veel te vroeg zijn. In de loop van dit jaar wordt er al werk van gemaakt. Ik neem aan dat u allemaal al de uitnodiging hebt gezien van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur voor de eerste studiedag daarover op 1 april, in de gebouwen van ING. Ik hoor dat de zaal volzet is, maar ik neem aan dat de collegas die nog wensen in te schrijven, dat nog kunnen doen.
De aandacht zal worden gevestigd op hoe een bestuur de BBC als een echt instrument en hefboom kan inzetten voor de eigen organisatieontwikkeling en organisatiebeheersing. Er zal onder meer aan de hand van concrete voorbeelden bij lokale besturen worden toegelicht hoe de BBC naadloos ineen kan vloeien met projecten in het kader van beleidsplanning en -opvolging, samenwerking tussen gemeente en OCMW, strategische en projectwerking van het managementteam, interne controle in functie van de externe audit, efficiëntieoptimalisatie, professionalisering van het personeelsbeleid, planlastvermindering. Op basis van een eerste evaluatie van de ingediende meerjarenplannen zullen er ook aandachtspunten en aanbevelingen worden geformuleerd met het oog op de rapportering via de jaarrekening 2014.
Ik kan uiteraard nog niet antwoorden op uw derde vraag. Ik kan namelijk niet vooruitlopen op de evaluaties.
Op 12 maart heeft de Verenigde Verenigingen de Adviesversterker niet verstrekker, het is een tongbreker gelanceerd. Het betreft een initiatief om de participatie lokaal te versterken. Het biedt lokale overheden de mogelijkheid om aan een scherp tarief in te tekenen op een vormingsaanbod op maat van hun lokale adviesraden. Dit initiatief wil lokale adviesraden relevanter en performanter maken en laten inspelen op de vraag van lokale besturen naar goed functionerende raden.
Ik zal dit initiatief zeker steunen en heb dat al gesteund door hieraan de nodige publiciteit te verlenen. De nieuwsbrief daaromtrent verschijnt binnenkort. Verder wordt een en ander ook gepubliceerd op de website van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
In juli van vorig jaar heb ik aan de Verenigde Verenigingen een subsidie van 20.000 euro verleend om haar ondersteuning van de lokale adviesraden te faciliteren. Eerder dan opnieuw nieuwe regels en extra controles in te voeren, moeten we in de allereerste plaats de lokale democratie versterken. We moeten het proces, dat een leerproces is, alle kansen geven.
De voorzitter : De heer De Ro heeft het woord.
De heer Jo De Ro : Voorzitter, ik vond de cijfers heel interessant. Het zijn geen cijfers van een oppositiepartij, een ministerie of een zittende regeringspartij, maar ze zijn het resultaat van een enquête die door het veld zelf werd gedaan.
Op dat vlak denk ik niet dat u of ik zullen zeggen dat we het betreuren dat er een aantal dingen niet in zitten. Ik had ook wel graag de mening van de gemeenteraadsleden gekend. Ik maak mij echter niet de illusie dat hun tevredenheid over de BBC, transparantie en betrokkenheid dermate hoger zal liggen dan die van schepenen of professionals op gemeentelijk vlak. Ik denk dat ze eerder zouden aansluiten maar dat is een vermoeden bij wat de mensen uit het middenveld zeggen.
Het klopt dat ze ontbreken. U zei dat we niet kunnen verwachten dat de evaluatie nu al kant-en-klaar zou zijn. Dat is waar, maar we zien in andere dossiers dat het heel belangrijk is om met een nulmeting te werken. U hebt mij zelf gezegd dat we op het vlak van planlast wel wat tijd moeten geven. De planlastvermindering zit eigenlijk in een planlastvergroting aan het begin van de legislatuur en dan een serieuze daling van de planlast gedurende de legislatuur. Ik hoor u dat graag zeggen, maar er is toch wel wat vrees op het terrein dat dat achterhaald zal zijn wanneer de legislatuur eenmaal loopt. Het zou dan ook goed zijn om, nu het nog vers in het geheugen zit van alle schepenen en gemeenteraadsleden, die bevraging zeer dicht aan te laten sluiten bij de maand december, wat voor gemeenteraadsleden toch wel dé maand is geweest. Ik zal er niet ver naast zitten wanneer ik zeg dat in de meeste gemeenteraden de meerjarenplanning en meerjarenbegroting aan bod is gekomen in de loop van de maand december. Ik denk dat er slechts weinig geweest zijn vóór december. U moet zelf maar eens de oefening doen of u, wanneer u bevraagd wordt over uw betrokkenheid als minister over een dossier, dat binnen zes of twaalf maanden nog zo scherp zult aanvoelen als u dat voelde net na wat er gebeurd is.
Op dat vlak blijf ik dus wat op mijn honger zitten als u zegt dat u er nog niet mee klaar bent. Ik wil dan ook een bijkomende vraag stellen: is er überhaupt een planning voor een nulmeting of een meting bij gemeenteraadsleden, schepenen en burgemeesters en gemeentepersoneel op het vlak van planlast en aanvoelen van verbetering van transparantie en samenwerking en van de vier doelstellingen die de BBC had bij die drie groepen?
Mocht dat zeer snel gebeuren, ben ik eigenlijk nog wel geïnteresseerd in een volgend punt. Een aantal gemeenten waren hiervoor piloot. In uw antwoord gaf u aan dat er heel wat potentieel ongenoegen zit bij het de eerste keer zijn of het moeten wennen aan een aantal zaken. Nu, dat zou een verschil kunnen geven bij pilootgemeenten die al geoefend zijn, die al twee of drie jaar met de methodiek bezig zijn, hoewel ze de eerste keer voor zes jaar hebben moeten plannen. Zelf ben ik schepen van Financiën van een pilootgemeente. Ik heb niet het aanvoelen dat het een groot verschil heeft gemaakt. Ik ben natuurlijk maar één van die 308. De terminologie zat al wat meer in ons hoofd, maar de werkwijze of het aanvoelen dat het nu echt een scherpe planlastvermindering is, was niet aanwezig. Indien we daar echter een sluitende uitspraak over willen maken, moeten we inderdaad een wetenschappelijke evaluatie hebben. U hebt daar ook op gewezen.
Minister, er zijn gemeenten die positief hebben gewerkt op het vlak van planlast. Toevallig ken ik er een aantal waar men een soort mini-G1000 heeft georganiseerd om burgers en verenigingen te betrekken. In andere gemeenten zijn schepenen van Financiën, burgemeesters of vakschepenen elke adviesraad langsgegaan, niet met een standaardvoorbereiding, maar om betrokkenheid te creëren en uitleg te geven bij de meerjarenbegroting en -planning. Het zou goed zijn dat die good practices, die ongetwijfeld in een aantal van die 308 gemeenten hebben plaatsgevonden, worden ingezameld. Het is moeilijk om dat te vragen aan een thesisstudent, de Federatie van Organisaties voor Volksontwikkelingswerk (FOV) of de Verenigde Verenigingen. Het verzamelen van good practices vind ik nu net iets dat bij de administratie zou moeten kunnen gebeuren. Het lijkt mij heel interessant, niet alleen voor die 308 gemeenten om op die manier van elkaar te leren, maar ook voor deze commissie en de collegas van het parlement om die nader te bekijken.
Ten slotte vond ik het heel positief dat de organisatoren of initiatiefnemers van deze bevraging zich niet hebben beperkt tot het verzamelen van gegevens en het geven van de cijfers aan de media en het publiek, maar dat ze zelf ook al initiatieven hebben genomen om die gemeentelijke democratie te versterken en inderdaad de tongbreker adviesversterker.be hebben gelanceerd. Het traject heeft inderdaad een scherpe prijs, daarin hebt u gelijk, maar u weet ook dat gemeenten en dan zeker kleinere gemeenten niet altijd evenveel middelen hebben om iets te doen. Ik leer uit uw antwoord dat u ook middelen voor subsidie hebt uitgetrokken. Dat is allicht de verklaring waarom op de site staat dat de eerste 37 inschrijvers een subsidie, een terugbetaling of een korting van 400 euro zullen krijgen. Ik vraag me af of we ons daartoe moeten beperken.
Minister, u hebt al in juli 2013 20.000 euro uitgetrokken. Hebt u ook in de begroting voor 2014 middelen uitgetrokken om dit te ondersteunen? Over de begroting voor 2015 mag ik u geen vragen stellen, want hier is geen meerjarenbegroting.
Ik heb op de website ook gelezen dat een new deal zal worden georganiseerd om deze vorm van gemeentelijke democratie nog te versterken. Ziet u op dat vlak ook een rol weggelegd voor u als minister of voor uw opvolger, alsook voor uw diensten?
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Ik ben uiteraard van plan een en ander te evalueren. Ik wil dat niet halsoverkop doen. Ik neem me voor het Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen (SBOV) te vragen dit in de volgende oproep van het steunpunt op te nemen.
Dit moet op een wetenschappelijke basis gebeuren. Uit dergelijke enquêtes kunnen we, met alle respect, veel te weinig degelijk studiemateriaal ontlenen om conclusies te kunnen trekken. De gemeenteraadsleden zijn niet bevraagd. Slechts een klein aantal schepenen is bevraagd. De vraag is of het steeds om de schepenen van Financiën en Begroting gaat. Zij worden toch enigszins geacht de coördinatoren te zijn. Het verrast me ook dat 10 procent van de schepenen heeft verklaard de BBC niet te kennen. Dit lijkt me bijzonder vreemd, maar als het zo is, dan is het zo.
Dit vormt bij uitstek het voorwerp van wetenschappelijk onderzoek. In het Gemeentedecreet en in het Planlastendecreet zijn nu eenmaal verplichtingen opgenomen. Dit geldt ook voor een aantal sectorale decreten. Dit maakt deel uit van de openbaarheid van bestuur. Het betreft publieke documenten.
Uit de meerjarige beleidsplannen blijkt in welke mate en op welke manier de adviesraden om advies is gevraagd en hoe met die adviezen is omgegaan. Als aparte adviezen zijn verstrekt, zijn die als bijlagen bij de meerjarige plannen gevoegd. Dit laat toe om de volgende keer dat meerjarenplannen moeten worden opgesteld eventueel in bijkomende adviezen aan de lokale te voorzien.
Wat mij betreft, mogen die conclusies natuurlijk vroeger komen. Ondertussen steun ik de Verenigde Verenigingen om de adviesraden in hun rol te versterken. Het lijkt me een goede zaak dat de Verenigde Verenigingen op dat vlak initiatieven neemt. Ik wil echter beklemtonen dat de participatie een lokale verantwoordelijkheid is. Ik zal dat niet veranderen.
Ik wil niets veranderen aan het integraal beleid dat we hebben ontworpen. We zullen niet op een verplicht sectoraal beleid terugvallen. De Vlaamse overheid zal de gemeenten niet opleggen weer aparte plannen en rapporten in verband met sport, cultuur, jeugd en dergelijke op te stellen. Volgens mij moeten we die grote lijnen bewaren.
Voor zover ik weet, is er uiteraard geen nulmeting. Ik durf dat hier niet als waarheid te verkondigen. Misschien weten andere mensen in de zaal hier meer van, maar volgens mij is er met betrekking tot de sectorale adviezen ook nooit een onderzoek in de gemeenten uitgevoerd. Die adviezen met betrekking tot sport, cultuur, jeugd en dergelijke moesten al jarenlang worden verstrekt. Ik weet niet of die adviezen ooit het voorwerp van een onderzoek of van een nulmeting zijn geweest. Mijn administrateur-generaal heeft hier ook geen weet van. Het is mogelijk dat er ooit een studie is verschenen. Ik wil er mijn hand niet voor in het vuur steken.
Het lijkt me in elk geval zinvol tot een nulmeting over te gaan. Ik zal het SBOV vragen in het licht van de volgende opdracht van het steunpunt beleidsaanbevelingen te formuleren en na te gaan hoe een en ander beter kan worden aangepakt. Dit lijkt me de beste werkwijze. Ondertussen ondersteun ik de Verenigde Verenigingen om het participatieproces te versterken en te verbeteren waar dat mogelijk zou zijn. We moeten trachten de adviesraden hierin een grotere rol te laten spelen.
Ik wil echter nogmaals beklemtonen dat het voor de gemeentelijke democratie het allerbelangrijkste is dat we onze gemeenteraadsleden op dit vlak goed vormen. Zij moeten die nieuwe instrumenten met kennis van zaken kunnen hanteren. Zij moeten met kennis van zaken over strategische beleidsplannen en lijnen kunnen meespreken. Het is belangrijk dat ze de BBC kunnen gebruiken om de input en de output op te volgen. Dat is precies waar de drie fases van de BBC om draaien. Het gaat om het opmaken van een budget, om het rapporteren over het budget en over het maken van de rekeningen. Dit is steeds aan de doelstellingen gerelateerd.
De voorzitter : De heer De Ro heeft het woord.
De heer Jo De Ro : Ik ben blij dat de minister inziet dat een evaluatie op basis van een nulmeting belangrijk zou kunnen zijn. Zoals iedereen weet, ben ik niet actief in deze commissie. Ik volg onderwijs en cultuur op. Ook binnen deze beleidsdomeinen hebben bepaalde decreten een grote impact. Volgens mij zal niemand die lokaal actief is de impact van de BBC op de 308 Vlaamse gemeenten durven te onderschatten. De positieve en negatieve elementen zijn in dit parlement tot in den treure aan bod gekomen. Bij de invoering van iets nieuws met een zo fundamentele impact zou het steunpunt op voorhand echter de vraag moeten krijgen een nulmeting te organiseren. Dit is immers belangrijk.
Ik onthoud het positieve element. De nulmeting zal er nu wel komen. Er zal dan ongetwijfeld aandacht worden besteed aan de gemeenteraadsleden, aan de lokale uitvoerende macht en aan de lokale administraties.
Ik zou echter over de timing willen waken. Ik hoop dat die evaluatie voor de aanvang van de volgende cyclus kan worden afgerond. Ik hoop dat het Vlaams Parlement en deze commissie minstens twee jaar op voorhand over die evaluatie zullen kunnen beschikken. Indien tijdens de evaluatie ernstige gebreken zouden worden vastgesteld of, om het positief uit te drukken, indien belangrijke aanbevelingen zouden worden geformuleerd, zou het al te gek zijn tot net voor de aanvang van de volgende cyclus te wachten om snel iets aan het decreet te veranderen. Daar zouden enkel de organisaties die dan snel cursussen moeten geven beter van worden. Het zou de lokale besturen, laat staan de lokale participatie, niet ten goede komen.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Mijnheer De Ro, het verbaast me dat het u verbaast dat er geen nulmeting is geweest. Er was immers niets om te meten. Het zou echt een nulmeting zijn geweest. Je kunt de mate van participatie in de BBC toch pas meten als die meerjarenplannen er zijn. Als ik had gevraagd aan het steunpunt om voor 1 januari te meten, was dat natuurlijk echt nul geweest. Op basis daarvan kunnen we niet veel evalueren. Ik stop dat nu in de opdracht voor SBOV. De bestaande opdrachten aan het steunpunt voor 2014 zijn verleend. In 2015 kan SBOV dat opnemen, om dat op te leveren eind 2015 of 2016. Dat laat zeer ruim toe aan alle betrokkenen om daar de nodige conclusies uit te trekken, in de eerste plaats het parlement, maar ook de adviesraden en de lokale autoriteiten, zowel de uitvoerende macht als de gemeenteraden.
De heer Jo De Ro : U kunt gemakkelijk zeggen dat het raar is om een nulmeting te doen als er nog niets is. Maar nu is gevraagd naar het aanvoelen een subjectief element dat men zo probeert te objectiveren over de impact die de invoering van de BBC op het terrein heeft gehad. De meeste leden hier zijn lokaal actief. We zijn geen wetenschappers, maar we kunnen allemaal minstens tien vragen bedenken die als nulmeting kunnen fungeren en die nu moeten worden gesteld aan die mensen, omdat het proces om te komen tot het eerste feit, de eerste BBC, de eerste zes jaar, nu gebeurd is.
De vrijwilligers hebben gevraagd aan de vier groepen die ik daarstraks genoemd heb, hoe ze dat hebben aangevoeld: goed of niet goed, betrokken of niet betrokken? We kunnen over de vraagstelling discussiëren, maar het feit dat het in oktober-november-december zeer actueel was in de gemeenten, gemeenteraden, gemeenteraadscommissies en stedelijke adviesraden, maakte het uitermate interessant om de vragen voor te leggen in januari-februari. Dat hebben die mensen gedaan, en ik begrijp dat ze het dan hebben gedaan. Elke wetenschappers zal u zeggen dat je er voor een nulmeting snel bij moet zijn, want anders is dat moment voorbij.
Voor participatie in cultuur bijvoorbeeld hebben we die nulmeting gemist, naar aanleiding van het Participatiedecreet. Het is een zorg van goed bestuur om dat op voorhand in te schrijven. In onderwijsdecreten wordt dat vaak toegevoegd van bij de start, voor de invoering van een decreet. Daar zou u even goed kunnen zeggen dat er nog geen decreet bestaat.
De voorzitter : De heer Durnez heeft het woord.
De heer Jan Durnez : Minister, u vraagt naar een voorgaande. Ik meen mij te herinneren dat bij de milieubeleidsplannen dergelijke evaluaties zeer grondig zijn gebeurd, misschien moeten we die eens opvissen.
Minister Geert Bourgeois : Mijnheer De Ro, nog eens, tot aan de invoering van de BBC en het Planlastendecreet waren er sectorale plannen. Zeggen dat we de betrokkenheid daarbij eens gaan meten, heeft geen zin, want nu stappen we over naar een totaal nieuw systeem. Eind februari hebben we finaal alle meerjarenplannen binnengekregen. Mij allemaal goed dat er zulke enquêtes gebeuren, het kan een bijkomend element zijn. Maar wat mij betreft, moet zon onderzoek gebeuren aan de hand van de eerste meerjarenplannen die gemaakt zijn en dat is dan de nulmeting. Daarna krijgen we ook de eerste rapporten. Je kunt het niet vroeger doen, dat zou geen enkele zin hebben.
Als we nu zeggen aan SBOV om dat te onderzoeken, er wetenschappelijke conclusies uit te trekken, te kijken wat er schort en wat er kan worden verbeterd, blijf ik er nog bij en ik hoop het volgende parlement ook dat we de gemeentelijke autonomie moeten laten spelen en niet de gemeenten bij de hand mogen nemen om dan te zeggen op welke manier ze moeten omgaan met hun Gezinsraad. Er staan algemene bepalingen in. Het is een zaak van lokale democratie en lokaal verantwoording afleggen tegenover de kiezers.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.