Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 13/03/2014
De voorzitter : Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Voorzitter, minister, collega's, op 6 december 2013 besliste de Vlaamse Regering over de verdeling van een nieuwe schijf van 20 miljoen euro om het capaciteitsprobleem in het onderwijs aan te pakken. Maar naast de verdeling van die 20 miljoen euro bekrachtigde de Vlaamse Regering ook een afsprakennota over de toekomstige verdeling van de middelen voor de capaciteitsuitbreiding. De afsprakennota kwam er in overleg met de koepels en het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap (GO!).
In de nota wordt de werking van de lokale taskforces gestroomlijnd en worden een aantal selectiecriteria vastgelegd voor de verdeling van de middelen. Die selectiecriteria moeten helpen bij de beoordeling van projecten. De criteria gaan van het aantal gecreëerde plaatsen tot de kostprijs en de timing van het project. De lokale taskforces maken op basis van die criteria een lijst van prioritaire projecten op die ze aftoetsen bij een centrale taskforce. Uiteindelijk is het de Vlaamse Regering die, afhankelijk van het budget, de knopen doorhakt.
De gehanteerde selectiecriteria roepen de nodige vragen op. Bij de selectie van projecten voor de uitbreiding van schoolcapaciteit zal immers niet enkel worden gekeken naar het aantal bijkomende plaatsen en de kostprijs, maar zal ook rekening worden gehouden met het evenwicht tussen de verschillende onderwijsnetten. Zo kan de verdeling van middelen gecorrigeerd worden om rekening te houden met de reeds toegewezen capaciteitsmiddelen per net om zo op korte termijn de evenwichten te herstellen. Deze evenwichtsclausule kan het vinden van oplossingen op het terrein aanzienlijk bemoeilijken. Het marktaandeel van de verschillende netten lijkt op deze manier voor de regering en de onderwijsminister immers een grotere zorg dan het garanderen van een plek voor elk kind. Het evenwicht tussen de netten krijgt daarmee voorrang op het creëren van plaatsen.
In feite gaat de regering in tijden van capaciteitstekort een nettenstrijd organiseren, ten koste van de kinderen. Dat is een kwalijke zaak, vooral omdat het ingaat tegen de realiteit op het terrein, waar men vaak probeert de krachten te verenigen om elk kind een stoeltje te bezorgen. Dit getuigt ook van weinig vertrouwen in het lokale niveau. Het grondprobleem blijft dat er te weinig geld wordt uitgetrokken voor de zo noodzakelijke extra capaciteit. Maar met extra regeltjes gaat men het creëren van nieuwe capaciteit nu nog eens bemoeilijken.
Minister, waarop baseert u zich om naar aanleiding van het capaciteitsprobleem deze evenwichtsclausule in te roepen? Is deze afsprakennota geen motie van wantrouwen ten aanzien van de lokale besturen? We wachten nu al vier jaar op een langetermijnvisie over een duurzaam en structureel scholenbouwbeleid. In welke staat wenst u dit dossier over te dragen aan de volgende minister van Onderwijs? Meer bepaald: kunt u ons een accuraat inzicht verschaffen over de capaciteitsdruk voor de volgende jaren, en welke budgettaire consequenties u daaraan koppelt? Is bij de totstandkoming van de afsprakennota voldoende rekening gehouden met de plaatselijke realiteit en de daar geleverde inspanningen over de netten heen om tot een goede verdeling van nieuwe plaatsen te komen?
De voorzitter : De heer De Ro heeft het woord.
De heer Jo De Ro : Voorzitter, minister, collegas, bij de selectie van projecten voor de uitbreiding van schoolcapaciteit zal vanaf nu niet enkel worden gekeken naar het aantal bijkomende plaatsen en de kostprijs, maar ook naar het evenwicht tussen de verschillende onderwijsnetten. Dat blijkt uit de afsprakennota over de capaciteitsproblematiek die de Vlaamse Regering heeft goedgekeurd. De nota moet de werking van de lokale taskforces stroomlijnen. De nota legt een aantal selectiecriteria vast voor de verdeling van de middelen. Die selectiecriteria moeten helpen om de projecten te beoordelen. De criteria gaan van het aantal gecreëerde plaatsen tot de kostprijs en de timing van het project. De lokale taskforces maken op basis van die criteria een lijst van prioritaire projecten op die ze aftoetsen bij een centrale taskforce. Uiteindelijk is het de Vlaamse Regering die, in functie van het budget, de knopen doorhakt. En dat is ook logisch. Maar er zijn een aantal kanttekeningen te maken bij de selectiecriteria.
Zo is in de nota onder meer bepaald dat het evenwicht tussen de verschillende onderwijsnetten wordt bewaakt. Zo kan, aldus de nota, de verdeling van middelen gecorrigeerd worden om rekening te houden met de reeds toegewezen capaciteitsmiddelen per net om zo op korte termijn de evenwichten te herstellen. Voor de bewaking van dat evenwicht gaat de Vlaamse Regering zelfs terug tot de situatie van 1 februari 2009! Bijkomend wil ik erop wijzen dat is bepaald dat de lokale taskforce de middelen moet toewijzen conform de bepaling van Onderwijsdecreet (OD) II een decreet dat twintig jaar geleden is goedgekeurd. Ik stel mij grote vragen bij dit stuk van de nota, want dat gaat compleet voorbij aan de lokale realiteit en is een regelrechte aanfluiting van het vertrouwen dat men heeft in de lokale taskforces en de goede afspraken die in het verleden in moeilijke omstandigheden tot stand kwamen. In plaats van de situatie nog te bemoeilijken met extra regels en een nieuwe schoolstrijd in het leven te roepen zou de Vlaamse Regering beter haar energie steken in het effectief wegwerken van de tekorten en zich concentreren op het vinden van de nodige budgetten.
Minister, waarom wordt het criterium evenwicht tussen de verschillende onderwijsnetten opgenomen als parameter in het toekennen van capaciteitsmiddelen? Vanwaar de datum van 1 februari 2009 en vanwaar de verwijzing naar OD II, een decreet van meer dan twintig jaar geleden? Beseft de Vlaamse Regering dat ze op die manier de strijd tussen de netten opnieuw in het leven roept? Zal de Vlaamse Regering nog extra middelen plannen voor capaciteit dit jaar? Wanneer zult u aan alle aanvragers van extra capaciteit een duidelijk antwoord bezorgen?
De voorzitter : Mevrouw De Knop heeft het woord.
Mevrouw Irina De Knop : Minister, we hebben over deze problemen, met name over de procedures voor de toekenning van de toekomstige middelen voor capaciteitsnoden in het onderwijs, al heel vaak gediscussieerd in deze commissie. In januari jongstleden stelde ik daarover vragen in de commissie. U hebt toen aangegeven dat de afsprakennota tussen de netten was goedgekeurd door de regering, maar dat u die niet kon vrijgeven aan de commissieleden omdat die nog moest worden doorgesproken met de netten.
In de krokusvakantie vernamen we dat die nota is gefinaliseerd. We vernamen er ook de inhoud van. Nochtans had ik duidelijk gevraagd ik richt me ook tot de commissievoorzitter om, zodra de nota definitief was gekend, die aan ons over te maken. Ik herinner me dat u toen zei: geen nood, mevrouw De Knop, u moet zich geen zorgen maken. Als er een beslissing wordt genomen over de afsprakennota, zal die zeker aan de commissieleden worden bezorgd.
Ikzelf, mijn medewerker en mijn collegas hebben naarstig gezocht naar die afsprakennota, maar we hebben die niet gevonden. Vandaag moeten we hier een interpellatie indienen op basis van persberichten. Het zou nuttig zijn dat we die discussie ten gronde kunnen voeren. Ik ga ervan uit dat er inderdaad afspraken zijn tussen netten, dat dat een van de elementen is, maar ik zou dat debat graag in zijn totaliteit kunnen voeren. Wat zijn die criteria? Op basis waarvan gaan we daar keuzes in maken? Dat lijkt me heel erg nuttig, vooral in het licht van het nieuws dat ons bereikte net voor de krokusvakantie, dat uit de aanmeldingsprocedures in Brussel blijkt dat er veel te weinig plaatsen zijn voor kinderen en jongeren.
Ik veronderstel ben er bijna zeker van dat dit probleem zich ook in de rest van Vlaanderen manifesteert. Het zou goed zijn dat we die tekorten naast uw afsprakennota en selectiecriteria kunnen leggen en er in de commissie een debat ten gronde over kunnen voeren. Ik voel me eigenlijk in mijn blootje gezet, want we kunnen alleen maar discussiëren over persberichten.
Ik heb dat gelezen op Belga. Belga heeft dat blijkbaar kunnen inkijken. Maar u moet daar vooral niets achter zoeken, want wij hebben het duidelijk niet.
Minister Pascal Smet : Voor alle duidelijkheid: ik heb dat niet gecommuniceerd.
De heer Boudewijn Bouckaert : Ik heb die interpellaties positief geadviseerd voor het Uitgebreid Bureau omdat ik vond dat een bericht dat niet zonder belang is, in de ether werd gestuurd. Als je daar een criterium aan toevoegt, namelijk het evenwicht tussen de netten, dan is dat een gedachtewisseling waard. Voor ons als volksvertegenwoordigers, zeker van de oppositie, is het altijd een beetje raden. Je krijgt het bericht van Belga en vraagt je af of dat wel of niet serieus is. Soms is het serieus, soms wat minder, maar het is onze taak als volksvertegenwoordigers van de oppositie om de uitvoerende macht aan de tand te voelen in hoeverre die berichten wel of niet kloppen.
Minister, wat mevrouw De Knop zegt, is correct. U hebt die nota beloofd. We wachten erop. Als die er eerder was geweest, waren deze interpellaties misschien niet nodig geweest.
Dan de inhoud. Inzake het evenwicht tussen de onderwijsnetten kunnen we ons allemaal andere gedachten vormen over de herstructurering van het onderwijslandschap indertijd hebben we daar met Open Vld interessante discussies over gevoerd maar de realiteit is nu eenmaal dat de netten en de inrichtende machten de finale verantwoordelijkheid dragen voor het opstarten van scholen en het creëren van bijkomende capaciteit. Daar moet rekening mee worden gehouden. Ik heb begrip voor het evenwicht tussen de onderwijsnetten. Dat responsabiliseert eventueel de inrichtende machten, maar het zou niet goed zijn indien de toepassing van dat criterium inefficiënties veroorzaakt in verband met urgenties. Ik kan me voorstellen dat het creëren van bijkomende capaciteit niet overal even urgent is. Het zou wel eens kunnen dat door het evenwicht tussen de verschillende onderwijsnetten minder urgente projecten voorrang krijgen op zeer urgente projecten. Als dat het geval is, zou dat geen goede zaak zijn, want ik ben het volkomen eens met de interpellanten dat het wegwerken van het capaciteitstekort en het zorgen voor plaatsen voor kinderen absolute prioriteit moet zijn en dat dat boven het evenwicht tussen de verschillende onderwijsnetten staat.
Minister, kunt u meer uitleg geven over wat dat evenwicht betekent? De vraag over de datum van 1 februari 2009 is interessant. Ik weet nog zo niet of dat de schoolstrijd nieuw leven zal inblazen. Mijn fundamentele vraag is of dit geen inefficiëntie in het leven zal roepen.
De heer Jos De Meyer : Voorzitter, ik was oorspronkelijk niet zinnens om tussen te komen. Maar als ik over schoolstrijd hoor spreken, vraag ik mij af wie er hier een schoolstrijd wenst.
Minister, de absolute prioriteit is natuurlijk dat elk kind een plaats heeft. Dat is nogal evident. Maar het is toch wel goed dat u bij de verdeling van de middelen ook rekening houdt met de specificiteit van de verschillende netten. Daar moet ik mijn collegas toch soms eens aan herinneren. Als je 100 procent financiering hebt vanuit de overheid, dan is het mogelijk veel eenvoudiger om vrij snel te beslissen. Dan spreek ik over het Gemeenschapsonderwijs. Voor het officieel gesubsidieerde onderwijs is er 70 procent subsidiëring, en 30 procent werkingsmiddelen. Maar als je weet dat steden en gemeenten bij noodsituaties hun verantwoordelijkheid mee opnemen, en terecht, dan is deze situatie nog altijd iets eenvoudiger dan als je een schoolbestuur hebt waar inderdaad 70 procent van de overheid komt en 30 procent moet komen van de werkingsmiddelen.
Ik maak zelf deel uit van een taskforce. Daar was er één grote bekommernis: ervoor zorgen dat elk kind een plaats heeft. Ik heb gemerkt dat daar bij de verdeling van de middelen op een heel objectieve, zakelijke en nuchtere manier wordt gewerkt vanuit die ene grote bezorgdheid: elk kind een plaats. Ik heb ook moeten constateren dat een van de scholen van het vrij onderwijs, nadat de middelen waren toegekend, vanwege de 30 procent die ze zelf moest ophoesten, uiteindelijk heeft moeten afhaken omdat ze dit financieel niet aankon.
Deze kanttekening wilde ik toch even maken vanuit de bezorgdheid elk kind een plaats, die ik volledig onderschrijf. Maar we moeten toch ook rekening houden met de specificiteit van elk net. Als je voor 100 procent wordt betoelaagd door de overheid, of mogelijk gesteund wordt door gemeenten of steden, dan hebben mensen die vrijwilliger zijn in een schoolbestuur en daar verantwoordelijkheid voor dragen, toch nog wel een zwaardere verantwoordelijkheid.
Voorzitter, ik wou dit inbrengen opdat men dit toch niet zou vergeten.
De voorzitter : Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Mevrouw Fatma Pehlivan : Voorzitter, ik was ook niet van plan om tussen te komen over de vragen van de collegas, maar ik wil mij toch aansluiten bij de heer De Meyer.
Minister, de taskforce op het lokale niveau van de gemeente is belangrijk. Ik kan mij indenken dat een gemeentebestuur welk bestuur het ook is bij de capaciteitsproblemen die zich nu voordoen, het gehele grondgebied van de stad of gemeente wil bestrijken. Daarom is het goed dat er een vorm van samenwerking is. In plaats van een nieuwe schoolstrijd en een nieuwe concurrentie zal dit de samenwerking tussen de netten versterken. Het is daarop dat we moeten inzetten. In Gent heeft de schepen van Onderwijs een volledige langetermijnplanning opgemaakt. We moeten hier niet onder stoelen of banken steken dat er in de toekomst op een bepaald ogenblik tekorten zullen zijn. De overheid zal daar voor een deel op moeten inspelen. Maar het is goed dat er een langetermijnplanning wordt gemaakt, samen met de netten en samen met het lokale bestuur. Dan kan men op het lokale niveau rekening houden met bepaalde netten, waar er misschien een mogelijkheid is in verband met de problemen die zich voordoen. Daarom is de taskforce van de lokale overheid belangrijk voor het evenwicht.
De heer Jo De Ro : Dat is de bestaande situatie.
Mevrouw Fatma Pehlivan : Ja, daarom vraag ik mij af wat voor jullie het probleem is. (Opmerkingen)
De evenwichtsoefening die men hier maakt, probeert men ook te maken in het kader van de lokale taskforce. Men probeert voor een deel ook de lokale overheid daarbij te betrekken, met alle verschillende netten. (Opmerkingen)
Toch wel. Er is geen probleem.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Voorzitter, ik ben blij met de vraag. Ik was ook verbaasd. Het was mevrouw Meuleman die dat bericht aan Belga heeft bezorgd. Ik weet ook wie het haar heeft verteld. De regering heeft die nota kort voor de krokusvakantie goedgekeurd. We hebben ze nog eens een laatste maal, zoals de regering dat had afgesproken, met de verschillende onderwijsnetten besproken, om ze te finaliseren. Dan zou de nota naar de commissie gaan.
De nota is overigens samen met de onderwijsnetten opgesteld. Zij is niet uit de lucht gevallen. Zij is ook door de onderwijsnetten gevraagd, voor alle duidelijkheid. Dat is allemaal gebeurd juist voor de krokusvakantie. En dan is er een lek veroorzaakt door een van die onderwijsnetten. Ik weet welk net en wie het heeft gedaan. Dan is dat door middel van een Belgabericht in de krant gebracht. Mevrouw De Knop, niet door mij, maar door mevrouw Meuleman. U moet mij dus niet komen vragen hoe het komt dat jullie dat niet hebben gekregen en dat jullie dat via de gazet hebben moeten horen. Ik heb het niet in de gazet gebracht, het is een collega van u die het in de gazet heeft gebracht. Men had het beter niet gedaan, want dan had men de volledige nota hier gekregen en ze kunnen lezen, en dan had men goed kunnen begrijpen wat erin staat en wat er niet in staat.
Die nota is opgesteld in overeenstemming met de onderwijsnetten. Vanaf het moment dat we werden geconfronteerd met de problematiek van de capaciteit zijn er twee dingen gezegd. Maar ja, memory, its such a precious thing. In het begin is er altijd gezegd, ook vanuit de oppositie, dat alle netten hun verantwoordelijkheid moeten opnemen. Alle netten moeten hun verantwoordelijkheid opnemen. En toen werd gezegd dat we ervoor moesten zorgen dat alle netten hun verantwoordelijkheid zouden opnemen, en dat niet alleen het gemeentelijk of het Gemeenschapsonderwijs, maar ook het vrij onderwijs zijn verantwoordelijkheid zou nemen. Er is toen gezegd dat het ook logisch is dat, als er een probleem is, ieder zijn verantwoordelijkheid neemt, evenredig volgens zijn marktaandeel van dat moment. Dat was toen een zeer duidelijke vraag.
Er wordt nu gevraagd of er op die manier geen scholenoorlog in het leven wordt geroepen, maar deze nota voorkomt juist een scholenoorlog. Hij voorkomt juist dat bepaalde netten zouden zeggen dat ze hun aandeel zullen vergroten, ten nadele van een ander, dat om een of andere reden zijn verantwoordelijkheid niet kan of soms niet wil opnemen. Wat u vreest, mijnheer De Ro, wordt door deze nota juist niet mogelijk gemaakt. Trouwens, er zijn nog altijd de afspraken uit Onderwijsdecreet II, dat door dit parlement is goedgekeurd is en tot nader order nog altijd de regeling is.
De volledige logica is dat elk net zijn verantwoordelijkheid moet opnemen, ook het vrije onderwijs. De heer De Meyer merkt terecht op dat het voor het vrije onderwijs niet altijd evident is. Soms wil men misschien niet, maar soms kan men ook niet, en is het voor andere netten iets gemakkelijker. Ik ben heel blij dat het Gemeenschapsonderwijs, en in Antwerpen het stedelijk onderwijs, zijn verantwoordelijkheid heeft opgenomen en meer heeft gedaan dan je van hen, op basis van hun marktaandeel op dat moment, zou kunnen verwachten. Ik ben daar heel blij mee, want ze hebben er mee voor gezorgd dat elk kind in Vlaanderen een plaats heeft kunnen vinden.
Er wordt dus helemaal geen scholenstrijd aangewakkerd, integendeel. Dit is net om ervoor te zorgen dat elk net zijn verantwoordelijkheid opneemt.
Natuurlijk, als op het terrein zou blijken dat een net om een of andere reden zijn verantwoordelijkheid niet opneemt, is het niet zo dat er geen nieuwe scholen worden opgericht. Als u de nota volledig zult krijgen en lezen, zult u merken dat er heel duidelijk in staat dat, wanneer beide gelijkwaardige projecten indienen, er dan pas wordt gekeken. Als er geen gelijkwaardig project wordt ingediend, en er is dan een onevenwicht, zal dat onevenwicht behouden blijven. De prioriteit is natuurlijk om elk kind een plaats te geven, dat is nogal evident. Dit is zeer genuanceerd en houdt rekening met de context.
We hebben de afgelopen jaren inderdaad een crisisaanpak moeten doen. Dat heeft dan geleid tot constructief overleg tussen de lokale onderwijsverstrekkers. Laat mij wel zeggen, mijnheer De Ro, dat men in sommige gemeenten niet wist dat er een probleem was. Er wordt gesproken over wantrouwen ten opzichte van lokale besturen, maar wij hebben de afgelopen jaren gezien dat er lokale besturen waren die totaal niet wisten dat er een probleem was of dat er een aanpak moest zijn. Dat is trouwens geen verwijt.
Wat vandaag in die nota staat, is eigenlijk de praktijk van de afgelopen jaren die wordt gecodificeerd en in duidelijke afspraken wordt opgenomen, om een duidelijke houvast te hebben. Dat is wat hier is gebeurd.
Bovendien is ook het Gemeenschapsonderwijs, dat daar nu problemen mee heeft, in 2010 akkoord gegaan. Ik zeg altijd: woord gegeven is woord gehouden. In 2010 is die afspraak gemaakt en is iedereen ermee akkoord gegaan. Men moet dus nu niet doen alsof men uit de lucht valt. Dat is in 2010 duidelijk afgesproken, mede om ervoor te zorgen dat elk net zijn verantwoordelijkheid opneemt.
Ik herhaal dat die correcties pas een rol spelen indien er evenwaardige dossiers van verschillende netten op tafel liggen. Als de lokale taskforce voorstellen krijgt, en men vindt dat het in het belang van het kind is dat één net zijn projecten realiseert, kan dat nog altijd gebeuren. Dat punt van de gelijkwaardige projecten is erin opgenomen om ervoor te zorgen dat iedereen zijn verantwoordelijkheid opneemt, wat ook de vraag van jullie was in 2010, en trouwens ook van het Gemeenschapsonderwijs. Achteraf heeft men dan een kans gezien en gedacht om het marktaandeel te vergroten. Dat is wat er aan de hand is. Men moet ook de intellectuele eerlijkheid hebben om dat te zeggen.
U moet dus niet komen zeggen dat we een scholenoorlog ontketenen. Integendeel, mochten we dit niet hebben, zou er een scholenoorlog kunnen ontstaan op basis van capaciteitsdossiers. Dat hebben we juist willen voorkomen. Uiteraard is het de Vlaamse Regering die finaal zal beslissen, maar het is de lokale taskforce die de regie blijft hebben en de voorstellen kan doen.
De datum van 1 februari 2009 is gekozen omdat dat het laatste jaar was waarin nog geen inzet van capaciteitsmiddelen was gebeurd en er dus ook nog geen impact was vanuit het capaciteitsbeleid op het evenwicht tussen de netten. Dat is een heel objectief ijkingspunt dat hier bepaald is.
Er was een terechte bezorgdheid van het Gemeenschapsonderwijs. Zij zijn met tijdelijke oplossingen gekomen via de modulaire units, waar zij dan ook tijdelijke stedenbouwkundige vergunningen voor hadden. Als er dan een permanente oplossing kon komen voor die modulaire units, was de bezorgdheid dat die permanente oplossing misschien niet zou kunnen omdat dan het evenwicht zou worden verstoord. Er is heel duidelijk gesteld dat dat niet geldt. De tijdelijke oplossingen kunnen permanente oplossingen worden. Dat is een prioriteit. Dat is ook heel duidelijk afgesproken op de laatste vergadering, die ik overigens zelf heb voorgezeten.
De capaciteitsmiddelen voor 2014, die 57,5 miljoen euro, werden tijdig door de regering vrijgemaakt. Dat er ook de volgende jaren bijkomende investeringen in het vooruitzicht moeten worden gesteld, is duidelijk, maar die beslissing moet bij de begrotingsopmaak 2015 worden genomen. Ik hoop dat degenen die rond de tafel zullen zitten bij de regeringsvorming, het verstand hebben om een meerjarenbegroting af te spreken voor de capaciteit. Dat zal jaarlijks rond de 50 miljoen euro draaien. Het is belangrijk om dat bedrag op voorhand vast te leggen, zodat men dat niet, zoals wij hebben moeten doen, elk jaar opnieuw in de begroting moet krijgen in functie van de beschikbare middelen.
De lokale taskforces die capaciteitsmiddelen voor 2014 hebben ontvangen, hebben allang de vraag ontvangen om hun selectie van capaciteitsprojecten te bezorgen. Er zal een overlegmoment komen met de vertegenwoordigers van alle lokale taskforces, waarop onder meer de afsprakennota en de besteding van het vrijgemaakte budget zal worden toegelicht.
Ik heb opdracht gegeven om een capaciteitsmonitor op te stellen die nog veel preciezer werkt dan de huidige. De onderzoeks- en ontwikkelingsopdracht loopt. Die zal begin 2015 rond zijn. Op die manier zullen we veel preciezere en duidelijkere data kunnen geven aan de lokale taskforces, maar ook centraal. Het was niet evident om die monitor te ontwikkelen. Die is, mede op basis van wat in een stad is gebeurd, ontwikkelbaar geworden.
De nota is geen motie van wantrouwen ten aanzien van de lokale besturen, mevrouw Meuleman. Wel integendeel, er is een constructief overleg ontstaan. Er moet een draaiboek worden gemaakt van de afspraken die zijn gemaakt met als doel een meer homogene werkwijze over de lokale taskforces heen. Dat is wat hier gebeurt. Zo weet iedereen wat de afspraken zijn.
Uiteraard wordt er rekening gehouden met de plaatselijke realiteit en met de bestaande inspanningen over de netten heen om een goede verdeling te maken. Daarvoor is ook deze nota gemaakt. De voorbije jaren hebben aangetoond dat het opstellen van een onderbouwd dossier met een kwantitatieve analyse een goede basis is voor een lokaal masterplan. Deze lokale analyses zullen de capaciteitsbehoeftes in kaart brengen, en zelfs voorspellen op wijkniveau. Dat zijn sterke en objectieve instrumenten in handen van de lokale taskforce.
Ik had ook liever gehad dat ik deze nota eerst aan het parlement had kunnen overmaken zodat dat met de juiste kennis van zaken en niet via een zogezegd gericht lek zou kunnen worden besproken in de commissie. Ik heb niet gelekt en dat lek ook niet georganiseerd. Maar goed, ik heb de afgelopen vijf jaar gemerkt dat dat af en toe gebeurt.
De nota is tot stand gekomen in overleg met iedereen. Het is een soort draaiboek dat de afspraken codificeert, zonder ze meteen vast te leggen. Het is de bedoeling dat elk net zijn verantwoordelijkheid opneemt om een nieuwe scholenoorlog te voorkomen. Tevens willen we een soort lokale competitie vermijden op grond van capaciteitsmiddelen.
Het is nogal evident dat dat evenwicht, waar alle vragen over gaan, op lange termijn moet worden bewaakt. De absolute prioriteit is een plaats voor elk kind. Als dat niet gehaald wordt, zal dat geen enkel probleem zijn voor de verdeling van de middelen, maar enkel wanneer gelijkwaardige projecten op tafel worden gelegd. Het is met andere woorden much ado about nothing.
De voorzitter : Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mevrouw Elisabeth Meuleman: Ik ben het daar niet mee eens, minister.
De lokale taskforces doen goed werk. In de meeste grote gemeenten zitten ze samen, en speelt het evenwicht tussen de netten weinig of zeker niet als grootste bezorgdheid. Men kijkt echt naar de noden, naar de meest dringende behoeftes. Men probeert op die manier de schaarse middelen op een rationele en efficiënte manier te verdelen. Dat was ook de bedoeling van de taskforces.
Gisteren hadden we een discussie over het rapport over de efficiëntie van de Vlaamse overheidsdiensten. Een van de kritieken was dat de lokale autonomie telkens weer wordt ondermijnd door de Vlaamse overheid. Dat komt door de keizer-kostermentaliteit van de Vlaamse overheid. Dat gebeurt hier. (Opmerkingen van minister Pascal Smet. Rumoer)
De lokale taskforce kan dossiers opstellen en indienen voor een bepaald bedrag. Die worden dan doorgestuurd naar de Vlaamse overheid. De Vlaamse Regering kan op elk moment de lokale taskforce overrulen op basis van de nota die voorligt. De nota toont aan hoe Vlaanderen de middelen zal verdelen, welke criteria zullen doorwegen. De Vlaamse Regering kan bij de toewijzing van de middelen beslissen welke dossiers voorrang krijgen. Dat zal gebeuren, dat zal geen probleem zijn, mochten er inderdaad voldoende middelen zijn.
De taskforces werken zeer rationeel en overspelen hun hand niet. Ik weet dat toevallig vanuit Gent. Men kijkt echt naar de reële noden. In feite zouden die allemaal moeten worden gehonoreerd, want het gaat om echte noden. Dat is echter niet zo. Stel dat men 6 miljoen euro vraagt, dan zal men er 2 krijgen. De Vlaamse Regering zal dan bepalen welke dossiers zullen worden gehonoreerd, wat de lokale taskforce ook vraagt. Want de Vlaamse Regering zal niet alles kunnen inwilligen.
Minister Pascal Smet : Voor de duidelijkheid: als de lokale taskforce een consensus bereikt, dan zal de Vlaamse Regering die niet in vraag stellen.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Het probleem ontstaat wanneer er te weinig middelen zijn om alle projecten te honoreren. (Opmerkingen van de heer Jo De Ro)
Minister Pascal Smet : Mijnheer De Ro, dat is wel waar!
De heer Jo De Ro : Zal ik de tekst voorlezen?
Minister Pascal Smet : Als alle netten het daarover eens zijn, dan wil ik nog wel eens zien welke Vlaamse Regering
Mevrouw Elisabeth Meuleman : In de nota staat letterlijk, over het evenwicht tussen de onderwijsnetten, dat de lokale taskforce de middelen toewijst, conform de bepalingen, en de dossiers indient. Dan staat er: op die verdeling worden twee correcties toegepast. Dat staat in de afsprakennota. Dat zal de Vlaamse Regering doen.
Minister Pascal Smet : U werkt op een verkeerde nota.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Is er dan een nieuwe nota?
Minister Pascal Smet : Voor de duidelijkheid: ik heb geen nota gelekt. (Opmerkingen van mevrouw Irina De Knop)
Wat is de procedure? Wij maken een ontwerpnota. (Opmerkingen van de heer Jo De Ro)
Ja, een non-paper. Er wordt dan opnieuw met de onderwijspartners overlegd. Zodra dat is gebeurd, maken we een definitieve versie. Dat is toch logisch? (Opmerkingen van mevrouw Irina De Knop)
Mevrouw Elisabeth Meuleman : U zegt dus dat er de nota van 6 december is. Die is op de bijeenkomst van de Vlaamse Regering geagendeerd. Er is met de netten overlegd.
Minister Pascal Smet : Ik weet niet welke nota u in handen hebt. De heer De Ro heeft het over de non-paper. Die is aangepast. Ik zeg u dat er na de non-paper een andere nota is gekomen.
De voorzitter : Is het zo dat wat mevrouw Meuleman citeert, nog geldt? Dat is een eenvoudige vraag.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Er staat duidelijk in die nota dat de verdeling wordt gecorrigeerd, om rekening te kunnen houden met de reeds toegewezen capaciteitsmiddelen per net, om zo op korte termijn de evenwichten te herstellen. Dat staat in die laatste nota.
Minister Pascal Smet : Inderdaad.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Dat is net het probleem, zeker wanneer er onvoldoende middelen zijn. Vlaanderen zal als keizer-koster oordelen over de voorstellen van de lokale taskforces. Dat is overbodig. Dat artikel moet echt niet in die afsprakennota staan. Ik vind dat de lokale taskforces de autonomie moeten krijgen om zelf te beslissen.
Minister Pascal Smet : Het is de wet.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Onderwijsdecreet II is niet toegepast op de capaciteitsmiddelen voor 2009 en later. De lokale besturen hebben kunnen beslissen. Ik vind dat u hen dat vertrouwen moet geven. Zij zullen wel rekening houden met de evenwichten.
Minister Pascal Smet : Voilà.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Zij zullen ook de meest urgente noden eerst willen aanpakken. We zijn het verplicht aan alle kinderen die een plek nodig hebben. De noden zijn zo groot dat dit punt er niet bij hoeft en ook niet bij mag. U kunt de autonomie van de lokale taskforces en besturen laten spelen, want zij kennen het best de lokale situatie en zij zullen ervoor zorgen dat diegenen die capaciteit kunnen creëren waar het nodig is, dat ook zullen doen. Dat artikel is niet enkel overbodig, het is zelfs gevaarlijk.
Het grote probleem is het middelentekort. Als u alle vragen over de capaciteit zou kunnen honoreren, en als u de steden en gemeenten zou kunnen meedelen welke middelen zij op lange termijn kunnen verwachten tot vandaag is dat niet zo, want u hebt de steden en gemeenten aan een infuus gelegd, waarmee ze druppelsgewijs werden bediend, wat hen dus niet in de mogelijkheid stelde om op lange termijn te plannen dan stelt er zich geen probleem. Maar u zegt dat dit laatste iets is voor 2015. U hoopt dat er tegen dan voldoende middelen zullen zijn, zodat dit artikel overbodig wordt.
Er zijn veel noden die worden doorgeschoven naar de volgende legislatuur. Dat gebeurde ook met het M-decreet. Er zijn grote noden in de reguliere scholenbouw en ook de omkadering van de directeurs vereist ingrepen. Ik maak me dus geen illusies. Ik roep u op om dat artikel dus te schrappen. Het komt de Vlaamse Regering niet toe om op deze manier de autonomie van de steden en gemeenten in vraag te stellen.
De heer Jo De Ro : Gisteren hebben we in de plenaire vergadering twee uur en drie kwartier gedebatteerd. De minister van Bestuurszaken sprak veertig minuten. Hij zei heel duidelijk dat de overheid wél transparant en efficiënt werkt. Kijk naar dit dossier, het begint met een non-paper. Het is een manier van werken die al langer bestaat en steeds grotere proporties aanneemt. Die manier wordt steeds meer aangewend voor een sluipende besluitvorming. Een non-paper maken over een zo groot en gevoelig punt als de capaciteitsuitbreiding, met daarin een artikel over het evenwicht tussen onderwijsnetten, en dat over een terrein waarin altijd alles met decreten, met onderhandelingen en een grote openheid wordt aangepakt, is geen manier van werken.
Als op basis van die non-paper een afsprakennota wordt gemaakt, dan moeten we ons als oppositie bijna beschaamd voelen en ons verontschuldigen voor het feit dat ons netwerk misschien iets groter is dan een net. Minister, u kijkt naar iemand in het publiek, alsof die persoon zou hebben gelekt. Ik zou niet weten waarom wij geen andere bronnen zouden kunnen hebben dan iemand die hier op de publieksbanken zit. Maar dat is een praktijk eigen aan deze Vlaamse Regering, die steeds meer met non-papers werkt, en met beslissingen die eigenlijk het daglicht niet mogen zien. Misschien komt die nota wel uit de schuif van de minister-president, waarover onze fractieleider gisteren zei dat er ook het efficiëntierapport in zat.
Voorts heb ik gehoord dat de nota er komt op vraag van de netten. Gaan alle netten akkoord? Welk net of welke netten gaan niet akkoord? Er is opnieuw gesteld dat de lokale besturen niet wisten wat er op hen afkwam, dat zij niet wisten dat de capaciteit een probleem zou vormen. Wel, ik heb het ook al in de plenaire vergadering gezegd: mevrouw De Knop en ikzelf hebben als kandidaten bij de verkiezingen van 2009, samen met een tiental jonge kandidaten uit Vlaams-Brabant, een tentenkamp opgeslagen aan een school in mijn thuisstad, Vilvoorde. Onze actie was erop gericht dat de volgende Vlaamse Regering ervoor zou zorgen dat er geen tenten en wachtrijen nodig zouden zijn.
Waarop hadden we ons gebaseerd? Op cijfers van de Studiedienst van de Vlaamse Regering, die heel duidelijk aantoonden dat vanaf 2007... Ik hoop, minister, dat u in uw verdediging niet nog eens moet terugkeren naar de periode toen Marleen Vanderpoorten minister was. Als het gaat over gewone schoolinfrastructuur mag u dat gerust doen, maar inzake capaciteit stonden de lichten eerst op oranje vanaf 2006-2007. Toen zat sp.a met Frank Vandenbroucke op de stoel van Onderwijs. Die lichten knipperden niet alleen voor twee lokale kandidaten, mevrouw De Knop en de heer De Ro. De pers was toen niet geïnteresseerd. Het was toen al Brussel-Halle-Vilvoorde wat de klok sloeg. We mochten in die kiescampagne zeker niets over inhoud zeggen of met cijfers aantonen.
Het capaciteitsprobleem is in de Vlaamse Regering, op het ministerie en bij heel wat steden en gemeenten gekend van midden de jaren 2000. Ik zal nog meer zeggen, minister. In de Brusselse Regering, waar u toen in zat, was capaciteit al zeker een belangrijk punt. Het was zelfs al een punt in de legislatuur daarvoor. Ik heb vergaderingen gehad met mevrouw Vanderpoorten en de heer Vanhengel over middelen geven aan Brussel. De heer Vanhengel heeft vanuit het gewest zelfs geld bijgelegd voor de infrastructuur van netten die (Opmerkingen van minister Pascal Smet)
En de capaciteit speelde niet mee? Komaan. Altijd kijken naar ons of naar gemeenten om te zeggen: Wir haben das nicht gewusst, dat klopt niet. U kunt misschien naar anderen wijzen, maar u moet zeker niet naar fractieleden van de oppositie wijzen.
Minister Pascal Smet : Dat heb ik niet gedaan.
De heer Jo de Ro : Jawel, dat hebt u wel gedaan.
Minister Pascal Smet : Ik heb gezegd: gemeentebesturen. Een fractielid is nog geen gemeentebestuur.
De heer Jo de Ro : Neeneen. Maar u weet heel goed dat Irina en ikzelf lokaal verantwoordelijkheid dragen.
Minister Pascal Smet : Nu.
De heer Jo de Ro : Inderdaad, nu. Toen zat er iemand anders op mijn stoel, ook van een partij die u goed kent.
Minister, u zei daarjuist: mevrouw Meuleman, mijnheer De Ro, de wet is de wet. OD II moet hier gelden. Ik denk dat u wilt zeggen dat u als jurist en als minister niet anders kunt dan dat toepassen. Minister, is OD II en de verdeling die daarachter zit, gebruikt voor REG-middelen (rationeel energiegebruik)? Is het gebruikt voor DBFM-verdeling (Design Build Finance Maintain)? Is het gebruikt voor de capaciteit van 2009 tot nu? In elk geval is het tot nu toe niet gebruikt voor de dossiers capaciteit die ik ken. In de stad waar ik schepen van Onderwijs ben, waarvan het dossier door u en uw regering vorig jaar is goedgekeurd, hebben we geen rekening gehouden met OD II. Ik wist zelfs niet dat het daarin stond, en ik zou niet weten dat we die wet hadden moeten toepassen. Vanaf nu wel. Er verandert dus wel iets. De autonomie wordt wel gefnuikt.
Geldt die afsprakennota ook voor Brussel? Er zijn in Brussel al inspanningen gebeurd voor infrastructuur voor die datum. Minister, u zegt dat elke lokale taskforce met middelen voor 2014, daarvan op de hoogte is wat klopt en dat moet toepassen. Wat moeten ze dan toepassen? De papers of de afsprakennota die nog niet is gefinaliseerd en waarover nog geen akkoord is, of waarover wel een akkoord is, maar dat we nog niet mochten krijgen?
Mevrouw Meuleman heeft daarstraks een fictief voorbeeld aangehaald van 6 miljoen euro. Ik zal het iets moeilijker maken. Het dossier van Vilvoorde dat vorig jaar is goedgekeurd, heeft de 5 miljoen euro die we hadden gekregen als volgt verdeeld: 2,3 miljoen euro voor het GO!, 2,1 miljoen euro voor het stedelijk onderwijs, en 0,6 miljoen euro voor het katholiek onderwijs. Dat was een akkoord tussen die drie netten op het terrein om met die middelen ongeveer 500 plaatsen te creëren. We hebben zelf ook nog wat geld bijgelegd, want met die 5 miljoen euro kwamen we niet toe.
Stel dat we dat volgend jaar opnieuw indienen en dat er maar 1 miljoen euro ter beschikking is. Dat is natuurlijk de basis van het probleem. We discussiëren hier over de manier waarop het geld moet worden verdeeld op het terrein: de projecten moeten worden ingediend en goedgekeurd, maar het fundamentele probleem is dat er gewoon te weinig geld is.
Stel nu dat er minder geld ter beschikking is, dan is de logica toch wat mevrouw Meuleman daarnet probeerde te zeggen: als we de nota toepassen, dan moeten we eerst OD II hebben toegepast wat tot nu toe niet is gebeurd en dan, als de verdeling niet conform is met OD II, moeten we op die verdeling twee correcties toepassen. Ik denk niet dat de verdeling die we vorig jaar in Vilvoorde hebben toegepast, de verdeling van OD II is.
Minister, u zegt altijd dat de wet de wet is, dat afspraken afspraken zijn. Dit is toch geen vodje papier. Als u van ons iets anders zult krijgen dan wat daarin staat, dan zal de Vlaamse Regering dat toepassen. Waarom? Omdat dit geen nota is die van onderuit komt, van de lokale terreinen, maar vanuit Brussel. Dat gaat recht in tegen wat er op het terrein leeft.
Ik geef nog een voorbeeld uit de nota, dat ik heel raar vind. Het stukje vóór evenwicht tussen onderwijsnetten in de nota zegt: het aankopen van grond is niet subsidiabel, financierbaar. Het louter aankopen van onbebouwde grond kan niet worden opgenomen op de projectenlijst. Ook dat is te betreuren, want heel wat plaatsen waar capaciteit het meest schrijnend is, zijn steden waar de prijs voor de bouwgrond ook het hoogste is. Minister Jo Vandeurzen heeft in het overleg tussen onze stad en de Vlaamse Regering ik denk dat u er ook bij was, minister zelf gezegd wat de reden was waarom er veel minder welzijnsprojecten worden gerealiseerd in de rand rond Brussel. Dat is omdat de grondprijs daar hoog is. Dat is ook weer een punt waarvan ik me afvraag of men dan niet weet, als men zon nota opstelt, dat het voor sommige capaciteitsdossiers echt wel cruciaal kan zijn om onbebouwde grond te kunnen aankopen om er capaciteitsprojecten op te zetten.
Minister, dit zijn veel vragen die werden opgeroepen door uw manier van reageren en het niet geven van antwoorden op de vragen.
De voorzitter : Mevrouw De Knop heeft het woord.
Mevrouw Irina de Knop : Minister, ik wil het eerst nog even over die nota hebben. Ik wou daarstraks het woord vragen. Voorzitter, vindt u niet dat we hier een hallucinante en heel vreemde discussie moeten voeren? Blijkbaar kunnen bepaalde commissieleden via andere bronnen via het lokaal bestuur hoor ik van de heer De Ro beschikken over een afsprakennota waar wij als commissieleden Onderwijs niet over beschikken. Als volksvertegenwoordiger vraag ik daar al sinds 9 januari naar.
Eigenlijk heb ik geen zin meer om hierover te discussiëren. We moeten een discussie voeren in het ijle. Als volksvertegenwoordiger voel ik me heel, heel oneerbiedig behandeld. Minister, dan maakt u zich in het begin van deze vergadering boos omdat een collega oppositie voert over een nota, die ze op een andere wijze heeft verkregen. Dat is toch wel straf. Dan zegt u: ik wil dit debat hier voeren als de nota af is. En dan verneem ik dat die al bij de lokale besturen zit.
Voorzitter, ik wil u verzoeken om deze vergadering te schorsen, dat we de nota kunnen ontvangen en dat we deze discussie deze namiddag verder voeren, want dit is een discussie in de lucht. Ik heb de nota niet gezien, en bovendien wil ik het ook nog hebben over andere aspecten die daarin staan. Het evenwicht tussen de netten is waarschijnlijk het belangrijkste dat erin staat, maar welke andere criteria zijn er? Op basis waarvan gaan we zeggen welke projecten voorgaan en welke niet?
Dan inhoudelijk, minister. Vanaf 2009 hebt u het probleem hier ontkend, maar het probleem is er maar vanaf 2009. Ik werkte vroeger op het kabinet van de heer Vanhengel. Dat probleem was al sinds 2004 gekend, en zelfs al voordien. U was minister in die Brusselse Regering, bevoegd voor Sport, en u was lid van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC). Dus kom mij niet vertellen dat u het probleem niet kende. Die meerjarenplanning waarvan u nu zegt dat de volgende regering er werk moet van maken, wel, daar had u zelf moeten over onderhandelen bij het begin van de legislatuur. Als ik dat niet had gekund als minister komende van Brussel, dan was ik niet in die regering gestapt als minister van Onderwijs. Punt aan de lijn. Ik ben heel boos. Ik vind dat we deze vergadering moeten schorsen tot we de nota hebben, en dan moeten we voortgaan. U behandelt ons als kleine kinderen, maar dat recht hebt u niet. U bent helemaal verkeerd in dit dossier.
De heer Boudewijn Bouckaert : Goed, er is een vraag naar schorsing. Persoonlijk vind ik dat dit een vertroebelde discussie is omdat we als oppositieleden niet weten waarover we eigenlijk moeten discussiëren. Minister, telkens als we iets kritisch opwerpen, zegt u dat we het over de verkeerde nota hebben. Zolang die nota niet aan ons ter beschikking wordt gesteld, zal die vertroebelde discussie blijven duren.
Minister Pascal Smet : Dit is nu toch wel ongelooflijk. (Opmerkingen van mevrouw Irina De Knop)
De heer Jos De Meyer : Inderdaad.
Minister Pascal Smet : Wij hebben voor de krokusvakantie een laatste vergadering gehad. We hebben met de netten gesproken over welk standpunt wij gaan innemen. Dat is toch de normale gang van zaken? Dat standpunt wordt dan in een non-paper gegoten, die duidelijk moet maken dat het om het standpunt van de regering gaat. Dan werd een nieuwe vergadering met de netten afgesproken. Die heeft plaatsgevonden juist voor de krokusvakantie. Ik heb die vergadering zelf voorgezeten. Er zijn nog opmerkingen gemaakt, die we dan hebben besproken. Die nota is dan afgeklopt. Was iedereen daar dolgelukkig over? De ene had verkeerde informatie, anderen vonden dat we dat wat anders moesten doen. We hebben dan beslist dat we die nota zouden finaliseren en daarna zou ik ze aan het parlement overmaken. Dat was afgesproken.
Mevrouw Irina De Knop : Maar de lokale besturen hebben de nota al.
Minister Pascal Smet : Dat is juist de transparantie. Dat is juist het probleem. Mevrouw De Knop, als wij overleggen, is het toch evident dat ik naar het parlement kom met een overlegde nota? Dat is onze opdracht. Natuurlijk overleggen we de nota ook met de lokale besturen. Als een van die lokale besturen u die nota wil geven, mag hij dat doen. Dat is geen probleem. Maar, mevrouw De Knop, dan kunt u mij toch niets verwijten? Ik heb er zelfs niet over gecommuniceerd omdat ik vond dat het eerst in het parlement moest worden besproken. Dat was heel duidelijk. (Opmerkingen van mevrouw Irina De Knop)
Mevrouw De Knop, dat had u dan aan mij moeten vragen. Hier staan interpellaties op de agenda. Men stelt vragen aan mij. Ik antwoord op de vragen. Dan had men aan mij moeten vragen: Minister, wij willen daar vragen over stellen. Kunt u die nota indienen, dan zullen we op basis van die nota discussiëren. Dat moet u mij niet verwijten. Men heeft mij ook niet gevraagd om vandaag met de nota te komen. Men heeft mij vandaag gevraagd om te antwoorden op vragen. Ik antwoord op vragen. Ik zeg dat dit een afspraak is die in 2010 werd gemaakt met alle netten. Mijnheer De Ro, ik denk dat u dat nog goed weet, want u was er toen bij, in een andere positie. De afspraak werd ook in de regering gemaakt dat dit op de lange termijn het huidige evenwicht niet mag verstoren. Die afspraak werd toen gemaakt. Maar toen werd meteen ook gezegd, aangezien het voor het vrij onderwijs niet evident is om snel te kunnen reageren terwijl dat voor het gemeenschapsonderwijs en het stedelijk onderwijs gemakkelijker is, dat het belangrijk is dat zij de concrete projecten moeten kunnen realiseren. Daar is iedereen mee akkoord gegaan, op voorwaarde dat op de langere termijn, als de andere netten dat willen, dat evenwicht wordt hersteld.
Nu wordt de concrete vraag gesteld of de lokale taskforce er komt. Maar wij hebben die lokale taskforce wel opgericht vanuit Brussel! Wij hebben aan al die gemeenten wel gevraagd om die lokale taskforce op te richten! Wij hebben alle data gegeven. U moet twee dingen niet met elkaar verwarren. U wist dat er een capaciteitsprobleem was. Dat siert u. Ik kan alleen maar vaststellen dat er in 2010 gemeentebesturen waren, officiële vertegenwoordigers van gemeenten, die niet wisten dat er in hun gemeente capaciteitsproblemen waren. Dat was niet in alle gemeenten zo, maar er waren er toch. Wij hebben alle data gegeven. Wij hebben gevraagd om lokale taskforces op te richten. Ik kan u alle brieven tonen die wij hebben gestuurd om erop te wijzen dat op basis van onze data was gebleken dat er problemen zouden kunnen rijzen in die gemeenten en om te vragen dat er een lokale taskforce zou worden opgericht, waarbij wij ondersteuning toezegden. Dat is ongezien, dat Brussel de lokale besturen zwaar heeft ondersteund! Maar dat is, voor alle duidelijkheid, ook onze taak.
Wij zijn er absoluut een grote voorstander van dat die lokale taskforces in autonomie werken. Als ze ons zeggen wat hun voorstel is, wil ik nog wel, in overleg, een akkoord van alle netten. (Opmerkingen van de heer Jo De Ro)
Maar als dat akkoord er komt, zal de Vlaamse Regering toch niet beginnen te veranderen? (Opmerkingen van de heer Jos De Meyer, de heer Jo De Ro, mevrouw Fatima Pehlivan en mevrouw Irina De Knop. Rumoer)
De voorzitter : Ten eerste moet ik opmerken dat deze interpellatie reglementair moet worden afgehandeld. We kunnen dus de bespreking van deze interpellatie niet schorsen. Het enige wat we dus kunnen doen, is deze interpellatie afwerken. De discussie moet dan worden hervat op basis van de nota.
Er blijven hier toch een hele reeks vragen onbeantwoord. Als er een consensus is, moet die dan automatisch gevolgd worden? Wat zijn gelijkwaardige projecten? Er is nog veel stof voor discussie over een toekomstige nota. Hoe langer die nota hier wegblijft, hoe verrotter de discussie zal worden want sommige parlementsleden beschikken dan wel over informatie en anderen niet. Dat is onzeker, en zo krijg je een heel vertroebelde discussie. Ik dring er dus op aan dat die nota er zo snel mogelijk is.
De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Voorzitter, dank u dat ik ook even het woord krijg.
Ik begrijp de commotie eerlijk gezegd iets minder. Vermoedelijk ben ik onvoldoende geïnformeerd, maar ik zou graag één voorbeeld krijgen van een geval waar tot nu toe de consensus die er lokaal in de taskforces was, werd overruled door de minister van Onderwijs of de Vlaamse Regering. Ik vraag één voorbeeld van waar dit tot nu toe effectief is gebeurd.
Ik herhaal mijn bezorgdheid dat men rekening zou houden met de specificiteit van de netten. Ik begrijp dat dit is opgenomen in de nota die op komst is.
Ik ben eerlijk verrast te horen dat sommige leden van de commissie vrezen dat er een evenredig deel ook naar het vrij onderwijs zou gaan. (Opmerkingen)
Collegas, lees het verslag eens na. Lees wat jullie gezegd hebben. Graag een klein beetje objectiviteit! (Opmerkingen van de voorzitter)
Ook van u, voorzitter.
Als jullie wensen dat elk net zijn verantwoordelijkheid opneemt, en dat wensen we toch, dan is het toch ook logisch dat er een evenredig deel naar de verschillende netten gaat. Als er wordt gepleit voor subsidiariteit, dan moet uiteraard de gemeentelijke autonomie worden gerespecteerd. Maar dan moet je ook respecteren dat er vrije instellingen zijn met een andere structuur en met andere mogelijkheden. En als ze allemaal even snel moeten werken, zorg er dan voor dat ze op dat vlak allemaal evenveel middelen hebben en op dezelfde wijze. Dat is dan ook de logica. Ik vraag mij soms af wie er hier schooloorlogje wil voeren.
Minister Pascal Smet : Ik heb een voorstel. De vrijdag voor de krokusvakantie zijn we bijeengekomen. De administratie verwerkt nu, na de vergadering, de gemaakte opmerkingen in die nota. (Opmerkingen van mevrouw Irina De Knop)
U kunt de definitieve, aangepaste nota niet hebben, want ze is nog niet aangepast.
Zodra de nota af is, leg ik ze neer in het parlement en zullen we ze bespreken. We zijn dat altijd, van in het begin, van plan geweest. Dan zal men zien dat veel van de commotie die er nu is, onterecht is.
De voorzitter : Veel tijd is er daarvoor niet. We hebben nog exact drie nuttige weken. (Opmerkingen)
Minister Pascal Smet : Diegenen die een schooloorlog willen, hebben dat veroorzaakt.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Minister, dat is helemaal niet waar.
De heer Boudewijn Bouckaert : Ik denk dat er niemand in de zaal een schooloorlog wil.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Minister, ik ben inderdaad blij dat u zegt dat dit niet de finale nota is. Het is logisch dat wij interpelleren. Een parlementslid wil interpelleren omdat hij nog invloed wil uitoefenen op een beslissing, omdat hij bepaalde dingen nog in een bepaalde richting wil sturen. Wij hebben onze bezorgdheid duidelijk geuit.
De heer Jos De Meyer : Mevrouw Meuleman, gaan er te veel middelen naar het vrij onderwijs?
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Absoluut niet, mijnheer De Meyer.
De heer Jos De Meyer : Het is duidelijk wat uw stelling is.
De voorzitter : Mijnheer De Meyer, gelieve de andere sprekers niet te onderbreken. Ik denk trouwens ook dat wat u daar beweert niet klopt.
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Ik ben op dat vlak de meest ongebonden persoon. Zeker mijn partij heeft ten aanzien van niemand verplichtingen of een gebondenheid. Dat is de laatste van mijn bezorgdheden, mijnheer De Meyer. Mijn grootste bezorgdheid is een tekort aan plaatsjes en om dat op een zo efficiënt mogelijke manier in te vullen.
De heer Jos De Meyer : Ik heb het hier wel anders gehoord. Schijnheilig! Hypocriet! (Rumoer)
De heer Jo De Ro : Komt er hier een beetje M-decreetzuur naar boven, of zo? (Opmerkingen)
De voorzitter : Mevrouw Meuleman heeft het woord. (Rumoer)
Ik word een beetje Peumans-achtig. (Gelach)
Mevrouw Elisabeth Meuleman : Ik herhaal nog eens mijn oproep en ik denk dat hij gedeeld wordt, onder andere door die expertencommissie van gisteren: geef voldoende lokale autonomie aan de lokale besturen. Zij zijn het best geplaatst om de noden in te schatten, om invulling te geven aan de capaciteitsmiddelen en om de capaciteitsproblemen op te lossen. Minister, u doet dat niet met de voorliggende nota en met de artikelen over het evenwicht, die duidelijk een aantal dingen moeten corrigeren en waarop correcties moeten worden toegepast. Haal dat er dan uit. Na deze interpellatie is de boodschap, is onze bezorgdheid duidelijk. Zorg dat de Vlaamse Regering niet op deze manier interfereert met de werking van de lokale besturen.
Die lokale taskforces, die inderdaad uw verdienste zijn, die werken volgens mij goed, die werken netoverschrijdend, ook in Antwerpen. Uw eigen partij was zeer tevreden over die manier van werken. Laat ze hun werk doen, en overrule dat niet met dit artikel uit deze nota.
Minister Pascal Smet : Antwerpen heeft mij gevraagd om tussen te komen in de lokale taskforce. Natuurlijk willen we autonomie geven aan de lokale taskforces, dat is nogal evident. Maar het is niet altijd evident om een akkoord te krijgen, ook niet in Antwerpen. En dan wil men ook wel eens naar de Vlaamse Regering kijken. (Opmerkingen)
U zult de definitieve nota zien. (Opmerkingen)
Mevrouw Fatma Pehlivan : Mevrouw Meuleman, dan wil ik wel vragen dat u ook open kaart speelt. Als u een eerlijke discussie wilt voeren, dan moet u ook uw bronnen die niet tevreden zijn, openbaar maken. (Opmerkingen)
De heer Jos De Meyer : Juist, voor mevrouw Meuleman gaan er te veel middelen naar het vrij onderwijs, dat is duidelijk.
De heer Jo De Ro : We zien hier duidelijk dat sommige mensen nog nooit in de oppositie of in het parlement gezeten hebben. Als er dan eens mensen hun werk doen, informatie krijgen, daar vragen over stellen (Opmerkingen van minister Pascal Smet)
Wat was die laatste opmerking? Eerlijkheid is een mooie deugd? Wanneer is de vergadering met de netten geweest?
Minister Pascal Smet : Net voor de krokusvakantie. Ik zal nakijken wanneer precies.
De heer Jo De Ro : Nu gaat u het nakijken. Daarjuist zei u de vrijdag voor de krokusvakantie, om ons ervan te beschuldigen dat we de maandag nadien ons huiswerk gemaakt hadden. Ik vind dat echt wel straf.
Ik heb gevraagd of er een akkoord is van de netten, zoals aangekondigd, of dat er misschien maar een paar of één of twee netten akkoord zijn. Daar heb ik geen antwoord op gekregen. Op mijn vraag of OD II altijd gebruikt is voor infrastructuurdossiers de laatste tien jaar: geen antwoord gekregen.
Minister Pascal Smet : De vergadering was op maandag 24 februari. In de week voor de krokusvakantie, dus.
De heer Jo De Ro : Maandag 24 februari? Wel, het luxeverzuim begint op vrijdag.
Minister Pascal Smet : Dus u zegt nu dat de ambtenaren niet goed gewerkt hebben? Zij moeten de nota aanpassen. Zo gaat dat. Wij hebben een vergadering met ambtenaren, zij passen de nota aan, wij krijgen de aanpassingen. (Opmerkingen)
De heer Jo De Ro : Ik heb het woord, voorzitter. Gisteren heeft de parlementsvoorzitter het laatste woord aan minister Bourgeois gegeven, die geen parlementslid is. Ik vond dat zeer treffend.
Minister, u zei daarnet als verdediging dat u met de netten vergaderd hebt tot de dag voor de vakantie. Met die verdediging wilt u eigenlijk zeggen dat er nog geen tijd geweest is om een en ander te doen. Ik vraag u gewoon of het inderdaad de vrijdag voor de vakantie is. Het is nu blijkbaar de maandag, dan is er al wat meer tijd. We hebben als oppositie dus al een volle week gehad om informatie te krijgen.
Ik besluit dat er tijdens deze interpellatie geen antwoord gekomen is op de vraag of er echt een akkoord is en of er een vraag was van de netten om deze nota op die manier te krijgen. Op de vraag of OD II altijd gebruikt is voor infrastructuur: geen antwoord gekregen. Op de vraag of er in Brussel al voor 2009 gewerkt werd en of die nota ook voor Brussel zal gelden: geen antwoord gekregen. Op de vraag wanneer die mensen van de lokale taskforce antwoord zullen krijgen: geen antwoord gekregen. Op de vraag waarom bouwgrond niet gesubsidieerd wordt: geen antwoord gekregen.
Mijnheer De Meyer, mijn voorbeeld was niet fictief: het akkoord dat wij in Vilvoorde op de lokale taskforce gesloten hebben, onder mijn voorzitterschap als nieuwe schepen van Onderwijs, over de drie netten heen. Ik ben vorige week drie modulaire eenheden gaan inhuldigen bij het katholieke onderwijs. Ik doe dat met fierheid, omdat we daar samengewerkt hebben.
U zegt dat er nog nooit een overruling geweest is, maar dat kan ook niet. De nota wordt nu gemaakt om in de toekomst te overrulen. Dat is het punt dat collega Meuleman en ik in deze interpellatie proberen te maken. De zenuwachtigheid van de meerderheid toont heel duidelijk dat hier iets geregeld moet worden. (Opmerkingen van minister Pascal Smet)
U bent niet zenuwachtig? U springt bijna over uw bureau. U beschuldigt mensen van oneerlijkheid en van liegen. (Opmerkingen)
Ik besluit, voorzitter. Dit dossier stinkt, en wij gaan er ons werk van blijven maken.
De voorzitter : De interpellaties zijn afgehandeld.