Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 25/02/2014
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Minister, deze vraag komt af en toe terug. Het directoraat-generaal van Milieuzaken van de Europese Commissie stelde in september 2013 aan ons land bijkomende vragen naar aanleiding van de incidentele sterfte van bruinvissen ten gevolge van warrel- en kieuwnetten bij de strandvisserij. In het begeleidend schrijven stelde het directoraat-generaal: Hoewel de Vlaamse autoriteiten in hun eerdere antwoorden aangaven dat de doodsoorzaak niet altijd met voldoende zekerheid vast te stellen is, is er in officiële publicaties sprake van dat het gebruik van dergelijke netten problematisch is.
Minister, warrelnetten zijn een terugkerend thema in deze commissie en in het debat over het beschermen van bruinvissen. In totaal worden er elk jaar enkele honderden strandwarrelnetten vergund. In de meeste kustgemeenten gebeurt dat nog altijd.
Het directoraat-generaal stelt een aantal vragen. Zijn de conclusies van de Initiële Beoordeling voor de Belgische mariene wateren aanleiding tot het herzien van de conclusie dat er geen noodzaak bestaat tot het nemen van verdere maatregelen ter voorkoming van strandingen van bruinvissen als gevolg van verstikking in warrel- of kieuwnetten? Een tweede vraag die het directoraat stelt, is hoeveel bruinvissen er in 2013 zijn aangespoeld op de Vlaamse stranden. En een derde vraag is voor hoeveel ervan de doodsoorzaak bekend is en voor hoeveel ervan het, alle omstandigheden in aanmerking genomen, zoals de versheid van het kadaver en de verwondingen, minstens waarschijnlijk is dat ze zijn omgekomen in warrelnetten van de recreatieve strandvisserij.
Een aantal antwoorden kennen we. We weten allemaal waar we de statistieken vinden over dode bruinvissen, met informatie erbij over de vermoedelijke doodsoorzaak. Uit gegevens van de Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee en het Schelde-estuarium (BMM) blijkt dat van de aangespoelde bruinvissen tijdens de periode 2005-2013 maar liefst 42 procent of 157 stuks gestorven zouden zijn door bijvangst, hoogstwaarschijnlijk via de recreatieve strandvisserij.
Minister, we weten ook, want we hadden het er al eerder over, dat er volgend jaar een soortenbeschermingsprogramma aankomt en we weten ook dat u het aantal dode bruinvissen graag in relatie brengt met de aanwezigheid van vele duizenden ervan in de Noordzee. Dat hebt u al eerder gezegd: er zijn er veel meer, het is dus normaal dat er meer aanspoelen en dat er meer dood aanspoelen. Toch heb ik een paar vragen naar aanleiding van de brief van het directoraat-generaal Milieuzaken.
Is de brief intussen beantwoord, en door welke minister? Indien dit gebeurde, wat was het antwoord aan het directoraat-generaal op de eerste vraag of de conclusies van de Initiële Beoordeling voor de Belgische mariene wateren aanleiding zijn tot het herzien van de conclusie dat er geen noodzaak bestaat tot het nemen van verdere maatregelen, bijvoorbeeld het verbieden van warrelnetten? Indien dit antwoord nog niet werd verstuurd, wanneer zult u de brief dan beantwoorden? Zijn er al hoofdlijnen van dat antwoord bekend?
In antwoorden van Vlaanderen aan de Commissie over het beschermen van bruinvissen in 2008 en 2009 hebben wij, om de Commissie en het directoraat-generaal te sussen, bijkomende maatregelen aangekondigd. Op basis van die aankondigingen werd een procedure tegen de Belgische staat stilgelegd. Werden de aangekondigde maatregelen ook effectief genomen?
Na het opstellen van het Soortenbesluit, dat van kracht werd op 1 september 2009, zijn er nog steeds geen uitvoeringsbesluiten voor zoogdieren gemaakt. Waarom lopen wij liever het risico op een effectieve sanctie van de Europese Commissie, dan dat we de warrelnetten verbieden voor de strandvisserij?
De voorzitter : De heer Peeters heeft het woord.
De heer Dirk Peeters : Voorzitter, ik heb een bijkomende vraag, maar ik kan die beter rechtstreeks tot de heer Vandaele richten.
Ik heb hierover schriftelijke vragen gesteld aan de minister-president en ik krijg altijd ook het antwoord dat de gemeenten dergelijke warrelnetten vergunnen. Het is dan een beetje dubbel: de Vlaamse overheid verbiedt ze niet en de gemeenten gaan er niet tegenin.
Kan er geen initiatief genomen worden vanuit de kustgemeenten om warrelnetten op hun stranden te verbieden? Maar dan komen we natuurlijk uit bij de schepencolleges.
De heer Wilfried Vandaele : Mijnheer Peeters, ik meen dat er één kustgemeente is die ze volledig verbiedt: Oostende. De andere kustgemeenten hebben verschillende reglementen. Dat is een pijnpunt. Dat geef ik toe. We hebben al geprobeerd om ze op één lijn te krijgen, ook via de provincieraad van West-Vlaanderen, maar blijkbaar zijn de kustgemeenten er niet echt toe bereid.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : Voorzitter, mijnheer Vandaele, de brief is nog niet beantwoord. De reden daarvoor is dat er ook afstemming moet zijn met de federale diensten over het aantal strandingen en over de analyse van de mogelijke doodsoorzaken.
De vraagstelling van het directoraat-generaal komt een beetje op een raar tijdstip, want volgens de ASCOBANS-conventie (Agreement on the Conservation of Small Cetaceans of the Baltic and North Seas) en volgens een Europese verordening moet een Belgisch rapport uiterlijk in juni van het daaropvolgende jaar dat is dus juni 2014 want de vraag wordt gesteld over 2013 worden ingediend. Het Belgische rapport in het kader van deze verordening wordt ingediend door het Departement Landbouw en Visserij, terwijl het rapport in het kader van de ASCOBANS-conventie wordt ingediend door het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), een federale dienst.
De zogenaamde Initiële Beoordeling voor de Belgische mariene wateren is een document dat is opgemaakt door de federale diensten naar aanleiding van de uitvoering van de richtlijn Mariene Strategie. Het document is opgesteld op grond van de wetgeving die de federale overheid heeft uitgevaardigd voor de omzetting van deze richtlijn. De wetgeving is expliciet beperkt tot de federale diensten en het federale mariene gebied, dus met uitsluiting van de wateren landwaarts van de laagwaterlijn, die tot de Vlaamse bevoegdheid behoren.
Het zal u niet verbazen dat ik nogal verwonderd ben dat er in het federale document uitspraken worden gedaan over strandvisserij, en dat zonder enig overleg met de gewestelijke diensten. In de passage over de strandvisserij is er geen duiding van gebruikte criteria of nieuwe inzichten. Dat de strandvisserij de belangrijkste bron van dodingen zou zijn, strookt niet met de eerder bij internationale instanties ingediende finale rapporten en uitspraken van de federale diensten, die tot op heden steevast onderstreepten dat een eenduidige aanwijzing van de oorzaak binnen de diverse visserijactiviteiten niet kan worden gemaakt.
Om de brief van de diensten van de Europese Commissie te kunnen beantwoorden, moet er dus een officieel onderbouwd dossier van het KBIN komen. Daarnaast zal, vooraleer het antwoord wordt overgemaakt, natuurlijk ook overleg plaatsvinden tussen alle betrokken diensten.
Het is ook belangrijk om te beklemtonen dat ASCOBANS onder de Conventie van Bonn in het leven werd geroepen en tot doelstelling had om een efficiënte bescherming van kleine walvisachtigen te komen. Dit kan volgens de diensten van de Europese Commissie worden bereikt door het toepassen van een Conservation and Management Plan of een soortenbeschermingsprogramma. ASCOBANS vaardigt een algemeen aanvaarde norm af dat bijvangsten van kleine walvisachtigen lager moeten zijn dan 1,7 procent van de beste populatieschattingen, zodat we voor het beschermen van de soort niet alleen naar het individu moeten kijken, maar vooral naar het effect op de populatie. Dat is dan ook de reden waarom ik er in het verleden steeds op heb aangedrongen om het probleem ruimer aan te pakken en werk te maken van een soortenbeschermingsprogramma op populatieniveau.
In het kader van de gevoerde inbreukprocedure wegens schending van artikel 12 van de Habitatrichtlijn heeft mijn voorganger in de Vlaamse Regering de Europese Commissie ervan overtuigd dat door de goedkeuring van het Soortenbesluit van de Vlaamse Regering er een sluitend juridisch kader tot stand is gekomen om de Europese Habitatrichtlijn correct om te zetten. Dat reglementair besluit werd vastgesteld in 2009 en is genotificeerd aan de Europese Commissie. De Europese Commissie heeft vervolgens de inbreukprocedure geklasseerd omdat dit voldoende was.
Vooreerst gelden er sinds 2007 maatregelen voor strandvisserij die beperkingen inhouden voor het gebruik van warrelnetten. Die maatregelen zijn ook bekend bij de commissie. Precies om de bijvangsten van zeezoogdieren te beperken, werd het gebruik van meerlagige warrelnetten en warrelnetten met een lengte van meer dan 50 meter lang en meer dan 80 centimeter hoogte verboden voor strandvisserij. Elke strandvisser mag maximaal twee warrelnetten gebruiken. In de periode maart, april en mei mag er maximaal één warrelnet per strandvisser worden gebruikt. De netten moeten ten minste eenmaal per vierentwintig uur worden gelicht.
Ten aanzien van de specimens van beschermde diersoorten zijn het opzettelijk doden en het opzettelijk vangen verboden. Het is verboden om wilde dieren te vangen met niet-selectieve middelen. Die handelingen worden geacht onopzettelijk te zijn wanneer de verantwoordelijke voor die handelingen niet wist dat die handeling kon leiden tot negatieve gevolgen voor de beschermde soorten.
Dankzij de beperking van het gebruik van die warrelnetten kan redelijkerwijze worden gesteld dat strandvissers die dergelijke toegelaten warrelnetten gebruiken geen niet-selectieve methode hanteren en dat zij zeker niet wetens en willens accidentele bijvangsten aanvaarden.
Verder is er in het Soortenbesluit ingeschreven dat voor de beschermde diersoorten, indien die zijn opgenomen in de klassen uitgestorven, met uitsterven bedreigd, bedreigd of kwetsbaar van een Rode Lijst, specifieke soortenbehoudsmaatregelen kunnen worden genomen of soortenbeschermingsprogrammas worden vastgesteld, om te verzekeren dat er geen significant ongunstige weerslag is.
Die maatregelen zouden kunnen rechtvaardigen dat aanvullende, specifieke verbodsbepalingen worden uitgevaardigd, tenminste als die in een soortenbeschermingsprogramma overeenkomstig de procedure van het Soortenbesluit worden vastgesteld.
Ik wens de klemtoon te leggen op de inhoud van deze voorwaarden. Een verdergaand verbod van warrelnetten en andere vangstmethoden voor strandvissers is dus afhankelijk van een aantal specifieke beoordelingen. De bruinvis moet in de eerste plaats op de Rode Lijst staan. Bovendien moet worden beoordeeld of het accidenteel vangen een significante weerslag heeft op de gunstige instandhouding van de soort.
Het is evident dat de beoordeling van die twee voorwaarden moet gebeuren op de schaal van de totale populatie van de bruinvis in de Noordzee. Het spotten van bruinvissen op Vlaamse strandwateren en binnenwateren gebeurt eerder zelden of occasioneel. Hoewel Vlaanderen dus wel een verantwoordelijkheid heeft voor de bescherming is het logisch gevolg van het in het Soortenbesluit bepaalde beoordelingskader dat de weerslag van bijvangsten wordt beoordeeld op basis van de totale populatie.
Dat brengt mij ertoe te stellen dat we hiervoor in belangrijke mate moeten afstemmen op het juridisch kader van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) en in het bijzonder op haar omzetting door de federale overheid. Volgens het algemeen implementatieschema, zoals opgenomen in de KRM, moeten de Europese lidstaten de implementatie in drie fasen afronden. Vóór 2012 moet de initiële beoordeling van de staat van hun mariene wateren, een definiëring van de goede milieutoestand en een formulering van milieudoelstellingen en indicatoren plaatsvinden. Vervolgens voorziet het schema in de vaststelling en uitvoering van een monitoringsprogramma in 2014 en tot slot in de activering van de maatregelenprogrammas in 2015-2016.
De federale overheid heeft op heden een milieudoel voor de bescherming van de bruinvis vastgesteld. Het gaat dus om de 1,7 procentnorm voor bijvangsten. Het is dus logisch om het totaal aantal geregistreerde bijvangsten tegenover die norm af te zetten. Met geregistreerde bijvangsten worden dus alle bijvangsten bedoeld die te wijten zijn aan de verschillende soorten visserij. Mocht die norm niet worden behaald, dan dringen er zich dus maatregelen op ten aanzien van de verschillende visserijactiviteiten. De opmaak van een soortenbeschermingsprogramma kan daarom in 2015 perfect worden aangewend en uitgerold samen met het voorziene federale maatregelprogramma. Dit is als dusdanig ook opgenomen in de meerjarenplanning van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) waarbij alle betrokkenen nauw zullen worden geïnformeerd en geraadpleegd.
Collegas, ik kan dus besluiten dat de bestaande Vlaamse visserijmaatregelen, het specifiek verdergaand kader van het Soortenbesluit en de inschakeling van het beoordelingskader op het totale Belgische populatieniveau Europees conform is. Dit kader is al geruime tijd bekend bij de Europese Commissie en daarop is formeel geen kritiek geuit.
Mocht de Europese Commissie vooralsnog oordelen dat elk risico op accidentele bijvangst moet worden uitgesloten en het Vlaamse strand als een microhabitat met eigen instandhoudingsdoelstellingen moet worden beschouwd wat vandaag niet het geval is en dat bovendien ook een gewoon vermoeden aanleiding moet geven tot een verbod van gebruik van warrelnetten, dan beschouw ik dit als een nieuw gegeven en moeten we ons inderdaad beraden over onze juridische en beleidsmatige houding. Ik blijf ervan overtuigd dat, zoals België steeds in alle antwoorden aan de Europese Commissie heeft gesteld, voor de effectieve bescherming van de bruinvis een internationaal overleg tussen de Noordzeelanden zich opdringt en dat maatregelen op internationale schaal aangewezen zijn.
De Rode Lijst voor zoogdieren is in voorbereiding bij het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO). Er is inderdaad wat vertraging opgelopen. De lijst is momenteel klaar en wordt nagelezen door een aantal experten. Zodra zij hun goedkeuring geven, kan de lijst door het INBO worden gevalideerd en overgemaakt aan het ANB. Het ANB kan dan het uitvoeringsbesluit opmaken en ter goedkeuring voorleggen, na het inwinnen van de verschillende adviezen van de Inspectie van Financiën, de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (Minaraad) en de Raad van State.
Mijnheer Vandaele, ik geef u een uitgebreid antwoord omdat het een complexe materie is. We zijn gebonden door federale beslissingen. We hebben voldoende contacten. Dit is de juridische analyse die we gemaakt hebben van de brief van de Europese Commissie.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Ik dank u voor uw uitgebreid antwoord, minister. Sommige zaken heb ik al eerder gehoord, maar goed, sommige vragen hebt u ook al eerder gehoord. Zo staan we gelijk.
Ik ben benieuwd naar het uiteindelijke antwoord het is er nog niet en naar de formulering ervan richting directoraat-generaal. Ik ben benieuwd naar de uiteindelijke reactie van Europa.
Niet-selectief vangen is niet toegestaan, zegt u. Heb ik dat goed begrepen? Uitgerekend de warrelnetten zijn weinig selectief, zo niet zelfs niet-selectief. U hebt het ook over spanningen en een gebrek aan afstemming tussen de federale en de Vlaamse overheid. Dat blijft dus een punt van aandacht.
De discussie over het aandeel van de strandvisserij in de doodsoorzaak van bruinvissen blijft eveneens bestaan. Dat hebt u in een vorig antwoord ook al gezegd. Er is een verband, dat is een feit. We kunnen ons afvragen of het er veel zijn of weinig, een aantal strandingen zijn het gevolg van de strandvisserij. De warrelnetten zijn niet alleen voor bruinvissen niet goed, ze zijn ook slecht voor het gehele visbestand door die weinig selectieve en drastische manier van vangen. Een vis kan er nooit meer uit als hij erin geraakt is. Het is slecht voor de paaiplaatsen. Bovendien vormen ze een gevaar voor de mens, maar dat is weer een ander verhaal.
De voorzitter : De heer Sanctorum heeft het woord.
De heer Hermes Sanctorum : Minister, ik heb ook aandachtig geluisterd naar uw antwoord. De heer Vandaele stelt deze vraag intussen al vijf jaar lang, en al vijf jaar lang geeft u een zeer juridisch, technisch antwoord. We zijn daar weinig mee.
Om te beginnen ben ik het niet met u eens dat alles op populatieniveau moet worden bekeken. Het zijn intelligente gevoelige zeezoogdieren. U kunt ze gerust als individuen beschouwen. Dat is een algemene opmerking.
Ik hoor ook geen perspectief op verbetering. U zegt dat de warrelnetten er niets mee te maken hebben. Ik weet dat er heel veel discussie over is, iedereen kijkt naar elkaar. Dat kan allemaal wel zijn, maar ik vraag u als parlementslid wat u als Vlaams minister gaat doen om de bruinvis te beschermen. En ik hoor al vijf jaar lang geen antwoord op die vraag. U verwijst naar lijsten, soortenbeschermingsprogrammas die eraan komen, en dergelijke, maar in de praktijk gebeurt er gewoon niets. Ik vind dat onwaarschijnlijk.
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege: Mijnheer Sanctorum, het zal u niet verbazen dat we verder kijken dan Vlaanderen. U zou moeten weten dat in Nederland de warrelnetten al twee jaar verboden zijn en dat het aantal dode aangespoelde bruinvissen is gestegen. Dat bewijst dat de zaak veel complexer is. Als u me vraagt wat ik kan doen om ervoor te zorgen dat dit morgen niet meer voorvalt, dan heb ik nu inderdaad geen oplossing. We weten immers niet wat de doodsoorzaken zijn. Het is toch logisch dat we daar niet zomaar in één, twee, drie een antwoord kunnen op geven. Ik ben geen tovenaar. U verwacht dat misschien van een minister van Natuur, maar ik heb geen toverstaf.
We moeten dit internationaal bekijken. We moeten de oorzaken wetenschappelijk bestuderen. Dan pas kunnen we de juiste conclusies trekken en daar iets aan doen. Ik ben helemaal bereid om daar iets aan te doen. Dat moet wetenschappelijk onderbouwd zijn, en niet op basis van emotie.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Dat is een rare uitspraak, minister, dat er in Nederland geen warrelnetten meer worden gebruikt en dat er nog meer bruinvissen aanspoelen. Zo draait u de redenering om. Er worden nog wel warrelnetten gebruikt buiten de strandvisserij, namelijk door de professionele visserij op zee. De bruinvissen komen daar ook in terecht.
Wie regelmatig langs het strand loopt, weet heel goed dat er een verband bestaat tussen de strandvisserij en dode bruinvissen. We moeten daarin realistisch zijn, minister, en dat verband durven toe te geven. Hoe groot het aantal bruinvissen is dat daardoor omkomt, weten we niet precies, maar er is een verband.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.