Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid
Vergadering van 18/02/2014
Vraag om uitleg van mevrouw Marijke Dillen tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de onderbemanning van de 1813-hulplijn
- 989 (2013-2014)
De voorzitter : Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Mevrouw Katrien Schryvers : Voorzitter, minister, collegas, de voorbije periode hebt u sterk geïnvesteerd in meer duidelijkheid en bereikbaarheid van crisislijnen en meldpunten. Zo kwam er één centraal nummer voor meldingen van geweld en misbruik, het nummer 1712. Een ander voorbeeld is de Zelfmoordlijn, die het nummer 1813 kreeg toegewezen. Vanzelfsprekend staat of valt de doeltreffendheid van een meldpunt of hulplijn met de bereikbaarheid ervan.
Onder andere met betrekking tot het meldpunt 1712 werden hierover al meermaals vragen gesteld, onder meer in de plenaire vergadering van 20 maart 2013. U hebt toen gesteld maatregelen te willen nemen met het oog op een grotere bereikbaarheid van het meldpunt 1712 voor kinderen en jongeren, onder meer via een chatinstrument. Die bereikbaarheid is ook nog aan bod gekomen bij de bespreking van het rapport van professor Adriaenssens in deze commissie.
Recent kwam nog de bereikbaarheid van het meldpunt 1813 in het nieuws. Anders dan het meldpunt 1712 wordt de Zelfmoordlijn bemand door vrijwilligers. Dat maakt dat er ook permanentie is buiten de normale werkuren. Toch blijkt de bezetting van minimum één vrijwilliger op sommige momenten te weinig en tot onbeantwoorde oproepen te leiden. Een gemiddelde oproep duurt 23 minuten, aldus de directrice van de Zelfmoordlijn. Als het een crisisgesprek is, kan het langer dan een uur duren. Wanneer er op momenten dat er maar één vrijwilliger aanwezig is, dan een tweede oproep binnenkomt, zal die dus moeten wachten. Uiteraard houdt dit risicos in. De bereikbaarheid van de hulpverlening via het chatinstrument zou nog lager liggen. De vraag is daar blijkbaar nog veel groter dan in geval van telefoongesprekken.
Minister, ik heb veel appreciatie voor wat er de voorbije periode daarrond is gebeurd. De bereikbaarheid met het eenvormig en goed verspreid nummer is intussen toch wel vergroot. Het is een actie die in het kader van het plan rond zelfmoordpreventie meermaals aan bod is gekomen. Ik wil absoluut geen proces maken van de manier waarop er momenteel wordt gewerkt, want het is een moeilijke problematiek. Gesprekken kunnen inderdaad lang duren. Het is niet te voorzien op welke momenten of op welke avond er veel oproepen gaan komen of niet. Bezettingen aanpassen aan gemiddelden is één zaak, maar dat betekent niet dat in concreto op elk moment de bezetting dan voldoende blijkt.
Minister, welke maatregelen neemt u om de bereikbaarheid van de hulplijn 1813 te garanderen? Is er een effectief tekort aan vrijwilligers? In Vlaanderen zijn er op heel wat terreinen en sectoren vrijwilligers actief. De taak van vrijwilliger opnemen in een hulplijn als 1813 is zeer belangrijk en geen eenvoudige opdracht. Hoe kunnen meer vrijwilligers worden aangetrokken? Welke criteria gelden voor deze vrijwilligers? Op welke manier worden zij gevormd en begeleid? Ik kan me voorstellen dat ze het vaak zelf ook moeilijk hebben. Gebeurt er een permanente evaluatie met betrekking tot de momenten gedurende de dag en de week dat de hulplijn het meest wordt geconsulteerd? Wordt de bezetting in functie daarvan afgestemd?
Hulpverlening kan ook gebeuren via chat. Er werd in de pers gesignaleerd dat de wachttijd hier nog langer zou zijn. U hebt er in het verleden al meermaals naar verwezen. Het is een manier van hulpverlening die in de toekomst alsmaar belangrijker zal worden, zeker voor bepaalde doelgroepen. Hoe kunnen we hierop anticiperen?
Minister, in antwoord op de actuele vragen van 20 maart 2013 sprak u over een onderzoek naar chatmogelijkheden voor het meldpunt 1712. Wat zijn de resultaten van dat onderzoek? Werden op basis daarvan al aanpassingen uitgevoerd?
De voorzitter : De heer Gysbrechts heeft het woord.
De heer Peter Gysbrechts : Collegas, de feiten zijn gekend. Op een rustige zondagmiddag probeerde iemand de 1813-hulplijn te bereiken. Urenlang kreeg hij of zij de bezettoon te horen. Ook via de website was er geen gehoor. Dat blijkt geen alleenstaand geval te zijn. Op tijd en stond kan het wel eens langer duren alvorens je contact kunt maken met een vrijwilliger aan de andere kant van de lijn of de chatbox.
Collegas, ik zal heel duidelijk zijn: dat is in geen enkel opzicht de fout van de vrijwilligers. Elk uur dat vrijwillig wordt gespendeerd aan een maatschappelijke taak, verdient alleen maar mijn respect. Ik ben zeer blij dat er mensen zijn die dit willen doen. Ik begrijp dat deze mensen een leven hebben buiten hun vrijwilligerswerk en dat het bijgevolg moeilijker is voor organisaties zoals Tele-Onthaal om vrijwilligers te sprokkelen tijdens weekends, avonden, feestdagen enzovoort.
Waar ik wel een probleem mee heb, is dat de Vlaamse overheid in het verleden communiceerde dat ze een noodlijn zou oprichten voor mensen met suïcidegedachten of aanverwante problemen, ze dat initiatief in de verf zette, een campagne opzette om die hulplijn onder de aandacht te brengen en wijdverspreid te communiceren, en dat er dan uiteindelijk geen noodlijn is. Want een noodlijn die niet bereikbaar is, is geen hulplijn.
Ik kan mij niets ergers voorstellen dan dat je aan het eind van je Latijn bent, helemaal op bent, nood hebt aan hulp en dan vervolgens een bezettoon te horen krijgt. Welke boodschap geef je dan aan deze mensen die hulp zoeken en vervolgens genegeerd worden?
Het lijkt me evident dat, als je als overheid zoiets opzet, dat ook te allen tijde moet werken. Als vrijwilligers niet volstaan om een volledige dekking te geven, moet men daarvoor mensen betaald inschakelen. Het is niet evident om een dergelijke lijn te bemannen. Dat merken we in de praktijk. Waarschijnlijk is het soms uren wachten op een telefoon en stromen de telefoons op een ander moment met vele tegelijk binnen. Dat hangt af van triggers in de samenleving. Het nieuws en de actualiteit zijn daar ook vaak de motor van.
Maar niets zegt dat we mensen niet polyvalent kunnen inschakelen en eventueel opleiden tot het uitvoeren van een dubbele taak, zoals in de private sector wel eens gebeurt.
Minister, wat zult u ondernemen om de 1813-hulplijn beter af te dekken? Welke acties zitten er nog binnen korte termijn in de pijplijn in het kader van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie?
De voorzitter : Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen : Minister, ik kan kort zijn, aangezien er al veel werd gezegd.
De 1813-hulplijn is een zeer goed initiatief dat door u werd gelanceerd. Daarbij zijn er in het verleden veel inspanningen gedaan en gebeuren er zeer regelmatig nog om deze hulplijn bekend te maken. Ik denk aan de twee tragische voorvallen uit het zeer recente verleden waarbij tieners uit het leven gestapt zijn omdat ze werden gepest. Telkens werd in het kader van de berichtgeving verwezen naar die hulplijn.
Het is dan ook belangrijk om ervoor te zorgen dat, wanneer mensen een beroep willen doen op die hulplijn, zij daar ook bij terechtkunnen. Collegas, voor alle duidelijkheid: ook ik wil mijn grote appreciatie uiten voor het werk dat vrijwilligers doen. Ik geef geen enkel punt van kritiek. Maar aangezien er gekozen is om een beroep te doen op vrijwilligers, is het wel de plicht van het beleid om ervoor te zorgen dat er voldoende vrijwilligers aanwezig zijn.
Minister, ik heb al gezegd dat het bij de opstart uw bewuste keuze is geweest om een beroep te doen op vrijwilligers. U hebt ook gezegd dat die vrijwilligers behoorlijk moeten worden gescreend en getraind. De vraag is of de lat hier niet wat te hoog ligt. Er zijn wel althans voor zover we in de pers hebben kunnen lezen, u kunt mij verbeteren indien nodig behoorlijk wat aanmeldingen, maar na screening blijft er een te kleine groep over.
Minister, wordt de lat niet te hoog gelegd? Zult u inspanningen doen om tot een grotere bemanning te komen? Overweegt u initiatieven om de 1813-hulplijn niet alleen door vrijwilligers, maar ook door professionelen te laten bemannen? En dat is daaraan gekoppeld bestaat de bereidheid om daarvoor bijkomende middelen vrij te maken?
De voorzitter : Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Mevrouw Else De Wachter : Voorzitter, ik sluit graag aan bij mijn collegas. In het verleden zijn er hier al geregeld vragen gesteld over hulplijnen, ook naar aanleiding van de gesprekken die we hebben gevoerd met professor Adriaenssens in het kader van misbruik en geweld, vooral historisch dan. Dat is heel belangrijk.
Ik sluit mij graag aan bij de vraag hoe we het meest efficiënt kunnen omgaan met die hulplijnen die zo essentieel zijn. Ik sluit mij ook aan bij de vraag van mevrouw Schryvers naar een evaluatie. Het is belangrijk om te weten wanneer er vooral nood is aan die hulplijn of extra nood aan bemanning of bevrouwing om er op een goede manier mee om te gaan.
Ik wil ook graag de bekommernis uiten die tijdens de gesprekken met professor Adriaenssens naar boven kwam, namelijk: hoe bereik je nog beter die doelgroepen die je absoluut moet bereiken? Het is bijvoorbeeld bewezen dat jongeren en kinderen soms op een moeilijke manier de hulplijn kunnen bereiken. Minister, hoe denkt u daar nog verder aan tegemoet te kunnen komen? Ik denk dat iedereen het erover eens is dat hulplijnen noodzakelijk zijn, maar ze moeten op de meest efficiënte manier kunnen worden ingezet, anders hebben ze niet veel nut.
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : Voorzitter, collegas, het is uiteraard spijtig te lezen dat iemand heeft geprobeerd telefonisch contact op te nemen met de Zelfmoordlijn 1813 en dat het daarbij niet gelukt is om tot een gesprek te komen. Anderzijds zijn er jaarlijks meer dan 11.000 mensen die wel een gesprek krijgen met een van de vrijwilligers.
Het Centrum ter Preventie van Zelfdoding (CPZ) is een organisatie met terreinwerking in het kader van het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid, waar ik een beheersovereenkomst mee heb afgesloten in 2012. Die loopt van 2012 tot 2016. Voorheen werden facultatieve subsidies toegekend. Een van de opdrachten van het CPZ is het uitbaten van de Zelfmoordlijn.
Het CPZ bouwde haar vrijwilligerswerking de voorbije jaren sterk uit. Er werd een verdubbeling van het aantal vrijwilligers gerealiseerd van 40 naar 85 in de periode 2008-2013. Deze vrijwilligers zetten zich 16 uur per maand in en de werking wordt nog uitgebouwd in de komende jaren.
Omdat de vraag heel groot is, heb ik bijkomend voorzien in een capaciteitsuitbreiding door de samenwerking tussen Tele-Onthaal en CPZ te organiseren onder een noemer, namelijk de nieuwe hulplijn 1813. Er zijn tijdelijk een aantal middelen, namelijk 177.000 euro, tegenover gezet en piekmomenten kunnen beter worden opgevangen. Daarnaast hebben we de voorbije jaren structureel 240.000 euro meer toegekend aan Tele-Onthaal om zo maximaal vrijwilligers te kunnen rekruteren en hebben we 35.000 euro toegekend aan het CPZ om juist die vrijwilligerswerking te ondersteunen.
Momenteel is de Zelfmoordlijn 1813 drie maanden operationeel. Het is dus nog vrij vroeg om een aantal structurele conclusies te trekken over de bezetting. Het is ook nog onduidelijk wat het effect is van het verkort nummer op het aantal oproepen. Uiteraard volgen we dit nauwgezet op.
De resultaten van deze nieuwe hulplijn en de bijbehorende capaciteitsuitbreiding zullen voor de eerste keer te zien zijn in het jaarverslag van 2014. Zowel het CPZ als Tele-Onthaal maakt continu werk van de werving van nieuwe vrijwilligers. Er worden bij het CPZ twee keer per jaar nieuwe vrijwilligers opgeleid om de lijn te bemannen. Daarnaast plant het CPZ in de zomer van 2014 een grootscheepse wervingscampagne om het aantal vrijwilligers substantieel te vermeerderen.
Om echter de kwaliteit van de dienstverlening voldoende hoog te houden, betekent meer vrijwilligers ook meer inzet voor de werving, opleiding, permanente vorming en begeleiding. Meer vrijwilligers inzetten, is niet alles, er wordt ook voortdurend gezocht naar wat er nog kan worden gedaan om de bereikbaarheid te verhogen op andere manieren. Onderzoek wijst bijvoorbeeld uit dat mensen die via het ene medium niet binnen geraken en met dringende vragen zitten, ook geholpen kunnen worden door het communiceren via een minder direct medium dan telefoon of chat. Daarom is het CPZ in 2013 gestart met e-mailhulpverlening als bijkomend vangnet voor mensen die niet onmiddellijk een telefonisch gesprek kunnen krijgen.
Collegas, ten slotte wil ik het volgende even onder uw aandacht brengen. Wanneer de oproeper een bezettoon ervaart, krijgt hij automatisch het nummer 112 voor dringende medische hulp en het nummer 106 van Tele-Onthaal te horen. Er wordt dus onmiddellijk gesuggereerd om een ander nummer te bellen.
Het is niet zo gemakkelijk te stellen dat, als er onvoldoende vrijwilligers zijn, maar moet worden aangevuld met professionelen. De Zelfmoordlijn 1813 biedt anonieme laagdrempelige zorg. Dit is slechts een van de strategieën uit het actieplan in het kader van de gezondheidsdoelstelling preventie van zelfdoding. Die strategie richt zich specifiek op mensen die niet de stap hebben kunnen zetten om met iemand te spreken over hun zelfmoordgedachten, die niemand hebben om hierover te spreken of die bijvoorbeeld een slechte ervaring hebben met hulpverlening. We weten uit onderzoek dat voor deze specifieke werkwijze, namelijk zo laagdrempelig mogelijk werken, vrijwilligers het meest geschikt zijn. Ze verlagen de drempel om over zelfdodingsgedachten te kunnen spreken. Ze zijn zeer goed in staat om empathie over te brengen en kunnen vaak uitstekend zorgen voor de positieve ervaring met hulp.
Onderzoek naar de reacties op suïcidaliteit geeft aan dat de vrijwilligers van de Zelfmoordlijn even goed tot zelfs beter scoren dan professionele hulpverleners in dit soort gesprekken. Daarnaast weten we dat de intensiteit van de gesprekken niet toelaat dat professionals dit dag in, dag uit zouden doen.
Het CPZ beschikt momenteel over 3,2 voltijds equivalenten voor de professionele ondersteuning van haar vrijwilligers. Ook Tele-Onthaal beschikt over 0,5 voltijds equivalent extra om de vrijwilligers die de Zelfmoordlijn 1813 bemannen, op te volgen en te ondersteunen. Als men echter de bemanning van de lijn door professionals zou laten gebeuren, dan zal dit niet alleen de eigenheid en de laagdrempeligheid van de hulpverlening beïnvloeden, maar ook een veelvoud aan middelen vragen. En dan nog, ook met de inzet van professionelen is het niet zeker of men de geschetste problematiek had kunnen ondervangen.
Zowel Tele-Onthaal als het CPZ zijn continu op zoek naar vrijwilligers. Hoe meer vrijwilligers er zijn, hoe meer ze tegelijk ingezet kunnen worden. Vrijwilligerswerk bij de Zelfmoordlijn 1813 is inderdaad geen gemakkelijke opdracht. Voor elke honderd vrijwilligers die zich aanbieden bij het CPZ, zijn er ongeveer twintig die de opleiding starten. Tien tot vijftien voltooien ook het opleidingstraject. Vrijwilligers hoeven geen voorkennis te hebben, maar moeten wel beschikken, mevrouw Dillen, over de mentale veerkracht en openheid om in gesprek te kunnen gaan met een acuut suïcidale persoon.
Het opleidingstraject bestaat uit een grondige screening. De opleiding bestaat uit twee zaterdagen met theorie, en acht praktische sessies waarbij de kandidaat-vrijwilligers worden getraind in het voeren van crisisgesprekken met suïcidale mensen. Na evaluatie van het rollenspel gaan de vrijwilligers aan de lijn of aan de chat onder begeleiding van een meter of peter. Daarnaast volgen zij ook een aantal terugkomsessies. Naast het opleidingstraject is er ook een uitgebreid opvolgingstraject waarbij de professionele medewerkers van het CPZ 24 uur op 24 instaan voor de ondersteuning van de vrijwilligers.
Het verminderen van de kwaliteitseisen zou ertoe kunnen leiden dat meer mensen de opleiding beëindigen. Gesprekken met suïcidale mensen vragen echter een maximumkwaliteit. Een foute aanpak tijdens een gesprek door een vrijwilliger kan heel zware gevolgen hebben.
De vraag of er een effectief tekort is aan vrijwilligers is moeilijker te beantwoorden. Veel hangt af van hoe groot en uitgebreid men dergelijke onmiddellijke dienstverlening wil uitbouwen en in welke mate andere organisaties of diensten vragen en signalen over zelfdoding kunnen en willen opnemen.
Momenteel zijn het CPZ en Tele-Onthaal in staat om gedurende 24 uur, 7 dagen op 7, dienstverlening aan te bieden met een minimale capaciteit van twee vrijwilligers voor de chat tussen 19 uur en 21.30 uur en een vrijwilliger voor de telefonische hulp. Op de meeste dagen lukt het om deze minimale bezetting te verdubbelen, dus naar vier vrijwilligers voor de chat en twee voor de telefoon. Op piekmomenten, bijvoorbeeld na een ingrijpende zelfdoding in de samenleving of een spraakmakend televisieprogramma over zelfdoding, worden vier vrijwilligers op de telefoonlijn gezet. Men anticipeert dus wel degelijk op mogelijk te verwachten piekmomenten.
De ambitie van het CPZ en Tele-Onthaal is te groeien naar respectievelijk zes en drie vrijwilligers en ook de chatbeschikbaarheid uit te breiden. Het is mijn overtuiging dat we zoals gepland de vraag en de dienstverlening moeten monitoren en na de evaluatie hieruit de gepaste conclusies moeten trekken.
De evaluatie over het gebruik gebeurt permanent. De bezetting wordt afgestemd op de drukke momenten. Zo wordt er in meer bezetting voorzien tijdens de avonduren, tussen 19 uur en 1 uur en wordt er op momenten dat zelfdoding in de media is, voorzien in extra bezetting.
Er is daarnaast een permanente overleggroep waarin de medewerkers van het CPZ en Tele-Onthaal vertegenwoordigd zijn. Die volgt de werking van de lijn op en indien nodig wordt er bijgestuurd. Uiteraard vraagt dit een voldoende lange periode van monitoring om structurele aanpassingen te kunnen doen.
Mevrouw Schryvers, ook voor de chat is het aantal vrijwilligers bepalend voor het aantal gesprekken dat kan worden gevoerd. Meer vrijwilligers betekent meer mensen die een gesprek kunnen krijgen. Op dit ogenblik is er een beperkte beschikbaarheid van de chat tussen 19 uur en 21.30 uur en wordt ervoor gekozen om op deze momenten zoveel mogelijk vrijwilligers tegelijk in te zetten. Op termijn zou een uitbreiding van de beschikbaarheid kunnen, op voorwaarde dat daarvoor voldoende vrijwilligers zijn.
Daarnaast is het belangrijk te benadrukken dat de Zelfmoordlijn 1813 niet als de enige vorm van hulp wordt aangeboden. De lijn biedt een zeer specifieke vorm van informele hulp waarbij bewust voor vrijwilligers wordt gekozen. De omgeving, de huisarts, de geestelijke gezondheidszorg, het onderwijs, de werkcontext enzovoort spelen echter een minstens even belangrijke rol in de hulpverlening bij de preventie van zelfdoding. In de toekomst kan worden gedacht aan onlinehulpverlening door professionals en aan een verdere uitbouw van de geestelijke gezondheidszorg.
Mijnheer Gysbrechts, het is inderdaad belangrijk te onderstrepen dat het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie niet kan worden herleid tot de Zelfmoordlijn 1813. Dat is slechts één onderdeel van de vijf strategieën. Suïcidepreventie is een taak voor de hele samenleving: het bespreekbaar maken, het wegwerken van het taboe, het herkennen van de signalen, het aanbieden van de gepaste hulp enzovoort.
Het is de bedoeling dat het Vlaams actieplan de komende jaren gefaseerd wordt geïmplementeerd. De bestaande acties worden voortgezet zoals de zorg voor de nabestaanden en suïcidepogers, de vorming van sleutelfiguren enzovoort. Daarnaast zal onder impuls van het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP), onze partnerorganisatie voor suïcidepreventie, werk worden gemaakt van het uitwerken van algemene multidisciplinaire richtlijnen voor de preventie van zelfdoding voor alle sectoren, de verdere uitbouw van de portaalsite www.zelfmoord1813.be, het opzetten van pilootprojecten voor de behandeling van suïcidale personen enzovoort. Cruciaal daarbij is de samenwerking met heel wat maatschappelijke actoren.
De bekendmaking van 1712 aan het brede publiek vraagt een volgehouden inspanning vanuit een doordachte communicatiestrategie. De uitbouw van de drempelverlagende diensten zoals e-mail en chat en de uitwerking van een publieke website vormen drie belangrijke pijlers in het maximaal toeleiden van de burger naar 1712. De uitbreiding van het 1712-aanbod naar een online hulpverlenend aanbod is geen evidente aangelegenheid en wordt door de Taskforce 1712 doordacht en zorgzaam voorbereid en uitgewerkt. Daarbij wordt een logische volgorde gehanteerd. Eerst wordt de publieke website uitgewerkt en bekendgemaakt aan het grote publiek. Nadien wordt e-mailhulp geïnstalleerd. Pas daarna wordt eventueel chathulp geïnstalleerd.
De eerste twee fases zijn in volle voorbereiding. Op de vernieuwde website zal de burger heel wat informatie vinden over de problematiek van geweld, misbruik en kindermishandeling. Er wordt uitgegaan van vragen zoals wat men al dan niet van 1712 kan verwachten. Bezoekers van de website 1712 zullen ook handvatten vinden bij vragen zoals hoe ze aangifte kunnen doen en wie daarbij kan helpen. E-mailhulpverlening zal mogelijk zijn vanaf 1 maart 2014. In de chatmogelijkheden wordt voorzien als een mogelijke optie op lange termijn.
We zijn van oordeel dat de termijnen waarop de drempelverlagende diensten worden uitgewerkt niet te lang zijn. Volgende aandachtpunten motiveren toch wel een doordachte en stapsgewijze aanpak. De ervaring leert immers dat communicatie via onlinekanalen gepaard gaat met een veel explicietere communicatie dan telefoon of face- to- facecontacten. Online komen zware problemen meteen op het scherm. Dat heeft ook een keerzijde: anonimiteit, weinig zicht op wie er aan de andere kant zit, mogelijkheid tot snel afbreken, geen mogelijkheid tot hercontactname enzovoort.
Naast de algemene kwaliteitseisen voor onlinehulpverlening moet grote aandacht uitgaan naar de omgang met het ontbreken van essentiële gegevens over de oproeper, de anonimiteit en het gebruik van aliassen en dergelijke. Dat is zeker zo wanneer er geweld, misbruik en kindermishandeling in het geding is. Er moet ook grote aandacht uitgaan naar de omgang met verontruste gegevens en de verantwoordelijkheid van de hulpverlener die mogelijks over weinig of geen gegevens beschikt, en naar de omgang met de mails en de transcripten. Onlinehulp houdt in dat men al doende een inhoudelijk dossier creëert. Dat vereist wel heldere afspraken over dossiervorming, uitwisseling van gegevens en het beroepsgeheim.
Er is ook het risico op een averechts effect, na de onthulling van het misbruik. Voor sommige cliënten kan het uitgebreid vertellen van een misbruik, maar slechts eenmalig, zonder verder gevolg, een traumatische ervaring zijn. Kortom: dit alles vraagt een grondige voorbereiding. Vandaar dat ik aan het wetenschappelijk Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin heb opgedragen om onderzoek te verrichten naar de mogelijke uitbouw van een kwaliteitsvol kader voor onlinehulpverlening.
Mevrouw Katrien Schryvers : Ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. In de pers lezen we dat iemand die de Zelfmoordlijn belde, de bezettoon te horen kreeg. Dat is erg. Het is goed dat we hier eens een overzicht krijgen van wat daar allemaal gebeurt. We weten dat er in Vlaanderen 3 zelfdodingen per dag zijn. De Zelfmoordlijn krijgt 11.000 oproepen per jaar, of meer dan 30 per dag. We kunnen ons indenken wat daar allemaal achter schuilt. Ik doe mijn petje af voor de mensen die als vrijwilliger 15 uur per maand hun schouders zetten onder het initiatief en een luisterend oor bieden aan mensen met suïcidale gedachten. Wat ze doen, is van heel groot belang.
U gaf aan dat een continue monitoring en evaluatie gebeurt. De 1813-hulplijn is nog niet lang werkzaam: 3 maanden. Die monitoring is belangrijk. Ik ben alleszins erg tevreden dat u zegt dat er wordt geanticipeerd. Men kan natuurlijk niet op alles anticiperen. Men kan niet altijd alle zelfdodingen voorzien, maar het is belangrijk dat men in bepaalde tv-programmas aandacht aan de kwestie besteedt.
Wat de andere elementen betreft, hebt u gelijk. E-mail- en onlinehulpverlening en chatgesprekken zijn projecten voor de toekomst. Het is goed dat die mogelijkheden worden uitgebuit, maar dat moet toch ook met de nodige omzichtigheid gebeuren. Elk hulpverleningskanaal heeft zijn voor- en nadelen, en ook specifieke risicos.
Ik noteer dat de e-mailhulpverlening van de 1712-hulplijn op 1 maart van start gaat. Dat is een grote stap. Ik heb ook begrepen dat de bereikbaarheid voor kinderen en jongeren wordt onderzocht, en ook dat is belangrijk.
De heer Peter Gysbrechts : Ik dank u voor uw antwoord. De toon van mijn vraag was vrij kritisch, kritischer dan die van mevrouw Schryvers. Ik weet ook wel dat veel gesprekken erg goed lukken, en dat die mensen heel goed werken. Het gaat echter om zon gevoelige materie, en het momentum waarop hulp moet worden verleend, kan men niet plannen. Het is dus een moeilijke zaak.
Ik ben ervan overtuigd dat vrijwilligers even goed als de professionelen hulp kunnen verlenen. Maar ik formuleerde het probleem al in mijn vraag: een noodlijn die niet bereikbaar is, is geen hulplijn, maar vooral een instrument dat ontgoochelt. En dan zijn er ook de piekmomenten, die men niet kan voorzien. Daarom vraag ik me af of we niet moeten overwegen om professionele hulpverleners in te schakelen.
Ons doel van de vraagstellers en van de minister is wel om te proberen om in de toekomst de aangehaalde problemen te vermijden. De aandacht die het onderwerp hier krijgt, kan daar alleen maar toe bijdragen. We moeten echt proberen te voorkomen dat die problemen zich opnieuw voordoen.
Mevrouw Marijke Dillen : Ik dank u voor het antwoord. Ik sluit mij volledig aan bij de woorden van mevrouw Schryvers. Ik durf hier te stellen dat ik het niet beter zou kunnen verwoorden, en zal dus niet in herhaling vallen.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.