Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 20/02/2014
De voorzitter : De heer Bouckaert heeft het woord.
De heer Boudewijn Bouckaert : Voorzitter, ik heb deze vraag ingediend op 7 februari. Op 6 februari staat men in Nederland stil bij het probleem van de vrouwenbesnijdenis. Dat blijkt een nijpend probleem te zijn. Wereldwijd zijn 135 miljoen meisjes het slachtoffer van besnijdenis. Dat wil zeggen dat per dag 6000 meisjes besneden worden, dat is één om de vijftien seconden. Het is nog altijd een zeer wijdverspreid fenomeen. Het gebeurt in 28 Afrikaanse landen. Het is niet godsdienstgebonden: het gebeurt in islamitische families, maar evenzeer bij de Koptische christenen in Egypte.
De problematiek kreeg bij ons aandacht door de publicatie van het boek van Assita Kanko Parce que tu es une fille. Ze kwam samen met u op tv, minister. Assita Kanko is gemeenteraadslid in Elsene. Er is ook het boek van Annemie Struyf Blijf van mijn lijfje. Dat is heel begrijpelijk geschreven en ook geschikt voor jongeren. Er gaat nu veel meer aandacht naar het probleem. Assita Kanko zegt terecht dat het cultuurrelativisme moet worden verworpen. Het is niet omdat dit in de tradities zit dat we het moeten dulden.
Minister, ik richt me tot u als minister van Gelijke Kansen. Uit een studie van het Instituut voor Tropische Geneeskunde van Antwerpen blijkt dat het aantal vrouwen dat heel waarschijnlijk reeds besneden is in België, gestegen is van 6260 in 2007 tot 13.122 in 2012. De praktijk verspreidt zich dus naar de westerse landen, ook naar Vlaanderen, via emigratie. Deze verdubbeling is te verklaren door het stijgend aantal vrouwen dat naar België komt uit landen waar vrouwelijke genitale verminkingen worden toegepast.
Waarom spreekt men over waarschijnlijk? De cijfers zijn niet zeker natuurlijk, omdat de studie gebeurde op basis van schattingen over het aantal vrouwen in België afkomstig uit landen waar vrouwelijke besnijdenis voorkomt en over het aantal kinderen. Dat werd gecombineerd met het percentage vrouwen dat in de landen van afkomst besneden wordt. Het is een beetje een simulatie.
Maar nog onrustwekkender voor het beleid zou de vaststelling moeten zijn dat het risico op een besnijdenis ook verdubbeld is tot 4084. Met andere woorden, steeds meer jonge meisjes in België dreigen besneden te worden. We hebben geen cijfers over Vlaanderen, maar je kunt dit ook extrapoleren.
Minister, ik weet dat dit in de eerste plaats een probleem voor Justitie is. Besnijdenis valt volgens ons recht onder slagen en verwondingen en dus een misdrijf. Laat ons daar maar klaar over zijn. Het is in de tweede plaats een probleem voor Volksgezondheid. Veel besnijdenissen worden uitgevoerd in verschrikkelijke omstandigheden. Er is ook de mogelijkheid tot herstel, tot op zekere hoogte. Dat kan in klinieken worden uitgevoerd. Dat is dus ook een probleem voor Volksgezondheid. Dat is allemaal federale materie. Tot 25 mei blijft dat allemaal federaal.
Minister, ik spreek u aan als minister van Gelijke Kansen. Op het territorium Vlaanderen gebeurt dit nog altijd en dreigt dit zich nog te verspreiden. Dit is een van de meest grove schendingen van de waardigheid van de mens en van de gelijkheid van man en vrouw. We hadden het deze ochtend over discriminatie en de gelijke behandeling enzovoort. Maar dit is een heel grof, mensonwaardig fenomeen.
Minister, hebt u weet van dit groeiende probleem, dat de gelijkheid tussen man en vrouw zwaar op de proef stelt? Waarom wordt die besnijdenis eigenlijk uitgevoerd? Dat is in wezen de uitdrukking van een bezitsrelatie tussen man en vrouw: de mannen dulden niet dat de vrouw voorhuwelijkse betrekkingen zou hebben. Zij willen dat de vrouw nog intact maagd is en gaan daarom tot die besnijdenis over. Het gaat dus om een bezitsrelatie, en in die zin is dit echt een zware schending van het gelijkheidsprincipe tussen man en vrouw.
Minister, kunt u hieromtrent bij hoogdringendheid vanuit uw bevoegdheid van Gelijke Kansen en eventueel Onderwijs beleidsmaatregelen nemen? Zo ja, welke?
De voorzitter : Mevrouw Deckx heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Deckx : Minister, ik ondersteun uiteraard de vragen van de heer Bouckaert. Maar u weet dat we nog maar enkele weken geleden in de plenaire vergadering een resolutie hebben goedgekeurd, een resolutie die we hebben ingediend in juli 2013. Die resolutie werd aangenomen en, naar ik aanneem, overgemaakt aan de Vlaamse Regering. Daarin vragen de indieners om een raamakkoord uit te bouwen tussen de betrokken Vlaamse beleidsdomeinen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Onderwijs en Vorming, Gelijke Kansen en Inburgering, met de federale overheidsdiensten Volksgezondheid, Binnenlandse Zaken en Justitie, en om werk te maken van een negental punten die we in de resolutie hebben opgesomd en die ik hier niet allemaal zal herhalen omdat u ze kent. Ik profiteer even van de gelegenheid om te informeren wat de stand van zaken hieromtrent intussen is.
De voorzitter : Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Mevrouw Gerda Van Steenberge : Voorzitter, ik ben uiteraard tevreden met de vraag van de heer Bouckaert. Ik ben blij dat er in deze materie mensen zijn die de opvolging waarnemen. Uiteraard bent u, minister, op de hoogte. U hebt kennis van deze zaken.
Ik heb drie jaar geleden een interpellatie gehouden over identiek dezelfde materie. Ik had het toen ook, naast de zaken die de heer Bouckaert heeft aangehaald, over het grote probleem van meisjes die op vakantie vertrekken naar hun thuisland en die daar die ingreep nu ja, ingreep, ik noem dat een marteling ondergaan. Tijdens hun vakantie: hoe cynisch kan men zijn?
Bij de dienst Vreemdelingenzaken zijn ze daar natuurlijk van op de hoogte. Men was van plan om de ouders aan te spreken de ouders die op reis gingen naar hun thuisland om toch zeker die praktijken niet te laten uitvoeren op hun meisjes. Ik heb toen ook gevraagd of u daar weet van hebt. U hebt daar zeker weet van, want u hebt zelf op die dienst gewerkt. Hoe verloopt in deze materie de samenwerking tussen u als minister van Gelijke Kansen en Onderwijs met de dienst Vreemdelingenzaken? U had beloofd om eens na te kijken in welke mate vanuit het Vlaamse niveau hierrond kon worden samengewerkt.
De voorzitter : Mevrouw Vermeiren heeft het woord.
Mevrouw Goedele Vermeiren : Voorzitter, mijn collegas hebben al veel gezegd en mevrouw Deckx heeft al uitgebreid verwezen naar de resolutie, die er inderdaad is. Deze zorgwekkende trend moet worden gestopt. Daar zijn we het allemaal over eens. Ik kan mij alleen maar aansluiten bij de initiële vraagsteller en bij de bijkomende vragen van mijn collegas.
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : Natuurlijk ken ik de praktijk zeer goed. Ik ben nog Vluchtelingencommissaris geweest. Ik was een van de eerste commissarissen die asiel heeft gegeven aan vrouwen die hun land verlieten om deze reden. Ik ken de problematiek dus al veel langer dan ik Onderwijsminister ben. Vele, vele, vele, bijna tientallen jaren geleden was ik daar ook al mee bezig.
Ik ken de schattingen. Mijnheer Bouckaert, u hebt het terecht gezegd: de migratie heeft dit gruwelijke fenomeen naar onze contreien gebracht. Ik werk samen met mijn collega-minister van Welzijn. U weet dat Jo Vandeurzen de Vlaamse acties coördineert voor het Nationaal Actieplan ter bestrijding van Partnergeweld en andere vormen van intrafamiliaal geweld.
Net zoals voor de andere problematieken in dit Nationaal Actieplan partnergeweld, gedwongen huwelijken en eergerelateerd geweld geldt voor vrouwelijke genitale verminking dat de hefbomen om deze onmenselijke praktijk tegen te gaan, zich op de eerste plaats situeren in federale bevoegdheden: Justitie, Binnenlandse Zaken, Volksgezondheid en Asiel en Migratie. Op de tweede plaats kan dit fenomeen ook mee bestreden worden vanuit Vlaamse bevoegdheden zoals Welzijn, Onderwijs, Inburgering, Gelijke Kansen en Volksgezondheid en Gezin. Leraren, centra voor leerlingenbegeleiding (CLBs) en organisaties als Kind en Gezin zijn uitstekend geplaatst om signalen over meisjes die risico lopen te capteren.
Vandaar dat ik vanuit mijn onderwijsbevoegdheid, in de schoot van afspraken binnen het Vlaams Forum voor Kindermishandeling, al initiatieven heb genomen om genitale verminking tegen te gaan. Zo wordt er samen met de CLBs gewerkt aan een draaiboek waarin wordt vastgelegd hoe risicogezinnen kunnen worden gedetecteerd en aangepakt. Samen met kraamklinieken, Kind en Gezin en CLBs wordt nagegaan of gegevens kunnen worden uitgewisseld over vrouwen bij wie genitale verminking wordt vastgesteld, om zodoende preventief te kunnen optreden bij hun kinderen. Het draaiboek zal normaal gezien midden 2014 klaar zijn.
Zoals gezegd, coördineert mijn collega Jo Vandeurzen. Waar het welzijnsbeleid initiatieven neemt ten aanzien van daders en slachtoffers van geweld, focussen wij binnen het Vlaamse gelijkekansenbeleid vooral op andere prioriteiten om de strijd tegen geweld tegen vrouwen en elke andere vorm van gendergerelateerd geweld mee te voeren. Zo ondersteunen we organisaties die in het kader van hun genderwerking ook dit thema opnemen. Ik denk aan Documentatiecentrum RoSa, de Nederlandstalige Vrouwenraad, het Vrouwen Overleg Komitee en Ella vzw. Zij informeren het brede publiek en sensibiliseren de publieke opinie voor een samenleving waarin gendermechanismen niet langer gelijke kansen in de weg staan. Dit is een voorbeeld van genderbenadering in de gelijkekansenproblematiek. Ze informeren en sensibiliseren ook om stelling in te nemen tegen elke vorm van gendergerelateerd geweld.
U ziet dus dat we binnen onze bevoegdheden doen wat we kunnen doen. Binnen de Dienst Vreemdelingenzaken is het om redenen van privacy niet evident om contact op te nemen.
De voorzitter : De heer Bouckaert heeft het woord.
De heer Boudewijn Bouckaert : Minister, ik ben blij met uw antwoord. Hieruit blijkt dat er wel degelijk aan wordt gedacht en dat het probleem niet wordt weggemoffeld. Vanuit de Vlaamse bevoegdheden Welzijn, Onderwijs en Gelijke Kansen kan er wel degelijk worden opgetreden, voornamelijk preventief. Die besnijdenis doet zich voor bij meisjes van 5 tot 6 jaar. Dat wil zeggen dat ze daarvoor in de kleuterklas zitten en dat wij dus eigenlijk een soort van window hebben om dat eventueel te voorkomen. Die meisjes zitten drie, vier jaar in onze Vlaamse scholen en kunnen dus eventueel worden beschermd tegen deze genitale verminking. De CLBs zijn de beste instantie om dat probleem systematisch aan te pakken. Het draaiboek voor risico is heel goed.
Minister, als u zegt dat er gegevens worden uitgewisseld over vrouwen die dat hebben ondergaan, zijn dat dan gegevens over de ouders?
De genitale verminking is de grofste discriminatie die je je kunt indenken. Worden de meldpunten geactiveerd of zijn die daar nog niet aan toe?
Minister Pascal Smet : Dat kan als dat wordt gemeld. Als er signalen zijn dat een moeder met kinderen zelf genitaal verminkt is, dan bestaat er een verhoogd risico. Maar dat hangt ook van de context af, het is niet automatisch zo. Daarom is het belangrijk om te proberen een methode te ontwikkelen waarmee je dat detecteert, zodat je kunt optreden. Maar dat is niet gemakkelijk. Daarom wordt ernaar gezocht.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.