Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 13/02/2014
Vraag om uitleg van de heer Paul Delva tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over het capaciteitsprobleem in het Brussels basisonderwijs
- 923 (2013-2014)
Vraag om uitleg van de heer Willy Segers tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over het mogelijke groeiende tekort aan plaatsen in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel
- 938 (2013-2014)
De voorzitter : De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva : De aanmeldingen voor het Nederlandstalig basisonderwijs in Brussel voor volgend jaar zijn weer achter de rug. Gedurende de maand januari konden ouders hun kinderen online aanmelden via de ondertussen gekende website www.inschrijveninbrussel.be. Zon 5000 ouders hebben hun kind aangemeld. Dat zijn er bijna 1000 meer dan vorig jaar, hoewel er maar 3100 plaatsen beschikbaar zijn.
Vorig jaar werden ongeveer 4100 kinderen aangemeld. Deze evolutie in de cijfers toont duidelijk aan dat er, nog steeds en in stijgende lijn, een groot tekort is aan plaatsen in het Nederlandstalig basisonderwijs in Brussel. Hoe groot het tekort zal zijn, is vandaag moeilijk in te schatten omdat ouders in Brussel nog andere keuzes hebben. Ze kunnen kiezen voor een school buiten Brussel of voor een Franstalige school. Maar in elk geval spreken de cijfers boekdelen. De evolutie ten opzichte van vorig jaar is heel duidelijk.
Een andere evolutie is dat men vroeger vaak tekorten zag in de onthaalklas, maar sinds enkele jaren is er ook een groot tekort aan plaatsen in de eerste kleuterklas.
Minister, hoe evalueert u deze eerste fase van het inschrijvingsschema? De cijfers stijgen met rasse schreden. Hoe staat u hiertegenover?
Welke concrete plannen hebt u om dit plaatstekort een halt toe te roepen? Welke projecten staan er op stapel? Wat is de stand van zaken in de voortgang van deze projecten? Zijn er nieuwe scholen in aantocht of worden er scholen uitgebreid? Over welke projecten gaat dat dan? Eind vorig jaar maakte u bekend dat Brussel 5 miljoen euro extra kreeg in 2014 voor capaciteit in het basisonderwijs. Is dat geld al ter beschikking? In welke fase zitten de eventuele projecten?
Hebt u hierover onlangs nog overlegd met Brussels minister van Onderwijs Vanhengel? Wat werd op dit overleg gezegd of afgesproken? Is er nog verder overleg gepland in deze legislatuur? U hebt zelf al verscheidene keren bevestigd dat overleg op dit vlak tussen de verschillende besturen cruciaal is.
De voorzitter : De heer Segers heeft het woord.
De heer Willy Segers : Mijn vraag gaat ook over de aanmeldingsprocedure die in januari is voltrokken. Daaruit bleek dat er maar 3100 beschikbare plaatsen zouden zijn in het basisonderwijs. In het secundair onderwijs zou er voorlopig geen tekort zijn.
Tegenover vorig jaar is er alvast een stijging in aanmeldingen van 900 kinderen. Of er een concreet tekort zal zijn, hangt echter af van het feit of ouders alsnog voor het Franstalig onderwijs kiezen of voor een Vlaamse school buiten het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Deze afweging past uiteraard binnen het debat of de Franse Gemeenschap voldoende inspanningen levert voor het onderwijs in Brussel. Daarop kon u in het verleden echter geen afdoend antwoord bieden, omdat de Franse Gemeenschap geen overkoepelende cijfers had.
Klopt bovenstaande berichtgeving? Is er sprake van een plaatstekort in het Brussels Nederlandstalig onderwijs? Wat vormt daarin de verhouding tussen bewezen Nederlandstaligen en niet-Nederlandstaligen? Plant u nog initiatieven? Welke?
Hebt u een concreet zicht op de inspanningen van de Franse Gemeenschap ter zake? Indien ja, hoe evalueert u die? Is er effectief geen plaatstekort in het secundair onderwijs in Brussel?
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet: U vraagt of de cijfers over de aanmeldingen die in de media verschenen, correct zijn. Het lokaal overlegplatform (LOP) staat in voor het bijhouden van de cijfers en de aanmeldingen, niet het ministerie. Navraag bij het LOP Brussel leert dat in de voorbije aanmeldingsperiode in totaal 5101 leerlingen werden aangemeld. 44 procent daarvan, of 2232 kinderen, zijn van het geboortejaar 2012 en meldden aan voor de instapklas. 20 procent, een dikke duizend leerlingen, zijn van het geboortejaar 2011 en meldden aan voor de eerste kleuterklas. Het aandeel Nederlandstaligen en niet-Nederlandstaligen, indicator- en niet-indicatorleerlingen is nog niet gekend. Zodra die informatie beschikbaar is, kan die uiteraard meegedeeld worden.
Het aantal aanmeldingen steeg effectief van 4160 vorig jaar naar 5101 dit jaar. Deze stijging doet zich echter voor verspreid over verschillende geboortejaren. Voor de instapklas werden in de aanmeldingsperiode vorige maand 262 kinderen meer aangemeld dan vorig jaar, en 233 meer voor de eerste kleuterklas. Ongeveer de helft van de stijging situeert zich dus in hogere kleuterklassen of het lager onderwijs. Het kan hier dus ook gaan om een intentie tot schoolverandering, daar moeten we rekening mee houden. Maar de stijging in aanmeldingen voor de instapklas is dus ook significant. Het verschil tussen het aantal vrije plaatsen en het aantal aanmeldingen voor de instapklas steeg dan ook van 519 vorig jaar naar 769 dit jaar. Voor de eerste kleuterklas waren vorig jaar 625 plaatsen minder beschikbaar dan het aantal leerlingen dat daarvoor werd aangemeld. Op basis van de meest recente aanmeldingen zou dat stijgen tot 906. Dit wijst dus inderdaad op een toenemende druk op het Nederlandstalig onderwijs.
Voor de aanmeldingen voor de eerste kleuterklas moet ik wel een belangrijke kanttekening maken. Een deel van de voor de eerste kleuterklas aangemelde leerlingen heeft momenteel al een plaats in een Nederlandstalige school, maar heeft aangemeld in de hoop een plaats te krijgen in een school van hogere keuze. LOP Brussel heeft momenteel nog geen zicht op dat aandeel in de aangemelde kinderen van 2011. Ik heb een aantal cijfers die ik zal bezorgen aan het commissiesecretariaat.
Onder coördinatie van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) hebben we alle initiatieven tot capaciteitsuitbreiding gebundeld. We hebben dat in Antwerpen aan het stadsbestuur gevraagd, in Gent ook en in elke stad in Vlaanderen. Het is dus logisch dat we dat aan de VGC in Brussel hebben gevraagd. Dit levert een totaal op van 34 concrete uitbreidingsdossiers, waarvan sommige opgedeeld zijn in deelprojecten. Zowel binnen het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap (GO!) als in het vrije net zijn er projecten die opgedeeld worden in deelprojecten, waarvan het eerste reeds is uitgevoerd, maar het tweede nog wordt opgestart. Voor het GO! gaat het bijvoorbeeld om scholen waar een deelproject bestaat uit nieuwbouw, maar waar intussen al capaciteit werd gecreëerd via modulaire bouw.
In totaal zijn er 40 projecten die 5161 men vertelle het voort! bijkomende plaatsen opleveren voor het gewoon basisonderwijs. 16 van deze projecten zijn reeds uitgevoerd. Dat betekent dat er 1147 bijkomende plaatsen zijn. 5 projecten zijn concreet opgestart, met nog eens 1266 bijkomende plaatsen. 19 projecten zitten in de pijplijn met 2748 plaatsen. Deze plaatsen worden de volgende jaren gerealiseerd wanneer de scholen hun lopende projecten in alle leerjaren uitgerold hebben en wanneer de werken die met de recentste budgetten opgestart worden, afgerond zullen zijn.
Mijn kabinet heeft op regelmatige basis overleg met het kabinet van VGC-voorzitter minister Vanhengel. Bovendien staan ook de medewerkers van beide administraties in nauw contact met elkaar. Er is dus permanent overleg. Het overleg heeft onder meer tot doel om de concrete bouwdossiers nauwgezet op te volgen.
Deze veertig projecten zijn verspreid over vijftien gemeenten. Deze cijfers tonen aan dat er maximale inspanningen worden geleverd om tegemoet te komen aan de capaciteitsdruk in Brussel. Ik zal de exacte opdeling per gemeente overmaken aan het commissiesecretariaat.
Dankzij de gezamenlijke inspanningen van de Vlaamse Gemeenschap en de VGC, namelijk 67 miljoen euro in Brussel, komen er 5170 nieuwe plaatsen bij. De Vlaamse overheid heeft hiervoor 34,5 miljoen euro, dus iets meer dan de VGC, aan bijkomende capaciteitsmiddelen vrijgemaakt. Dat betekent dat 20 procent van het Vlaamse budget voor capaciteitsuitbreiding naar Brussel is gegaan. Dit is een belangrijk engagement, want het Brussels Nederlandstalig onderwijs vertegenwoordigt 3,7 procent van het totale Vlaamse onderwijs. Procentueel geven we significant meer. Voor reguliere scholenbouw zitten we op 32,2 miljoen euro voor Brussel.
We zijn het er met zijn allen over eens dat het capaciteitsprobleem in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest in kaart brengen en oordeelkundig aanpakken, intensief overleg vraagt met de Franse Gemeenschap en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. In december 2013 heeft de nieuwe minister-president van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, met instemming van mezelf en mijn Franstalige collega, beslist tot de aanstelling van een infrastructuurmanager van de Brusselse scholen. Zoals ik op een vraag van mevrouw Zamouri al heb geantwoord, moet hij de noden in kaart brengen. Beter laat dan nooit, we hebben dat lang gevraagd aan de voorganger van de huidige minister-president.
Momenteel verwerkt het LOP secundair onderwijs in Brussel de aanmeldingen voor het schooljaar 2014-2015. We hebben dus nog geen zicht op het aantal leerlingen dat gunstig of ongunstig gerangschikt is, maar wel op het aantal aangemelde leerlingen. Er waren 2094 beschikbare plaatsen in 1A, verdeeld over de 19 scholen. 532 leerlingen werden al ingeschreven in de voorrangsperiode voor broers, zussen en kinderen van personeel. Dat betekent dat er nog 1562 beschikbare plaatsen zijn. Er werden 1458 dossiers geregistreerd, wat min of meer overeenkomt met een match.
Het gaat in het secundair onderwijs om een toenemende druk op de aanmeldende scholen. Van de zestien scholen die vorig jaar aanmeldden, sloten er negen de aanmeldingen af met een weigeringslijst van ongunstig gerangschikte leerlingen, maar er waren nog zeven scholen met vrije plaatsen na de aanmeldingen. Het aantal aanmeldende scholen steeg intussen van zestien naar negentien. Daarnaast zijn er nog altijd twaalf scholen die geen aanmeldingsprocedure hebben. We hebben daar ook geen gegevens over. Het is dan ook voorbarig om te spreken van een algemeen capaciteitstekort in het secundair onderwijs in Brussel. We merken duidelijk dat ook de druk op 1B in Brussel, net zoals in Vlaanderen trouwens, groter is dan op 1A. U weet dat we in 10 miljoen euro hebben voorzien voor een nijverheidstechnische school in Anderlecht. Dat betekent dat er 300 bijkomende plaatsen kunnen komen in een richting waar de druk op de capaciteit wel voelbaar is.
Voorzitter, dames en heren, ziehier het zeer gedetailleerde antwoord. Het nog meer gedetailleerde antwoord zal ik nu laten kopiëren, want ik ken de heer Delva, die de cijfers graag onmiddellijk heeft.
De voorzitter : De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva : Minister, ik dank u voor de gegevens, de informatie en de waterval aan cijfers, die mij bovendien nog op papier zullen bereiken. U bevestigde de informatie waarover wij beschikten. U geeft terecht aan dat er heel wat is gebeurd inzake capaciteitsuitbreiding, ook in Brussel. Ik denk dat wij dat op het einde van deze legislatuur mogen stellen. Maar natuurlijk, die uitbreiding is absoluut noodzakelijk gezien de zeer snelle stijging van het aantal aanmeldingen. Het spreekt voor zich, u alludeerde er ook op, dat we in het secundair onderwijs dezelfde problematiek ontdekken. De komende jaren zal de curve daar waarschijnlijk verder in stijgende lijn gaan.
Wij hebben in deze commissie tot in den treure gezegd dat het, door overleg met de Franse Gemeenschap, mogelijk moet zijn om een globaal beeld te krijgen van de situatie in Brussel. Het heeft misschien wat lang geduurd, maar ik heb de indruk dat daar toch grote stappen voorwaarts werden gezet het laatste jaar, zeker de laatste maanden. Misschien waait er ook in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest op dat vlak een nieuwe wind met de nieuwe minister-president.
Minister, ik heb nog een bijkomende vraag over die nijverheidstechnische school in Anderlecht waarvoor een budget wordt vrijgemaakt. Ik weet dat het nogal wat voeten in de aarde heeft gehad om dat project op te starten. Ik weet niet meer exact in welke fase dat project zich bevindt. Het spreekt voor zich dat het cruciaal is dat we ook in dat deel van de stad zon school hebben. Iedereen, maar dan ook iedereen, staat achter de creatie van zon school in dat deel van de stad. Minister, hoe staat het met die nijverheidstechnische school waar zo naar wordt verlangd in Anderlecht?
De voorzitter : De heer Segers heeft het woord.
De heer Willy Segers : Minister, ook ik dank u voor de toelichting en zeker voor de detailcijfers, die we vrij snel zullen krijgen. Ik leid daaruit een aantal aspecten af. De indicator Nederlandstalig/niet-Nederlandstalig is nog niet gekend. Dat zal uiteraard belangrijk worden om de verantwoordelijkheid van de Franse Gemeenschap hierin beter te kunnen inschatten. De vraag is alleen wanneer die indicator dan wel bekend zal zijn. Dat is toch belangrijk om het hele plaatje te kunnen maken. Ook belangrijk is dat u aangeeft dat het kan gaan om intern beschikbare cijfers, die kunnen gaan over interne schoolverschuivingen of wijzigingen. Is er zicht op wanneer dat concreet kan worden aangeduid? Of is het een moeilijke procedure om dat te ontwarren?
Ik had nog een laatste bedenking. U weet dat wij in de Vlaamse Rand deze bewegingen in de Brusselse scholen, of het nu basis- of secundair onderwijs is, uiteraard nauwgezet volgen omdat de demografische gegevens toch wel gevolgen hebben voor de scholen in de Rand. In die context zijn wij zeer tevreden met de uitbreidingsmogelijkheden die u hebt opgesomd, de ingediende dossiers en noem maar op. Dit is duidelijk een aanpak die de voorbije legislatuur werd opgestart en die ongetwijfeld in de toekomst zal moeten blijven duren.
Minister, het zou ons interesseren om te weten wanneer er nog meer details bekend zullen zijn.
De voorzitter : Mevrouw Zamouri heeft het woord.
Mevrouw Khadija Zamouri : Voorzitter, ik was niet van plan het woord te voeren, maar ik wil ingaan op wat de heer Segers zegt over de indicator Nederlands-Frans. Minister, misschien weet u uit het hoofd of het dikwijls gebeurt dat leerlingen die hun kleuter- en basisonderwijs in het Nederlands volgen in het secundair kiezen voor het Franstalig onderwijs. Ik heb daar geen idee van. Misschien is dat wel een onderwerp voor een volgende vraag. Dat lijkt mij heel bizar. Maar stel dat dit verwaarloosbaar is, dan moeten wij er vooral voor zorgen dat er genoeg plaats is in het secundair onderwijs voor alle leerlingen die nu in ons kleuter- en basisonderwijs zitten, en dat er in het secundair onderwijs genoeg variatie is.
Minister Pascal Smet : Mevrouw Zamouri, uit het hoofd weet ik dat 98 procent van de kinderen die in het Nederlandstalig secundair onderwijs zitten ook Nederlandstalig basisonderwijs hebben gelopen. Daar is dus een bijna volledige match. Er zijn wel wat kinderen die Nederlandstalig basisonderwijs volgen, maar geen Nederlandstalig secundair onderwijs volgen, maar als ik het me goed herinner, is dat niet zon groot aantal. Het komt wel voor, maar ik weet dat het niet evident is om die cijfers te achterhalen. Uw vraag is trouwens zeer relevant.
De bijkomende cijfers van het LOP moet ik aan het LOP vragen. Ik moet het LOP vragen wat de juiste timing is, wanneer ze dat kunnen doen. Zeker ten laatste wanneer de inschrijving is afgerond, moeten ze dat zeker kunnen weten. Ik zal eens nakijken of ze dat eerder kunnen doen.
Ik denk dat dat project in Anderlecht nog altijd in de startblokken staat. Dat ligt niet aan de overheid.
De voorzitter : De heer Delva heeft het woord.
De heer Paul Delva : Minister, zo gedetailleerd uw antwoord was op de eerdere vragen, zo beknopt is uw antwoord op mijn bijkomende vraag.
De voorzitter : De heer Segers heeft het woord.
De heer Willy Segers : Mevrouw Zamouri, de vragen die meerdere mensen in deze commissie regelmatig stellen, moeten ertoe leiden dat het volledige plaatje moet kunnen worden gemaakt. Pas dan kunnen er belangrijke beslissingen worden getroffen over uitbreidingen of wat dan ook. Ik stel vast dat we dat, samen met de minister, al vier jaar proberen te verkrijgen, maar dat dat niet echt lukt. Het is duidelijk dat je een totaalzicht moet hebben op die beide soorten onderwijs én de interne bewegingen, vooraleer je daar echt conclusies uit kunt trekken.
Mevrouw Khadija Zamouri : Mijn vraag was puur informatief, collega Segers. Stel dat de minister had gezegd dat 50 procent van de leerlingen die het basisonderwijs in het Nederlands volgen, nadien naar het Franstalig onderwijs gaat, om een of andere reden. Dan geeft dat een heel andere uitkomst voor wat betreft de reservatie van plaatsen in ons secundair onderwijs. Hij zegt nu dat het 98 procent is. Dat is wel iets anders.
Minister Pascal Smet : Ik heb gezegd: 98 procent van de kinderen in het secundair onderwijs heeft Nederlandstalig basisonderwijs gelopen.
De heer Paul Delva : Het gaat over iets anders, mevrouw Zamouri. Als je 100 kinderen in het secundair onderwijs hebt, dan komen 98 daarvan uit het Nederlandstalige basisonderwijs. Maar daarmee hebben we geen antwoord op de volgende vraag: als je er 100 hebt in het basisonderwijs, hoeveel daarvan gaan er naar het secundair? Dat zal geen 98 procent zijn. Dat zal zeker minder zijn.
Mevrouw Khadija Zamouri : Dat is inderdaad wat ik ook wil weten.
Minister Pascal Smet : Daarom heb ik ook gezegd dat we die cijfers zullen opvragen.
De heer Paul Delva : Ik ben heel benieuwd naar het antwoord, maar mijn aanvoelen is dat het percentage kinderen in Vlaamse basisscholen dat naar het Franstalig secundair onderwijs overstapt, nu lager ligt dan een aantal jaren geleden. Maar we zullen zien wat de minister ons antwoordt.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.