Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie
Vergadering van 13/02/2014
De voorzitter : Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Mevrouw Katrien Schryvers : Voorzitter, minister, collegas, in het verleden stelde ik zowel in het federaal parlement als in het Vlaams Parlement al verscheidene vragen met betrekking tot studentenkamers. Ik stel vast dat het een beetje een vergeten groep is in de huurwetgeving. Nochtans zitten er heel veel studenten op kot.
Tot vorig jaar waren de kwaliteitsnormen en instrumenten om de woningkwaliteit van niet-zelfstandige woningen kamers te verbeteren opgenomen in het Kamerdecreet. Met de inwerkingtreding van het integratiedecreet Woningkwaliteitsbewaking van 29 maart 2013 werden de regels uit het Kamerdecreet volledig geïntegreerd in de Vlaamse Wooncode. De Vlaamse Wooncode bevat alleen de krachtlijnen van de woningkwaliteitsbewaking en geen concrete normen. De Vlaamse Regering moet die krachtlijnen verder uitwerken in een integratiebesluit. Dit integratiebesluit bevat geen normen met betrekking tot de brandveiligheid.
Sinds 1 januari 2013 is de verplichting tot het plaatsen van rookmelders in huurwoningen van kracht. Minister, in antwoord op mijn schriftelijke vraag over deze rookmeldersverplichting voor studentenkamers stelt u dat de verplichting tot het uitgerust zijn met een rookmelder wel van toepassing is op studentenhuisvesting, maar aangezien het meestal niet gaat om een hoofdverblijfplaats, pas zodra er voor de studentenkamer een nieuw huurcontract wordt afgesloten. Dat is correct, want het gaat wel om een woning, maar niet om een hoofdverblijfplaats omdat de studenten meestal thuis gedomicilieerd blijven. Nochtans verblijven ze vijf van de zeven dagen in de studentenkamer en die studentenkamers zijn nu eenmaal vaak heel kwetsbaar. Al worden er veel nieuwe studentenvoorzieningen gebouwd met andere normen en al hebben steden een reglementering die de ombouw van individuele woningen naar studentenhuisvesting tegengaat, toch zijn er nog veel eengezinswoningen die worden omgebouwd tot studentenkamers waar een aantal zaken niet worden gerespecteerd zoals compartimentering, nooduitgangen enzovoort.
Wat me ook opvalt, is dat er geen registratie is van het aantal studentenkoten of het aantal studenten dat op kot is. Ik heb hierover een vraag gesteld aan minister Smet en hij heeft bevestigd dat we dat in Vlaanderen inderdaad niet weten. Die registratie is nochtans wel van belang en kan niet zo moeilijk zijn. Twee van mijn kinderen zitten op kot en de universiteit en de hogeschool vraagt bij de inschrijving of men op kot zit of niet en waar.
De kwetsbaarheid van studentenkamers inzake veiligheid kwam enkele weken geleden nog in het nieuws naar aanleiding van een brand in een studentenwoning in Leuven, waarbij twee studentes het leven lieten.
Minister, in welke steden worden specifieke brandveiligheidseisen met betrekking tot studentenkamers gesteld? De problematiek van brandveiligheid in studentenkamers is zeer specifiek, ook aangezien het vaak gaat over kamers in een eerdere gezinswoning waar dus weinig of geen rekening is gehouden met compartimentering, nooduitgangen enzovoort. Is het in die omstandigheden aangewezen om de normering ter zake telkens over te laten aan de steden zelf, met alle respect voor alle goede bedoelingen en het goede werk dat wordt geleverd? Zal Vlaanderen een initiatief nemen om een aantal minimumnormen decretaal te verankeren, dan wel modelbrandveiligheidsvoorschriften ter beschikking te stellen, zoals dit ook gebeurt met woonkwaliteit en gezondheid? Omdat het niet gaat over een hoofdverblijfplaats, is de rookmeldersverplichting enkel van toepassing voor nieuwe contracten. Minister, er worden vaak jaarlijks nieuwe contracten afgesloten, maar niet altijd. Zou het niet aangewezen zijn om te veralgemenen en voor alle studentenkamers rookmelders te verplichten vanaf volgend academiejaar?
De heer Jan Penris : Mevrouw Schryvers, het is terecht dat u die vraag stelt. U hebt de voorbije legislatuur het probleem van de studentenkoten regelmatig naar de commissie gebracht, en terecht. We zijn allemaal opgeschrikt door de brand van een aantal weken geleden waar jammer genoeg twee studentes het leven hebben gelaten.
Naar aanleiding van die brand hebben ook de brandweerkorpsen in de verschillende studentensteden initiatief genomen met de suggestie om eindelijk overkoepelende brandveiligheidsnormen neer te schrijven. Nu blijft het immers een beetje wazig. Elke stad heeft andere reglementen wat dat betreft. Chris Addiers, de brandweercommandant van Antwerpen, heeft samen met zijn collegas in Gent en Leuven voorgesteld om alle Vlaamse studentenkoten minstens verplicht te laten registreren in één overkoepelend systeem, met strikte en uniforme brandveiligheidsmaatregelen en -voorstellen.
Minister, u bent ongetwijfeld op de hoogte van dat voorstel. Hoe gaat u daarmee om? Wat bent u bereid ter zake te doen?
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Freya Van den Bossche : Collegas, laat mij eerst even schetsen wie vandaag welke bevoegdheid heeft om bepaalde normen op te leggen. Vlaanderen is bevoegd voor het opleggen van minimale woningkwaliteitsnormen, waaronder dus ook brandveiligheidsnormen. Dat zijn normen op basis van een inschatting van het risico op brand. In het Woningkwaliteitsbesluit is vastgelegd dat die worden opgenomen in een technisch verslag, ook voor kamers. Daarin staat bijvoorbeeld dat er sowieso sprake is van ongeschiktheid als de elektrische installatie of de gas- of stookolie-installatie onveilig is. Op Vlaams niveau zijn ook de rookmeldersverplichtingen opgelegd als minimale kwaliteitsvereiste.
De federale overheid is bevoegd voor het bepalen van maatregelen bij brand. Ik verwijs naar het koninklijk besluit van 19 december 1997. Dat zijn normen die worden opgelegd voor nieuwbouw en vergunningsplichtige verbouwing. Het gaat daarbij onder meer over nooduitgangen, vluchtwegen en dergelijke, dus wat van belang is wanneer zich een brand voordoet. Die elementen worden opgenomen in het bouwdossier en beoordeeld door de brandweer.
Zowel de federale als de Vlaamse regelgeving biedt gemeenten de mogelijkheid om zelf ook maatregelen te nemen. De Vlaamse Wooncode laat toe dat gemeenten voor kamers bijkomende normen opleggen, die weliswaar ter goedkeuring moeten worden voorgelegd aan Vlaanderen. Die mogelijkheid bestaat natuurlijk enkel indien men strengere normen wil opleggen dan de normen die gelden in de Vlaamse Wooncode. Op dit moment maken twintig gemeenten in Vlaanderen van die mogelijkheid gebruik.
Gemeenten kunnen ook in het kader van de nieuwe Gemeentewet politiereglementen, andere reglementen of verordeningen opmaken, waarin een brandweerattest verplicht wordt om een woning of kamer te verhuren. Met andere woorden: pas als je zon attest hebt, mag je verhuren. Aangezien dat soort maatregelen onder toezicht staat van de federale overheid, heb ik nog geen zicht op de gemeenten die dat doen en hoeveel dat er zijn. Ik heb die informatie wel opgevraagd bij de federale overheid.
De Wooncode biedt gemeenten ook de mogelijkheid om nog verder te gaan, door een conformiteitsattest te verplichten voor huur. Dat is nog een tweede trap, naast het verplichte brandweerattest. Op dat moment wordt niet enkel de brandveiligheid getest, maar worden alle Vlaamse woningkwaliteitseisen getoetst. Daar hebben wij wel zelf zicht op: er zijn vier gemeenten die dat doen. Daarnaast zijn er tien gemeenten die enkel eigen bijkomende opgelegde normen attesteren. Die attesteren dus wel, maar enkel de bijkomende normen en niet de basisnormen die Vlaanderen oplegt.
Aan de goedkeuring van zon attest kan een positief brandweerverslag als voorwaarde worden verbonden. Een gemeente kan er perfect voor opteren om dat enkel te doen voor kamerverhuur, indien de gemeente inschat dat de risicos daar werkelijk het grootst zijn.
Er zijn dus wel degelijk overkoepelende algemene normen, die op Vlaams en federaal niveau worden opgelegd, voor alle studentenkoten. Daarnaast kunnen gemeenten strengere normen opleggen, zoals die voorafgaande attestering, maar ze zijn daar niet toe verplicht.
De normering wordt dus niet helemaal overgelaten aan de gemeenten. Een vraag die we ons wel moeten stellen, is of die minimale Vlaamse en federale normen voldoende zijn. Het feit dat gemeenten boven op die minimumnormen zelf nog meer kunnen doen, vind ik vrij gezond. We doen dat in Woonbeleid vaak, en vaak met succes. De voornaamste vraag die we ons moeten stellen, is of er op Vlaams of federaal niveau meer genormeerd moet worden dan vandaag het geval is.
Om dat te kunnen inschatten, heb ik aan collega Milquet, die bevoegd is voor de brandweer, gevraagd om een gezamenlijk overleg te plannen. Daar is intussen een datum voor gevonden. Ik ken hem niet uit het hoofd, maar het is op veeleer korte termijn. Het is een overleg met minister Milquet, met mezelf, met vertegenwoordigers van de belangrijkste studentensteden dat zijn dan de brandweercommandanten, de burgemeesters, de schepenen van Wonen. We zullen hen uitnodigen, en we hopen dat ze op die uitnodiging ingaan. We willen bekijken op welke manier we kunnen zorgen voor zo groot mogelijke brandveiligheid, voornamelijk in die steden waar zich een grote concentratie aan studentenwoningen bevindt.
Vooruitlopen op dat overleg, kan ik niet, omdat ik echt wil zien welke partner waartoe bereid is, wie waartoe in staat is, wie wat kan doen. U weet ook dat, als de Vlaamse of federale overheid nog stappen wil zetten, wij zullen moeten bekijken op welke manier dat eventueel nog kan gebeuren in deze legislatuur. We naderen het einde van de legislatuur, wat wil zeggen dat alvast via regeringsinitiatief niets meer mogelijk is. We zullen moeten kijken wat de algemene consensus kan zijn in dergelijk overleg en in welke mate dat dan nog vertaald kan worden.
Mocht de consensus zijn dat er het best een aantal dingen veranderd worden, dan ben ik graag bereid om daar minstens alle voorbereidende werkzaamheden voor te laten plaatsvinden op het niveau van de administratie, opdat een volgende meerderheid snel van start zou kunnen gaan met eventuele regelgevende werkzaamheden, mocht dat nodig zijn.
Dan was er nog een specifieke vraag in verband met rookmelders. Aangezien de studentenkamers bijna allemaal met jaarcontracten worden verhuurd, geldt sinds dit academiejaar de verplichting voor de rookmelder, omdat zij op 1 september zijn gewisseld van contract.
Dat wil nog niet zeggen dat de verhuurders dat allemaal hebben gedaan. Het probleem ligt daar mogelijk niet zozeer op het niveau van de regelgeving. Elk studentencontract dat tijdens dit academiejaar werd aangegaan, valt daar namelijk al onder, en dus per definitie en bij uitbreiding zeker die die nadien wisselen. In principe zijn dat zo goed als alle koten. Wellicht is er werk aan het sensibiliseren van verhuurders, maar ook van studenten, om hun duidelijk te maken dat ze daar recht op hebben en dat het een plicht is van de verhuurder. Ze zouden het dus eventueel kunnen melden indien het niet gebeurd is.
Het moet dus al, maar de vraag is of het in de praktijk ook gebeurt. De regelgeving is zodanig ontworpen dat het zeer snel in werking kon treden voor die studentenkamers.
Ik denk dat ik zo op elk van uw vragen heb kunnen antwoorden.
De voorzitter : Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Mevrouw Katrien Schryvers : Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Wat de normeringen betreft, ben ik vanzelfsprekend zeer tevreden dat u het initiatief hebt genomen tot overleg, niet alleen met de federale minister van Binnenlandse Zaken, maar ook met de burgemeesters en brandweercommandanten van de grote studentensteden. Het is inderdaad van belang dat er wordt nagekeken of de minimale eisen die momenteel werden opgelegd, voldoende zijn.
Minister, ik hoop dat het overleg op relatief korte termijn kan plaatsvinden. Ik begrijp dat u dat niet zomaar kunt zeggen. Wat een eventueel regelgevend initiatief betreft, denk ik dat onze parlementsvoorzitter een datum heeft vooropgesteld voor de indiening van initiatieven, maar wel met de afspraak dat je dan zeker bent dat het initiatief kan worden afgehandeld en dat als we het er allemaal over eens zijn dat iets dringend is, niets ons belet om echt helemaal tot het einde van de legislatuur initiatieven te nemen en die ook af te werken. Het zou eigenlijk heel erg zijn als we bij wijze van spreken gedurende een half jaar geen enkel initiatief zouden kunnen nemen. Integendeel, als we ervan overtuigd zijn dat iets moet, zijn we zelfs verplicht om dat te doen, zeker inzake de thematiek in casu.
Met betrekking tot de rookmelders weet ik wel, minister, dat de meeste van die contracten jaarlijks veranderen. Vroeger was dat anders. Meestal wordt er jaarlijks een nieuw contract voorgelegd, met eigen problematieken. Dat laat de verhuurders vrij in een aantal zaken. Maar goed, dat is een ander thema, waarvoor Vlaanderen momenteel nog niet bevoegd is. Mogelijk zijn er toch contracten waarbij dat nog niet zo is. Dan is het volgens mij wel van belang dat we bepalen dat er een rookmeldersverplichting geldt.
Minister, in juni vorig jaar heb ik u al eens een vraag gesteld met betrekking tot de communicatie- en sensibiliseringscampagne voor die rookmeldersverplichtingen in studentenkamers. U hebt toen gezegd dat dat wel degelijk gebeurde. Uit uw antwoord begrijp ik nu dat het mogelijk toch niet voldoende is. Ik heb zelf twee kinderen die op kot zijn. Ik heb het nog niet gecontroleerd bij hen, maar ik zou dat eigenlijk wel eens moeten doen. Misschien moeten we daar, als er twijfels zijn of dat gebeurd is, wel eens meer werk van maken.
Welke controle gebeurt daar eventueel op? Of houden we het alleen maar bij sensibilisering?
De heer Jan Penris : Mevrouw Schryvers, ik sluit mij daar grotendeels, zo niet volledig bij aan.
Minister, als u nog decretale initiatieven kunt nemen, raad ik u aan dat te doen. Deze commissie blijft ter beschikking om die met bekwame spoed goed te keuren. Ik denk dat daarover een kamerbrede consensus bestaat. Wat we niet mogen nalaten, moeten we zeker doen.
Ik ben blij dat u de noodkreet van de brandweercommandanten hebt opgepikt en dat u met hen in verder overleg treedt. Ik hoop dat we zeer spoedig alsnog een initiatief kunnen nemen in dit huis.
De voorzitter : Minister Van den Bossche heeft het woord.
Minister Freya Van den Bossche : Het overleg staat gepland in maart. De exacte datum is doorgegeven door het kabinet van minister Milquet.
Stel dat de meerderheid die verplichting voor de rookmelders wil uitbreiden, ben ik daar zeker niet tegen. Hoe meer mensen er kunnen worden verwittigd bij brand, hoe beter. Zoiets hoeft niet af te hangen van een overleg met minister Milquet of met burgemeesters. Een initiatief op dat vlak is wat mij betreft zeker niet onwelkom.
De controle kan gebeuren door Vlaanderen of door de gemeenten. Dat weet u. Bij een klacht is er altijd en per definitie controle, tenzij men een conformiteitsattest zou hebben opgelegd, want dan is er vooraf, verplicht en voor alle kamers controle. Ook op het vlak van controle lijkt overleg met studenten mij zeker niet onbelangrijk om te zien in welke mate en op welke manier er vandaag al dan niet wordt gecontroleerd en of er eventueel, binnen het respect dat er moet zijn voor de autonomie van de gemeenten, toch niet een aantal afspraken kunnen worden gemaakt die gemeenschappelijk zijn. Ook dat zal blijken uit het overleg.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.