Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme
Vergadering van 11/02/2014
De voorzitter : De heer Kennes heeft het woord.
De heer Ward Kennes : Minister, deze thematiek heeft de voorbije jaren vele malen op de agenda gestaan. Heel veel collegas hebben er vragen over gesteld. Er is een hoorzitting over geweest. Dat alles heeft er uiteindelijk toe geleid dat op een bepaald moment het Reisbureaudecreet werd afgeschaft. Na de stemming in het parlement volgde er nog een uitdoofperiode, met als bedoeling dat de sector de kans kreeg om zich te reorganiseren. Dit parlement heeft duidelijk gekozen voor de autoregulering. De redenen daarvoor zijn in het verleden uitvoerig aan bod gekomen. Dat werd goed onderbouwd.
In de aanloop naar de afschaffing hebt u stappen gezet ter ondersteuning van de sector bij de ontwikkeling van een systeem van zelfregulering. Dat is evident: als we kiezen voor een systeem van zelfregulering, vragen we niet aan de minister om dat te reguleren. Dat zou niet consequent zijn. Maar het is wel de juiste instelling om te faciliteren en een aantal zaken mogelijk te maken.
Zo was er een overleg op uw kabinet met vertegenwoordigers van de diverse beroepsverenigingen uit de reissector. Mocht er maar één beroepsvereniging zijn, het zou waarschijnlijk allemaal veel eenvoudiger zijn. Er zijn er meerdere, met elk een eigen doelgroep, een eigen achterban, een eigen manier van werken. Dit overleg resulteerde, zoals u meldt in uw recente beleidsbrief, die we eind vorig jaar hebben besproken, in een eigen initiatief tot oprichting van een technische werkgroep, die verder beraadslaagde over de ontwikkeling van een zelfreguleringssysteem. Medio 2013 stelde deze werkgroep een lijst met voorwaarden op waaraan zon systeem minstens moet voldoen. In het najaar van 2013 zouden de beroepsorganisaties dan hun leden raadplegen over het al dan niet realiseren van een systeem van zelfregulering.
Minister, u gaf in uw beleidsbrief voor dit werkjaar 2013-2014 aan de werkzaamheden verder te ondersteunen en na te gaan en dat is een nieuw element of ook overleg met de socioculturele organisaties nodig was. We weten dat de vele juridische procedures tegen een aantal socioculturele organisaties mede dit parlement hebben gesensibiliseerd om destijds het decreet af te schaffen. Het was een van de grote pijnpunten, dat een aantal van de socioculturele organisaties werden geviseerd en dat er daardoor een aantal zaken dreigden te ontstaan waarin het parlement zich niet meer kon vinden. Voor deze organisaties biedt zich de keuze aan om zelf een systeem te ontwikkelen dan wel om mee te stappen in het systeem dat de reissector zelfregulerend zou ontwikkelen.
Bij de bespreking van de beleidsbrief meldde u dat de grote spelers evenwel moeilijk tot een akkoord voor zelfregulering komen. Het model dat was uitgewerkt door het Vlaams Centrum voor Kwaliteitszorg, werd te duur bevonden. Daarom werd aan een nieuw project gewerkt. De doelstelling was dat dit rond zou zijn op 1 januari 2014, wanneer de bestaande regeling ophield te bestaan, maar we hebben tot nu toe geen informatie dat dat zelfreguleringssysteem er is en in werking zou zijn.
Minister, wat is de stand van zaken van de werkzaamheden om via overleg binnen de reissector tot een systeem van zelfregulering te komen? Welke zijn volgens de informatie waarover u beschikt, de grote knelpunten die desgevallend nog opgelost dienen te raken om tot een akkoord te komen? Welke ondersteuning beoogt u nog te bieden om een zelfreguleringssysteem te ontwikkelen? Beperkt zich dat tot het ter beschikking stellen van een vergaderruimte, of wordt er ook een facilitator ter beschikking gesteld? Worden er bepaalde stimulansen voor ogen gehouden? De ondersteuning kan vele vormen aannemen.
Heeft het overleg met de socioculturele organisaties al plaatsgevonden en, zo ja, wat is het resultaat van dit overleg?
De voorzitter : De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin : Voorzitter, ik keer nog eens kort terug in de tijd. Toen in 2007 alle partijen behalve de mijne het Reisbureaudecreet goedkeurden, werd het op algemeen gejuich onthaald: door alle partijen, door de sector, door alle reisbureaus. Minister, in uw memorie van toelichting zei u zelfs dat een systeem van zelfregulering in Vlaanderen niet nodig was en zelfs niet kon.
Het is toeval dat opnieuw de socioculturele verenigingen hier ter sprake worden gebracht door iemand die er waarschijnlijk nauw bij betrokken is. Ik heb er altijd voor gewaarschuwd dat met de afschaffing van het Reisbureaudecreet de problemen pas zouden beginnen en dat het bijna onmogelijk zou zijn om een systeem van zelfregulering op poten te zetten. Nu blijkt dat het niet lukt. Men kan nu wel zeggen dat de overheid geen zelfregulering op poten moet zetten, maar het systeem van de zelfregulering werd wel als schaamlapje gebruikt om het Reisbureaudecreet af te schaffen. Daarom vind ik het maar normaal dat de overheid alle mogelijke middelen inzet om toch tot zon systeem te komen. In brochures van reisbureauorganisaties heb ik gelezen dat het heel moeilijk verloopt.
Collegas, er is nog een bijkomend probleem. Sinds het Reisbureaudecreet werd afgeschaft, zijn heel wat mensen veel van hun privégeld kwijt dat ze in hun eigen zaak hebben gestoken. Omdat er geen Reisbureaudecreet meer is, wordt er ook geen of toch minder geld gegeven voor de overname. Heel wat mensen zijn dus pakken geld kwijt. Er zijn ook zo goed als geen overnames meer in de sector. Steeds meer reisbureaus stoppen en worden niet overgelaten.
Misschien krijg ik wat laattijdig gelijk, maar eigenlijk was de afschaffing van het Reisdecreet een verkeerde beslissing van de meerderheid. Maar nu zijn we zover. Minister, welke initiatieven kunt of wilt u nemen om toch tot een zekere vorm van zelfregulering te komen?
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Mijnheer Kennes, het is een contradictio in terminis om de minister te ondervragen over zelfregulering, ook al weet ik dat uw vraag om uitleg gericht is op het faciliterende aspect ervan. In de eerste plaats het woord zegt het zelf is zelfregulering een zaak van de sector. Daarover zijn we het eens.
Mijnheer Sintobin, het heeft geen zin om terug te komen op de voorgeschiedenis. Iedereen kent de omstandigheden die daartoe hebben genoopt. Naast de binnenlandse problemen, hing er ook een Europees zwaard van Damocles boven het decreet, de eventuele strijdigheid met de Dienstenrichtlijn.
Mijnheer Kennes, ik heb ervoor gezorgd dat er faciliteiten werden verleend aan de organisaties. Het afdelingshoofd toeristisch ondernemen van het Departement internationaal Vlaanderen heeft de werkgroep altijd voorgezeten en geprobeerd om tot oplossingen te komen. De werkgroep kwam zowat maandelijks samen vanaf 18 december 2012 en heeft diverse sporen onderzocht, de samenwerking met het Vlaams Centrum voor Kwaliteitszorg vzw, met Safeshop vzw en met Lloyds. Dat zijn drie organisaties die tot doel hebben certificaten of labels af te leveren, er controle op toe te passen en er toezicht op te houden.
De meeste leden van de Association of Belgian Tour Operators (ABTO) zijn aangesloten bij Safeshops vzw. De Federatie van Belgische Autobus en Autocarondernemingen (FBAA) beschikt over een eigen kwaliteitscontrole met het accent op veiligheid en comfort van de reiziger. De FBAA had destijds een vergunning conform het Reisbureaudecreet.
Het knelpunt zit in het principe aan de ene kant en de noodzaak om een eigen zelfreguleringssysteem op te zetten aan de andere kant. De Vereniging van Vlaamse Reisagenten (VLARA) en de vereniging van Belgische Touroperators (BTO) hebben zich al die tijd principieel tegenstander getoond van een zelfregulering. Ze zeiden dat het volstaat dat de wet op de consumentenbescherming wordt toegepast, dat er ook het Garantiefonds Reizen is, en dat dat voldoende is. Een verdere autoregulering is niet nodig. Het was de bedoeling om te komen tot een overkoepelend zelfreguleringssysteem, los van de vereniging waar de reisbureaus bij aangesloten zijn.
Er waren diverse knelpunten, zoals de kostprijs en aspecten van mededingingsrecht die moeten worden gerespecteerd. Het hoofdknelpunt zit in het principe, al dan niet zelfregulering, en zo ja, een nieuwe overkoepelende zelfregulering of aansluiten bij een bestaande vorm. Het was de bedoeling dat er volgende maand opnieuw een werkgroep bijeen zou komen, ook al zijn de werkzaamheden tot nu toe moeilijk verlopen en hebben ze niet tot resultaat geleid. Maar gisteren kwam het bericht van ABTO dat het niet langer wenst deel te nemen aan die besprekingen. De facto moeten we dus besluiten dat de poging om tot een overkoepelende zelfregulering te komen, niet doorgaat.
De Vlaamse Vereniging Reisbureaus (VVR) heeft ondertussen een eigen vorm van zelfregulering ontwikkeld. Op het Vakantiesalon in Brussel is daarvan de officiële start gegeven: fervent reisagent. Dit is een forum waar de VVR-leden en -reisprofessionals zich bij het publiek kunnen profileren. Het doel is de consument eerlijke en professionele informatie te geven en garanties voor degenen die aangesloten zijn bij de VVR.
Conclusie: elk van die actoren kiest voor zijn eigen systeem. De kleinere spelers ABTO, VLARA en BTO doen het niet. Ze vinden de federale regelgeving voldoende. De VVR heeft een vorm van zelfregulering ontwikkeld en zal dat wellicht verder ontwikkelen.
De voorzitter : De heer Kennes heeft het woord.
De heer Ward Kennes : Minister, over de sociaal-culturele organisaties heb ik niet zoveel gehoord. Dat was nochtans een van mijn specifieke vragen. Zijn er nog contacten geweest met die sector?
Mijnheer Sintobin, ik wil u tegenspreken dat er grote problemen zouden zijn. Mijn vraag is niet gebaseerd op grote problemen. Ik heb geen grote problemen gezien, ik heb alleen gepeild naar de evolutie van de realisatie van zon zelfreguleringssysteem. Dat was de invalshoek van mijn vraag. Ik heb geen weet van grote problemen op dit moment, wel dat het heel moeilijk is om verenigingoverschrijdend tot een groot zelfreguleringssysteem te komen.
Minister, als de verschillende organisaties hun eigen systeem uitwerken, is het natuurlijk goed dat er zon vorm van zelfregulering wordt ontwikkeld. Het kan ook op die manier verlopen. Inzake de vragen over de sociaal-culturele sector heb ik begrepen dat u in uw beleidsbrief zei dat er ook een ander overleg zou zijn met hen. Misschien heb ik dat verkeerd begrepen. Ik dacht dat er los van de genoemde ABTO, FBAA en VVR, ook met anderen zou worden overlegd. Ik blijf op mijn honger over de stand van zaken daarvan. Ik begrijp uw positie, minister, als u zegt: zelfregulering is zelfregulering. Maar u hebt zelf aangegeven dat u de totstandkoming van zon systeem zou faciliteren. In die zin lijkt het me wel terecht dat u daarover wordt bevraagd in het parlement.
De heer Stefaan Sintobin : Nog één keer: ik weet wel dat we de discussie van de afgelopen maanden en jaren niet opnieuw moeten voeren, maar het blijft wel een feit dat het decreet werd afgeschaft met als argument dat er in de plaats een zelfregulering zou komen voor heel de sector. Mijnheer Kennes, u kunt wel zeggen dat er geen grote problemen zijn, maar er is blijkbaar wel een probleem, want er komt geen zelfregulering overkoepelend voor de sector. Er komt er één niet, er komt er één voor ABTO en er komt er één voor VVR. Dan is toch niet zo duidelijk voor de consument welke reisorganisaties welke criteria toepassen. Dat is mijn punt. Ik weet dat we de klok niet kunnen terugdraaien, maar het argument was dat er een zelfregulering zou komen in plaats van het Reisbureaudecreet. Ik stel vast dat dat er niet is.
Minister Geert Bourgeois : Op uw vraag naar de socioculturele organisaties heb ik inderdaad niet geantwoord, mijnheer Kennes. In mijn beleidsbrief voor 2013-2014 heb ik gezegd dat ik zou nagaan of er ook overleg nodig was met de socioculturele organisaties die reisactiviteiten in hun aanbod hebben, om te kijken of het zin had dat ze toetraden. Natuurlijk, er komt geen overkoepelend zelfreguleringssysteem, terwijl die socioculturele organisaties precies waren vrijgesteld van de vergunning. De voorwaarden om met hen te gaan overleggen, zijn niet vervuld, aangezien er niet één overkoepelend systeem is.
Ik wil wel tegenspreken wat u zegt, mijnheer Sintobin. De facto zullen de pogingen om te komen tot één overkoepelend systeem, nu wel beëindigd zijn, maar ik ontken dat er geen zelfregulering zou zijn. De twee grootste organisaties, VVR met Fervent Reisagent en ABTO in samenwerking met Safeshops, gaan aan zelfregulering doen. De twee kleinere spelers vinden het niet nodig: er komt dus niet één overkoepelend zelfregulerend systeem. Wie aangesloten is bij VVR, zal kunnen zeggen dat zij garanderen dat ze bepaalde normen naleven, zich houden aan een gedragscode, dat ze een bepaalde kwaliteit garanderen, dat ze bonafide agenten zijn. Hetzelfde geldt voor wie aangesloten is bij ABTO, via een ander systeem weliswaar. Die twee gaan dus gelabeld zijn door hun eigen organisatie en gaan dat op hun eigen manier promoten. De twee kleinere spelers, met alle respect voor hen, VLARA en BTO, stappen er niet in.
De heer Ward Kennes : Ik dank u voor de toelichting, minister. Ik had begrepen dat u eens met de socioculturele sector aan tafel zou gaan zitten, ook als er niet één overkoepelend zelfregulerend systeem zou zijn, om van de sector te weten wat de noden zijn, wat ze verlangen en hoe ze ernaar kijken. Als het wordt ingevuld in de zin dat er pas op het moment dat er een algemeen systeem is ingevoerd, overleg komt, is dat duidelijk.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.