Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vergadering van 21/01/2014
Vraag om uitleg van de heer Wim Wienen tot mevrouw Ingrid Lieten, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, over de eventuele noodzaak aan een regeling voor omroepen inzake deelname van politici aan entertainmentprogrammas tijdens verkiezingsperiodes
- 770 (2013-2014)
Vraag om uitleg van de heer Jurgen Verstrepen tot mevrouw Ingrid Lieten, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding, over de deelname van vier burgemeesters aan Komen Eten
- 771 (2013-2014)
De voorzitter : De heer Wienen heeft het woord.
De heer Wim Wienen : Voorzitter, wie met de bevolking contact heeft, weet dat de deelname van politici aan entertainmentprogrammas niemand onberoerd laat. Er zullen altijd mensen zijn die zeggen dat die politici dat moeten doen, omdat we daardoor de mens achter de politicus leren kennen. Anderen zeggen dan weer dat ze daar niet thuis horen, aangezien ze daar alleen zijn om hun aandeel qua voorkeurstemmen op te krikken tegen de volgende verkiezingen.
Ik wil er de leden en ook de voorzitter en de minister op wijzen dat het fenomeen van politici in spelprogrammas, of beter gezegd, in andere programmas dan informatie- en duidingsprogrammas, een redelijk recent fenomeen is, ook in Vlaanderen. (Opmerkingen van de heer Bart Caron)
Mijnheer Caron, u lacht, maar dat fenomeen is, laten we zeggen, geen vijftien jaar oud. Onlangs heb ik de heisa gevolgd in de Franstalige pers over het optreden van de premier in een entertainmentprogramma. Ik heb ook vastgesteld dat men daar in Wallonië nog veel minder klaar mee is dan in Vlaanderen. In Wallonië is dat schokkend als een politicus deelneemt aan een dergelijk programma, en eigenlijk horresco referens vind ik dat niet slecht. U weet dat dit een stokpaardje is van mij.
Minister, daar zijn meerdere redenen voor. U weet dat ik onlangs door middel van een schriftelijke vraag nog eens aan u heb gevraagd welke politici er in 2013 en 2012 hebben deelgenomen aan spelprogrammas of entertainmentprogrammas. Uit die cijfers, die een beetje raar werden weergegeven in De Standaard, blijkt dat er natuurlijk een grote discrepantie is tussen de diverse partijen en partijboegbeelden. Nochtans zegt artikel 39 van het Mediadecreet dat programmas geen aanleiding mogen geven tot discriminatie op basis van ideologie, politiek en dergelijke meer. Blijkbaar is men coulanter wat dat artikel betreft als het gaat over entertainmentprogrammas. Dat is de eerste vaststelling die ik maak naar aanleiding van uw schriftelijke antwoord op mijn vraag.
Er is echter niet alleen de discrepantie tussen de diverse partijen, maar net zozeer de discrepantie tussen de diverse politici, ook al zijn ze van dezelfde partij. Je zult bij de socialisten bijvoorbeeld maar een Bart Martens zijn. Laat duidelijk zijn dat ik het niet altijd met hem eens ben, maar hij doet hier gedegen werk. Hij geeft het beste van zichzelf om, vanuit zijn standpunt, een meerwaarde te bieden voor Vlaanderen, voor de Vlaamse gemeenschap. Die man wordt geconfronteerd met het feit dat zijn partijgenoten Ingrid Lieten of Patrick Janssens de kans krijgen om ultrapopulair te worden door allerlei entertainmentprogrammas, door allerlei spelprogrammas, door allerlei programmas die niets te maken hebben met informatie of duiding. Dat vind ik ook spijtig voor die politici die in dit parlement of de andere parlementen hard werken om een bijdrage te leveren aan onze samenleving, maar natuurlijk door een dergelijke artificiële populariteitspoll de duimen moeten leggen.
Ik sta trouwens niet alleen met die mening. U weet dat ik het altijd spijtig vind als de naam Carl Decaluwé te weinig valt in de mediadebatten. De heer Verstrepen heeft het al gedaan, dus nu is het mijn beurt: ook de heer Decaluwé vond dat het zeer moeilijk is om als hardwerkend politicus de media te halen of zijn boodschap in de media te krijgen als men niet meedoet aan dat soort programmas. De heer Verstrepen weet nog zeer goed dat dit trouwens een van de redenen was waarom de heer Decaluwé pleitte voor het opheffen van het verbod op, bijvoorbeeld, commerciële spotjes op het internet. Dat was immers de mogelijkheid om politici die niet in dergelijke programmas zitten, toch ook de kans te geven om de mensen te bereiken.
Nog een argument is het volgende. Ik heb u dat ook al gezegd: het is ook pijnlijk voor de politiek in het algemeen dat niet alle politici de gave hebben om een goed variétéartiest te zijn. Heel wat politici krijgen in die programmas niets meer dan de rol van Pipo de Clown: ze worden ruimschoots belachelijk gemaakt, zonder enig verweer. Er zijn natuurlijk politici die wel voldoende humor hebben om zich staande te houden in die programmas. Minister, we hebben het daar al eens over gehad. Dat is echter niet iedereen gegeven. Op die manier maakt men eigenlijk dan ook de politiek en dit instituut belachelijk door aan dergelijke programmas deel te nemen.
Tot mijn spijt heb ik vastgesteld dat de zender VIER binnenkort een aflevering van Komen Eten brengt met vier politici. Toch twee daarvan zullen naar alle waarschijnlijkheid een prominente plaats innemen op verkiezingslijsten van hun partij. Daar komt nog bij dat die uitzending ook nog eens in maart op televisie te zien zal zijn, dus twee maanden voor de verkiezingen. In het kader van de discussies die we hier altijd hebben gehad, ook voor u minister was, heeft de VRT destijds een sperperiode in het leven geroepen. Ook VTM had beslist een periode in het leven te roepen waarin politici voor verkiezingen niet meer zouden worden opgevoerd in entertainmentprogrammas. Blijkbaar wordt dat niet door iedereen gevolgd, en nu gaan er her en der stemmen op om een dergelijke sperperiode voor de verkiezingen op alle commerciële zenders op te leggen. Nu is dat vrijblijvend, trouwens ook voor de VRT. Het is de VRT zelf die het initiatief heeft genomen om dat te doen.
Minister, vindt u het op de eerste plaats gepast dat politici tijdens een verkiezingscampagne deelnemen aan dergelijke entertainmentprogrammas? Die politici weten immers natuurlijk dat hun deelname aan Komen Eten pas in maart zal worden uitgezonden. Bent u van mening dat een dergelijke sperperiode ook nuttig zou zijn voor álle omroepen? Dat desnoods niet vrijblijvend, want we stellen vast dat zelfregulering niet altijd zo eenvoudig is. Als u vindt dat er een sperperiode moet zijn, zoals bij de VRT, hoe moet die dan worden opgelegd? Ik denk dat zelfregulering niet voor de hand ligt. Zal dit een regeling zijn die door de overheid wordt opgelegd?
De voorzitter : De heer Verstrepen heeft het woord.
De heer Jurgen Verstrepen : Voorzitter, minister, u kent mijn stelling ondertussen: iedereen heeft het recht om zich belachelijk te kunnen maken, of dat nu politici zijn of niet. De context kennen we: de vier deelnemende burgemeesters zullen in maart, tijdens de sperperiode, meewerken aan het amusementsprogramma Komen Eten op VIER. Ik wacht nog op njam!, op Libelle tv en een kookprogramma op Actua-TV. Dat laatste was trouwens al een programma. Leden die dus graag willen tonen hoe men niet moet koken, moeten dus vooral bellen naar de zenders.
Tot nu toe vond ik het niet erg toen ik dit allemaal las. Er zijn geen wettelijke verplichtingen voor private media. Dat klopt. Ik heb daar als eerste mijn voeten aan geveegd, in het heuglijke jaar 1999, toen de dieren nog spraken. Toen was er een enorm debat en ruzie daarover. Ik zat nog niet in de politiek, maar toen wist ik dat ook al. Zoveel jaren later herhaalt alles dus zich.
Uw kabinet heeft hierop gereageerd. Het is eigenlijk door uw reactie dat ik de vraag interessant begon te vinden. Ik zal u ook uitleggen waarom. Uw kabinet zei immers dat verkiezingskandidaten in de drie maanden voor de verkiezingen geen betalende boodschappen mogen plaatsen, of commerciële reclamespots op televisie. Uw kabinet liet ook weten dat, als het optreden in Komen Eten niet ontaardt in iets dat als een commerciële reclamespot kan worden beschouwd, er wat deze regel betreft geen probleem is. Artikel 39 van het Mediadecreet is ook van kracht: het programma-aanbod mag geen aanleiding geven tot discriminatie. Dat heeft men natuurlijk fijntjes opgelost door een aantal strekkingen uit te nodigen.
Nu is het volgende een beetje vervelend, maar goed, soms wordt men ingehaald door de gebeurtenissen. Ik wou hier ook een mening of een advies geven van de heer Jan Callebaut, u welbekend. Ik verwijs naar de interpellatie. Callebaut betwijfelt of het bij de vier burgemeesters in Komen Eten zal werken, maar hij begrijpt dat politici het proberen, zoveel manieren zijn er immers niet om in primetime aandacht te krijgen. Dat is waar.
Ik vroeg me af of ik met mijn kritiek alleen zou staan of steun zou krijgen. Ik heb het opgezocht, en ik word breed politiek gesteund, minister. Ik heb een quote van Open Vld overgenomen in deze commissie. De heer Tommelein vond dat politici niet mogen worden opgevoerd in spel- en entertainmentprogrammas op radio en tv tijdens de sperperiode. (Opmerkingen van de heer Bart Tommelein)
Dat zijn uw woorden, daar gaat het over. Het hangt af van de willekeur van de omroepen.
Niet alleen Open Vld wijst met een kritische vinger naar de sperperiode, ook de N-VA deed dat bij monde van de heer Bourgeois in deze commissie tijdens de vorige legislatuur. Ik vermoed dat dit nog altijd geldt, de heer Bourgeois stoorde zich aan het optreden van politici in tv-spelletjes. Het moet over inhoud gaan en niet over de show. Er werd zelfs verwezen naar de deontologische code. Ook in 2005 werden dergelijke uitspraken gedaan. De N-VA, Open Vld en het Vlaams Belang, dat zijn er al drie, vinden dat het in de sperperiode eigenlijk niet kan.
Minister, wat verstaat men eigenlijk onder commerciële reclamespots? Ik zal u even zeggen waarom. In mijn vorig leven, in de vorige eeuw, heb ik een robbertje gevochten met dezelfde Vlaamse Regulator voor de Media. Dat ging nu net over die definitie. Zoals u weet, of niet weet, maar dan weet u het vanaf nu, (Opmerkingen van de heer Wim Wienen)
Ja, 12.500 euro, zonder interesten. Collega Wienen is op de hoogte.
De reclamespots zijn een oud zeer. Ik had een gaatje gevonden in het Mediadecreet waaruit bleek dat je dat wel kon doen. Ik heb inderdaad mijn eerste reclamespot verkocht aan Open Vld, aan Vivant en misschien nog anderen, ik ben het even kwijt. Ik werd op het matje geroepen. Dat kon niet naar de geest van de wet. U kent me, ik vroeg waar die geest zat. Men heeft dat toen netjes dichtgefietst. Er werd me gezegd dat ook mandatarissen geen commerciële reclame mogen maken. Fijn. Ik geef me altijd gewonnen: oké, mandatarissen mogen ook niet. Ik dacht: als we nu eens geen logo tonen en gewoon vermelden ik ben die of die van Open Vld en ik doe dit en dat. Ik heb alle hoeken van de kamer gezien bij de regulator want dat was nog altijd commercieel tijdens de sperperiode. Daar ging het over. Zo oud is de discussie.
U zegt dat het mag als het niet commercieel is. Ik zou het nu eindelijk wel eens willen weten, al was het maar voor mijn gemoedsrust. Wanneer is het commercieel? Als iemand verwijst naar zijn partij en die bij naam noemt, in dit geval zijn het vier partijen, is dat dan een commerciële verwijzing? Is de verwijzing naar de website van een politieke partij of van een politicus een commerciële verwijzing? U voelt mij komen. Ik wil duidelijkheid. Hoe wordt die definitie gemaakt? Het mag geen willekeur worden.
Minister, als iemand verwijst naar zijn partij, in de sperperiode, of naar een website met standpunten, valt dat onder de noemer commercieel? Ja of neen. Dat is een heel dunne lijn. Ik kan me moeilijk voorstellen dat die burgemeesters in heel dat programma die vraag niet zullen krijgen. We gaan dat met argusogen volgen. Men kan dan nog zeggen dat het niet de bedoeling was, de vraag kan gescript zijn. Heel veel zaken zijn gescript. Dat zijn vragen zoals: wat doet u? Voor wie werkt u? In welke gemeente? Voor welke partij? Wat gaat u doen bij de verkiezingen? Dat is een ander verhaal, minister, want dan zit het in volle sperperiode. Dan is het in mijn ogen promotie of commercieel.
Minister, ik zal het even eng maken. Betekent dit dat de partijen waartoe de burgemeesters behoren in een programma als Komen Eten in de sperperiode niet vernoemd mogen worden?
De voorzitter : De heer Tommelein heeft het woord.
De heer Bart Tommelein : Ik was niet van plan om iets te zeggen. Ik ga dat wel doen omdat de heer Verstrepen zaken uit hun context haalt. Ik zal er een bevoorrechte getuige bij halen, dat is onze voorzitter. We hebben samen in de Kamer nog gesprekken gevoerd over de afschaffing van die befaamde en beruchte sperperiode. Als die sperperiode geldt en er zijn regels, dan is hier sprake van een ongelijke behandeling.
Mijnheer Verstrepen, hoe langer u hier zit, hoe meer u uit uw nek kletst. Er zijn drie partijen. Eerst de omroepen zelf. Ik ben zeer kritisch wat de openbare omroep betreft. Ik verwijs naar mijn vorige interpellatie. Dat is een nieuwszender die de verkiezingen aan de kiezer moet uitleggen en die de kiezer moet voorlichten. Politici horen niet in spelprogrammas thuis, zeker niet op de openbare omroep. Daarin deel ik uw mening, minister.
De andere zijn commerciële omroepen. De sperperiode mag geen ongelijkheid in de hand werken. Ze mag geen klimaat scheppen waarin de ene politicus gebonden is aan stupide, achterhaalde regels en de andere niet. In deze tijd kan iedereen via YouTube en internet de sperperiode omzeilen. Een aantal jaren geleden was dat nog niet of veel minder het geval. Er mag geen ongelijkheid zijn. De commerciële omroepen mogen en kunnen mensen uitnodigen, dat is hun zaak. Wij kunnen als politici deze zenders niet aan banden leggen en bepalen wie ze wel en niet mogen uitnodigen.
De tweede betrokken partij zijn de politici zelf. Ik heb hier al verdedigd maar dat pleidooi hebt u waarschijnlijk niet teruggevonden, de minister herinnert het zich waarschijnlijk wel nog dat een politicus een mens is met naast zijn politieke activiteiten nog andere bezigheden, specialiteiten en hobbys. Ik verwijs naar uw partijvoorzitter, als hij nog voorzitter is tenminste, mijnheer Verstrepen. Hij is een gerenommeerd judocoach. Hij heeft jarenlang medailles gehaald op de Olympische Spelen. Als Jean-Marie Dedecker gevraagd wordt om daarover zijn licht te laten schijnen, wie ben ik dan om dat te betwisten omdat er toevallig verkiezingen zijn? Die politicus moet zelf oordelen of hij daarop ingaat of niet. Hij kan zich daarbij net zo goed belachelijk maken. Komen Eten is een geknipt programma. Je weet niet op voorhand hoe je daar gaat uitkomen. Die keuze is aan de politicus zelf. Hetzelfde geldt voor De Slimste Mens en dergelijke. Ik ken politici die hun moeder zouden vermoorden om daarin te geraken, en ik ken er die daar absoluut nooit willen in zitten en nooit toegeven.
De derde partij zijn de kijkers. Die hebben een bakje in hun handen. Als ze van mening zijn dat ze niet naar politici willen kijken in programmas, dan kunnen ze zappen. Dan kunnen ze naar een andere zender overschakelen. Ik zou zeggen: stop de regeltjes, zorg ervoor, maar dat is een andere discussie, dat alles inzake sperperiode
De heer Caron heeft daar al verschillende keren op gereageerd. Hij is het met mij niet eens. Dat kan, goede vrienden kunnen het met elkaar oneens zijn. Ik vind de sperperiode totaal achterhaald, dat strookt niet meer met de realiteit van 2014.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : De verhouding tussen politiek en omroep of pers blijft een bron van debat en discussie. Dat zal nog een tijdje zo blijven. Dat is ook nu zo met die burgemeesters in Komen Eten. De sperperiode loopt op het moment van uitzending van het programma. In principe zijn de regels niet van toepassing op spelprogrammas.
Vier politici van de grootste partijen komen aan bod, waarschijnlijk kan men zeggen dat VIER in dat opzicht het evenwicht bewaart. Misschien moesten ze dan ook de heer Caron, die ook mijn goede vriend is, uitnodigen. Als er een probleem is, collegas, is er voor zoiets nog altijd de VRM. Daar kan men zich in principe toe wenden om te kijken of hier sprake is van een probleem met evenwichten.
We hebben het over VIER, een commerciële omroep. We hebben het ook eventjes over de openbare omroep gehad. Collega Tommelein zegt dat het daar zeker niet kan, maar dat het bij de andere wel moet kunnen. Ik weet niet of de argumentatie die hij daarbij aanhaalt, helemaal klopt, maar dat is een ander verhaal. Ik heb recent nog gelezen dat er ook wat de VRT betreft, toch wat vragen zijn.
Mijn besluit is dat de omroepen daar meer dan vandaag aandacht voor moeten hebben. Ik zeg niet dat iets niet kan of niet mag, maar men moet er, meer dan vandaag, naar kijken en bij stilstaan. Wat mij soms opvalt, is dat iedereen zomaar bepaalt wie hij in zijn programma wil, zodat, als je de optelsom maakt voor een omroep, je soms onevenwichten vaststelt. Zou het dan geen stap in de goede richting zijn als er ergens bij de omroep iemand zou zijn die het overzicht behoudt, zodat die ook oog kan hebben voor dat evenwicht?
De voorzitter : De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron : Voorzitter, minister, collegas, dat politici in spel- en entertainmentprogrammas doen wat ze willen I dont care. Elkeen moet daar zijn eigen keuze maken, dat lijkt mij het verstandigste. En als ze zo dicht bij de verkiezingen gevraagd worden, zouden ze bij wijze van spreken goed gek moeten zijn om neen te zeggen. Ik begrijp dat, ik zou het waarschijnlijk ook doen.
Aan de andere zijde denk ik wel dat er een zekere verstoring van politieke verhoudingen kan gebeuren, via de omweg van entertainmentprogrammas. Ik denk dat SBS in dezen niet verstandig is. Dat is mijn persoonlijke mening. Het is geen vraag aan u om op te treden, minister. Dat kunt u ook niet. We hebben daar geen regels voor, en ik weet niet of we die moeten invoeren.
Ik ben ervan overtuigd dat SBS misschien wel bereid zou zijn om dat zelf buiten de sperperiode te plaatsen, en dat de commerciële zenders die verhoudingen, die wij voor de openbare omroep zo rigoureus respecteren, ook minstens met dezelfde sfeer en mentaliteit zouden respecteren.
Ik ben er niet voor gewonnen om de sperperiodes af te schaffen. Wij zijn er niet voor gewonnen om commerciële reclameboodschappen op commerciële zenders door politici tijdens verkiezingscampagnes mogelijk te maken. Dat is een soort hygiëne, waardoor je dit soort politiek bedrijf onderscheidt. Je krijgt immers verwarring tussen bijvoorbeeld informatieprogrammas van een zender en politieke reclame. Neem dat je bijvoorbeeld reclametijd kunt kopen op VTM. Waar ligt dan de grens tussen beide? Het is voor de kijker een heel moeilijke zaak om daar aan uit te raken.
Wij kunnen nu wel zeggen dat we het plafond voor de verkiezingsuitgaven niet gaan verhogen, maar na ons trekt toch iemand die stekker uit, en dan heb je ook een oneerlijke behandeling van partijen, groot, klein, arm en rijk.
Ik pleit voor een soort hygiëne. Ik roep SBS op om daar zelf nog eens over na te denken en het programma wel degelijk met die burgemeesters op te nemen, maar pas na de verkiezingen uit te zenden.
De voorzitter : Minister Lieten heeft het woord.
Minister Ingrid Lieten : Voorzitter, collegas, onze bijbel is het Mediadecreet, en daarin zijn twee artikelen belangrijk voor dit onderwerp. Ten eerste is er artikel 49, dat zegt: Het is toegestaan om tegen betaling aan politieke mandatarissen of kandidaat-mandatarissen en aan politieke partijen commerciële communicatie ter beschikking te stellen tijdens de sperperiode voor de verkiezingen, mits naleving van de wetgeving betreffende de verkiezingsuitgaven.
De wetgeving betreffende de verkiezingsuitgaven, die federale materie is, bepaalt dat in een periode van drie maanden voor de verkiezingen de kandidaten en de partijen bij het voeren van hun kiescampagne rekening moeten houden met wettelijke bepalingen over hoeveel geld partijen en kandidaten in die periode maximaal mogen besteden aan hun campagne en welke campagnemiddelen ze mogen gebruiken. Verboden campagnemiddelen zijn onder meer commerciële reclamespots op radio, televisie en in bioscopen.
Als je artikel 49 van het Mediadecreet en de federale Kieswet samen leest, moet je concluderen dat commerciële reclamespots voor politieke partijen en verkiezingskandidaten gedurende de sperperiode niet zijn toegelaten. Het deelnemen van verkiezingskandidaten aan entertainmentprogrammas is volgens het Mediadecreet niet verboden, zolang die deelname niet kan worden geïnterpreteerd als een commerciële reclamespot.
Het toezicht op het Mediadecreet is een opdracht die wij aan de VRM hebben toevertrouwd. Het is dan ook de VRM die zal moeten oordelen of en wanneer een televisieomroeporganisatie, door een entertainmentprogramma in de sperperiode uit te zenden waaraan verkiezingskandidaten deelnemen, artikel 49 van het Mediadecreet overtreedt.
In de tweede plaats is er artikel 39, waarvan het eerste lid luidt: In de programmas wordt elke vorm van discriminatie geweerd. Het programma-aanbod verloopt zo, dat het geen aanleiding geeft tot discriminatie tussen de verschillende ideologische of filosofische strekkingen. Ook hier geldt dat het de Vlaamse Regulator voor de Media is die waakt over de correcte toepassing daarvan.
Dat is de basis. Daarnaast kan elke zender of omroeporganisatie voor zichzelf gedragsregels opleggen. Zo is de VRT er zich van bewust dat het geven van een forum aan politici in haar programmas gevoelig kan liggen. Toch vindt de VRT niet dat zij bepaalde beroepsgroepen zoals politici kan uitsluiten van deelname aan een programma. De VRT heeft daarvoor zelf autonoom een compromis gezocht. Zo stelt de VRT in de aanloop van verkiezingen voor zichzelf een sperperiode in. In die periode kunnen politici niet als gast aan bod komen in een niet-nieuwsdienstprogramma. De start van die sperperiode bepaalt de VRT autonoom, maar valt doorgaans verschillende weken voor de verkiezingsdatum. Dit jaar zal de sperperiode bij de VRT ingaan zes à zeven weken voor de verkiezingen. Over de precieze datum moet nog beslist worden.
Het staat private omroeporganisaties vrij om voor zichzelf extra regels toe te passen. SBS heeft me laten weten dat men erover zal waken dat alle deelnemers aan bijvoorbeeld Komen Eten geen misbruik kunnen maken van hun deelname om commerciële en/of politieke boodschappen te lanceren. Ook bij de deelname van de burgemeesters zal men daarop toezien.
SBS zegt dat men zichzelf de nodige hygiëne oplegt om inhoudelijk uit het vaarwater van de verkiezingsperiode te blijven. Zowel bij de spreiding van de programmas als in de variatie van de deelnemers aan entertainmentprogrammas wordt daar rekening mee gehouden. Ik geef twee voorbeelden. Zo werd voor 2014 de timing van de start en van de finale van De Slimste Gemeente bewust buiten de aanloop van de verkiezingen gehouden. De start is op 3 februari en de finale op 27 maart. Op die manier probeert men zich daaraan te houden.
Enerzijds is er dus het Mediadecreet en de regulator die daarop toekijkt. Maar anderzijds staat het de omroepen vrij om zelf hun eigen werkwijze daarop toe te passen.
De voorzitter : De heer Wienen heeft het woord.
De heer Wim Wienen : Minister, dat de heer Decaluwé nog een hele tijd zou meegaan in deze commissie, was wel te verwachten. Zodra men echter de heer Stassen opnieuw opvoert, zijn we toch wel ver weg.
Als ik uw antwoord analyseer, dan zit daar eigenlijk het verschil tussen wat men noemt le pays réel en le pays légal. U verwijst naar het Mediadecreet, waarin duidelijk staat dat, als er optredens zijn van politici in de sperperiode voor de verkiezingen, dat niet mag kunnen worden geïnterpreteerd als een commerciële spot. In dit geval, waarbij vier politici zullen deelnemen aan Komen Eten, is dat inderdaad geen commerciële spot. Iedereen zal ook zeggen dat dit de jure geen commerciële spot is. Maar de facto krijgen die mensen, zoals dat in moderne termen heet, airplay. Zij krijgen aandacht en worden bekeken door een aantal honderdduizenden mensen. Zij krijgen aandacht van mensen die zitten te kijken en die weten dat die personen deelnemen aan de verkiezingen. En daar krijgen we dan de discrepantie tussen wie wel wordt gevraagd en wie niet wordt gevraagd. Ik heb het dan zowel over de discriminatie van bepaalde partijen en fracties als over de discrepantie tussen personen van partijen die wel worden gevraagd en personen van diezelfde partijen die niet worden gevraagd. Ik heb daarnet het voorbeeld gegeven van u en van de heer Bart Martens. Dat zegt genoeg.
De VRT houdt vrijwillig rekening met de sperperiode. VTM doet dat ook. Maar de zelfregulering zoals de omroepen die toepassen en waar u blijkbaar vertrouwen in hebt, loopt toch ook wel een beetje mank. Ik wil u nog eens herinneren aan de problematiek rond het programma De Klas van Frieda. Net voor de sperperiode zond de VRT nog snel, dag na dag, alle afleveringen uit die waren opgenomen met politici om tijdens de sperperiode geen politici op te voeren. Dat is toch ook niet de manier waarop dit moet gebeuren.
De heer Vandaele zegt alle vertrouwen te hebben in de VRM, die dat maar moet regelen. Ik vind dat een beetje raar. In 2005, toen de VRM nog moest worden opgericht, had de heer Bourgeois, stichter-voorzitter van de N-VA, er nochtans ook geen vertrouwen in. Hij zei: Als de politiek niet mee wil, nemen misschien beter anderen hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. Ik doe hier een duidelijke oproep, een uitnodiging aan de zenders: nodig politici uit voor informatieve of zelf infotainmentprogrammas maar houd ze alsjeblief weg uit entertainmentprogrammas. Als de politiek zich niet wil beschermen tegen verkleutering, dan moet de politiek maar beschermd worden tegen zichzelf.
Ik stel vast dat de politici zich niet willen beschermen tegen zichzelf, maar ik stel ook vast dat de omroepen deze politici niet durven of op een of andere manier niet willen beschermen tegen zichzelf. En laat me dan nobel, vriendelijk en constructief zijn ten aanzien van de omroepen. Ik vind immers dat de omroepen deze moeilijke beslissing niet moeten nemen. Ik ga dus de omroepen uit de wind zetten om deze beslissing niet zelf te moeten nemen.
Ik zal ook iets doen wat belangrijk is voor onze politieke democratie. De politiek moet opnieuw haar sérieux winnen. Het is de bedoeling dat het overgrote deel van de politici niet langer als Pipo de Clown op het scherm wordt vertoond om zich hopeloos belachelijk te maken en daarmee ook de politici in dit huis en aan de overkant die gedegen werk doen. Daarom heb ik gisteren samen met de heren Dewinter, Deckmyn en Janssens een voorstel van decreet ingediend houdende een verbod voor omroeporganisaties op het laten deelnemen van politici aan programmas op televisie en radio, andere dan informatieve en duidingsprogrammas. Voorzitter, ik zou u willen vragen om dit zo snel mogelijk in deze commissie te agenderen. Ik dank u alvast voor uw bereidwillige agendering.
De voorzitter : De heer Verstrepen heeft het woord.
De heer Jurgen Verstrepen : Voorzitter, minister, ik heb nog enkele opmerkingen, ook aan het adres van mijn fijne collega. Het is fijn om hier al zo lang in de commissie Media te zitten, dat mijn nek al deel uitmaakt van het politieke mediageheugen. Het is nog straffer: heel mijn lichaam is eigenlijk één grote geheugenchip van deze commissie, en ik raad hem dus aan om een ander lichaamsdeel aan te duiden van waaruit ik klets, want wat ik zeg, zal meestal correct zijn.
Collega, ik heb nog even iets opgezocht. U zegt: niet bij de commerciële in de sperperiode. Daar ging mijn vraag niet over. U hebt inderdaad een vraag ingediend op basis van een politiek mandataris die tijdens de sperperiode een optreden had bij VTM, een commerciële zender. Dat is dus ook correct, meen ik.
Minister, ik vind deze discussie, die al lang meegaat, getuigen van duaal gedrag. Wel of geen sperperiode voor iedereen, dat is mijn stelling: ofwel voor iedereen ofwel voor niemand. Ik vind de splitsing tussen commerciële en openbare omroepen nogal vreemd. Om die reden is hier in de vorige legislatuur goedgekeurd dat men wel commerciële mededelingen zou kunnen plaatsen op commerciële televisiezenders. Federaal werd dat nooit bevestigd. Ik weet dat de vraag om daar werk van te maken vanuit dit parlement aan de federale overheid werd gesteld. Dat heeft men niet gedaan, en daardoor zeggen we eigenlijk: Vlaanderen wil het wel, de federale overheid niet. Daar komt het op neer, dit is een echte patstelling. We zitten daar toch met iets dat niet is afgewerkt.
Laten we eerlijk zijn: ontspanningsprogrammas maken of kraken politici. Kijken we naar Bart De Wever. Voor zijn optreden in De Slimste Mens was hij in de ogen van Vlaanderen een extreem zure persoon, nadien was hij een sympathieke bolleboos, in overeenstemming met het script van De Slimste Mens. Mijn medewerker maakte scripts voor Woestijnvis, voor De Slimste Mens, ik weet dus hoe het eraan toe gaat. Men heeft nog andere politici gemaakt in zogenaamde ontspanningsprogrammas. Die programmas zijn dikwijls veel interessanter. Als we de kijkcijfers van De zevende dag eens bekijken, vraag ik me af waarom iedereen op een zondag nog naar ginder wil rijden, behalve dan omdat het nieuws wordt opgepikt door de andere kanalen. De kijkcijfers zijn erbarmelijk. De kijkcijfers van Villa Politica ook. Het zijn geen grote reach-cijfers. Komen Eten haalt veel meer kijkers dan Villa Politica, zelfs met herhaling. Natuurlijk is het logisch dat politici liever in dergelijke programmas zitten.
Minister, ik noteer uit uw antwoord dat een verwijzing naar een politieke partij niet toegelaten is en dat SBS zich daarvoor engageert en erop zal toezien. Dat is toch de interpretatie van het antwoord dat SBS aan u gaf. Of mogen ze het wel zeggen? Dat was mijn vraag. Mogen ze nog de hele tijd naar politieke partijen verwijzen of niet? Dat was de vraag die ik heb ingediend. Ik had het niet over sperperiodes of ontspanningsprogrammas, dat was de vraag van de heer Wienen.
Wat mij bezighoudt, is dat we niet alleen de zenders op hun verantwoordelijkheid moeten wijzen, maar ook de politici. Het vreemde aan de zaak is dat we daar heel weinig gegevens over vinden. Deze discussie doet zich niet voor in het Verenigd Koninkrijk, niet in Duitsland, niet in Nederland en eigenlijk ook niet in Amerika, overgemediatiseerde maatschappijen met heel veel commerciële zenders, dikwijls sterker dan de openbare omroepen. Daar draven de politici niet of amper op in ontspannings- of entertainmentprogrammas. Zou het niet kunnen dat het dan aan onze mentaliteit ligt? Zou het niet kunnen dat wij onze job niet serieus genoeg nemen en dat we graag willen optreden in zulke programmas?
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.