Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid
Vergadering van 14/01/2014
Vraag om uitleg van mevrouw Katrien Schryvers tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over het stijgend aantal jonge kinderen dat lijdt aan een eetstoornis
- 701 (2013-2014)
Vraag om uitleg van mevrouw Else De Wachter tot de heer Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de toename van het aantal gevallen van anorexia bij jonge kinderen
- 711 (2013-2014)
De voorzitter : Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Mevrouw Katrien Schryvers: Voorzitter, minister, collegas, eetstoornissen, anorexia nervosa, boulimia, binge eating disorder: dit thema is deze legislatuur al meermaals aan bod gekomen, ook in deze commissie. Dat is niet meer dan terecht, want het is een heel ernstige problematiek die heel veel mensen treft. Het gaat niet alleen over de mensen die er zelf aan lijden, maar over heel hun omgeving.
In mei 2011 heeft het Vlaams Parlement een resolutie goedgekeurd betreffende een sensibiliserend en ondersteunend beleid rond eetstoornissen. In navolging daarvan zijn een heel aantal maatregelen genomen, onder meer in samenwerking met vzw Eetexpert.be.
Vorige week hoorden we dat het Universitair Centrum voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie in Antwerpen nog eens aan de alarmbel trok. De groep lagereschoolkinderen met anorexia groeit, zo werd er gesteld. Steeds meer meisjes van tien, elf en twaalf jaar hebben begeleiding nodig omwille van eetproblemen. Tot voor een paar jaar betrof het hooguit enkele om de paar jaar, vorig jaar werden in Antwerpen zeker zeven meisjes behandeld.
Dat kinderen steeds jonger ten prooi vallen aan deze ziekte heeft onder meer te maken met het feit dat ze op jongere leeftijd puberen dan vroeger. Bovendien is de druk van de maatschappij op presteren en erbij horen alleen maar toegenomen. Vooral kinderen die zeer perfectionistisch van aard zijn, zouden gevoelig zijn voor deze druk.
Deze cijfers doen de nood aan preventie aanwakkeren. Anorexia en boulimia zijn ernstige ziekten die niet alleen een fysiek aspect, maar zeker ook een psychologisch aspect kennen. De aanpak ervan vergt dus een veelzijdige benadering. Een behandeling is vaak van levensbelang voor de patiënt.
In de resolutie van mei 2011, waarover ik het daarnet had, werden tal van maatregelen gevraagd. Ik noem er enkele van, heel specifiek met betrekking tot jonge kinderen. Er werd gevraagd in te zetten op de sensibilisering van kinderen en jongeren en de brede bevolking over gezond en problematisch eetgedrag, erop toeziend dat geen averechtse effecten optreden ten aanzien van mensen die lijden aan een eetstoornis, en in het mediabeleid afspraken na te streven met de diverse media in verband met de berichtgeving over eetstoornissen.
Er werd vervolgens gevraagd, wetende dat Eetexpert vzw voor de centra voor leerlingenbegeleiding (CLBs) een draaiboek over vroegdetectie opstelde, na te gaan of en in welke mate de medische consulten bij de centra geoptimaliseerd moeten worden met het oog op de detectie van eetstoornissen bij kinderen en jongeren. Verder werd gevraagd, wetende dat Eetexpert vzw voor de centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg) een draaiboek over herkenning en aanpak opstelde, na te gaan of en in welke mate de hulpverlening bij de centra geoptimaliseerd moet worden met het oog op een goede inschatting en behandeling van eetstoornissen bij kinderen en jongeren.
Er werd ook gevraagd om het bestaande aanbod van geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongvolwassenen in de Vlaamse Gemeenschap te evalueren, en tot slot om verder in te zetten, volgens een programmatie, op de uitbouw van het aanbod van de cggs, in het bijzonder voor kinderen en jongeren, met expliciete aandacht voor al dan niet gemaskeerde eetstoornissen.
In juni 2012 kwam de problematiek nog eens ter sprake in de plenaire vergadering naar aanleiding van actuele vragen over eetstoornissen bij jongere kinderen. Ook toen was dat naar aanleiding van berichten in verband met de verjonging van de patiënten die lijden aan anorexia. Minister, u wees toen op de uitbreiding van het zorgaanbod van de cggs voor kinderen en jongeren, op de overeenkomst met vzw Eetexpert, op vormingen van diëtisten, psychologen, psychiaters en cgg-teams om de competentie te verhogen. Ook toen werd er al verwezen naar de rol van de media.
Minister, bevestigt u dat er met betrekking tot eetstoornissen een evolutie is dat steeds jongere kinderen eraan lijden? Op basis van welke gevalideerde gegevens wordt die vaststelling gedaan? Welke acties worden genomen in het kader van de registratie van het aantal patiënten die lijden aan een eetstoornis? In de resolutie werd aandacht gevraagd voor vroegdetectie. Onder meer de CLBs hebben ter zake een taak. Wordt er gezien de evolutie een bijsturing gedaan, specifiek op het vlak van meer aandacht in lagere scholen?
In 2011 is er een recurrente uitbreiding gekomen van de kinder- en jongerenteams van de cggs met 15,5 voltijdse equivalenten. In antwoord op een schriftelijke vraag van mevrouw Van der Borght van 14 maart 2013 hebt u geantwoord dat het gehele aanbod inzake geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren zal worden herbekeken middels het opstarten van projecten artikel 11 van de ziekenhuiswetgeving. Wat is de stand van zaken in dat verband? U hebt toen ook geantwoord dat het draaiboek voor de cggs nog niet zo lang in gebruik was en dat daarom vooral werd geïnvesteerd in het ondersteunen van de cgg-teams die hun aanbod inzake eetproblemen willen uitbreiden of professionaliseren. Over welke cggs gaat het? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de implementatie van het draaiboek door de cggs en de uitbreiding of professionalisering van hun aanbod inzake eetproblemen?
Welke initiatieven werden genomen om de media ertoe te brengen om over dit onderwerp op een welbepaalde, bewustmakende, maar niet uitlokkende manier te communiceren?
De voorzitter : Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Mevrouw Else De Wachter : Ik denk dat er bij ons allemaal een bekommernis is rond hetgeen zich voordoet en de tendensen die we zien. Mevrouw Schryvers heeft de minister al gevraagd om een overzicht te krijgen, dat aangeeft of het wel correct is dat er een toename is van het aantal kinderen dat aan eetstoornissen lijdt. Dat is belangrijk om te kunnen bekijken hoe we dat in de toekomst aanpakken.
Er zijn de voorbije periode inderdaad heel wat initiatieven geweest. We hebben daar ook samen aan gewerkt. Maar we moeten daar constant aandacht aan blijven besteden. Bepaalde factoren blijken immers te wijzigen, bijvoorbeeld de leeftijd. We weten allemaal hoezeer de maatschappij erop gericht is om altijd maar meer succes te hebben en te presteren. Iedereen is onderhevig aan die stressfactoren.
Zeker de zeer jonge kinderen vergen een bepaalde aanpak. Het is belangrijk om na te gaan hoe we daar in de toekomst verder vorm aan kunnen geven. Minister, welke inspanningen gebeuren er vandaag al dan niet op dat gebied? Kunnen er extra maatregelen genomen worden om extra in te zetten op die doelgroep?
Mevrouw Vera Van der Borght : Ik sluit me graag aan bij de vragen van de collegas. U zult zich het pijnlijke verhaal nog wel herinneren rond de resolutie die wij samen met de collegas van LDD en Groen hadden ingediend en die dan nadien werd gekopieerd maar geen probleem.
Ik heb nog een aantal bijkomende vragen, minister. Werd er in kaart gebracht wat de precieze oorzaken zijn bij jonge meisjes? Naast het zich steeds jonger bewust worden van het schoonheidsideaal, wijzen de collegas terecht op de steeds groter wordende druk op de kinderen omdat ze zouden moeten presteren. Ik ben geneigd om daar voor een stuk in mee te gaan. Kunt u dat bevestigen? Beschikt u over cijfers of gegevens die dat zouden beamen?
Wij hadden in onze resolutie ook de vraag gesteld naar goede sensibilisering en informatieverstrekking over de beschikbare ambulante en residentiële hulp aan huisartsen, CLBs en CAWs met andere woorden: aan de eerstelijnsgezondheidszorg zodat er na de detectie een goede doorverwijzing kan gebeuren. U zult zich herinneren dat dat destijds, bij de bespreking van de resolutie, een van de heikele punten was. Is er wat dat betreft al iets concreets gebeurd?
Wij vroegen in onze resolutie ook om werk te maken van de tekorten die bestaan, zowel in de ambulante zorg als in de residentiële sector. Wij vroegen in dat verband ook om het nodige overleg op te starten met de federale overheid. Wat is op dat vlak al gebeurd?
Het is cruciaal dat mensen met anorexia in een acute situatie, die wegens plaatsgebrek niet terechtkunnen in een residentiële setting, toch zouden worden doorverwezen en opgenomen in een algemeen ziekenhuis. Is daaromtrent al gewerkt?
De voorzitter : Minister Vandeurzen heeft het woord.
Minister Jo Vandeurzen : Er zijn een aantal bijkomende vragen over de uitvoering van de resolutie. Daar moet ik inlichtingen over inwinnen, ik kan dat nu niet allemaal exact beantwoorden. We zullen zien wat we nu nog kunnen verzamelen, en anders zal ik u een schriftelijke weerslag bezorgen.
Collegas, er zijn tot op heden geen Vlaamse gegevens rond de prevalentie van eetstoornissen bij jonge kinderen. De jonge groep is onvoldoende specifiek onderzocht. Ook internationaal is er geen sluitend cijfermateriaal. Dat kan een gevolg zijn van het feit dat er heel wat diagnostische problemen optreden, omdat de diagnostische criteria voor eetstoornissen moeilijk toepasbaar zijn op prepubertaire kinderen.
Toch zijn er een aantal studies, ook in Vlaanderen, die suggereren dat de preoccupatie van kinderen ten aanzien van eten toeneemt, alsook het denken over een slanke lijn. In een groep lagereschoolkinderen van 8 tot 11 jaar werd vastgesteld dat 15,7 procent van de kinderen minstens één episode van controleverlies over eten gedurende de voorbije maand rapporteert. Daarnaast rapporteerde 16,8 procent van de kinderen minstens eenmaal per maand episodes van overeten. Ongeveer 32 procent van de lagereschoolkinderen zegt wekelijks te denken aan diëten en 12,2 procent maakt zich minstens één keer per week zorgen over het eten, lichaamsvormen en/of gewicht.
De resultaten van dit onderzoek tonen met andere woorden aan dat disfunctionele cognities en ongezonde gedragingen betreffende eten ook bij Vlaamse jongeren steeds vroeger optreden. Daardoor kan men lagereschoolkinderen als een nieuwe risicogroep beschouwen. Binnen de gespecialiseerde psychiatrische ziekenhuizen worden eetstoornissen geregistreerd via minimale psychiatrische gegevens (MPG).
Partnerorganisatie Eetexpert ondersteunt het Vlaamse beleid met betrekking tot de preventie, vroegdetectie en vroeginterventie van eet- en gewichtsproblemen. Naast een adviserende taak aan de Vlaamse overheid geeft Eetexpert, binnen zijn beheersovereenkomst, ook adviezen aan intermediairen en media. Daarbij wordt door Eetexpert bewaakt dat de informatie steeds conform de laatste richtlijnen en wetenschappelijke ontwikkelingen is, en dat die, waar relevant, inspelen op maatschappelijke noden.
Concreet ontwikkelde Eetexpert verschillende methodieken: draaiboeken voor medewerkers van CLB-teams, cggs, huisartsen en diëtisten ter preventie, vroegdetectie en vroeginterventie van eet- en gewichtsproblemen. Eetexpert werkt momenteel aan een groeiwijzer, een document dat zorgverstrekkers de nodige informatie biedt in verband met normaal ontwikkelend eet- en beweeggedrag en dat hen ondersteunt in het voeren van een doordachte positieve preventie.
Binnen de uitvoering van de beheersovereenkomst kunnen er jaarlijks accenten worden aangebracht in de opdrachten van Eetexpert. Naast de adviesverlening aan de overheid, intermediairen en de media zullen er verder nieuwe methodieken en materialen worden ontwikkeld.
Dit jaar zal een risicoprofiel worden uitgewerkt waarbij kinderen at risk op tijd herkend en ondersteund kunnen worden. In 2015-2016 zal Eetexpert tevens een stappenplan uitwerken voor de aanpak van deze groep at risk. Tevens blijft er gedurende de hele periode van de beheersovereenkomst een aanbod van gerichte vormingen rond deze materie voor schoolartsen, CLB-teams, diëtisten, artsen en cggers.
De CLBs screenen systematisch kinderen en jongeren omtrent hun groei. Inzake vroegdetectie van eetstoornissen bij kinderen tussen 6 en 15 jaar zijn er verschillende ondersteuningsmiddelen uitgewerkt door partnerorganisaties Eetexpert en de Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg (VWVJ). Er is het draaiboek vroegdetectie van eet- en gewichtsproblemen bij kinderen en jongeren dat in ieder centrum beschikbaar is of gratis online te raadplegen valt.
Sinds 2012 is er een voortdurend vormingsaanbod van Eetexpert betreffende motiverende gespreksvoering bij het bespreken van eetgerelateerde themas met kinderen en jongeren at risk en hun ouders. De CLBs krijgen tevens ondersteuning bij het uitwerken van een stappenplan bij beginnend probleemgedrag in verband met eten en gewicht. Tevens werd nieuw werkmateriaal aangeboden met gezonde eet- en beweegaanbevelingen per leeftijdsgroep en attenderende signalen van (beginnend) probleemgedrag.
In 2013 werd het bestaande draaiboek rond vroegdetectie van eet- en gewichtsproblemen voor CLB-medewerkers gedigitaliseerd waardoor het nog gebruiksvriendelijker is. Eetexpert werkt momenteel aan de uitwerking van een groeiwijzer met nieuwe inzichten in verband met normaal ontwikkelend eetgedrag. Het instrument, dat dit jaar zal worden gelanceerd, wil hulpverleners helpen om met een betere basiskennis van normaal ontwikkelend eetgedrag sneller de eerste signalen te laten herkennen van probleemgedrag.
In 2015 zal het draaiboek voor CLBers worden herwerkt, mede met invoeging van deze nieuwe kennisinzichten. Het spreekt voor zich dat bij de uitwerking van deze nieuwe materialen rekening wordt gehouden met de nieuwe inzichten uit het wetenschappelijk onderzoek en de maatschappelijke noden.
Het belang van een vernieuwd geestelijk gezondheidsbeleid voor kinderen en jongeren werd door de interministeriële conferentie Volksgezondheid op 10 december 2012 bekrachtigd in de Gemeenschappelijke verklaring voor de realisatie van netwerken en zorgcircuits in de geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren. De federale overheid, de gemeenschappen en gewesten verbinden zich ertoe om samen, vanuit een duidelijke, coherente en geloofwaardige visie, de verdere ontwikkeling van de ggz-kinderen en jongeren te realiseren.
De realisatie zal in drie fasen verlopen, die telkens een mijlpaal in de af te leggen weg betekenen. Concreet betreft het: mijlpaal 1, stappen voor de ontwikkeling van een geestelijkegezondheidszorgbeleid als onderdeel van een algemeen gezondheidsbeleid; mijlpaal 2, het ontwikkelen van een plan voor de geestelijke gezondheid van kinderen en jongeren; mijlpaal 3, uitvoering van het beleid en de plannen voor de geestelijke gezondheidszorg van kinderen en jongeren.
In 2013 ging een redactiegroep aan de slag met hierin onder andere vertegenwoordigers van alle gemeenschappen en gewesten, de federale overheid, koepelverenigingen en leden van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen. In februari 2014 zal deze groep een oriëntatienota aanbieden aan de interministeriële conferentie Gezondheid. Deze oriëntatienota is een addendum bij de gemeenschappelijke verklaring en beschrijft het gemeenschappelijk kader voor de ontwikkeling van een geestelijkegezondheidszorgbeleid kinderen en jongeren als onderdeel van een algemeen gezondheidsbeleid.
Deze inhoudelijke basis en dat beschreven kader worden overeenkomstig de gemeenschappelijke verklaring vertaald in een gids en een concreet actieplan. Dat zal na de verkiezingen ter bekrachtiging worden voorgelegd aan alle bevoegde ministers waarna mijlpaal 2 en 3 worden gerealiseerd. De timing om begin 2015 te starten met de proefprojecten blijft voorlopig behouden.
In alle provincies zijn cgg-teams zich gaan bijscholen rond de vroegdetectie en vroeginterventie van eet- en gewichtsproblemen. De draaiboeken werden recent, ook op vraag van de cggs, door Eetexpert gedigitaliseerd. Er werden door Eetexpert verschillende vormingen gegeven rond diagnostiek van eetgestoord gedrag, groepsgericht werken, motiveringstechnieken en de aanpak van eetstoornissen met verslavingsproblematiek.
In 2013 werd gestart met een nieuwe onlinedeskundigheidbevordering, Open Leerhuis, met twee basisopleidingen: één rond motivering en één rond eetstoornissen herkennen en begeleiden.
Over de stand van zaken van de aanbevelingen in de resolutie zal ik u een schriftelijk antwoord laten bezorgen.
Op basis van het nieuwste onderzoek werden door Eetexpert communicatietips uitgewerkt. Hierrond werd in 2013 met enkele internationale experten en relevante actoren een rondetafel georganiseerd waar de tool voor media en beleid werd gevalideerd. Dit document is te raadplegen na gratis registratie op de website van Eetexpert. Mediamakers kunnen voor hun communicatie rond dit thema dagelijks informatie en ondersteuning krijgen bij Eetexpert.
Tot slot willen we met ons preventief beleid jongeren ook weerbaarder maken, aangezien niet alle mediaboodschappen kunnen worden bijgestuurd in een mondiale en virtuele samenleving. Hiertoe zijn er ondertussen 3000 leerkrachten getraind. Zij kregen hierrond ook lesmateriaal ter beschikking.
Mevrouw Katrien Schryvers : Ik dank u voor uw antwoord, minister. U hebt hier enkele maanden geleden al uitvoerig op geantwoord ik verwijs naar die schriftelijke vraag en uiteengezet hoe de resolutie wordt uitgevoerd. Nu is dit meer gefocust op jonge kinderen, er is al zeer veel gebeurd. Dat blijkt ook uit uw overzicht.
Ik ben op zoek gegaan naar cijfers. We vernemen in de media dat er veel jonge kinderen en op steeds jongere leeftijd aan anorexia lijden. Is dat zo? Ik vind daar geen geregistreerde gegevens over. U bevestigt dat eigenlijk: er is geen registratie. Ik wou u vragen of dat dan niet van belang is, maar ik heb begrepen dat dit best moeilijk te registreren valt.
De cijfers die u geeft, zijn wel alarmerend, ook al is er geen diagnose van anorexia, het gaat om jonge kinderen met een problematisch eetgedrag. Ik denk dat u niet voor niets over een nieuwe risicogroep spreekt. Die categorie vraagt misschien om nieuw beleid, dat gaf u ook aan. We moeten continu in het oog houden hoe de zaken evolueren. We moeten de beleidsmaatregelen evalueren. Er is al veel gebeurd, maar ik wil blijvende aandacht vragen voor die jonge kinderen, de lagereschoolkinderen.
U hebt terecht verwezen naar draaiboeken, opleiding van schoolartsen, diëtisten en eerstelijnszorg in de cggs. Dat is van groot belang, maar als kinderen daar terechtkomen, is er vaak al een probleem gedetecteerd. Misschien moeten we nog stappen zetten en nog iets vroeger optreden. Er zijn al zoveel leerkrachten getraind in de begeleiding van jongeren om weerbaar om te gaan met media. Misschien moeten zij ook getraind worden om signalen te herkennen. Misschien moeten we dat ook doen met mensen die trainer zijn in sportclubs. Ook zij kunnen signalen herkennen. Ik ben blij dat u blijk geeft van aandacht voor dit probleem.
De voorzitter : Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Mevrouw Else De Wachter: Ik dank u voor uw antwoord, minister. Ik sluit me zeer graag aan bij mevrouw Schryvers. Zij geeft een aantal pertinente zaken aan.
Ik blijf ervan overtuigd dat dit een complex en gevoelig dossier is op heel wat vlakken. Wat registratie betreft, bestaat er inderdaad nog niet veel. U hebt wel cijfers gegeven en die vind ik alarmerend. Kunt u die cijfers nog eens herhalen?
Het is belangrijk dat we er constant aandacht aan blijven besteden. U geeft heel wat zaken aan die op dit moment al in het beleid worden gedaan en zullen worden gedaan. Dat kunnen we enkel toejuichen. Moeten we in de toekomst niet nog meer inzetten op hoe zal ik het noemen de nulde lijn? Ik vind dat er heel wat gebeurt qua detectie. Op het moment dat er zaken worden gesignaleerd, gaat men er ook mee aan de slag. Maar ik merk ook de druk om te presteren, op alle vlakken. We moeten heel algemeen een middel vinden om, heel preventief ook, daarmee om te gaan, om aandacht te vragen aan gezinnen en scholen.
Ik geef concrete voorbeelden. Ik ben een beetje ervaringsdeskundige met een dochter van tien jaar. Het verwondert mij dat het bijna dagelijks aan bod komt. Als iemand wat overgewicht heeft, doen de andere kinderen daar moeilijk over, want dat kan niet. Dat zeggen die kinderen van 10 jaar ook gewoon. We moeten ook zien dat het niet te veel overhelt naar de andere kant. Mijn dochter is lactose-intolerant, dat betekent geen pannenkoeken of ijsjes. Daar heb ik ook al opmerkingen over gekregen. We moeten wel zien dat men niet te veel in dat kader gaat denken.
Toch is die constante aandacht zeer belangrijk, zeker voor jonge kinderen. Hoe gaan we ermee om? Hoe maken we hen duidelijk wat kan en wat niet? De vorming en ondersteuning van de CLBs bijvoorbeeld, zoals u aangeeft, is daar heel belangrijk bij, om ervoor te zorgen dat kinderen bepaalde zaken niet als normaal gaan beschouwen, maar dat die aandacht er kan zijn van ons uit.
Minister Jo Vandeurzen : Ik ga uiteraard met veel akkoord. De verwachtingen voor de nulde lijn inderdaad worden almaar explicieter vanuit de welzijnssector. Dat geldt voor dit onderwerp, maar ook als het gaat over geestelijke gezondheid of alertheid voor risicos op misbruik. In allerlei milieus waar kinderen en kwetsbare mensen verblijven, stellen wij die maatschappelijke vragen aan de mensen die daar verantwoordelijkheid dragen. Op zich is dat een goede evolutie, maar het stelt de overheid ook voor de uitdaging om dat op een geïntegreerde manier te doen. Je kunt niet van mensen die jeugdleider of sportmonitor worden, verwachten dat ze drie jaar lang cursussen volgen. Je moet dat goed kunnen omzetten in didactisch materiaal.
De bronnen die ik genoemd heb, mevrouw De Wachter, zijn studies: Goossens, Braet, Bosmans en Decaluwe uit 2011; Matton, Goossens, Braet en Van Durme uit 2013 en de studie van de Universiteit Gent. Uit die studies komen de cijfers.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.