Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 07/01/2014
De heer Bart Martens : Geachte leden, minister, de huidige regeling voor MiNa-werkers liep op 31 december van vorig jaar af. De regeling houdt in dat gemeenten een beroep kunnen doen op mensen uit kansengroepen, om hen in te schakelen voor milieu- en natuurtaken. Ik meen dat dit systeem de voorbije jaren zijn deugdelijkheid heeft bewezen, zowel op het vlak van duurzame tewerkstelling als op het vlak van milieu- en natuurbeleid. Heel wat gemeenten maken daar gebruik van. Alleen al in de provincie Antwerpen zouden meer dan twintig gemeenten dergelijke MiNa-werkers als nuttige aanvulling op de werking van hun eigen technische diensten hebben ingeschakeld.
Het is echter onduidelijk of die regeling na 1 januari 2014, dus dit jaar, zal worden voortgezet, en zo ja, onder welke voorwaarden en modaliteiten dat zal gebeuren. Het laat zich raden dat een aantal gemeentebestuurders die vandaag dergelijke MiNa-werkers inzetten, met grote problemen zitten. Zolang er geen duidelijkheid is over de werking en de budgettaire impact van die MiNa-werkers voor de gemeenten, is het voor die gemeentebesturen moeilijk om een beleid en een begroting op lange termijn vast te leggen. Bovendien kunnen door de onzekerheid ook geen engagementen worden aangegaan ten aanzien van de doelgroepmedewerkers. Naar verluidt gaat het om een rechtstreekse tewerkstelling van 250 banen voor sociaal zwakkeren, die op de helling staan vanaf 1 januari 2014. Het lijkt me dringend nodig dat er duidelijkheid wordt gecreëerd over het statuut van die mensen en van de technische en sociale omkadering die gepaard gaat met hun tewerkstelling.
Minister, wordt de regeling van de MiNa-werkers voortgezet na 1 januari 2014, en zo ja, wat houdt die regeling concreet in? Onder welke voorwaarden en modaliteiten kan de samenwerking met arbeiders uit kansengroepen worden voortgezet? Hoe zal het voortzetten van de MiNa-werking worden gefinancierd, en waar zullen de budgetten vandaan komen? Is er in overgangsmaatregelen voorzien indien er geen oplossing is tegen 1 januari 2014? Indien de regeling niet wordt aangehouden, wat is hiervan de reden? Wat is dan het alternatief voor deze groep van mensen, die weinig of geen kans maken op de gewone arbeidsmarkt, en wat is de impact op de technische en sociale omkadering die met hun tewerkstelling gepaard gaat? Wat zijn de gevolgen voor het natuur- en milieubeleid op lokaal vlak voor gemeenten die vandaag MiNa-werkers engageren?
De voorzitter : Minister Schauvliege heeft het woord.
Minister Joke Schauvliege : De Vlaamse Regering heeft op 20 december een beslissing genomen. Dat had ik hier al aangekondigd. Het voorontwerp van besluit houdende toekenning van compensatie aan verschillende actoren en aan gemeenten voor milieugerelateerde taken werd goedgekeurd. De regeling richt zich op twee groepen van aanvragers, de steden en gemeenten enerzijds en private organisaties anderzijds. Het voorontwerp van besluit ligt op dit ogenblik bij de Minaraad voor advies.
Meer specifiek voor de MiNa-werkers wil ik de grote lijnen nog eens herhalen. De verdeling van het contingent voor de gemeenten van 616 takenpakketten, of 308 voltijds equivalenten (vte), zal als volgt gebeuren. Elke deelnemende gemeente krijgt minstens twee takenpakketten of één vte volgens het huidige systeem van de MiNa-werkers. Het niet benutte contingent zal ter beschikking worden gesteld aan de gemeenten die meer dan twee takenpakketten effectief hebben ingezet in het kalenderjaar waarover gerapporteerd wordt, op basis van het aantal inwoners en de onbebouwde oppervlakte uitgedrukt in hectare van de gemeente, afgerond per takenpakket. Dit wil niet zeggen dat gemeenten pas in 2015 zullen weten op hoeveel takenpakketten ze recht hebben. Binnen de veertien dagen nadat de gemeenten hebben ingetekend, zullen de diensten hen meedelen hoeveel gemeenten hebben ingetekend en op hoeveel takenpakketten ze recht hebben.
Na de rapportering kan het zijn dat er nog extra takenpakketten kunnen worden verdeeld. Dit zal echter geen grote verschuivingen meer veroorzaken. De toegelaten taken blijven in grote lijnen behouden, alleen het thema energie verdwijnt. Het gaat over taken rond natuurbehoud en -beheer, pesticidenvrij beheer, het sluiten van materialenkringlopen en openbare reinheid. Per takenpakket wordt een subsidie gegeven van 5250 euro. Gemeenten moeten geen planning meer indienen, maar wel één keer intekenen voor een periode van zes jaar. Dat is planlastenverlagend. Er wordt een beperkte jaarlijkse rapportering gevraagd. Dit is opnieuw een belangrijke administratieve vereenvoudiging voor de gemeenten. Het budget is ingeschreven op de begroting van 2014. In het voorontwerp van besluit staat dat het besluit in werking treedt op 1 januari 2014.
Taken die vanaf 1 januari 2014 worden uitgevoerd en voldoen aan de voorwaarden van het besluit, kunnen dus in aanmerking komen voor subsidie wanneer het besluit definitief wordt goedgekeurd. Als overgangsmaatregel zal bij de definitieve goedkeuring de intekeningsdatum voor de gemeenten bepaald worden. De gemeenten werden hier al over ingelicht.
De heer Bart Martens : Ik dank u voor uw antwoord, minister.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.