Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen
Vergadering van 14/01/2014
Vraag om uitleg van mevrouw Kathleen Deckx tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de hervorming van het deeltijds kunstonderwijs in het licht van de moeilijke budgettaire toestand van gemeentebesturen
- 638 (2013-2014)
Vraag om uitleg van de heer Johan Verstreken tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de slechte staat van gebouwen van kunstacademies
- 655 (2013-2014)
De voorzitter : Mevrouw Deckx heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Deckx : Minister, ik wil het niet hebben over de slechte staat waarin de gebouwen zich bevinden. In mijn gemeente zijn ze in goede staat. Toen ik mijn vraag om uitleg heb ingediend, waren alle steden en gemeenten bezig met het overleg over meerjarenplannen en budgetten. Daarin kwam de problematiek van de kostprijs van de kunstacademies, zowel voor muziek en woord als voor beeldende kunsten, aan de oppervlakte.
Ik stelde vast dat de directeur van het Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap (OVSG), Patriek Delbaere, de kat de bel aanbond en opriep tot voorzichtigheid, in die zin dat het deeltijds kunstonderwijs (dko) wel eens slachtoffer zou kunnen worden of is geworden van de besparingsrondes die bij veel lokale besturen plaatsgrijpt. Het leerlingenaantal groeit en daar zijn we allemaal blij om. Het is ook de bedoeling dat zoveel mogelijk jongeren en volwassenen deelnemen aan het dko, maar het brengt met zich mee dat er belangrijke investeringen moeten gebeuren in de infrastructuur. Dan is het maar de vraag of alle steden en gemeenten dat extra geld voor de infrastructuur kunnen blijven vrijmaken.
Een oplossing zou het inrichten van een brede school kunnen zijn, waarbij een gewoon schoolgebouw ook wordt opengezet voor het geven van kunstonderwijs. Dat gebeurt al op veel plaatsen, maar heel dikwijls zijn er situaties waarin je een degelijke kunstacademie hebt uitgebouwd, waar nu heel wat geld naartoe moet gaan.
Je krijgt dan inspectieverslagen met heel wat bemerkingen over de infrastructuur. Daar worden dan niet de nodige gelden naast gelegd om die problemen op te lossen. Bij het OVSG leeft dan ook de vrees voor een deeltijds kunstonderwijs met twee snelheden. Gemeenten of steden met nogal wat geld kunnen daarin investeren, maar in armere gemeenten is dat een heel andere zaak. We weten allemaal dat we subsidies kunnen vragen aan Vlaanderen, maar dat die de laatste jaren niet meer worden toegekend. Het deeltijds kunstonderwijs wordt nog steeds gedomineerd door de kinderen van de laten we het zo maar noemen blanke, hoogopgeleide middenklasse. Ouderen en allochtonen vinden nog steeds heel moeilijk de weg. Als de eigen gemeente geen voldoende middelen meer heeft om die kunstacademies overeind te houden, dreigt die kloof nog te vergroten.
Er is deze legislatuur een discussienota opgesteld op basis van vorige notas om tot een decreet te komen. Wellicht zullen we daar jammer genoeg niet meer toe komen. Maar, minister, als ik mij niet vergis, zou er toch zijn aangekondigd dat een plan zou worden voleindigd.
Hoe reageert u op de bekommernissen van het OVSG? Wat is de stand van zaken met betrekking tot het masterplan hervorming dko? Welk engagement kunnen de partijen in de huidige Vlaamse Regering koppelen aan het plan? Zijn er kleinere maatregelen die eventueel nu nog kunnen worden genomen om de meest noodlijdende academies te ondersteunen? Wat is uw houding tegenover de inspectie, die toch fundamentele bemerkingen maakt in inspectieverslagen?
De voorzitter : De heer Verstreken heeft het woord.
De heer Johan Verstreken : Voorzitter, mijn vraag om uitleg ligt inderdaad in de lijn van die van mevrouw Deckx. Beide vragen om uitleg behandelen een gelijkaardige materie.
De penibele financiële situatie waarin steden en gemeenten verkeren, heeft gevolgen voor de gebouwen waarin kunstacademies zijn gehuisvest. Academies kunnen voor hun gebouwen subsidies aanvragen bij het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGIOn). Maar gezien de wachtlijsten voor scholenbouw in het dagonderwijs waar begrijpelijk voorrang aan wordt gegeven laat het agentschap die vragen wellicht links liggen.
De steden en gemeenten sprongen in het verleden in de bres en maakten geld vrij voor het behoud, de renovatie en de bouw van nieuwe kunst- en muziekacademies, maar aangezien veel steden en gemeenten er financieel slecht voor staan, doen ze geen investeringen meer in het kunstonderwijs. Er zijn uitzonderingen in centrumsteden. Je kunt plattelandsgemeenten niet meteen vergelijken met centrumsteden. Het gevolg is dat een aantal gebouwen door de Vlaamse Wooninspectie ongeschikt zijn bevonden als schoolgebouw. Dat heeft mevrouw Deckx daarnet al gezegd.
Het OVSG trekt aan de alarmbel en tikt Vlaanderen op de vingers. Volgens het OVSG is Vlaanderen via de schoolpactwetgeving wettelijk verplicht om te investeren in het deeltijds kunstonderwijs. Maar omdat Vlaanderen niet bijdraagt in de kosten, sluit de Vlaamse inspectie academies.
Minister, een van mijn vragen is dezelfde als die van mevrouw Deckx: wat is de houding van de inspecties? Kan er met uw collega in overleg worden getreden? Kan er wat soepeler in worden opgetreden? Misschien zijn een aantal gebouwen in minder goede staat, maar kan er wel nog goed les worden gegeven. Tijdens werkbezoeken in het buitenland heb ik heel wat academies bezocht. Soms zie ik in welke slechte omstandigheden, in welke slechte locaties er wordt lesgegeven, maar met heel veel passie en vreugde. Soms komen daar toptalenten uit voort. Misschien zou men hier wat milder kunnen zijn in deze situatie.
Minister, u maakte ook bekend dat u begin 2014 met een masterplan zult komen, zodat de volgende Vlaamse Regering onmiddellijk aan de slag kan met de hervorming van het deeltijds kunstonderwijs. Volgens het OVSG is dat niet echt realistisch. Er is nog niets gezegd over de financiële steun en de professionele ondersteuning van de academies en hun directies. Heel veel hangt ook af van lokale directies. Gelukkig ken ik heel veel lesgevers en verschillende directeurs die vol passie en enthousiasme werken en mensen motiveren. Dat is een zeer goede zaak. Dat is natuurlijk cruciaal om een fiat te geven voor de hervorming.
Minister, wat is de stand van zaken over de hervorming van het deeltijds kunstonderwijs? Worden de subsidieaanvragen al dan niet systematisch aan de kant gelegd? Welke maatregelen kunt u nemen om het deeltijds kunstonderwijs te ondersteunen in de renovatie van gebouwen?
De voorzitter : Mevrouw Vermeiren heeft het woord.
Mevrouw Goedele Vermeiren : Voorzitter, omdat het goede vragen zijn en ik de situatie ken, wil ik graag aansluiten bij de vragen van de collegas. Ik herken de situatie. Ik ken de problematiek en de uitdagingen, zoals men dat noemt. Wij zouden ook belangrijke infrastructuurwerken moeten uitvoeren. De vraag is inderdaad tot stand gekomen in de periode van de meerjarenplanning, zoals mevrouw Deckx zegt. De inspectieverslagen zijn er. We roeien nu met de riemen die we hebben we hebben ze nog.
Ik sluit graag aan bij de vragen van de collegas. Wat is de stand van zaken? Zijn er nog mogelijkheden?
De voorzitter : Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet : We willen inderdaad alle concepten inzake de inhoudelijke vernieuwing van het dko samenbrengen in een visietekst die de komende jaren, nog tijdens deze legislatuur, zal worden voorgesteld. De tekst moet een synthese vormen van de concepten uit de conceptnota, de discussietekst en het referentiekader voor de ontwikkeling van de basiscompetenties en zet de bakens uit voor een leerlinggericht, doelgericht en actueel dko.
Het blijft echter niet op het conceptuele niveau. Er lopen op dit moment 4 pilootprojecten, waarbij in totaal 28 academies rechtstreeks betrokken zijn. De pedagogische begeleidingsdiensten van het OVSG en het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap (GO!) en de lerarenopleiding van de Katholieke Hogeschool Limburg (KHLim) leveren goed werk in het vertalen van de concepten naar werkbare tools voor de onderwijspraktijk. Dat gaat over didactische materialen en interfaces, methodieken, inspiratiekoffers, handleidingen, enzovoort. Op 5 en 6 mei 2014 zullen de organisatoren hun resultaten tonen aan het brede werkveld: leerkrachten, directeurs en lerarenopleiders.
Zoals u weet, zijn de pilootprojecten in OD XXIII verlengd. Op die manier kunnen de pilootprojecten de brug slaan naar de inwerkingtreding van het nieuwe decreet in een volgende legislatuur en vermijden we dat de opgedane expertise verloren zou gaan.
We zijn van mening dat er voor een kwaliteitsvol en vlot toegankelijk onderwijsaanbod een gedegen financiering nodig is. Anders dan in de ons omringende landen wordt het deeltijds kunstonderwijs voor het overgrote deel gefinancierd met publieke middelen. Het inschrijvingsgeld dekt 7 procent van de loonkosten, wat minder is dan één maand salaris op jaarbasis. De lokale besturen nemen in de financiering van het dko het leeuwendeel van de werkingskosten en de infrastructurele kosten voor hun rekening. Het is dankzij de lokale overheden en de Vlaamse overheid dat we ondanks barre financiële tijden niet gestopt zijn met investeren in kunstonderwijs.
U weet dat we geprobeerd hebben het debat objectief te voeren, maar dat iemand, die nu niet aanwezig is, meende daarover een faux débat te moeten voeren. Er is dan een debat over gevoerd, maar er is geen conclusie getrokken.
Voor alle duidelijkheid: in de uitvoering van de hervorming van het dko zal er geld nodig zijn. De vraag is waar dat geld vandaan zal moeten komen, maar dat moet de volgende regering uitmaken. We hebben in ieder geval het hele concept en op die manier wellicht bijna alles uitgeklaard. Het is aan anderen om de knopen door te hakken. De mensen op het terrein erkennen dat er heel wat stappen voorwaarts zijn gezet. Er is nog het issue van de financiering, dat zal ik zeker niet ontkennen.
Het klopt dat er in een aantal academies een nijpend tekort is aan kwaliteitsvolle infrastructuur en dat het niet altijd gemakkelijk is om noodzakelijke investeringen te doen. De oproep van het OVSG waarnaar u verwijst, is uiteraard terecht, maar dat de inspectie academies zou sluiten wegens de slechte infrastructuur en dat Vlaanderen weigert een bijdrage te leveren in de kosten is toch wat overdreven.
Er is op dit moment geen enkele academie gesloten. Er is evenmin sprake van een principiële weigering van de Vlaamse overheid om in dko-infrastructuur te investeren. Nu moet u goed luisteren: de goedkeuring van subsidiedossiers voor het gemeentelijk onderwijs gebeurt in overleg met het OVSG. AGIOn fungeert ter zake wel degelijk als subsidiërende overheid, maar het OVSG bepaalt op basis van een jaarlijkse prioriteitenlijst welke dossiers in aanmerking komen voor subsidiering. De academies komen niet voor op die lijst. De motivatie van het OVSG hierbij is dat het jaarlijks beschikbaar budget uitsluitend wordt gegenereerd door leerlingen uit het basis- en secundair onderwijs en dat elke subsidiëring van het deeltijds kunstonderwijs daardoor in feite ten koste gaat van de middelen die verworven werden vanuit andere onderwijsniveaus. Als je het concept brede school hanteert, hoeft dat trouwens niet noodzakelijk te kloppen.
Het vrij onderwijs maakt evenwel een andere afweging, waardoor dko-instellingen wel gesubsidieerd kunnen worden. Het aandeel van het vrij onderwijs in het dko is echter zeer klein, dat zal ik zeker erkennen: minder dan 2 procent van de academies behoren tot het vrije net. Het is daar wat anders, maar toch. De principiële keuze wordt dus niet door de Vlaamse Regering genomen, maar door het OVSG zelf.
Ik blijf erbij dat maatregelen inzake infrastructuur in het dko passen in een groter debat over de bijdrage van de Vlaamse overheid, de lokale overheden en de deelnemer in de kosten van het dko. Dat zal bij het volgende niveaudecreet, op basis van de conceptnota, moeten worden getrancheerd.
Iemand van de interpellanten vroeg of ik de inspectie zou aanmanen tot enige mildheid en realisme. Dat is niet zo evident. U weet namelijk dat ze onafhankelijk zijn. We moeten toch uitkijken. Bovendien gaat de inspectie na of de bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne worden gerespecteerd. Ze gaat na of de academie op een systematische wijze zorg draagt voor de bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne van de omgeving waarin onderwijs en begeleiding wordt aangeboden. Dat resulteert in gebouwen en lokalen die geschikt zijn voor het inrichten van onderwijs en het aanbieden van begeleiding. Ze steunt hierbij op analyses, verslagen, plannen en documenten die opgemaakt zijn door externe controlemechanismen en interne of externe diensten. Dat resulteert dan in een advies aan de Vlaamse Regering.
Het is ook niet zo dat academies op staande voet hun deuren moeten sluiten. Het advies kan namelijk gunstig, beperkt gunstig of ongunstig zijn. Men kan dan een verbeteringsplan opstellen, zelfs indien het ongunstig is. Ze moeten dus niet op een-twee-drie worden gesloten. Ik vind het juist belangrijk dat de inspectie blijft signaleren. Het is trouwens ook de Vlaamse overheid en niet de inspectie die beslist of een school al dan niet gesloten wordt.
Dus, voorzitter, samengevat: er zijn zeer duidelijke issues, dat ontken ik niet, maar ze vormen een onderdeel van een breder debat. Dat zal de komende maanden en in het bijzonder bij de vorming van de volgende regering op tafel liggen.
De voorzitter : Mevrouw Deckx heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Deckx : Ik vind het goed dat de vraag wordt gesteld en ondersteund door drie verschillende fracties. Minister, wie weet wordt er in de regering toch nog enige bereidheid gevonden om toch nog dringende noden te lenigen. U hebt natuurlijk gelijk. Ik begrijp dat u de inspectie niet kunt aanmanen tot mildheid. Ik begrijp dat het uw taak niet is. Het is voor een gemeentebestuur soms heel wrang om te merken dat bepaalde inspanningen geleverd worden, die bijna bovenmenselijk zijn voor een bepaald bestuur, en dat er dan toch wel bepaalde bemerkingen komen die zeker niet tot sluitingen zullen leiden, maar die toch wel een beetje wrevel opwekken. Ik zal geen voorbeelden geven. Maar misschien moet men daar toch voorzichtig mee omgaan. Ik heb het dan helemaal niet over veiligheidsvereisten en dergelijke aan die normen moet men absoluut voldoen , ik heb het dan over andere dingen.
U zegt dat het niet op prioriteitenlijst van het OVSG staat. Dan moeten we misschien eens bekijken wat mogelijk is. We weten allemaal dat ook in het leerplichtonderwijs de noden groot zijn en dat het wellicht niet vanzelfsprekend is om daar nog andere gebouwen in te plaatsen. Ik vermoed dat we, gezien uw antwoord, even moeten wachten tot de volgende legislatuur. Er zal zeker en vast verder moeten worden gedacht over het samen gebruiken van gebouwen. De tijden dat een schoolgebouw op zich kon bestaan, lijken voorbij. We moeten heel goed beginnen na te denken, ook op gemeentelijk vlak, hoe het patrimonium volledig kan worden ingevuld en optimaal kan worden gebruikt. Ik wacht in ieder geval het plan dat zal komen, met heel veel belangstelling af.
De voorzitter : De heer Verstreken heeft het woord.
De heer Johan Verstreken : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat er met gezond verstand creatieve oplossingen kunnen worden gevonden voor een toekomstige muzikale creatieve sector, talent voor de toekomst en misschien zelfs wel exportproducten voor Vlaanderen. We hebben heel veel muzikaal talent dat wordt gevormd in de verschillende lokale academies en muziekscholen. We mogen die ook indachtig zijn naar de toekomst toe.
De voorzitter : Mevrouw Vermeiren heeft het woord.
Mevrouw Goedele Vermeiren : Ik sluit mij aan bij de heer Verstreken. Ik heb gevraagd naar de stand van zaken. We weten wat er net voor het reces in de kranten stond. Zoals mevrouw Deckx zegt, denk ik dat men op zoek zal moeten gaan naar creatieve oplossingen en het samen gebruiken van schoolgebouwen en ander patrimonium in gemeenten. Want inderdaad, de keuze is gemaakt. De prioriteitenlijst is opgesteld. Ik heb daar alle begrip voor. De stand van zaken is nu gegeven, waarvoor dank.
De voorzitter : De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer : Ik wil ingaan op een delicaat punt. De minister heeft terecht gezegd dat de inspectie onafhankelijk is. We moeten dat respecteren. Anderzijds mag de zorg van mevrouw Deckx toch worden geformuleerd in het parlement, namelijk de hoop dat deze inspectieverslagen met de nodige realiteitszin worden geschreven, ook op het vlak van patrimonium. De genuanceerdheid van het verslag is soms niet onbelangrijk voor de beslissingen die daarna moeten worden genomen.
De heer Boudewijn Bouckaert : In het heel goed onderbouwde antwoord van de minister is er één ding dat mij intrigeert, namelijk dat het OVSG inderdaad projecten selecteert en de lijst doorgeeft aan AGIOn, maar dat de leerlingen van het kunstonderwijs, de conservatoria en de academies niet aantikken voor de subsidiëring. Daardoor dient het OVSG dus systematisch projecten in voor dagonderwijs en het beschouwt het deeltijds onderwijs niet als prioritair, wat begrijpelijk is. De heer Verstreken zegt dat Vlaanderen zijn talent moet uitbouwen. Mijn dochter volgt ook muziekonderwijs, namelijk dwarsfluit. Ik vind dat heel positief. Dat mechanisme in de financiering is toch wel heel pervers. Dat is toch problematisch.
Minister Pascal Smet : Begrijpt u nu waarom ik een paar maanden geleden het debat in alle rust wilde voeren? Dat ging daarover: wat moet de lokale overheid betalen, de Vlaamse overheid, eventueel de gebruiker? In vergelijking met onze buurlanden moet de gebruiker hier heel weinig betalen. Er zijn heel veel redenen om te zeggen dat het zo moet blijven, maar er zijn ook redenen om te zeggen dat dat moet worden opgetrokken. Daar kun je ook een debat over voeren, maar er zijn wel altijd mensen die dat debat willen vergiftigen. Mijnheer Wienen sprak daarnet over een debatbederver. In dit geval gaat het om een debatvergiftiger. Je moet je de vraag stellen of je op dat moment het algemeen belang dient.
De stilte bewijst en geeft het antwoord.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.