Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Decreetsevaluatie, Inburgering en Toerisme
Vergadering van 07/01/2014
De voorzitter : De heer Kennes heeft het woord.
De heer Ward Kennes : Minister, de thematiek van de inburgering en integratie wordt nog vaak geassocieerd met grootsteden. We denken dan aan Antwerpen, Brussel, Gent, Genk.
Maar ook in veel kleinere steden en gemeenten in Vlaanderen is er steeds meer diversiteit. Ook de diversiteit zelf wordt steeds diverser. De traditionele migratiestromen uit Marokko en Turkije verliezen relatief aan belang, in vergelijking met de toenemende intra-Europese migratie uit Zuid- en Zuidoost-Europa. Deze nieuwe migranten verspreiden zich ook meer over kleine steden en gemeenten. Dit resulteert in een nieuwe vorm van diversiteit. We worden al vele decennia geconfronteerd met diversiteit. In de kleine steden heeft men de eerste golf, die minder divers was, overgeslagen. Men komt nu meteen in die tweede golf terecht, die wordt gekenmerkt door een grotere diversiteit.
Ik woonde in Turnhout de studiedag van Prisma vzw bij. Het thema van het debat was: Superdiversiteit is realiteit. Hoe ermee aan de slag in een stad of gemeente? Het managen van superdiversiteit wordt in de 21e eeuw de uitdaging voor lokale besturen. Dat was daar het uitgangspunt.
Recent ontvingen we de Integratiemonitor. Een aantal cijfers hieruit deden nogal wat stof opwaaien. Zo wil 45 procent van de Vlamingen het liefst in een buurt wonen met alleen personen van Belgische afkomst. Iets meer dan de helft van de Vlamingen heeft nooit contact met mensen van vreemde afkomst in zijn of haar buurt. Er is een trend: hoe meer men in een grootstad woont en dus al vertrouwd is met de diversiteit, hoe minder problemen men heeft met buren met een andere herkomst. Juist waar er weinig migranten wonen laat me dat dan maar lapidair de blanke gebieden noemen heeft men, volgens de statistieken, het meest mensen die het meest problemen heeft met migranten en die in een Vlaamse, blanke buurt willen wonen.
Ik wil hieruit zeker geen voorbarige conclusies trekken als zou een meerderheid van de Vlamingen per definitie racistisch zijn, of tegen elke vorm van diversiteit, of niet bereid kansen te geven aan mensen van vreemde afkomst om te participeren aan onze Vlaamse samenleving. Maar het is toch belangrijk voor het beleid dat het op een goede manier op deze trends inspeelt.
Diversiteit van buurten wordt jammer genoeg wel vaak vereenzelvigd met de grootstedelijke problematiek van verloedering, onveiligheid, buurten die sociaal- economisch achteruitgaan en, meer recent, met religieus extremisme. Wellicht is het daarom dat mensen zich ongerust maken bij de gedachte dat er zich in hun buurt ook mensen met een andere afkomst zouden kunnen vestigen.
We mogen ook de inspanningen niet vergeten van de vele Vlamingen die vandaag actief zijn in allerlei sociale en culturele initiatieven en jammer genoeg vaak ondervinden dat het betrekken van mensen van allochtone afkomst uit de buurt zeker geen evidentie is, ook al zetten heel wat Vlamingen bewust stappen in die richting.
Mijn conclusie is dat het managen van de toenemende diversiteit inderdaad een grote uitdaging wordt voor de lokale besturen, ook in de kleinere steden en gemeenten. Minister, heeft het gevoerde integratiebeleid voldoende aandacht voor de toenemende diversiteit in kleinere steden en gemeenten, of is dat een aspect dat bijkomende aandacht verdient en waar het extern verzelfstandigd agentschap (EVA) Integratie en Inburgering, dat nu in de steigers staat, bijzondere aandacht voor moet ontwikkelen? Krijgt u signalen dat het managen van diversiteit in kleinere steden en gemeenten een specifieke aanpak vergt? Krijgt u die vragen vanuit de integratiediensten en de integratiecentra? Krijgt u die signalen vanuit de gemeentebesturen?
De voorzitter : De heer Vanden Bussche heeft het woord.
De heer Marc Vanden Bussche : De heer Kennes verwijst onder meer naar de toevloed van Oost-Europese werknemers. Dat brengt problemen met zich mee die je moeilijk in kaart kunt brengen. Zo stel ik in mijn gemeente vast dat er nu plots op zaterdag wordt gewerkt in de bouw. Dat was vroeger totaal uitgesloten. Die mensen zijn bij ons niet in kaart gebracht. Ze worden waarschijnlijk door bouwfirmas geëngageerd. Zij mogen op zaterdag werken, en zij maken daar dan ook gebruik van. Dat was vroeger totaal ondenkbaar. Dat is toch een van de problemen waardoor de buurt een beetje zenuwachtig wordt. Ik zie niet onmiddellijk hoe het beleid op dat probleem kan inspelen. Die mensen zijn niet gedomicilieerd in je gemeente, je kunt ze ook niet betrekken bij inburgering. Ze worden dikwijls gehuisvest in tweede verblijven, die door de bouwfirmas worden afgehuurd. Ze zitten dan met tien of vijftien mensen in een huisje, dicht bij de werf. Dat is een nieuw probleem. Misschien moeten we er met de gemeente aan denken om bijvoorbeeld op zaterdag een totaal bouwverbod op te leggen, zoals het geval is in juli en augustus.
Het is natuurlijk storend voor ons toeristisch cliënteel. Als minister van Toerisme zult u niet ongevoelig zijn voor het feit dat de mensen graag rust hebben als ze in het weekend naar zee komen. In de marge wil ik dat signaal geven en vragen of u daarover van andere steden en gemeenten ook klachten hebt gekregen, minister.
De voorzitter : Minister Bourgeois heeft het woord.
Minister Geert Bourgeois : Voorzitter, collegas, mijn goede wensen voor het jaar 2014, een goede gezondheid, geluk en politiek succes, met mate voor de politieke tegenstrevers, niettemin gemeend. Ik hoop dat u in dit jaar ook wat tijd hebt voor uzelf en de mensen rond u.
Mijnheer Kennes, bedankt voor uw toch wel interessante vraag. Het probleem van de diversiteit en superdiversiteit doet zich niet enkel voor in de centrumsteden en grote steden, maar ook meer en meer in kleinere steden en gemeenten. Wij hebben een drietal maatregelen die inspelen op het probleem of de aangelegenheid die u aankaart.
Een eerste gaat over het verlenen van de lokale integratiesubsidie. Wij hebben de criteria zo gemaakt dat ook kleinere gemeenten en steden in aanmerking komen, omdat we een dubbel criterium hebben, namelijk ten minste 10 procent personen van vreemde herkomst of ten minste duizend personen, een relatief en een absoluut criterium dus. Het eerste criterium van 10 procent maakt dat kleinere gemeenten waar in absolute aantallen geen duizend inwoners van vreemde herkomst zijn, toch in aanmerking kunnen komen voor een integratiesubsidie.
Zoals u weet, is het nu niet meer verplicht om een integratiedienst op te richten, met BBC. In totaal komen er in Vlaanderen 125 gemeenten in aanmerking voor een integratiesubsidie. We hebben er in de loop van die periode sterk op ingezet om meer gemeenten ertoe te brengen een integratiebeleid te voeren. Het aantal is ook bijna verdubbeld, we zitten op bijna zestig, ongeveer de helft van de gemeenten die volgens de normen in aanmerking komen om een integratiesubsidie te krijgen.
Bovendien, hoewel er een aantal indicatoren meespelen, is er een minimumbedrag voor de integratiesubsidie, en dat basisbedrag bedraagt 51.000 euro. Voor een aantal kleinere gemeenten zou je bij toepassing van de indicatoren aan kleinere subsidiebedragen komen, van 20.000 tot 30.000 euro. Elke gemeente die een integratiebeleid voert, krijgt minimaal 51.000 euro. Die maatregel is ook in het voordeel van de kleinere gemeenten.
U hebt er ten tweede zelf naar verwezen dat ik de Lokale Inburgerings- en Integratiemonitor (LIIM) heb ingevoerd. Dat is een goed beleidsinstrument, denk ik. U hebt daarstraks de Vlaamse monitor ter hand genomen, maar zoals u weet, is er dus een lokale monitor voor elke stad en gemeente, zodat die inzicht krijgen in de omvang en de samenstelling van de doelgroep van het lokale integratiebeleid, maar ook de maatschappelijke positie ervan, op het vlak van heel wat beleidsdomeinen, zijnde tewerkstelling, onderwijs, huisvesting, welzijn, armoede en maatschappelijke participatie. Het is een work in progress. We verbeteren de monitor en passen hem geregeld aan. Net zoals het gemeentelijk profiel dat we hebben gemaakt voor de gemeenten, is dit een goed beleidsinstrument voor wie het wil gebruiken.
Ten derde is het zo dat het extern verzelfstandigd agentschap (EVA) Integratie en Inburgering een ondersteuningsopdracht krijgt voor alle steden en gemeenten, ook voor de steden en gemeenten die geen integratiesubsidie ontvangen.
U vraagt of ik signalen krijg dat het managen van diversiteit in kleinere steden en gemeenten een specifieke aanpak vergt. Het belangrijkste signaal dat ik krijg, zoals aan bod kwam in de opmerkingen van de heer Vanden Bussche, is dat er een wijziging is in de instroom. We kennen de cijfers: 63 procent van de instroom is intra-Europees, in heel grote mate uit Midden- en Oost-Europa. Op dat probleem heb ik al heel vroeg de aandacht gevestigd en het is ook aan bod gekomen in de besprekingen met de Nederlandse minister Asscher. Het heeft voor een belangrijk deel betrekking op federale bevoegdheden, zoals Sociale Inspectie en dergelijke. Maar ik heb aan de Commissie Integratiebeleid gevraagd om naar een verbreding te gaan, omdat de doelgroepen sterke verschuivingen vertonen.
Een tweede signaal dat ik krijg uit kleinere gemeenten, is dat er voorzieningen ontbreken op hun grondgebied. Dat gaat bijvoorbeeld over centra voor algemeen welzijnswerk, een onthaalbureau en dergelijke. In het licht van de bestuurlijke hervormingen die we in Vlaanderen doorvoeren, denk ik dat er op dat vlak aandacht aan intergemeentelijke samenwerkingsverbanden zou moeten worden besteed waar het kan en wenselijk is.
Bepaalde kleinere gemeenten zijn niet voldoende groot, hebben niet voldoende bestuurskracht of worden niet voldoende met het probleem geconfronteerd om op eigen houtje een aantal instellingen te creëren. Dit geldt onder meer voor taallessen. Bovendien beschikken kleinere gemeenten vaak onvoldoende over verenigingen of organisaties die zich tot mensen van vreemde herkomst richten of waar die mensen aan participeren. Het probleem is vaak relatief nieuw. Ook uit de vraagstelling blijkt dat tal van gemeenten hier tot vrij recent niet of nauwelijks mee zijn geconfronteerd. Ook op dat vlak zal het EVA natuurlijk een adviesverstrekkende en praktijkondersteunende opdracht vervullen.
Een laatste punt dat ik naar voren wil brengen, betreft de specifieke aanpak die de gemeenten voor ogen moeten hebben. Ze moeten een exclusief beleid voeren dat op alle beleidsdomeinen betrekking heeft. Het voeren van een specifiek verticaal integratiebeleid betekent niet dat het beleid voldoende ruim is. Ik heb daarnet al diverse beleidsdomeinen opgesomd. Het gaat dan om onderwijs, welzijn, cultuur, jeugd, sport en dergelijke. De diverse beleidsverantwoordelijken van die steden en gemeenten moeten in hun beleid voldoende aandacht hebben voor de integratieproblemen. Een echt inclusief integratiebeleid kan uiteraard enkel tot stand komen indien dit in de diverse steden en gemeenten beleidsdomeinbreed wordt aangepakt.
De voorzitter : De heer Kennes heeft het woord.
De heer Ward Kennes : Ik wil de minister voor zijn antwoord bedanken. Ik stel vast dat hij zich bewust is van de problematiek die op het terrein aanwezig is. Hij heeft een aantal signalen ontvangen. Er zijn een aantal maatregelen genomen die hierop inspelen. Ik verwacht dat de gemeenten waar de situatie redelijk nieuw is, ook zullen kunnen genieten van de adviesverstrekkende functie van het EVA, dat een adviesverstrekkende en praktijkondersteunende aanpak moet bieden, om een lokaal beleid te kunnen voeren. In elk geval dank ik de minister voor zijn antwoord.
De situatie die de heer Vanden Bussche heeft geschetst, vind ik zeer herkenbaar. Ik zie dat ook in mijn eigen gemeente. Als ik uit een raam van het gemeentehuis kijk, zie ik een woonzorgcentrum in aanbouw. Tot verwondering van iedereen, wordt hier door Portugese werknemers ook op zaterdag aan gewerkt. Dat is een heel nieuwe situatie. Ik heb laten onderzoeken of de huisvesting van die mensen in orde is. Dat blijkt het geval te zijn. Ze hebben allemaal een detacheringscontract. Voor veel kleine gemeenten is dat een redelijk nieuwe situatie. Het gaat vaak om heel zichtbare bouwwerven. De mensen vragen zich af wat er in hun gemeente aan de hand is.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.