Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 12/12/2013
Vraag om uitleg van de heer Bart Van Malderen tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de jobpremie voor personen met een handicap
- 545 (2013-2014)
Vraag om uitleg van mevrouw Helga Stevens tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de Vlaamse ondersteuningspremie (VOP) voor personen met een handicap
- 552 (2013-2014)
Vraag om uitleg van de heer Chris Janssens tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de Vlaamse ondersteuningspremie (VOP) voor personen met een handicap
- 553 (2013-2014)
Vraag om uitleg van mevrouw Martine Fournier tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over de ondersteuningspremie voor personen met een handicap
- 567 (2013-2014)
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Het feit dat we met vier leden dezelfde vraag stellen, minister, betekent dat er toch wel enige rimpels in het water zijn geweest. Die kwamen er naar aanleiding van een grootschalig veldonderzoek van de Universiteit Gent. Daaruit zou blijken dat het toekennen van premies voor de aanwerving van personen met een handicap niet zou helpen.
De Vlaamse ondersteuningspremie (VOP) zou contraproductief werken. Een sollicitant die zijn handicap vermeldt, zou negatief overkomen en de kans op werk doen dalen. De VOP leek ons een interessant middel om het productiviteitsverschil van iemand met een handicap aan te pakken. Gewapend met dat rugzakje zou een kandidaat met een handicap dezelfde productiviteit kunnen aanbieden aan een potentiële werkgever.
De VOP zou voor de werkgever om de drie maanden een substantiële premie betekenen gedurende vijf jaar. Maar het onderzoek bewijst vooral een grote kloof tussen de intentie van de overheid en de mentaliteit in het bedrijfsleven. We kennen de nuances niet. Wie werd er ondervraagd? Waren dat de personeelsdienst of de bedrijfsleider?
Net als de onderzoekers, ben ik overtuigd van de nood aan sensibilisering. We moeten de succesverhalen nog meer en beter verspreiden. Goede voorbeelden kunnen mobiliserend werken. De werkgevers moeten nog beter weten hoe de regels van de jobpremie in elkaar zitten.
Er zijn nog andere initiatieven. Ik wil niet alleen op de VOP focussen. Ook Jobkanaal heeft deze doelgroep voor ogen. Er zijn sectorconvenanten. Blijkbaar hebben al deze middelen nog een zekere marge voor successen met betrekking tot het arbeidsmarktbeleid. Mijn concrete vragen zijn dan ook niet zo verrassend.
Minister, hoe reageert u op de resultaten van het onderzoek? Welke maatregelen en bijsturingen acht u noodzakelijk om de jobkansen van mensen met een handicap te verhogen? Hoe denkt u werkgevers ertoe aan te zetten personen met een handicap bijkomende kansen te geven? Wilt u de succesverhalen meer kenbaar maken? Gisteren hebben we de reactie van de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) op de quota gehoord. Dat denkspoor wordt alvast afgeschoten. Ziet u andere mogelijkheden? Ik kijk alvast uit naar uw antwoord.
De voorzitter : Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw Helga Stevens : Voorzitter, ik zou graag een soortgelijke vraag om uitleg stellen. Ik heb het artikel in De Standaard ook gelezen. Hieruit blijkt dat het onderzoek van de Universiteit Gent bepaalde resultaten heeft opgeleverd.
Ik wil vermelden dat de Vlaamse Regering in het algemeen en de minister in het bijzonder steeds bijzondere aandacht aan de doelgroep van personen met een handicap heeft besteed. Dit geldt zeker voor de tewerkstelling.
Iedereen weet dat het allesbehalve evident is voor personen met een handicap om werk te vinden en nadien zonder problemen op de werkvloer te functioneren. Er zijn immers letterlijk en figuurlijk drempels waar mensen zonder handicap geen last van hebben.
Iedereen weet dat we in Vlaanderen een VOP hebben. Die premie is bedoeld om werknemers met een arbeidshandicap aan te werven. Gedurende vijf jaar krijgen de werkgevers om de drie maanden een premie. Indien nodig, kan dit op basis van de individuele situatie nadien eventueel nog worden verlengd. Dit is een belangrijk element. Normaal gezien is de premie tijdelijk. Indien het echt nodig zou zijn, kan dit eventueel worden gecontinueerd.
Uit het onderzoek blijkt dat de VOP niet het verhoopte succes biedt. Er zijn verschillende redenen. Jammer genoeg verbaast dit resultaat me echter niet. Ik ken de verhalen van mensen uit mijn kennissen- en vriendenkring. Veel mensen met een handicap, die doof zijn of een andere beperking hebben, willen graag aan de slag en willen een inspanning leveren om te werken. Als puntje bij paaltje komt, blijkt dat niet mogelijk te zijn. Ze krijgen gewoonweg geen kansen. Ze krijgen geen antwoord op hun sollicitatiebrieven.
Dove mensen krijgen de vraag hoe ze kunnen bellen. Dove mensen kunnen niet bellen, maar ze kunnen wel door middel van mails en smsen communiceren. Er is nu ook een afstandstolkendienst. Dat is een heel mooi proefproject, dat dove mensen in staat stelt vanop afstand te telefoneren en te communiceren. Er zijn tolken beschikbaar om de communicatie te faciliteren. Ondanks al die ingrepen, voorzieningen en mogelijkheden blijft de kloof tussen werkgevers en potentiële werknemers echter zeer groot. Bovendien spelen heel wat vooroordelen een rol.
De beleidsaanbevelingen in het onderzoek omvatten een aantal interessante elementen. We mogen niet vergeten te benadrukken dat personen met een handicap natuurlijk ook veel talenten hebben, ook al hebben ze een beperking. Wie van die beperkingen uitgaat, vertrekt vanuit een andere invalshoek dan wie van de talenten van die mensen uitgaat. Ze moeten de kans krijgen die talenten uit te spelen. Er moet een match ontstaan.
De vraag is hoe we werkgevers ervan kunnen overtuigen ook personen met een handicap in dienst te nemen. Er zijn heel wat mooie voorbeelden. Blijkbaar kampen heel wat werkgevers echter met koudwatervrees.
Ik heb vandaag in de krant het voorbeeld gezien van een persoon met misvormde handen uit Brugge. Op basis van dit element, het fysiek voorkomen van zijn handen, is hij geweigerd. Hij is nochtans perfect in staat die job uit te voeren. Hij voldoet aan de vereisten. Hij kan tikken en doet wat hij zou moeten doen. Hij is afgewezen omdat zijn handen er een beetje raar uitzien. In dergelijke gevallen vraag ik me af waar we mee bezig zijn.
Minister, dat is de fundamentele discussie. Het betreft hier een moeilijke problematiek. Ik zou u hierover dan ook een paar concrete vragen willen stellen.
Hebt u akte genomen van het resultaat van het veldonderzoek van de Universiteit Gent? Kunt u de resultaten van het veldonderzoek bevestigen? Blijkt uit eigen gegevens, bijvoorbeeld van de VDAB, misschien dat de resultaten eventueel moeten worden genuanceerd?
Wat zult u met de beleidsaanbevelingen doen? Zult u hier rekening mee houden? Zult u bijkomende inspanningen leveren? Volgens mij moeten we hier nog meer op inzetten. Het is echter moeilijk te bepalen wat we nog kunnen doen. Er gebeurt immers al zeer veel. Er zijn premies, maar ze schieten hun doel voorbij. De werkgevers happen niet toe. Hoe kunnen we hen over de streep trekken?
Deze discussie is ook belangrijk in het licht van de vergrijzing. Veel mensen gaan met pensioen. We zullen niet over voldoende mensen beschikken om al die plaatsen in te vullen. Dit lijkt me een uitgelezen kans om personen met een handicap toekomstige jobzekerheid te bieden.
De voorzitter : De heer Janssens heeft het woord.
De heer Chris Janssens : Voorzitter, het artikel in De Standaard van 2 december 2013 heeft in het Vlaams Parlement in elk geval een gevoelige snaar geraakt. Er zijn vier vraagstellers uit vier verschillende partijen. Bovendien gaat het om een thema waarover weinig politieke meningsverschillen bestaan. We pleiten er natuurlijk allemaal voor dat mensen met een beperking optimale kansen krijgen om een degelijke carrière uit te bouwen.
Ik zal niet verwijzen naar wat de vorige sprekers al hebben vermeld. Ze hebben melding gemaakt van het krantenartikel en van het onderzoek door de Universiteit Gent. Ik wil wel verwijzen naar de reactie van de heer Leroy van de VDAB, die daags na de verschijning van het artikel, dat hij overigens inhoudelijk zwak heeft genoemd, op zijn blog een aantal punten heeft aangehaald.
De heer Leroy is het over één zaak eens met de onderzoekers: mensen met een functiebeperking moeten meer moeite doen om aan een job te geraken. Trajectbegeleiders die daar ervaring mee hebben, vertellen hun dan ook dat ze hun handicap het best niet in sollicitatiebrieven vermelden. De titel van het krantenartikel suggereert volgens hem echter dat de huidige maatregelen van de Vlaamse overheid contraproductief zijn. Daar is hij het niet mee eens. Ik ga ervan uit dat de minister dit straks in zijn antwoord ook zal stellen.
Volgens de heer Leroy spreken de cijfers dit tegen. Sinds 2008, het beginjaar van de VOP, is het aantal werknemers dat van een VOP gebruik maakt, bijna verdubbeld. Het aantal is van 5461 werknemers tot 10.379 werknemers gestegen. Het budget is navenant gestegen.
Minister, ik heb misschien al een gedeelte van uw antwoord gegeven. Toch wil ik nog een paar vragen stellen.
Hoe reageert u op het onderzoek van de Universiteit Gent? Volgens het onderzoek bestaat minstens de perceptie dat de VOP niet het gewenste activeringseffect sorteert. Hoe wilt u dat remediëren? Overweegt u een bijzondere communicatiecampagne? Plant u eventueel andere wijzigingen aan de VOP of aan de beeldvorming over de VOP?
Hoe reageert u op de suggestie van de onderzoeker van de Universiteit Gent om voor werkzoekenden met een handicap met quota te werken? De heer Leroy ziet meteen het nut van een dergelijke dringende maatregel in. Ik vraag me af of u in dit verband op dezelfde golflengte zit.
De voorzitter : Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mevrouw Martine Fournier : Voorzitter, het voor- of nadeel van de vierde plaats in de rij is dat ik het heel kort kan houden. Het heeft geen zin om alles te herhalen, alle problemen werden al aangekaart. Ik ben altijd al heel kort, ik zal nu extra kort zijn, want ik beperk me tot de vragen. Eigenlijk zijn het dezelfde als die van de collegas, maar ik wil ze toch graag stellen.
Minister, de ondersteuningspremie voor personen met een handicap is nu vier jaar oud. Erkent u de resultaten die werden meegegeven door de andere vraagstellers en het feit dat de ondersteunende maatregelen die worden aangeboden door de Vlaamse overheid met het oog op het tewerkstellen van personen met een handicap nog onvoldoende gekend zijn door de werkgevers?
Welke maatregelen zult u nemen om de Vlaamse werkgevers nog beter en meer te sensibiliseren over de verschillende ondersteuningsmaatregelen?
De gespecialiseerde trajectbegeleiding en -bepaling voor personen met een handicap (GTB), die nauw samenwerkt met de VDAB, plant, zoals vermeld, een samenwerkingsakkoord met Jobkanaal over het tewerkstellen van personen met een handicap bij kmos. Bent u op de hoogte van deze plannen en zo ja, wat is de inhoud ervan?
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Voorzitter, dames en heren, toen ik als minister van Werk de titel zag op de voorpagina van De Standaard, was ik ook geschrokken. De titel luidde: Jobpremie voor handicap maakt het alleen maar erger. Als minister van Begroting dacht ik: Joepie, we hebben een besparingsmaatregel. Wie niet verder leest, krijgt enkel de boodschap mee die bovendien blijft hangen dat men beter geen jobpremie geeft aan mensen met een handicap. Het is een boodschap die haaks staat op de aanbeveling die daarna komt om werkgevers beter te informeren.
Heel belangrijk is dat wie het krantenartikel verder leest, wordt opgezadeld met verkeerde informatie. In het krantenartikel staat dat wie in zijn sollicitatiebrief verwijst naar de Vlaamse ondersteuningspremie zijn kansen op een job ziet dalen. Maar dat is helemaal niet het geval, dat blijkt niet uit het onderzoek! Ik citeer uit de onderzoeksnota van de heer Baert, op pagina 7: Het al dan niet vermelden van een Vlaamse Ondersteuningspremie verandert statistisch gezien niks aan de ongelijke kansen voor sollicitanten met en zonder functiebeperking. Hij zegt dus dat het wel of niet vermelden van de VOP geen enkel effect heeft. Ik vind het straf, ik citeer dit letterlijk uit het rapport.
Het is dus niet zo dat personen met een functiebeperking die in hun sollicitatiebrief vermelden dat de werkgever aanspraak kan maken op een VOP, slechtere kansen hebben op een uitnodiging voor een gesprek dan personen met een functiebeperking die dit niet vermelden. Het vermelden van de handicap zelf, heeft wel een invloed. Mevrouw Stevens bracht het ook al naar voren. Er werden aan 768 werkgevers telkens twee sollicitatiebrieven verstuurd en daar hebben 211 werkgevers op gereageerd met een uitnodiging voor een jobgesprek, dat is 27 procent. Het onderzoek stelt vast dat wie een handicap vermeldt, minder dan half zoveel kans heeft op een uitnodiging. De onderzoeker concludeert voorzichtig dat zegt hij zelf dat de resultaten wijzen in de richting van voorkeursdiscriminatie in hoofde van de werkgever. Voorzichtigheid is hier wel geboden, want tenslotte weten we niets over drie vierde van de werkgevers, namelijk degenen die niet hebben gereageerd. Gelijkaardige onderzoeken in het buitenland, onder meer in Frankrijk, leveren wel gelijkaardige resultaten op.
De vraag blijft wat we er wel of niet uit kunnen concluderen. Een belangrijk aandachtspunt is zonder twijfel ook dat zei mevrouw Stevens al dat men in de brief moet vermelden welke competenties men wel heeft, wat de eigen sterkte punten zijn en die hebben we allemaal, net zoals we allemaal een handicap hebben en waarom men denkt in aanmerking te komen voor de functie. Dat is waar werkgevers in de eerste plaats in geïnteresseerd zijn.
De vragen die ik heb gekregen, laten veronderstellen dat het onderzoek toelaat om het Vlaams beleid ten aanzien van de tewerkstelling van mensen met een handicap, in vraag te stellen. De ondertitel van het interview met de onderzoeker Als een jobpremie niet helpt, dan bieden quotas voor jobzoekers met een handicap misschien een uitweg, suggereert dat we meer moeten verplichten in plaats van te stimuleren. Het is ondertussen wel duidelijk dat de effectiviteit van een jobpremie helemaal niet is onderzocht en dat dit onderzoek geen argumenten aanbrengt om het Vlaams beleid een andere richting uit te sturen.
Een andere suggestie is dat we de VOP beter bekend moeten maken en aan de werkgevers duidelijk moeten maken dat die premie er niet alleen is voor zware gevallen. De VDAB en zijn partners doen dit al vele jaren en ik meen dat de inspanningen ook beloond werden. U hebt de cijfers geciteerd die de heer Leroy naar voren heeft gebracht. Ik had hier bijna gelijklopende cijfers, ze zullen afhangen van het moment. Volgens de cijfers die ik heb, waren er in 2006 4800 premies en in 2012 10.100 premies. Misschien heeft Fons Leroy ondertussen de halfjaarlijkse cijfers van 2013 geciteerd.
In de communicatie wordt altijd meegegeven dat de VOP zo geconstrueerd is dat het niveau van ondersteuning aangepast is aan de nood, met een minimumniveau van 20 procent. Voor personen die een hogere ondersteuning nodig hebben, kan die worden verhoogd tot en met 60 procent.
Uit het hele verhaal onthouden we vooral dat we het best positieve verhalen communiceren, ook de heer Van Malderen wees daar al op. Dat gebeurt trouwens al heel frequent, kijkt u maar naar de gevalsbeschrijvingen op de websites van de VDAB en GTB, de acties tijdens de Werkweek van de VDAB, de DUO-dagen van GTB (koppelen van gehandicapte en niet-gehandicapte werknemers) en de vele acties van de verenigingen van personen met een handicap. We zullen al deze acties blijven stimuleren.
Mevrouw Fournier, u had ook nog een specifieke vraag over een gepland samenwerkingsakkoord tussen GTB en Jobkanaal. Dat is inderdaad in de maak en heeft vooral tot doel om de consulenten van Jobkanaal bij te staan in hun acties in ondernemingen voor personen met een arbeidshandicap. Dit blijkt voor de Jobkanalers immers een groep te zijn waarvan ze de mogelijkheden niet zo goed kennen. Samenwerking rond de DUO-dagen is een van de eerste concrete doelstellingen.
Ik concludeer dat er opnieuw meer schade is aangebracht door een krantenartikel. Ik heb de studie slechts diagonaal gelezen, maar gelukkig heb ik bij mij nog mensen die, net zoals ik, econometrist van opleiding zijn, want het is een vrij econometrische studie. Ik vind het wel straf dat de conclusies en de titel in de krant tegengesproken worden en dat ik met citaten kan weerleggen wat er in de krant staat.
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Minister, de weerlegging is er, maar de schade ook. Staat u mij toe om even in te gaan op wat wenselijk is. We zitten daar nog ver van. De cijfers over de tewerkstelling van mensen met een handicap zijn bij ons laag, lager dan in andere landen. We moeten eens bekijken hoe andere landen dat hebben aangepakt. Ik stel vast dat Oostenrijk bijvoorbeeld, merkelijk beter scoort.
België en Vlaanderen hebben, elk op hun beurt, het VN-verdrag over de sociale integratie van mensen met een beperking, onderschreven. Dat geldt niet alleen voor de sector van de mensen met een handicap, het betekent dat we een horizontaal beleid dienen te voeren waarin iedereen gelijke kansen aangeboden krijgt, ongeacht of mensen een beperking hebben of niet. De opmerking van de minister is terecht: wie heeft er geen beperking? Het zou dus normaal moeten zijn dat mensen geen handicap vermelden, dat moet het na te streven doel zijn. Het gaat in tegen de geest van het verdrag als mensen op hun cv zetten: Met mij hebt u recht op een VOP. De VOP zou achteraf moeten komen, op het moment dat men ervan overtuigd is dat een kandidaat geschikt is. Dan kan men bekijken hoe men kan remediëren aan een aantal beperkingen die er zijn, hetzij materiële, hetzij door productiviteitsverlies.
Ik probeer de parallel te maken, al heeft iedere vergelijking beperkingen. Ik denk dat geen enkele werkgever selecteert op het feit of hij of zij aan een toekomstige werknemer veel of weinig verplaatsingskosten moet uitbetalen. Dat wordt geregeld op het moment dat wordt beslist om iemand aan te werven, dan wordt bekeken of die persoon bijvoorbeeld in Gent of in Oostende woont. In die zin zou men ook met de VOP moeten kunnen omgaan. Het instrument VOP moet niet in vraag worden gesteld, dat was een kwalijke suggestie in het artikel, maar ik ben ervan overtuigd dat er nog een heel groot mentaliteits- en sensibiliseringsprobleem bestaat. Als er daar nog bijsturingen komen, dan denk ik dat we het instrumentarium op dat vlak moeten durven evalueren en desgevallend bijsturen, namelijk Jobkanaal en de sectorconvenanten. Ik denk dat we er allemaal net iets stringenter in zouden kunnen zijn om targets te zetten en in te werken op de mentaliteit van een groep die het op onze arbeidsmarkt, ondanks de engagementen in het VN-verdrag, nog altijd niet gemakkelijk heeft, integendeel.
De voorzitter : Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw Helga Stevens : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Met andere woorden: het is de schuld van de media. Dat is natuurlijk een beetje kort door de bocht. Het is jammer dat een dergelijk krantenartikel, en dan vooral de titel, de bal compleet misslaat. Ook de inhoud van het artikel komt niet volledig overeen met het resultaat van de inhoud van de studie. Je kunt toch verwachten van een kwaliteitskrant als De Standaard dat ze aandacht besteedt aan correcte info over de echte barrières waarmee personen met een handicap worden geconfronteerd. Net van die krant zou je beter verwachten, maar blijkbaar kan iedereen wel eens een fout maken, misschien onder tijdsdruk.
Ik ben blij dat de studie uitwijst dat het VOP-systeem op zich niet in vraag wordt gesteld, maar het feit van het hebben van een handicap speelt wel altijd mee in het al dan niet krijgen van werk. Daar moeten wij aan werken. De voorgaande spreker zei het al: we moeten een mentaliteitswijziging doorvoeren. Ik hoop dat we misschien samen met het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, dat nu ook een Vlaamse kamer zal hebben, kunnen kijken hoe we de positie van personen met een handicap op de arbeidsmarkt kunnen verbeteren. Ik denk dat we veel meer dan nu de boodschap moeten uitsturen dat discriminatie, op welke basis dan ook, onaanvaardbaar is. Punt aan de lijn. In de praktijk is dat natuurlijk moeilijker uitvoerbaar want als je als werkgever moet beslissen om die of die persoon aan te nemen, dan spelen er vele factoren mee. Of iemand al dan niet een handicap heeft, zou niet mogen meespelen. In de praktijk is dat een zeer moeilijke discussie, zo blijkt. We moeten blijven inzetten op de mentaliteitswijziging, samen met Voka, UNIZO en Jobkanaal, en nog veel meer dan nu. Ook de VDAB moet daar meer bij worden betrokken. Ik krijg soms signalen dat personen met een handicap een gunst moeten krijgen. Neen, men moet zeggen: die persoon heeft een handicap, maar die kan dit en dat en dat. Ze zouden zichzelf beter moeten kunnen verkopen. Ze moeten ook assertiever zijn. Ook dat is de boodschap. Ik hoop dat dat in de toekomst kan verbeteren. Ik zal het verder blijven opvolgen.
De voorzitter : De heer Janssens heeft het woord.
De heer Chris Janssens : Minister, het is inderdaad opvallend dat een aantal essentiële gegevens uit het onderzoek minstens voor een groot gedeelte verkeerd worden weergegeven op de voorpagina van een krant. Je kunt dan inderdaad met de vinger wijzen in de richting van de journalist, en terecht. Anderzijds vraag ik me af waarom de onderzoeker zelf daar niet op gereageerd heeft. Ik neem aan dat hij heel wat tijd heeft gestoken in dat onderzoek. Er zijn 786 vacatures verstuurd. Ik neem aan dat niet alleen het reageren daarop maar ook het werk in een heel team vrij omslachtig is geweest en heel wat tijd in beslag heeft genomen. Als dan de conclusies van je onderzoek op de voorpagina van de krant volledig onderuit worden gehaald, of als minstens de essentiële boodschap die in een krantenartikel wordt meegegeven, bijna contradictorisch is aan wat je onderzoek heeft willen aantonen of heeft bewezen, dan zou ik als onderzoeker toch in mijn pen kruipen of naar de telefoon grijpen om dat allemaal recht te laten zetten. Ik betreur dat dat niet is gebeurd, want de schade voor de doelgroep blijft wel overeind.
Gisteren bij de bespreking van het groenboek over de zesde staatshervorming heeft professor Sels het er een aantal keer over gehad hoe de arbeidsmarkt er in een ideale wereld zou uitzien. In een ideale wereld zouden mensen met een beperking evenveel kansen hebben op een job als mensen zonder beperking. In de realiteit blijkt dat we daar nog ver vandaan zijn.
A la limite ik probeer het voorzichtig te verwoorden want ik wil zeker niet verkeerd worden begrepen kun je nog begrip opbrengen voor een werkgever die wordt geconfronteerd met een persoon met een handicap die komt solliciteren. De werkgever vraagt zich af of hij zichzelf of het bedrijf niet extra gaat belasten en of die persoon wel dezelfde productiviteit zal hebben. A la limite kun je begrip opbrengen voor die bedenkingen. In de praktijk en uit de ervaringen blijkt dat dat helemaal niet zo hoeft te zijn, want er zijn sinds de start van de VOP meer dan tienduizend mensen mee aan de slag gegaan. Er blijken dus in de realiteit voldoende positieve ervaringen te zijn. Het is toch wel zeer belangrijk. We moeten de nasleep van dit krantenartikel, dat een negatieve impact op de doelgroep zou kunnen hebben, zeker compenseren met meer communicatie en meer sensibiliseren van werkgever. We moeten voldoende benadrukken dat er meer dan voldoende positieve ervaringen zijn van mensen met een handicap die op een succesvolle manier een job uitoefenen.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : U mag er zeker van zijn dat ik denk dat we de VOP moeten blijven hanteren. Ik ben het er ook mee eens dat we moeten blijven sensibiliseren. Maar het meest fundamentele vind ik dat we moeten afstappen van de idee dat je bij het solliciteren moet vermelden dat je een handicap hebt. Als ik zou solliciteren voor een job, dan zet ik in mijn sollicitatiebrief in eerste instantie niet waarom ik misschien wat minder geschikt ben om een bepaalde functie op te nemen, maar wel waarom ik denk dat ik de beste ben om die job wel te krijgen. U zei het al, mijnheer Van Malderen, het geldt voor alles wat personen met een handicap betreft: laat ons stoppen met de aandacht te vestigen op wat ze niet kunnen maar meer de aandacht vestigen op wat ze wel kunnen. Als ik heel eerlijk ben, dan zie ik in sommige disciplines ik denk aan topsport dat mensen met een handicap dichter bij ons staan dan de topatleten die prachtprestaties leveren. Laten we ons focussen op wat die mensen wel kunnen. Mensen uit de G-sport kunnen heel veel, misschien wel meer dan wij kunnen in bepaalde omstandigheden.
De voorzitter : De vragen om uitleg zijn afgehandeld.