Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 11/12/2013
Vraag om uitleg van mevrouw Tine Eerlingen tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over het inrichten van volkstuinen in agrarisch gebied
- 464 (2013-2014)
De voorzitter : Mevrouw Eerlingen heeft het woord.
Mevrouw Tine Eerlingen : Voorzitter, de laatste tijd is de vraag naar volkstuinen groot. Om die reden zijn lokale besturen op zoek naar geschikte locaties om nieuwe volkstuinen in te richten. Blijkbaar stoten ze daarbij op moeilijkheden op het vlak van de vergunbaarheid.
De geschikte locaties die lokale besturen denken te hebben gevonden, liggen vaak in agrarisch gebied. Daar is immers nog open ruimte. Blijkbaar mogen daar echter geen volkstuinen komen.
De gemeentebesturen van Mechelen en Waregem zitten met de handen in het haar. Het stadsbestuur van Waregem moest zelfs op het grondgebied van de buurgemeente Zulte een geschikt terrein zoeken. Ook daar gaat het echter om agrarisch gebied. Volgens de pers overweegt het stadsbestuur de minister om een uitzondering te vragen die het mogelijk zou moeten maken daar toch volkstuinen in te richten. Ik heb in de pers gelezen dat de minister ondertussen die vraag zou hebben gekregen. Ik hoop dat hij daar een antwoord op kan geven.
In het antwoord van minister-president Peeters op een schriftelijke vraag van de heer Peeters staat te lezen dat volkstuinen volgens de huidige regelgeving niet verenigbaar zijn met een bestemming als agrarisch gebied. Dit is een vreemde redenering. Soms gaat het immers om restgebieden of om percelen waarop al lang geen landbouw meer plaatsvindt. Uit dat antwoord blijkt eveneens dat er een overleg met het kabinet Ruimtelijke Ordening zou plaatsvinden om de planologische regelgeving hierover te bekijken.
Minister, wat is precies het probleem? Om welke reden is de inrichting van volkstuinen in agrarische gebieden niet mogelijk?
Hebt u intussen overleg gepleegd met minister-president Kris Peeters, minister van Landbouw? Zo ja, wat is daar het resultaat van? Of wanneer is dat overleg gepland?
Wat is uw visie op het ruimtelijk kader bij de aanleg van volkstuinen? Moet men voor de aanleg van volkstuinen telkens een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) opmaken, want dat vraagt natuurlijk ook heel wat tijd?
Zult u de regelgeving inzake ruimtelijke ordening eventueel aanpassen zodat volkstuinen ook in agrarische gebieden kunnen worden ingericht?
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Ik stel samen met u vast dat er lokaal toch wel wat nieuwe projecten voor volkstuinbouw of kleintuinbouw worden opgestart, vaak op restgronden, maar evenzeer in een homogeen landbouwgebied.
Binnen de context van de Vlaamse Codex is er geen stedenbouwkundige vergunning vereist voor het louter gebruik van gronden in functie van tuinieren. De aanleg van volkstuintjes is dus in alle bestemmingscategorieën mogelijk. Zodra de inrichting van zon volkstuintje gepaard gaat met de aanleg van verhardingen of het oprichten van constructies, serres, huisjes en gebouwen is een stedenbouwkundige vergunning vereist, net zoals in andere gebieden. Het kan dan gaan om kleine constructies, zoals de serres en tuinhuizen die ik net vermeld heb, maar ook om grotere gebouwen zoals een clublokaal, cafetaria of de aanleg van een grotere parking.
In woongebieden en zones voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut, parkgebieden of gemengd openruimtegebieden zijn al die constructies en gebouwen in principe vergunbaar. De andere bestemmingsgebieden zijn in hoofdzaak bestemd voor andere functies, zodat volkstuinen hier als zonevreemd moeten worden beschouwd. Maar ook daar ook in agrarisch gebied kunnen kleine constructies worden toegestaan en vergund.
Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de bepalingen van de Vlaamse Codex voor sociaal-cultureel of recreatief medegebruik artikel 4.4.4. Volkstuinen en recreatief medegebruik is ook daar aanvaardbaar, voor zover dergelijke constructies door hun beperkte impact de algemene bestemming van het gebied niet in het gedrang brengen. Op het moment dat het concreet wordt, moet men dat vaak lokaal verder bekijken. Aangezien agrarische gebieden bestemd zijn voor professionele landbouwactiviteiten zijn vormen van hobbylandbouw eerder als sociaal-recreatief medegebruik te beschouwen en dient gebruik te worden gemaakt van die decretale afwijkmogelijkheid. Als die constructies in open, homogene landbouwgebieden, in overstromingsgebieden of bijvoorbeeld in percelen die moeilijk bereikbaar zijn, liggen, speelt het principe van goede ruimtelijke ordening een belangrijke rol. De vergunningsverlenende overheid moet op dat moment bepalen of zij al dan niet een vergunning aflevert. Dat is de filosofie.
U had het over een concreet geval. Het kan in agrarisch gebied, maar het afwegingskader moet bepalen of het wel of niet vergund wordt.
Het is vanzelfsprekend dat hierover overleg werd gepleegd met de minister-president, de minister van Landbouw. Er is namelijk een duidelijke verwevenheid tussen de beleidsdomeinen Ruimtelijke Ordening en Landbouw. We zijn tot een consensus gekomen over de mogelijkheden voor de aanleg van volkstuintjes in agrarisch gebied. Die consensus bevat drie punten. Ten eerste is overeengekomen dat het gebruik in agrarisch gebied kan. Ten tweede kunnen kleine constructies vergund worden in agrarisch gebied via de afwijkingsbepalingen die ik daarnet heb aangehaald. Ten derde kan de gemeente steeds een RUP opmaken indien ze meer mogelijkheden wil geven voor die vorm van tuinieren. Als het duidelijk moet worden vastgelegd, kan dat dus via een gemeentelijke RUP, waar de aanleg van verhardingen, grotere constructies enzovoort wel of niet mogelijk wordt gemaakt.
Bij de beoordeling van de bouwaanvragen voor kleine constructies in volkstuintjes die gelegen zijn in agrarisch gebied, is een advies van de administratie Duurzame Landbouwontwikkeling vereist sinds 1 september 2013. In dat advies kan de administratie de eventuele impact van de aanleg van dergelijke volkstuinparken en bijhorende constructies op de landbouwstructuur nagaan. Op dat overleg met minister-president Peeters werd ook afgesproken dat de Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling hiervoor een intern afwegingskader zou opstellen. Niet elke situatie is immers gelijk. Een kleinschalig project op een restperceel in de onmiddellijke omgeving van een stad is wellicht heel anders dan een ingreep midden in een open polderlandschap. Het afwegingskader dat door de afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling wordt opgemaakt, kan daarbij hulp bieden.
Bij de aanleg van een nieuw volkstuinpark moet vooral rekening worden gehouden met de lokale inpassing in de ruimtelijke structuur van het gebied. Dat is wat ik daarnet al zei: het moet lokaal worden bekeken. Veel hangt af van de situatie op het terrein en de mate waarin dergelijke initiatieven structurele schade zouden toebrengen aan de landbouwstructuur. Kleinschalige initiatieven kunnen volgens mij zeker op restgronden aanvaardbaar zijn.
Indien een gemeentebestuur de specifieke inrichting van volkstuinen wil vastleggen en eventueel bijkomende mogelijkheden wil bieden voor bepaalde constructies, kan zij altijd een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) opmaken, voor zover dat niet mogelijk zou zijn binnen de huidige bestemmingsvoorschriften.
Aangezien volkstuinen binnen verschillende bestemmingsgebieden mogelijk zijn, meen ik dat we geen uitzonderingsbepalingen of decretale aanpassingen nodig hebben.
De voorzitter : Mevrouw Eerlingen heeft het woord.
Mevrouw Tine Eerlingen : Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik begrijp dat het wel degelijk mogelijk is om volkstuintjes ook in agrarisch gebied mogelijk te maken. In principe kan het dus, maar er moet telkens een afweging worden gemaakt waar dat kan gebeuren. Dat is ook logisch. Het is natuurlijk niet mogelijk om zomaar overal constructies te plaatsen. Er is dus een advies nodig van de Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling van de administratie Landbouw. Ook zij kunnen een afweging maken ter zake, die dan overal gelijk zal zijn.
Blijkbaar zitten heel wat gemeenten daar wat mee in de knoei. Hoe moeten ze daarmee omgaan? Kan dat nu of niet? Bent u van plan om eventueel de gemeentebesturen op de hoogte te brengen van een uitzonderingsmaatregel, of vindt u dat ze al voldoende op de hoogte zouden moeten zijn van die regeling? Ik heb de indruk dat er nog niet echt duidelijkheid is bij gemeentebesturen over de te volgen procedure.
De voorzitter : De heer Ceyssens heeft het woord.
De heer Lode Ceyssens : Minister, ik zou toch enige verduidelijking willen. Ik was niet van plan om me hierin te mengen, maar uw antwoord verbaast me toch enigszins. Ik heb u op 2 maart 2011 in deze commissie ook ondervraagd over de volkstuintjes, naar aanleiding van het feit dat uw administratie pleitte voor het maken van een ruimtelijk uitvoeringsplan voor sommige volkstuintjes. U hebt dat toen ontkracht. We hebben er toen nog wat grapjes over gemaakt dat er een ruimtelijk uitvoeringsplan per groentesoort zou moeten worden gemaakt. Dat bleek niet nodig.
U hebt me toen letterlijk het volgende geantwoord: Volkstuinen zijn een residentieel-recreatieve voorziening. Nieuwe volkstuinen zijn bijgevolg toelaatbaar en vergunbaar binnen woongebieden, woonuitbreidingsgebieden en recreatiegebieden ( ). Ik heb het agrarisch gebied toen op geen enkel moment horen vernoemen. Ik stel vast dat dit vandaag ineens wél kan. Volgens mij bestond op 2 maart 2011 de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening ook al, en is er op dat vlak niet veel gewijzigd. U verwijst naar die kleine constructies in agrarisch gebied. Volgens mij is in dat geval inderdaad het Vrijstellingenbesluit van toepassing.
Ik neem dat er even bij. Dit valt niet onder constructies met een maximumhoogte van 3,5 meter, als ze dienen voor de teelt of bescherming van landbouwgewassen en na de oogst worden verwijderd. Het gaat ook niet over open afsluitingen met dwarslatten. Een schuilhok voor weidedieren of een krengenhuisje lijkt het me ook al niet te zijn. Het lijkt me ook al niet te gaan over draineren. Misschien is strikt noodzakelijke toegangen tot en opritten naar wel van toepassing, maar dan blijkt men het ook heel duidelijk te hebben over agrarische bedrijfsgebouwen. Ten slotte heeft men het nog over bijenstallen of bijenkorven. Uw antwoord bevreemdt me dus toch enigszins.
Minister Philippe Muyters : Ik zou zelf moeten nakijken wat er in 2011 is geantwoord. Ik ga ervan uit dat het klopt wat u zegt.
Ik heb de stand van zaken gegeven: we hebben daarover overlegd met de minister van Landbouw en zijn eensgezind over wat wel en niet kan. Dat breng ik nu naar voren, naar aanleiding van de vraag van mevrouw Eerlingen. Dat is de huidige situatie. Ik moet even bekijken of dat in tegenstrijd is met wat er in 2011 is geantwoord op een vraag om uitleg, en waar dan de fout zit. U moet begrijpen dat ik na meer dan duizend vragen niet meer precies weet wat ik heb geantwoord op al die vragen, laat staan dat ik nog de details zou kennen van alle antwoorden. Sta me toe dat even te checken, waarna ik u zal uitleggen waar er al dan niet sprake is van tegenstrijdigheid en wat dan de juiste interpretatie is.
Mevrouw Eerlingen, we hebben afgesproken dat we die informatie zullen verspreiden als dat afwegingskader is gemaakt vanuit Landbouw.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.